DE ZEEUW
Het Geweten van RogerTrehern.
TWEEDE BLAD.
ni.
Staten-Generaal.
NIEMEU£R'S
Gemeenteraad van Goes
VAN
VRIJDAG 19 DEC. 1930. Nr 09.
ANTI-REVOLUTIONAIRE
JONGEREN-ACTIE.
De naam A.R.J.A., Anti-Rev. Jongeren
Actie, is niet zonder beteekenis.
De betiteling Jongeren is niet nieuw.
Ten tijde van Rehabeam en Absalom
vinden wij ze al, hoewel dit niet een
mooi voorbeeld genoemd kan worden
Wij zijn geen jongeren die alles moge
lijk achten en meenen dat er bij do
ouderen geen verstand en wijsheid is.
- Wij willen zijn zooals de heer Golijn
het in „De Standaard" van 8 Sept. ge
zegd heeft.
Jonge Anti-Rev. niet volgens familie
band of traditie, maar wij willen weten
wat Anti-Rev. is en wat de A.-R. partij
beoogt, wat haar geschiedenis is en wat
het beginsel is, dat haar drijft.
Jongeren wil zeggen: wordende
Anti-Rev., die begeeren eenmaal Anti-
Rev. te zijn.
Terwijl de Actie volgens den heer
Golijn is, mede te helpen tot omzetting
van de volksovertuiging.
„Gij moet, zoo schreef hij, mee doen,
Uw actie voeren. Uw actie moet zich
richten op de studie en ik juich dat van
harte toe, want gij kunt geen goede
A.R. zijn, tenzij gij tot het A.R. kernbe
ginsel doordringt.
Houdt U niet te veel bezig met de
problemen van den dag, doch vooral
met het diepste levensbeginsel en de
gevolgtrekking daarvan voor het geheele
terrein des levens.
Aan den anderen kant behoort gij
overtuigd te zijn dat beginselstudie niet
gemakkelijk is. Deze arbeid kunt ge
slechts goed verrichten onder leiding en
medewerking van de ouderen."
Terecht is daarom dan ook in de Sta
tuten der A.R.J.A. bepaald:
Art. 2. De A.R.J.A. staat op grondslag
van het program van beginselen der
A.R. partij.
Art. 3. Het doel der A.R.J.A. is om
onder het opkomend geslacht te geraken
tot geregelde bestudeering van staatkun
dige en maatschappelijke vraagstukken
vanuit A.R. beginsel.
Art. 4. Leden der A.R.J.A. kunnen zijn
jongerenorganisaties.
Ten eerste: Welker grondslag en doel
is, als omschreven in art. 2 3 dezer
statuten.
Ten tweede: Die in geregeld contact
staan met de A.R. Kiesvereeniging ter
plaatse op de wijze, zooals die door de
A.R.J.A. in overleg met het Centraal
Comité der A.R. Partij is overeengeko
men.
Ten derde: Welker leden in den regel
niet jonger zijn dan 18 a 20 jaar.
Studie hoofdzaak, zulks is noodig, om
tijdig in het opkomend geslacht een
kern te kweeken, die meer kennis van
de beginselen hebben, dan wel thans uit
komt.
Dit moet jong geleerd, dan wordt hei
oud gedaan en onderhouden.
Een der eerste vereischten daarbij is
wel een goede deugdelijke leiding.
Voor deze studie dient men iemand te
hebben die om 't zoo te noemen, boven
de leden staat, iemand waarvan kracht,
stuwkracht uitgaat en wiens lust het is
tot het welslagen mede te werken, en
niet zooals de J.V. een leider uit de
leden.
Als een tweede vereischte komt naar
voren de noodzakelijkheid dat de leden
ook liefde voor hun werk voelen en met
lust zich willen wijden aan zoo'n belang
rijken arbeid als deze is, en dat een ieder
overtuigd zij van de noodzakelijkheid
van deze studie.
Zoodoende zullen er waarschijnlijk
geen groote afdeelingen komen, maar
dat is ook niet noodig, als de aange-
F E U ILL ETON
door EVELYN EVERETT—GREEN.
