s 1 is i s El f.sfliia=l- x^ Zaterdag 10 Januari 1931 45e Jaar gang No. 16 Voor den Zondag. Uw God vergeet niet. Uw wil geschiede. Letterkundige bijdragen. De Klop op de deur. 0 p> m €-+• <D "to tvfci CD P p p a p p CD H 2 p >-* M B.1:0 E w l o 1 to ff®?3 W93 v-' H O&i^H C ;q t-* -P Pw 3 5" co o o „2 o tT O? i® ST P U ST 7 w —J tnCfl a <-♦- a S«" A U s" g<§0 °S 2j pj J. a cd m S p p. °3 p n 5 So <w ■w it» tss «O X to to H» X CO 10 opgelost, maar nu heb je het vierde weer niet opgestuurd. Jullie moet ze allemaal sturen, anders kan ik geen prijsje geven hoor. „Boschviooltje." Echt gezellig vind ik het zoo'n langen brief. Jij heb je dus niet verveeld in de vacantie. Zijn de meisjes ook nog bij jou geweest? Hoek. „Studentje." Kom jij ook eens bij ons kijken, nu een student kunnen we wel gebruiken. Schrijf je er een volgende keer ook een briefje bij? Bresken s. „Zonnestraaltje." Ja, 't heeft hier ook een beetje gesneeuwd, maar veel was bet niet. In het raadsel voor de grooteren heb je een klein foutje gemaakt. Gezellig, dat het zoo druk was op de bazars. Kamperland. „Rozeknop." Echt jam mer, dat je niet mee kon naar bet Kerst feest, nu heb je het thuis zeker gevierd? Ja, ik vind het ook wel gemakkelijker als je een andere naam neemt; je kunt er vast wel een bedenken. „Zangvogeltje." Echt leuk, wat je me schreef, maar 'k zal er niets van te rugschrijven hoor. Jammer dat de kaart niet verzonden is. Nee, ik ben niet naar de zang geweest. Middelburg. „Nachtegaaltje." Leuk dat ik weer eens een kiekje van je krijg. Nee, ik weet niet waar bet genomen is. Van het feest heb ik gelezen. Heb je veel plezier ge had? Stavenisse. „Mulderinnetje." Je moest maar eens zonder ijs kunneu oefenen hé, maar wie weet, als er ijs komt, dat het dan nog wel wat meevalt. Heb je bei schilderijtje al opgehangen? Ierseke. „Boterbloempje". Je zusje vindt het zeker wel prettig om juist op Kerstdag Jarig te zijn. Neen, die boeken heb ik niet gelezen. Heb je ze allebei van de Zondags school? „Slaapmutsje" en „Sneeuwklokje". Allereerst hartelijk gefeliciteerd met S. baar verjaardag. Een parapluie kun je tegenwoor dig wel gebruiken hè? De meesten hebben het laatste woord niet gevonden. Dat zal ik dan maar niet meetellen. N. en St. J00sland. „Breistertje" en ..Bij de handje". Jullie beginnen het jaar goed, door mee te gaan doen aan ons hoek je. Misschien wil „Breistertje wel een ande ren schuilnaam bedenken, want deze is er al. Jullie kunt wel om de veertien dagen schrijven, iederen keer als de prijsraadsels er in gestaan hebben. Groede. „Balroosje" en „De kleine Mo lenaar". 'tWas een heel ziekenhuis bij jul lie, maar je hebt elkaar meteen mooi gezel schap kunnen houden. Fijn dat jullie zelf een kerstboom hadden. Was het gezellig bij Grootvader? Z aam slag. „De jonge Landbouwer". Misschien komt er wel weer eens een lang verhaal, maar dat andere zal er wel niet meer inkomen. Je bent al heel wat keer tjes in Goes geweest, woont je grootvader hier ook? Nieuwdorp.„Fluweeltje" en „Bloemen meisje". F. is maar fijn uitgeweest in de vacantie. Dat boek van B. heb ik ook ge lezen. 'tls prachtig hè? „Ceder". Jij hebt heel .wat genoten in de vacantie. En nu zijn jullie natuurlijk ijverig de samenspraak aan het leeren. Gaat het al een beetje? Ik las, dat jij ook orgel speelt, heb je al lang les? „Rakkertje". De kaart heb ik ontvan gen, 'twas een mooie hoor. En is het je goed bevallen bij je vriendin? 