DE ZEEUW Het Geweten van RogerTrehern. TWEEDE BLAD. ni. Staten-Generaal. NIEMEU£R'S Gemeenteraad van Goes VAN VRIJDAG 19 DEC. 1930. Nr 09. ANTI-REVOLUTIONAIRE JONGEREN-ACTIE. De naam A.R.J.A., Anti-Rev. Jongeren Actie, is niet zonder beteekenis. De betiteling Jongeren is niet nieuw. Ten tijde van Rehabeam en Absalom vinden wij ze al, hoewel dit niet een mooi voorbeeld genoemd kan worden Wij zijn geen jongeren die alles moge lijk achten en meenen dat er bij do ouderen geen verstand en wijsheid is. - Wij willen zijn zooals de heer Golijn het in „De Standaard" van 8 Sept. ge zegd heeft. Jonge Anti-Rev. niet volgens familie band of traditie, maar wij willen weten wat Anti-Rev. is en wat de A.-R. partij beoogt, wat haar geschiedenis is en wat het beginsel is, dat haar drijft. Jongeren wil zeggen: wordende Anti-Rev., die begeeren eenmaal Anti- Rev. te zijn. Terwijl de Actie volgens den heer Golijn is, mede te helpen tot omzetting van de volksovertuiging. „Gij moet, zoo schreef hij, mee doen, Uw actie voeren. Uw actie moet zich richten op de studie en ik juich dat van harte toe, want gij kunt geen goede A.R. zijn, tenzij gij tot het A.R. kernbe ginsel doordringt. Houdt U niet te veel bezig met de problemen van den dag, doch vooral met het diepste levensbeginsel en de gevolgtrekking daarvan voor het geheele terrein des levens. Aan den anderen kant behoort gij overtuigd te zijn dat beginselstudie niet gemakkelijk is. Deze arbeid kunt ge slechts goed verrichten onder leiding en medewerking van de ouderen." Terecht is daarom dan ook in de Sta tuten der A.R.J.A. bepaald: Art. 2. De A.R.J.A. staat op grondslag van het program van beginselen der A.R. partij. Art. 3. Het doel der A.R.J.A. is om onder het opkomend geslacht te geraken tot geregelde bestudeering van staatkun dige en maatschappelijke vraagstukken vanuit A.R. beginsel. Art. 4. Leden der A.R.J.A. kunnen zijn jongerenorganisaties. Ten eerste: Welker grondslag en doel is, als omschreven in art. 2 3 dezer statuten. Ten tweede: Die in geregeld contact staan met de A.R. Kiesvereeniging ter plaatse op de wijze, zooals die door de A.R.J.A. in overleg met het Centraal Comité der A.R. Partij is overeengeko men. Ten derde: Welker leden in den regel niet jonger zijn dan 18 a 20 jaar. Studie hoofdzaak, zulks is noodig, om tijdig in het opkomend geslacht een kern te kweeken, die meer kennis van de beginselen hebben, dan wel thans uit komt. Dit moet jong geleerd, dan wordt hei oud gedaan en onderhouden. Een der eerste vereischten daarbij is wel een goede deugdelijke leiding. Voor deze studie dient men iemand te hebben die om 't zoo te noemen, boven de leden staat, iemand waarvan kracht, stuwkracht uitgaat en wiens lust het is tot het welslagen mede te werken, en niet zooals de J.V. een leider uit de leden. Als een tweede vereischte komt naar voren de noodzakelijkheid dat de leden ook liefde voor hun werk voelen en met lust zich willen wijden aan zoo'n belang rijken arbeid als deze is, en dat een ieder overtuigd zij van de noodzakelijkheid van deze studie. Zoodoende zullen er waarschijnlijk geen groote afdeelingen komen, maar dat is ook niet noodig, als de aange- F E U ILL ETON door EVELYN EVERETT—GREEN. 