3.)
(Vrij naar het Engelsch.)
„Natuurlijk. Waarlijk, dat is nog echt
iets van den goeden, ouden tijd: de land
heer en de zieleherder dezelfde naam,
familietraditie en zonder twijfel samen
onder één hoedje spelen."
„Je mag er de draak mee steken", zei-
de Roger in 't minst niet verstoord,
„maar ik verzeker je, dat het stelsel zijn
voordeelen heeft. Nu staat een neef van
mijn vader er dominee Trehern ze zijn
de dikste vrienden.
Natuurlijk zou ik een leerlingentijd
moeten doormaken, misschien ergens in
een stad, om later den ouden man te
gaan helpen want hij is ouder dan va
der, ofschoon nog gezond en wel. Maar
tenslotte zou ik er toch gekomen zijn
Het is geen rijke gemeente, maar dat
doet er niet toe. De pastorie is niet te
groot om ongezellig te zijn, maar ruim
en ouderwetsch, en vlak bij mijn lief, oud
thuis. Ja, ik had me al heelemaaJ ver
trouwd gemaakt met de gedachte me
daar te vestigen, tusschen al die men-
schen, die ik ken en waarmee ik opge
groeid ben. Het scheen me altijd zoo na-
sloten leden maar goede en trouwe le
den zijn.
Niet de kwantiteit maar de kwaliteit
is hier de groote factor.
Wat de werkwijze betreft, het vol
gende:
Het geheel kan natuurlijk plaatselijk
geregeld worden naar gelang de grootte
der vereeniging of naar plaatselijke
wenschen.
Individueelo werkzaamheden bestaan
in het grondig bestudeeren der stan
daardwerken van onze groote voorman
nen en een nauwkeurige voorstudie van
het te behandelen onderwerp op de ai-
deeling.
Indien mogelijk, als er in de omlig
gende plaatsen eveneens afdeelingen
zijn opgericht, kan tot het vormen van
een kring of een verband worden over
gegaan zooals de Ringen der J. V.
Op deze vergaderingen van het Ver
band zal dan door een der leiders der
partij of een op den voorgrond tredend
persoon 'n onderwerp behandeld kunnen
worden ongeveer zooals een leeraar dai
op school doet.
Dit onderwerp zal eerst op de plaat
selijke afdeeling worden ingeleid door
een der leden en nader worden bespro
ken.
Na voorstudie door elk der leden
thuis, verder in de plaatselijke afdee
ling onder goede leiding en vervolgens
door een ter zake kundig man in de
Verbandsvergadering, zal zeer zeker
zulk een onderwerp tot z'n recht komen
en elk der leden voldoende kennis hebben
opgedaan, om daarop later verder te
bouwen.
Verder kan nog practisch werk wor
den verricht, b.v. door zich in dagen van
verkiezingen beschikbaar te stellen als
Propagandacommissie ter verspreiding
van lectuur, het opnemen van stemmen
enz. waarvoor vooral bij de jonge men-
schen veel animo bestaat, en wat toch
ook noodig is. (Slot volgt.)
TWEEDE KAMER.
De Defensie-begrooting.
In de gistermiddag voortgezette ver
gadering van de Tweede Kamer is de
behandeling van hoofdstuk VIII (Defen
sie) van de Rijksbegrooting voortgezet.
De heer Van D ij k, A.R., bespreek*
het neutraliteitsvraagstuk door den heei
Marchant weer ter sprake gebracht, en
bestrijdt diens stelling, dat de doortocht-
verplichting van art. 16 van het Vol
kenbondspact ons noodwendig in den
oorlog moet trekken. Aanvaardt een staat
de aanwijzing van den eenstemmigen
Volkenbondsraad niet, dan bestaat voor
hem de neutraliteit. Aanvaardt hij ze
wel, dan kan hij zich aan zijn verplich
ting onttrekken met het oog op zijn mi
litaire en geografische positie.
Wanneer Nederland zich verzet tegen
schending van zijn neutraliteit, dan geeft
het dus zijn neutraliteit niet prijs.