'tWeer was gelukkig heel wat beter hè? „Boerinnetje" en „Juffertje". Het trof, dat jullie ook Kerst feest van de M. V. hadden. Hoefden jullie daar niet zoover voor te loopen? Het laat ste raadsel was bijna goed, dat voor de kleineren ging zeker wel gemakkelijker. „Va- dershelper" en „Zonnebloempje". Flink dat jullie al de raadsels hebt kunnen vinden. Er waren wel een paar moeilijke bij hè? Neen, in de vacantie was het weer niet zoo mooi, maar het is toch ook wel prettig, als 'tniet zoo erg koud is. „De Ruiter" en „Klimroosje". De vorige keer is de brief te laat gekomen, dus kon ik hem niet beant woorden. K. speelt nu zeker iederen dag met de pop. Zijn de kleertjes al klaar? Ik ben benieuwd of er nu op het volgend rapport van De R. ook negens staan. Aagtekerke. „Meidoorn" en „Agaath" Jullie hebt het pakje wel laat gekregen hè. De ansicht heb ik ontvangen. Jullie hadden een mooie uitgezocht. Jammer, dat je het vierde raadsel niet kon vinden. Er stond toch geen fout in. „Pauw" en „Zwaluw". Z. heeft een prachtig boek gekregen hoor. Had hij het al eens gelezen? Leuk dat Klaver bloem ook juist in M. was. Dat was een heele verrassing. Jullie kent zeker niet zoo veel neefjes? Krabbendijke. „Klimop". Jij hebt het wel wel echt gezellig gehad in S. Ben je ook nog naar Vlissingen geweest? t Pootje baden viel zeker niet mee? „Fruitkweekertje". De voordracht heb je dus goed gedaan, ja, zoo'n gezellig avondje is altijd veel te gauw voor- St. Laurens. „Klaproos". Prettig dat je nu bij haar mocht logeeren. Je hebt het zeker wei naar je zin gehad. Op zoo'n manier is de vacantie gauw voorbij hè? „Kernoffel". 'tWas zeker wel vreemd toen Vader en Moeder uit waren, hebben jullie veel ondeugends uitgehaald? Neen, je zult nu wel geen prijs hebben. „Kerklaantje". Jul lie hebt wel feest gehad in de vacantie. Prettig, dat je ook naar het Kerstfeest mocht. Je hebt zeker al heel wat boekjes? „Win terkoninkje". Als je de raadsels toch alleen op moet lossen kun je het maar beter zoo doen. Leuk, dat Koos er ook juist was. Is zij een nichtje van je? „Rozeknop". Ja, ik heb ook erg gezellige kerstdagen gehad. Als je van school af mag, kom je dan thuis om Moeder te helpen? Heb je daar meer zin in? 'tZal wel gezellig zijn als je zusje ook meedoet. Wolfaartsdijk. „Leeuwtje". Nu, ik hoop ook dat al die wenschen van jou in vervulling gaan. Als je in Goes op school gaat mag je even goed mee blijven doen, er zijn er wel meer bij, die al op de Mulo zijn. „Prins Maurits". Wat gezellig zeg, dat jul lie allemaal muziek maken, 'k had het wel eens willen hooren. Is Moeder nu al weer heelemaal uitgerust van al de, drukte? Wai je laatste vraag betreft, dat is drie weken na nieuwjaarsdag. De kaart heb ik ontvangen. „Maarten Tromp". Wil je alle drie de jari gen van mij ook feliciteeren, jullie hebt nu zeker de heele week gefeest, 't Hindert niets hoor, dat de datums er niet bij staan, ik kan ze zoo ook wel uitzoeken. Serooskerke. „Winterkoninginnetje" Voor jou was het dus niet zoo erg dat je niet zoo lang vacantie had. Ik geloof wel dal ik dat boekje al eens gelezen heb. „Kievit" en „Duifje". Jullie vond het zeker niet zoo heel erg dat grootmoeder 's avonds niet te rug kon. Nu heeft Duifje er al weer een hoekje bij, mag hij daar 's avonds ook in lezen? „Sam en Piet". Jullie kent die men- schen dus wel, ja, zoo'n gezin wordt wel zwaar getroffen. Als je zooiets hoort mag je wel heel dankbaar zijn voor al het goede dat je zelf geniet. „Willem van Oranje en De Ruyter". Fijn dat