3.) (Vrij naar het Engelsch.) „Natuurlijk. Waarlijk, dat is nog echt iets van den goeden, ouden tijd: de land heer en de zieleherder dezelfde naam, familietraditie en zonder twijfel samen onder één hoedje spelen." „Je mag er de draak mee steken", zei- de Roger in 't minst niet verstoord, „maar ik verzeker je, dat het stelsel zijn voordeelen heeft. Nu staat een neef van mijn vader er dominee Trehern ze zijn de dikste vrienden. Natuurlijk zou ik een leerlingentijd moeten doormaken, misschien ergens in een stad, om later den ouden man te gaan helpen want hij is ouder dan va der, ofschoon nog gezond en wel. Maar tenslotte zou ik er toch gekomen zijn Het is geen rijke gemeente, maar dat doet er niet toe. De pastorie is niet te groot om ongezellig te zijn, maar ruim en ouderwetsch, en vlak bij mijn lief, oud thuis. Ja, ik had me al heelemaaJ ver trouwd gemaakt met de gedachte me daar te vestigen, tusschen al die men- schen, die ik ken en waarmee ik opge groeid ben. Het scheen me altijd zoo na- sloten leden maar goede en trouwe le den zijn. Niet de kwantiteit maar de kwaliteit is hier de groote factor. Wat de werkwijze betreft, het vol gende: Het geheel kan natuurlijk plaatselijk geregeld worden naar gelang de grootte der vereeniging of naar plaatselijke wenschen. Individueelo werkzaamheden bestaan in het grondig bestudeeren der stan daardwerken van onze groote voorman nen en een nauwkeurige voorstudie van het te behandelen onderwerp op de ai- deeling. Indien mogelijk, als er in de omlig gende plaatsen eveneens afdeelingen zijn opgericht, kan tot het vormen van een kring of een verband worden over gegaan zooals de Ringen der J. V. Op deze vergaderingen van het Ver band zal dan door een der leiders der partij of een op den voorgrond tredend persoon 'n onderwerp behandeld kunnen worden ongeveer zooals een leeraar dai op school doet. Dit onderwerp zal eerst op de plaat selijke afdeeling worden ingeleid door een der leden en nader worden bespro ken. Na voorstudie door elk der leden thuis, verder in de plaatselijke afdee ling onder goede leiding en vervolgens door een ter zake kundig man in de Verbandsvergadering, zal zeer zeker zulk een onderwerp tot z'n recht komen en elk der leden voldoende kennis hebben opgedaan, om daarop later verder te bouwen. Verder kan nog practisch werk wor den verricht, b.v. door zich in dagen van verkiezingen beschikbaar te stellen als Propagandacommissie ter verspreiding van lectuur, het opnemen van stemmen enz. waarvoor vooral bij de jonge men- schen veel animo bestaat, en wat toch ook noodig is. (Slot volgt.) TWEEDE KAMER. De Defensie-begrooting. In de gistermiddag voortgezette ver gadering van de Tweede Kamer is de behandeling van hoofdstuk VIII (Defen sie) van de Rijksbegrooting voortgezet. De heer Van D ij k, A.R., bespreek* het neutraliteitsvraagstuk door den heei Marchant weer ter sprake gebracht, en bestrijdt diens stelling, dat de doortocht- verplichting van art. 16 van het Vol kenbondspact ons noodwendig in den oorlog moet trekken. Aanvaardt een staat de aanwijzing van den eenstemmigen Volkenbondsraad niet, dan bestaat voor hem de neutraliteit. Aanvaardt hij ze wel, dan kan hij zich aan zijn verplich ting onttrekken met het oog op zijn mi litaire en geografische positie. Wanneer Nederland zich verzet tegen schending van zijn neutraliteit, dan geeft het dus zijn neutraliteit niet prijs. De heer Marchant wil de beslissing omtrent mobilisatie leggen in de handen van het Parlement. Terecht kwam de heer Slotemaker de Bruine in verzet tegen de uitlating van den heer Mar chant, dat het niet te verwonderen is, wanneer het volk naar onwettige midde len grijpt, nu de regeering omtrent mo bilisatie beslist. De heer Marchant zeide wel niet dat hij dit goedvindt, doch evenmin het tegendeel. Elke onwettige actie, van welken kant ook, wordt dooi spr. veroordeeld. Spr. bestrijdt vervolgens de uitlatin gen van den heer Marchant over een z.g. fascistische militie. Wat de moties betreft, die van den heer Ter Laan, kan den steun van spr en diens fractie niet hebben. Wat de motie-Van Zadelhoff betreft, meent spr., dat er behoefte bestaat aan particuliere oorlogsindustrie om de benoodigde be wapening te verkrijgen. Ook aan die mo