De heer Marchant wil de beslissing
omtrent mobilisatie leggen in de handen
van het Parlement. Terecht kwam de
heer Slotemaker de Bruine in verzet
tegen de uitlating van den heer Mar
chant, dat het niet te verwonderen is,
wanneer het volk naar onwettige midde
len grijpt, nu de regeering omtrent mo
bilisatie beslist. De heer Marchant zeide
wel niet dat hij dit goedvindt, doch
evenmin het tegendeel. Elke onwettige
actie, van welken kant ook, wordt dooi
spr. veroordeeld.
Spr. bestrijdt vervolgens de uitlatin
gen van den heer Marchant over een
z.g. fascistische militie.
Wat de moties betreft, die van den
heer Ter Laan, kan den steun van spr
en diens fractie niet hebben. Wat de
motie-Van Zadelhoff betreft, meent spr.,
dat er behoefte bestaat aan particuliere
oorlogsindustrie om de benoodigde be
wapening te verkrijgen. Ook aan die mo
tie kan spr. dus zijn stem niet geven
De heer Oud, V. D., bestrijdt het be
toog van den heer Van Dijk omtrent de
beteekenis van de Volkenbondsverplich
tingen.
tuurlijk met hen te leven, hen op te zoe
ken als ze ziek waren, een wakend oog
te houden over de jongens en meisjes,
belang te stellen in hun leven op de boer
derij of in de arbeiderswoning, op de
molen of in de werkplaats. Er is geen
hoekje of gaatje in de gemeente, dat ik
niet ken en liefheb. En ik geloof, dat ze
me er wel graag zouden gezien hebben
Daar ik als kleine jongen zooveel thuis
was, kende men mij ook beter dan Nu
gent. Ik vond het een heerlijke gedachte
„dominee" te zijn en vaak beklom ik
den preekstoel en trachtte me voor te
stellen, dat ik de gemeente toesprak, me
afvragend, hoe ik me wel zou voelen. Ja,
ja, hét was een prettige droom."
Hij wachtte even en Noel rookte zwij
gend voort. Toen plotseling begon Ro
ger weer te spreken.
„Ik heb nu eenmaal een zwak voor
Transome Peveril. Maar laat ik je eerst
verder vertellen. Eindelijk ging ik naar
school en toen naar Oxford; maar ik
was laat met alles. Dat is de heele fout!
Ik heb praktisch genomen twee jaar
van mijn leven verloren en dat haal je
niet zoo gemakkelijk weer in. Maar toen
ik naar school ging, was ik sterk en ge
zond van lichaam, ofschoon met mijn
boeken, bij andere jongens van mijn
leeftijd ten achter en daar de lucht zoo
goed voor me was, zooals de doctoren
beweerd hadden, deed ik veel aan open
lucht gymnastiek. Toen ik hier kwam,
Wfl zijn thans volkenrechtelijk nieJ
meer vrij, doch zijn gebonden door het
Volkenbondspact.
Spr. acht het een verheugend ver
schijnsel, dat ons volk hoe langer hos
meer het wanhopige van de bewape
ningspolitiek gaat inzien,
Wij drijven niet naar revolutie, doch
doen alles om het gevaar af te wenden,
Wij waarschuwen de regeering voor dat
gevaar en wij zullen blijven waarschu
wen.
De heer W ij n k o o p, G. P. H., komt
op tegen de fascistische ja- en nee-poli
tiek van den heer Albarda. Sommige
mobilisaties keurt hij af, andere goed.
Daaruit blijkt dat al die heeren staar.
op het standpunt van het geweld, ook
de groote schreeuwer Marchant.
Het ideaal van Spr. is met geweld op
te treden tegen het kapitalisme.
De heer Heemskerk, A.R., zegt, dat
men zich kan beroepen op de dienstwei-
geringswet als men bezwaar heeft tegen
den militairen dienst op grond van g e-
wetensbezwaren.