jullie telkens mee mogen met de wagen, dat zijn nog eens buiten kansjes, hé. In Middelburg vinden jullie het zeker wel het prettigst. „Parker". Jammer dat je niet meer mee kunt doen, maar ja, 't schoolwerk gaat voor hé. Als je broertje mee gaat doen hoor ik zeker ook nog wel eens iets van jou? „Blauwoog" en „Koren bloempje". Nu gaan jullie in de Paaschva- cantie zeker in K. logeeren, of komen ze dan weer bij jullie? Dus gister was het ouder avond, mochten van jullie er nog naax toe om te zingen of zoo iets? Vrouwepolder. „Twee Vriendin netjes". Het is deze keer dus eigenlijk een brief van een vriendinnetje. Een volgende keer schrijven jullie zeker weer allebei Hebben jullie een prettige vacantie gehad? 's Gravenpolder. „Goudoevertje". Als je uit bent geweest zooals je zusje weet je veel meer te schrijven. Een volgende keer is jou brief misschien ook wel weer wat lan ger. „Grandifloor". 'k Kan begrijpen dat je het naar je zin hebt gehad, leuk dat je ook nog in Goes bent geweest, 'k heb je niet ge zien hoor. St. Maartensdijk. „Adelaartje". Ja, 't boekje leek mij ook wel mooi. 'k Heb hel niet heelemaal gelezen, maar wel even door gekeken. Wat heb je in de vacantie gedaan? 's H. H. k i n d e r e n. „Madeliefje". Zou je wel in Rotterdam willen wonen, of blijf je maar liever in je dorp. Ja, 'tkan soms erg warm zijn in den trein, maar dat is toer nog prettiger dan dat het er zoo koud is. Oplossingen van de Prijsraadsels: 15 Nov. I. Het geheim van alle zegen, is in Gods gunst gelegen. Onderd.: Galilea, Ge nesis, Simson, Hethieten, vogels, zingen, deugd. II. Wie een noot wil smaken, moet ze kra ken. Onderd.: Willem, warm, zes, anno, kat, teeken, Koos, tin. 29 Nov. I. Alle nichtjes en neefjes ont vingen van elkaar een cadeautje. Onderd.: feest, chocolade, Sint Nicolaas, jong, Het Vo gelnestje, Januari, Nanne, kever. II. Naar vijf December verlangt ieder kind. Onderd.: Linten, ark, vinger, Decem ber, vijf, dek, daar. 13. Dec. I. Hij die als vriend hier binnen gaat, komt nooit te vroeg maar steeds te laat. Onderd.: Soerakarta, November, gas, Midianieten, veranderlijk, Hein, bitter, haat, taal, ster, droog. II. Gehoorzaamheid siert een kind. On derd.: raderen, hit, zaag, kind, meester, hooi. 3 Jan. I. Merapi, Marken, Ermelo, Rijswijk, Arnhem, Putten, Isselt. II. Januari louwmaand. Onderd.: raam, Juni, woord, laan, mis. Hier volgen de raadsels. I. Voor de grooteren: Mijn geheel bestaat uit 35 letters. I. 9. 18. 14. 35. 29. 23. 7. 2 is een be kende plaats in Zeeland. Bloemen moet men steeds voorzien van 27. 19. 21. 5. 31. II. 28. 33. 9. 22. 15. 19. is een landstreek in Palestina. 20. 13. 32. 16 is een meisjesnaam. Met een 17. 19. 6. 26 kan men meten. Een 30. 34. 16. 10 is van hout. 4. 23. 6. 8. is onmisbaar in den handel. Door 3. 13. 24. 25. 10 kan men kou vatten. 12 is een medeklinker. Ingez. door „Ceder". II. Voor de kleineren: C Mijn geheel bestaat uit 26 letters. Een 1. 3. 23. 13. 20. 15. 4. is een reptiel. Een 14. 25. 9 is een boom. Een 1. 2. 3. 16 is een knaagdier. Een 11. 24. 18. 10 is een huisdier. 8. 21. 22 is een getal. Een 26. 12. 7 is een hond. 5. 6. 22. is een metaal. Een 17. 12. 24. 19 is een deel van een schoen. Ingez. door „Klaverbloem" Hattelijke groeten. TANTE DOLLY. Waar is de wilddief? Tevens een plaatje om te kleuren. Oplossing rebus vorige week: Eikerzee. 