tie kan spr. dus zijn stem niet geven De heer Oud, V. D., bestrijdt het be toog van den heer Van Dijk omtrent de beteekenis van de Volkenbondsverplich tingen. tuurlijk met hen te leven, hen op te zoe ken als ze ziek waren, een wakend oog te houden over de jongens en meisjes, belang te stellen in hun leven op de boer derij of in de arbeiderswoning, op de molen of in de werkplaats. Er is geen hoekje of gaatje in de gemeente, dat ik niet ken en liefheb. En ik geloof, dat ze me er wel graag zouden gezien hebben Daar ik als kleine jongen zooveel thuis was, kende men mij ook beter dan Nu gent. Ik vond het een heerlijke gedachte „dominee" te zijn en vaak beklom ik den preekstoel en trachtte me voor te stellen, dat ik de gemeente toesprak, me afvragend, hoe ik me wel zou voelen. Ja, ja, hét was een prettige droom." Hij wachtte even en Noel rookte zwij gend voort. Toen plotseling begon Ro ger weer te spreken. „Ik heb nu eenmaal een zwak voor Transome Peveril. Maar laat ik je eerst verder vertellen. Eindelijk ging ik naar school en toen naar Oxford; maar ik was laat met alles. Dat is de heele fout! Ik heb praktisch genomen twee jaar van mijn leven verloren en dat haal je niet zoo gemakkelijk weer in. Maar toen ik naar school ging, was ik sterk en ge zond van lichaam, ofschoon met mijn boeken, bij andere jongens van mijn leeftijd ten achter en daar de lucht zoo goed voor me was, zooals de doctoren beweerd hadden, deed ik veel aan open lucht gymnastiek. Toen ik hier kwam, Wfl zijn thans volkenrechtelijk nieJ meer vrij, doch zijn gebonden door het Volkenbondspact. Spr. acht het een verheugend ver schijnsel, dat ons volk hoe langer hos meer het wanhopige van de bewape ningspolitiek gaat inzien, Wij drijven niet naar revolutie, doch doen alles om het gevaar af te wenden, Wij waarschuwen de regeering voor dat gevaar en wij zullen blijven waarschu wen. De heer W ij n k o o p, G. P. H., komt op tegen de fascistische ja- en nee-poli tiek van den heer Albarda. Sommige mobilisaties keurt hij af, andere goed. Daaruit blijkt dat al die heeren staar. op het standpunt van het geweld, ook de groote schreeuwer Marchant. Het ideaal van Spr. is met geweld op te treden tegen het kapitalisme. De heer Heemskerk, A.R., zegt, dat men zich kan beroepen op de dienstwei- geringswet als men bezwaar heeft tegen den militairen dienst op grond van g e- wetensbezwaren. Anders staat het met de soc.-dem. Deze meenden, dat ook politieke gewe tensbezwaren hadden moeten zijn erkend, zooals bezwaren van anarchisten, bezwa ren tegen het kapitalisme, humanitaire bezwaren. De heer van Zadelhoff wensch- te ,dat deze groepen massaal dienst zouden weigeren. De vraag is nu, welke houding men daartegenover moet aanne men. De vrijz.-dem. partij zegt: ge moet voor dat bezwaar uit den weg gaan. En als inleiding daartoe wil zij art. 187 der Grondwet wijzigen. Dat is een heel een voudig kunstje. Als de vijand het land overweldigd heeft, moet de Kamer be slissen over mobilisatie. Dat is kinder lijk onnoozel. De heer Marchant wil zijn veiligheidsmacht tot handhaving van rust en orde! De regeering moet óf het re cept van den heer Marchant aanvaar den: wij geven het land maar aan den vijand over, óf zij moet het gezag handha ven. En dan durven deze heeren, die ons land in zulk een positie willen brengen, nog van gewetensbezwaren spreken! Daarna komt aan het woord de M L- nister van Defensie, de heer Deckers, die onder meer als zijn overtuiging uitspreekt, dat evenals in 1914 de arbeiders Nederland in de ure des ge- vaars niet in den steek zullen laten. Spr. maakt slechts een uitzondering voor de genen, die in dienst van een buitenland- sche macht onze hoogste goederen willen vernielen. Spr. vraagt den