Anders staat het met de soc.-dem. Deze
meenden, dat ook politieke gewe
tensbezwaren hadden moeten zijn erkend,
zooals bezwaren van anarchisten, bezwa
ren tegen het kapitalisme, humanitaire
bezwaren. De heer van Zadelhoff wensch-
te ,dat deze groepen massaal dienst
zouden weigeren. De vraag is nu, welke
houding men daartegenover moet aanne
men. De vrijz.-dem. partij zegt: ge moet
voor dat bezwaar uit den weg gaan. En
als inleiding daartoe wil zij art. 187 der
Grondwet wijzigen. Dat is een heel een
voudig kunstje. Als de vijand het land
overweldigd heeft, moet de Kamer be
slissen over mobilisatie. Dat is kinder
lijk onnoozel. De heer Marchant wil zijn
veiligheidsmacht tot handhaving van rust
en orde! De regeering moet óf het re
cept van den heer Marchant aanvaar
den: wij geven het land maar aan den
vijand over, óf zij moet het gezag handha
ven. En dan durven deze heeren, die ons
land in zulk een positie willen brengen,
nog van gewetensbezwaren spreken!
Daarna komt aan het woord de M L-
nister van Defensie, de heer
Deckers, die onder meer als zijn
overtuiging uitspreekt, dat evenals in 1914
de arbeiders Nederland in de ure des ge-
vaars niet in den steek zullen laten. Spr.
maakt slechts een uitzondering voor de
genen, die in dienst van een buitenland-
sche macht onze hoogste goederen willen
vernielen. Spr. vraagt den heer Albarda
of deze het niet met hem eens
is, dat onder de arbeiders meer
propaganda jnoet worden gemaakt
voor de internationale ontwapening,
de eenige, die tot een goed resultaat
kan leiden. Spr. heeft den indruk, dat
hier te veel propaganda wordt gemaakt
voor eenzijdige ontwapening. Wat de in
ternationale ontwapening betreft, zijn de
Nederlandsche gedelegeerden te Genève
verder gegaan dan anderen.
De heer De Visser, G. P. H.: En de
Russen dan?
De Minister: De heer De Visser
denkt zeker aan internationale bewa
pening.
De heer De Visser: Neen, algeheele
ontwapening.
De Minister wijst er op, dat Neder
land alles openbaar maakt, wat op het
gebied der bewapening hier te lande ge
schiedt. Spr. verzoekt de heeren en da
mes, die voor nationale ontwapening ijve
ren, met hem mede te werken ter bevorde
ring van de internationale ontwapening.
Tot die taak roept spr. de sociaal-demo
craten en vrijzinnig-democraten op.
De algemeene beraadslagingen worden
gesloten.
Vervolgens werd een begin gemaakt
met de behandeling der artikelen.
In de avondvergadering werd de be
grooting Zuiderzeefonds aange
nomen.
10-18 cents per half ons
_V00R FIJNPROEVERS
had ik dan ook al een zekere reputatie
voor mijn kracht en lenigheid."
„Je kwam hier nog al laat, zei je?"
„Ik was al goed negentien en ik voelde
veel meer voor sport dan voor studie!
Ik werkte dan ook zoo min mogelijk het
eerste jaar en sloeg een armzalig figuur
bij de examens. Ik deed veel aan roeien
en zeilen, zooals je misschien weet en
werd in mijn tweede jaar bijna in een
team benoemd. Ik weet niet wat er aan
scheelde. Ze zeiden, dat ik me te veel ge
traind of overwerkt had. In ieder geval,
mijn krachten begaven me, en ik kon
geen plaats krijgen in de Universiteits
boot, waarop ik mijn hart had gezet. In
een vlaag van wanhoop wierp ik me op
mijn boeken, en sloeg zeer tot mijn
eigen verbazing een heel fatsoenlijk
figuur aan het eind van het tweede
jaar en toen stortte ik heelemaal in."
„Hersenkoorts of zooiets?"
,,'k Weet niet, wat het was en ik ge
loof niet, dat een van die oude kwakzal
vers, die me behandelden, een steek wij
zer was. In ieder geval mocht ik niet aan
het derde jaar beginnen. Inplaats daar
van werd ik op reis gestuurd. Mijn moe
der was gestorven en het oude huis was
daardoor geheel en al voor me veranderd.