10 en <1 OO co to Hxx tfs co üj co CO Cn CD CO io CJJ CD O X^ CO po m 0 re— H- 5 o r*. co 01 - p - ja M C5V CO q M- B f" Xr pigOJ p CÜ H- K rfs. to CH O CO to co <1 to O co CJl B co 03 01 to CD to to I CO CO to ^4 CD co CO CO 03 Ol to 3 CO t-t, St" 8 g-o. w p N g-5 0 9 0 (D P- CD P Bwo CD ÖHDA<U6LAD Want God is niet onrechtvaar dig dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde dien gij aan Zijn Naam bewezen hebt. Hebr. 6:10. Daar is een oude legende. Men verhaalt daarin dat eens uit den hemel op aarde een engel nederdaalde, die in zijn rechterhand een brandende fakkel hield, en in zijn lin kerhand een vat gevuld met water droeg. De menschen die den engel zagen, ston den verbaasd, en vroegen wat dit beduidde. Toen antwoordde de engel: met deze fakkel wil ik den hemel in brand steken en met dit water wil ik de hel uitblusschen. Verwonderd vroegen de menschen wat den engel tot zoodanig voornemen bewogen had. En daarop ontvingen zij ten antwoord: dit wil ik doen opdat de Christenen zouden leeren God te dienen, niet in de hope daar mede den hemel te verdienen, noch ui: angst en vreeze voor de eeuwige verdoeme nis, maar alleen om Zijns Zelfs wil. Ér ligt in deze legende, dat kan niet ontkend worden, een gedachte die schoon is, en die oproept tot den dienst des Hee- ren, geheel los van alle bijbedoelingen Maar toch, zij is niet Schriftuurlijk, en komt niet overeen met de wijze van Gods doen, want in de Heilige Schrift houdt God de Heere de eeuwige zaligheid en de eeuwige verdoemenis schier op elke blad zijde ons voor oogen. Wij menschen zijn ook daarin waarach tige mensch dat loon en straf ons moet wor den voorgehouden, en dat dit voorhouden een gezegenden invloed heeft op ons ziels leven, en een krachtig middel is om ons af te houden van den weg des verderfs, en te doen bedenken wat tot onzen eeuwigen vrede dient. Denk, om dit te gevoelen, aan het woord van den apostel: God is niet onrechtvaar dig dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde dien gij aan Zijn Naam hebt bewezen. God is rechtvaardig, is een waarheid die in het midden der gemeente vaak te eenzij dig gekend wordt. Men denkt te veel aan de lieden der wereld, dat God de Heere de ongeloovigen en werkers der ongerech tigheid rechtvaardiglijk zal straffen, dai Hij den schuldige geenszins onschuldig houdt, en dat het vreeslijk is te vallen in de handen van den levenden God. Maar het Woord van God openbaari meer. God de Heere is rechtvaardig óók voor Zijn volk, voor Zijn kinderen des Konink- rijks. Hij is niet onrechtvaardig dat Hij hun werk zou vergeten, maar rechtvaardig door ook daarop te letten, en een loon der genade te geven. Er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven. Mijn God, in 's levens rampwoestijn, Leer mij te midden van de pijn, Gehoorzaam aan Uw wil te zijn: Uw wil geschied'. Dat slechts Uw goede Geest nabij, Mijn hart Hem tot een tempel zij. Doe verder naar Uw raad met mij: Uw wil geschied'. Vernieuw mijn wil van dag tot dag; Zoo nog Uw vaderoog iets zag, Neem weg wat ook het wezen mag: Uw wil geschied'. Dan, als ik deez' woestijn verlaat, Zing 'keens in eeuwig blijden staat, Niet meer met tranen op 't gelaat: Uw wil geschied'. P. HUET. Die tot God komt moet gelooven dat Hij is, en dat Hij is een Belooner dergenen die Hem zoeken. Doch al is -het dat onze God het werk Zijner kinderen niet vergeet, hun goede werken komen toch nooit in rekening om hen te rechtvaardigen, want het is alleen door het geloof in Christus dat wij ge rechtvaardigd worden. Dit neemt echter niet weg, dat het werk van Gods kinderen beloond