heer Albarda of deze het niet met hem eens is, dat onder de arbeiders meer propaganda jnoet worden gemaakt voor de internationale ontwapening, de eenige, die tot een goed resultaat kan leiden. Spr. heeft den indruk, dat hier te veel propaganda wordt gemaakt voor eenzijdige ontwapening. Wat de in ternationale ontwapening betreft, zijn de Nederlandsche gedelegeerden te Genève verder gegaan dan anderen. De heer De Visser, G. P. H.: En de Russen dan? De Minister: De heer De Visser denkt zeker aan internationale bewa pening. De heer De Visser: Neen, algeheele ontwapening. De Minister wijst er op, dat Neder land alles openbaar maakt, wat op het gebied der bewapening hier te lande ge schiedt. Spr. verzoekt de heeren en da mes, die voor nationale ontwapening ijve ren, met hem mede te werken ter bevorde ring van de internationale ontwapening. Tot die taak roept spr. de sociaal-demo craten en vrijzinnig-democraten op. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Vervolgens werd een begin gemaakt met de behandeling der artikelen. In de avondvergadering werd de be grooting Zuiderzeefonds aange nomen. 10-18 cents per half ons _V00R FIJNPROEVERS had ik dan ook al een zekere reputatie voor mijn kracht en lenigheid." „Je kwam hier nog al laat, zei je?" „Ik was al goed negentien en ik voelde veel meer voor sport dan voor studie! Ik werkte dan ook zoo min mogelijk het eerste jaar en sloeg een armzalig figuur bij de examens. Ik deed veel aan roeien en zeilen, zooals je misschien weet en werd in mijn tweede jaar bijna in een team benoemd. Ik weet niet wat er aan scheelde. Ze zeiden, dat ik me te veel ge traind of overwerkt had. In ieder geval, mijn krachten begaven me, en ik kon geen plaats krijgen in de Universiteits boot, waarop ik mijn hart had gezet. In een vlaag van wanhoop wierp ik me op mijn boeken, en sloeg zeer tot mijn eigen verbazing een heel fatsoenlijk figuur aan het eind van het tweede jaar en toen stortte ik heelemaal in." „Hersenkoorts of zooiets?" ,,'k Weet niet, wat het was en ik ge loof niet, dat een van die oude kwakzal vers, die me behandelden, een steek wij zer was. In ieder geval mocht ik niet aan het derde jaar beginnen. Inplaats daar van werd ik op reis gestuurd. Mijn moe der was gestorven en het oude huis was daardoor geheel en al voor me veranderd. Voordien was ik met vacanties en zoo, het liefst daar geweest, maar nu kon het me niet meer schelen en ik ging reizen en trekken, zooals ze me aanraadden. Daardoor heb ik zooveel vreemde dingen Gemeenterekening 1929. Dhr v. V1 o t e n vraagt, of B. en W. het schrijven van den accountant, ter beant woording van de financieels commissie voor hun rekening nemen. Verder zegt spr,, dat de fin, comm. en de accountant langs elkander heen redeneeren, Ieder groepeert op eigen wijze de cijfers. Spr vraagt, wat er mankeert aan de bereke ning van de fin. coram .Haar cijfers zijn niet aangevochten. De begrootingen worden te Goes meest al krap genomen. Het gevolg is: supple- toire begrootingen. Daardoor gaat het contact tusschen begrooting en rekening verloren. Naar Spr. meent is het beter een kost prijsberekening van het gas, die niet met de werkelijkheid klopt, achterwege te la ten. Zij sticht meer kwaad dan goed. De kostprijs van het gas was in 1929 hoo- ger dan in 1928, niettegenstaande de om zet grooter en de steenkolen goedkooper waren. Spr wil een rekening, die een dui delijk beeld van de exploitatie geeft. Weth. v. M e 11 e antwoordt, dat het alleen gaat om de bedragen voor distri butie en de fabricage. De accountant meent, dat deze splitsing anders had moe ten verschillend. Daarover oordeelen di- i verse autoriteiten verschillend. I Dhr Crucq spijt het, dat de leden der gascommissie de