Voordien was ik met vacanties en zoo,
het liefst daar geweest, maar nu kon het
me niet meer schelen en ik ging reizen
en trekken, zooals ze me aanraadden.
Daardoor heb ik zooveel vreemde dingen
Gemeenterekening 1929.
Dhr v. V1 o t e n vraagt, of B. en W. het
schrijven van den accountant, ter beant
woording van de financieels commissie
voor hun rekening nemen. Verder zegt
spr,, dat de fin, comm. en de accountant
langs elkander heen redeneeren, Ieder
groepeert op eigen wijze de cijfers. Spr
vraagt, wat er mankeert aan de bereke
ning van de fin. coram .Haar cijfers zijn
niet aangevochten.
De begrootingen worden te Goes meest
al krap genomen. Het gevolg is: supple-
toire begrootingen. Daardoor gaat het
contact tusschen begrooting en rekening
verloren.
Naar Spr. meent is het beter een kost
prijsberekening van het gas, die niet met
de werkelijkheid klopt, achterwege te la
ten. Zij sticht meer kwaad dan goed. De
kostprijs van het gas was in 1929 hoo-
ger dan in 1928, niettegenstaande de om
zet grooter en de steenkolen goedkooper
waren. Spr wil een rekening, die een dui
delijk beeld van de exploitatie geeft.
Weth. v. M e 11 e antwoordt, dat het
alleen gaat om de bedragen voor distri
butie en de fabricage. De accountant
meent, dat deze splitsing anders had moe
ten verschillend. Daarover oordeelen di-
i verse autoriteiten verschillend.
I Dhr Crucq spijt het, dat de leden der
gascommissie de accountantsrapporten nu
niet meer thuis krijgen. Dat was vroeger
met het bureau-Limperg wel het geval.
Spr. is voor een juiste raming der voor
raden, enz.
Dhr v. Vloten heeft geen critiek wil
len oefenen op B. en W. en de Directie
der Gasfabriek. De schuldvraag wil Spr.
nietl stellen. Wel wil Spr. een andere
administratie bij de Gasfabriek.
Dhr v. Poelgeest hoort met genoe
gen, dat dhr Crucq de controle van het
bureau Limperg beter vond.
De voorzitter: het was veel duur
der.
Dhr G r u c q wil niet bij de Vereen,
van Ned. Gemeenten vandaan gaan.
Weth. v. M e 11 e zegt overweging van
het verzoek van dhr Crucq toe.
Dhr Eckhardt steunt het verzoek
van dhr Crucq.
De voorzitter zaï het verzoek over
brengen en antwoordt den heer v. Vloten,
dat zij op het accountantsrapport weinig
hebben aan te merken.
Dhr v. Vloten: het is eenigszins ne
gatief. Het behandelt de cijfers der fin.
comm. niet. En Spr. wil juist daarover
een discussie. Het gaat om de vooruit
zichten der gemeente. Niettegenstaande
het jaar 1929 gunstig was, sluit de re
kening met een nadeelig slot. Heeft dat
niets te zeggen? Maant dat niet tot voor
zichtigheid?
De voorzitter kan op dit oogenblik
geen bestrijding der cijfers van de fin.
comm. geven. Het is de vraag: is de
gemeenterekening juist of niet. B. en W.
zijn ook uiterst voorzichtig.
Weth. Goedbloed: het komt er op
neer, dat we in 1929 een bate hebben, die
we pas toucheeren in 1930 en 1931. B. en
W. zijn even voorzichtig als de fin. comm.
Maar ze mogen toch op die bate wel wij
zen.
Dhr v. V1 o t e n heeft met die verschui
ving rekening gehouden. En tóch is er
nog een tekort.
De gemeenterekening wordt hierna z.
h.st. aangenomen.
GEMEENTE-BEGROOTING 1931.
Algemeene Beschouwingen.
Dhr Crucq, s.d., wijst er op, dat we
staan aan het eind van een vierjarige pe
riode. Van het rechtsche bewind hebben
we weinig kunnen merken. Alleen het
vloekverbod zou genoemd kunnen wor
den.