wordt, zóó dat God Zijn eigen gave in hen kroont, want Hij is het die in ons werkt beide het wil len en het werken naar Zijn welbehagen. Hier is het dat Gods genade en recht vaardigheid elkander ontmoeten en saam zich vereenigen. Want het is uit genade dat Hij den arbeid der liefde beloont. Dat loon der genade heeft steeds de God- getrouwen bezield en bekwaamd tot groote dingen in het koninkrijk onzes Gods. Mozes weigerde de zoon van Farao's dochter genaamd te worden, verkiezende liever met Gods volk kwalijk gehandeld te worden dan voor een tijd de genieting der wereld te hebben, achtende de versmaad- heid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte, want hij zag op de vergelding des 1 o o n e> En dit geldt niet alleen voor Mozes, maar voor al Gods kinderen die het verstaan dat God de Heere loon en straf weet toe te leg gen, dat Hij rechtvaardig is, en dat Hij noon vergeet het werk Zijner kinderen en den arbied der liefde aan Zijn Naam bewezen. door Ina BoudierBakker. In dit eerste artikel van een kleine reeks bijdragen, die wij aan dit belangrijke en merkwaardige boek willen wijden, is een vluchtig overzicht van dén hoofdinhoud met enkele meer algemeene beschouwingen stel lig op zijn plaats. „De klop op de deur" is de klop des tijds op de deur van het leven. Ieder mensch zal eenmaal hetzij vroeg of later, maar ge beuren doet het zéker den klopper hooren vallen: Het is tijd, het is tijdDe klopper valt op de deur van uw ziel en ge weet: nu is het mijn tijd. Nu is het mijn tijd om op den achtergrond te treden, om mijn plaats te ontruimen. Deze Amsterdamsche familie-roman be gint rond 1860, eindigt rond 1920. Een tijd vak van enkele decennia dus, doch dat, wijl zoo menige belangrijke verandering zich voltrok, een zeer bizondere plants inneemt in de geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw, zoowel in de maatschap pij als in het gezin; op elk gebied, slaat het golven-rumoer van nieuwe tijden hoog óp tegen de muren van het oude, dat jaren wan, maar niet voor immer vaste grondslagen leg gen kon. Het oude moet plaats maken: het geen was, wordt tot verdwijnen gedoemd. En dat niet eenmaal, maar telkens en telkens weer voltooit een nieuwe tijd zijn verande rend, vernieuwend, verjongend werk ten koste van het oude dat ten doode gedoemd wordt. Te mogen leven in zulke tijden, waarin het signaal van vernieuwing met zoo korte tus- schenpoozen gehoord wordt, stemt eenerzijds dankbaar, maar toch ook beangstigend. Rijke schatten zijn juist op deze wijze ons deel geworden; enkel verlies is het niet ge weest. Maar daarnevens ging toch veel ver loren, dat wij gaarne en welbewust hadden willen behouden omdat het door geen ver andering te verbeteren was. En veel van de oude rust is ons ontroofd Van verlies en winst in meest uiteenloo- pende schakeering, typeerend het tijdperk waarin het zijn handeling vindt, is dit boek een waardevolle, wijl typeerende, kroniek met-eigen-stempel, waarin het leven gevoelig en toch objectief wordt beschouwd. Alles in deze roman staat gegroepeerd om één vrouwenleven: dat van Annètje Golde- weijn. Allereerst het leven in het ouderhuis, de vader, chirurgijn Goldeweijn, en Fransje Stevensen, de moeder. Maar het middelpunt, waartoe vader en moeder beide zich voelen aangetrokken in een sterke genegenheid, is Annètje, hun eenig kind, het jonge leven in het oude smalle huis op Het Water.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1931 | | pagina 7