accountantsrapporten nu niet meer thuis krijgen. Dat was vroeger met het bureau-Limperg wel het geval. Spr. is voor een juiste raming der voor raden, enz. Dhr v. Vloten heeft geen critiek wil len oefenen op B. en W. en de Directie der Gasfabriek. De schuldvraag wil Spr. nietl stellen. Wel wil Spr. een andere administratie bij de Gasfabriek. Dhr v. Poelgeest hoort met genoe gen, dat dhr Crucq de controle van het bureau Limperg beter vond. De voorzitter: het was veel duur der. Dhr G r u c q wil niet bij de Vereen, van Ned. Gemeenten vandaan gaan. Weth. v. M e 11 e zegt overweging van het verzoek van dhr Crucq toe. Dhr Eckhardt steunt het verzoek van dhr Crucq. De voorzitter zaï het verzoek over brengen en antwoordt den heer v. Vloten, dat zij op het accountantsrapport weinig hebben aan te merken. Dhr v. Vloten: het is eenigszins ne gatief. Het behandelt de cijfers der fin. comm. niet. En Spr. wil juist daarover een discussie. Het gaat om de vooruit zichten der gemeente. Niettegenstaande het jaar 1929 gunstig was, sluit de re kening met een nadeelig slot. Heeft dat niets te zeggen? Maant dat niet tot voor zichtigheid? De voorzitter kan op dit oogenblik geen bestrijding der cijfers van de fin. comm. geven. Het is de vraag: is de gemeenterekening juist of niet. B. en W. zijn ook uiterst voorzichtig. Weth. Goedbloed: het komt er op neer, dat we in 1929 een bate hebben, die we pas toucheeren in 1930 en 1931. B. en W. zijn even voorzichtig als de fin. comm. Maar ze mogen toch op die bate wel wij zen. Dhr v. V1 o t e n heeft met die verschui ving rekening gehouden. En tóch is er nog een tekort. De gemeenterekening wordt hierna z. h.st. aangenomen. GEMEENTE-BEGROOTING 1931. Algemeene Beschouwingen. Dhr Crucq, s.d., wijst er op, dat we staan aan het eind van een vierjarige pe riode. Van het rechtsche bewind hebben we weinig kunnen merken. Alleen het vloekverbod zou genoemd kunnen wor den. Spr. behandelt nu de werkloozenzorg. B. en W. willen de werkloozen naar het B. A. verwijzen. Daartegen komt spr. op. Bi en W. verwijzen naari de beruchte circulaire van Ged. Staten. We zijn echter geen filiaal van het Prov. Bestuur. We behoeven niet direct een wenk van Gcd. Staten te gehoorzamen. Of geldt ook nu nog: De heeren van ter Goes, zijn zoo zacht als appelmoes? We moeten als vrije menschen beslissen. gezien. Ik hield niet van plaatsen met veel vreemdelingenverkeer. Liefst scheep te ik me in op een of ander klein vaar tuigje, dat allerlei onbekende plaatsen aandeed. Gedurende al die maanden zag ik geen boek, maar ik hield mijn oogen goed open en maakte een studie van de natuur en de menschen. Na twee jaar ik was toen vier en twintig kwam ik in Engeland terug en ging weer naar Oxford om mijn studie te beëindigen en mijn graad te halen. Ik had geen lust om in de universiteitsgebouwen te gaan wonen en nam daarom hier mijn intrek. Natuur lijk waren al mijn oude studiegenooten af gestudeerd, en ik voelde me een stuk ouder dan de jongens, die hier rondloo- pen. Ik las veel en volgde heel wat col leges. Ik zorgde, dat ik overal wel wat van wist en ik moet zeggen, dat mijn examinatoren niet ontevreden waren. Ik weet heel goed van mezelf, dat ik geen hoogvlieger ben, maar toch heb ik me geen oogenblik ongerust gemaakt, dat ik aan het peremtoir examen om tot de bedie ning te worden toegelaten niet zou kun nen voldoen. Ik heb er zelfs geen seconde over gedacht. Natuurlijk was het dom van me, dat ik niet dieper op de kern van de zaak ben ingegaan. En was ik op mijn twee-en-twintigste gepromoveerd, dan zou er natuurlijk niets in den weg geweest zijn. Ik was toen een jongen en jon gens nemen de dingen, zooals ze zijn. Spr. beschuldigt Ged. Staten van bang makerij. De