Spr. behandelt nu de werkloozenzorg.
B. en W. willen de werkloozen naar het
B. A. verwijzen. Daartegen komt spr. op.
Bi en W. verwijzen naari de beruchte
circulaire van Ged. Staten. We zijn echter
geen filiaal van het Prov. Bestuur. We
behoeven niet direct een wenk van Gcd.
Staten te gehoorzamen. Of geldt ook nu
nog: De heeren van ter Goes, zijn zoo
zacht als appelmoes? We moeten als vrije
menschen beslissen.
gezien. Ik hield niet van plaatsen met
veel vreemdelingenverkeer. Liefst scheep
te ik me in op een of ander klein vaar
tuigje, dat allerlei onbekende plaatsen
aandeed. Gedurende al die maanden zag
ik geen boek, maar ik hield mijn oogen
goed open en maakte een studie van de
natuur en de menschen. Na twee jaar
ik was toen vier en twintig kwam ik in
Engeland terug en ging weer naar Oxford
om mijn studie te beëindigen en mijn
graad te halen. Ik had geen lust om in
de universiteitsgebouwen te gaan wonen
en nam daarom hier mijn intrek. Natuur
lijk waren al mijn oude studiegenooten af
gestudeerd, en ik voelde me een stuk
ouder dan de jongens, die hier rondloo-
pen. Ik las veel en volgde heel wat col
leges. Ik zorgde, dat ik overal wel wat
van wist en ik moet zeggen, dat mijn
examinatoren niet ontevreden waren. Ik
weet heel goed van mezelf, dat ik geen
hoogvlieger ben, maar toch heb ik me geen
oogenblik ongerust gemaakt, dat ik aan
het peremtoir examen om tot de bedie
ning te worden toegelaten niet zou kun
nen voldoen. Ik heb er zelfs geen seconde
over gedacht. Natuurlijk was het dom van
me, dat ik niet dieper op de kern van de
zaak ben ingegaan. En was ik op mijn
twee-en-twintigste gepromoveerd, dan zou
er natuurlijk niets in den weg geweest
zijn. Ik was toen een jongen en jon
gens nemen de dingen, zooals ze zijn.
Spr. beschuldigt Ged. Staten van bang
makerij. De meerderheid van Prov. Stap
ten deelt de houding van Ged. Staten
niet. Zij trok een bedrag uit voor steun
aan werkverschaffing in sommige ge
meenten.
Spr, keurt het af, dat de werkloozen
naar het Burg. Armbestuur worden ver
wezen. De openb, controle is dan weg, Al
les wordt binnenskamers behandeld. En
dan de werkioozen krijgen 't cachet van
armlastigen. Dat is oen belecdiging voor
een werkman. In het B. A. zijn de vakor
ganisaties niet vertegenwoordigd,
Spr. onderschrijft het adres van de drie
besturenbonden. Deze zijn nergens in ge
kend. Geheel deze geschiedenis is in
strijd met democratie en autonomie der
gemeente. Spr. wil f3000 voor werkloo-
zenzorfel op de begrooting brengen.
Spr. is ook voor een extra K^stuit-
keering van f 5 aan de georganieee/^c
uitgetrokken werkloozen.
Hierna behandelt Spr. het ondervq-,
aan school B. Het is noodig dat daar een
zevende leerkracht komt. Zoo noodig kun
nen van school A leerlingen worden over
geplaatst.
Spr. vraagt ook naar het gemeentelijk
badhuis. Zoo noodig zal spr. een voor
stel doen. Een dergelijke instelling is noo
dig.
Aan wandelplaatsen en arbeiderswo
ningbouw moet meer worden gedaan.
Middenstandswoningen worden er genoeg
gebouwd. Arbeiderswoningen worden er
weinig gebouwd en dan zijn ze alleen
nog maar te koop.
Spr. behandelt ook de aanbesteding
van het onderhoudswerk. De toegepaste
methode leidt naar knoeierij. Alleen eigen
beheer kan hier verbetering brengen.
Voor kleine werken kan een gemeentelijk
vakman worden aangesteld. Groote wer
ken kunnen in perceelen worden aanbe
steed.
Wat de radio-distributie betreft, deze
lévert reuzen-haten voor den exploitant
tfp. Hier worden slechts twee stations
doorgezonden. Alles moet hier op een
koopje. In andere plaatsen is de uitzen
ding veel heter.
Spr. is voor verlaging van de gasta-
rieven en verklaart zich tegen het maken
van groote winsten.
De fin. comm. heeft weer gezorgd voor
een pessimistisch rapport. Zij heeft ook
het Burg. Armbestuur daarin genoemd.
Als het waar is, dat zijn exploitatie niet
meer zoo gunstig is, pleit dit niet voor
het Bestuur. De exploitatie van het Wees
huis is verbazend duur.
Den post onvoorzien vindt spr. te laag.
Dien wil spr. verhoogen. Dan kan het
aantal opcenten op de fondsbelasting van
54 op 60 gebracht worden.
Dhr v. Bommel v. Vloten, V.B.,
trekt, het woord beschuldiging, dat1 de
fin. comm. aan 't adres van B. en W.
heeft gebruikt, terug, al is het een reactie
op het schrijven van B. en W. geweest.
Spr. ontkent, dat de fin. comm. niet vol
ledig geciteerd heeft.
Het is terecht, dat de fin. comm. in
haar rapport het Burg. Armbestuur ter
sprake heeft gebracht. Het is toch voor de
gemeente van groot belang, dat we een
rijk armbestuur hebben. Maar nu heeft de
comm. aangetoond, dat de uitgaven van
hot B. A. stijgen en de ontvangsten dalen
en in do toekomst nog meer zullen dalen.
Spr is nog steeds van meening, dat
de werkverschaffing behoort tot de taak
der gemeente. Maar nu Gedep. Staten
een beslissing hebben genomen, moeten
we ons daarbij neerleggen.
Het kan voor de werkloozen een be
zwaar zijn, dat ze zich tot een armbe
stuur moeten wenden. Maar dat bezwaar
is ondervangen. De werkloozen kunnen
zich nu wenden tot den stadsopzichter.
Financieel kan het ook geen bezwaar
zijn, want het Burg. Armbestuur is niet
van plan, verandering in de loonen te
brengen.
Het is een voordeel dat de werkver
schaffing nu buiten de politieke sfeer is
gebracht. Sommige 'Raadsledenl hebben
nu niet meer de gelegenheid het groeps
belang te dienen.
De toch reeds ondankbare taak van bet
Burg. Armbestuur wordt echter buiten
gewoon verzwaard. Dat is een groot be
zwaar.
Maar die drie jaar extra hebben mij tot
mensch gemaakt en hebben die hersencel
tot ontwikkeling gebracht, welke bij de
onvolwassenen nog stilstaat en die er een
mensch toe brengt dieper op de dingen in
te gaan. En dat heeft me op een weg
gebracht, die doodloopt."
„Waarover zit je dan in moeilijkhe
den?"
Roger stond plotseling op, zonder com
plimenten de rust van zijn hond versto
rend en ofschoon zijn woorden wat ruw
klonken, was er niets oneerbiedigs in toon
of blik.
„Wel, het is een kwestie van geloof.
„Aha!" zei Noel nadenkend.
„Ik heb je de heele situatie uitgelegd.
De kerk werd voor me gekozen, omdat ik
niet geschikt was voor de vloot of balie.
Als vanzelf sprekend legde ik me bij die
keus neer. Het leek me een aantrekkelijk
leven in die van ouds bekende omgeving.
Ik dacht, dat de menschen van me zouden
houden en dat ik van hen zou houden,
daar was ik zeker van. Ik dacht, dat een
aardig goede preek me wel zou zijn toe
vertrouwd om de menschen een beetje op
te beuren als ze ziek zijn, lijkt me wel
een baantje, waarvoor ik aanleg heb. Met
wat ververschingen en een praatje kom
je al een heel eind.
(Wordt vervolgd.)