meerderheid van Prov. Stap ten deelt de houding van Ged. Staten niet. Zij trok een bedrag uit voor steun aan werkverschaffing in sommige ge meenten. Spr, keurt het af, dat de werkloozen naar het Burg. Armbestuur worden ver wezen. De openb, controle is dan weg, Al les wordt binnenskamers behandeld. En dan de werkioozen krijgen 't cachet van armlastigen. Dat is oen belecdiging voor een werkman. In het B. A. zijn de vakor ganisaties niet vertegenwoordigd, Spr. onderschrijft het adres van de drie besturenbonden. Deze zijn nergens in ge kend. Geheel deze geschiedenis is in strijd met democratie en autonomie der gemeente. Spr. wil f3000 voor werkloo- zenzorfel op de begrooting brengen. Spr. is ook voor een extra K^stuit- keering van f 5 aan de georganieee/^c uitgetrokken werkloozen. Hierna behandelt Spr. het ondervq-, aan school B. Het is noodig dat daar een zevende leerkracht komt. Zoo noodig kun nen van school A leerlingen worden over geplaatst. Spr. vraagt ook naar het gemeentelijk badhuis. Zoo noodig zal spr. een voor stel doen. Een dergelijke instelling is noo dig. Aan wandelplaatsen en arbeiderswo ningbouw moet meer worden gedaan. Middenstandswoningen worden er genoeg gebouwd. Arbeiderswoningen worden er weinig gebouwd en dan zijn ze alleen nog maar te koop. Spr. behandelt ook de aanbesteding van het onderhoudswerk. De toegepaste methode leidt naar knoeierij. Alleen eigen beheer kan hier verbetering brengen. Voor kleine werken kan een gemeentelijk vakman worden aangesteld. Groote wer ken kunnen in perceelen worden aanbe steed. Wat de radio-distributie betreft, deze lévert reuzen-haten voor den exploitant tfp. Hier worden slechts twee stations doorgezonden. Alles moet hier op een koopje. In andere plaatsen is de uitzen ding veel heter. Spr. is voor verlaging van de gasta- rieven en verklaart zich tegen het maken van groote winsten. De fin. comm. heeft weer gezorgd voor een pessimistisch rapport. Zij heeft ook het Burg. Armbestuur daarin genoemd. Als het waar is, dat zijn exploitatie niet meer zoo gunstig is, pleit dit niet voor het Bestuur. De exploitatie van het Wees huis is verbazend duur. Den post onvoorzien vindt spr. te laag. Dien wil spr. verhoogen. Dan kan het aantal opcenten op de fondsbelasting van 54 op 60 gebracht worden. Dhr v. Bommel v. Vloten, V.B., trekt, het woord beschuldiging, dat1 de fin. comm. aan 't adres van B. en W. heeft gebruikt, terug, al is het een reactie op het schrijven van B. en W. geweest. Spr. ontkent, dat de fin. comm. niet vol ledig geciteerd heeft. Het is terecht, dat de fin. comm. in haar rapport het Burg. Armbestuur ter sprake heeft gebracht. Het is toch voor de gemeente van groot belang, dat we een rijk armbestuur hebben. Maar nu heeft de comm. aangetoond, dat de uitgaven van hot B. A. stijgen en de ontvangsten dalen en in do toekomst nog meer zullen dalen. Spr is nog steeds van meening, dat de werkverschaffing behoort tot de taak der gemeente. Maar nu Gedep. Staten een beslissing hebben genomen, moeten we ons daarbij neerleggen. Het kan voor de werkloozen een be zwaar zijn, dat ze zich tot een armbe stuur moeten wenden. Maar dat bezwaar is ondervangen. De werkloozen kunnen zich nu wenden tot den stadsopzichter. Financieel kan het ook geen bezwaar zijn, want het Burg. Armbestuur is niet van plan, verandering in de loonen te brengen. Het is een voordeel dat de werkver schaffing nu buiten de politieke sfeer is gebracht. Sommige 'Raadsledenl hebben nu niet meer de gelegenheid het groeps belang te dienen. De toch reeds ondankbare taak van bet Burg. Armbestuur wordt echter buiten gewoon verzwaard. Dat is een groot be zwaar. Maar die drie jaar extra hebben mij tot mensch gemaakt en hebben die hersencel tot ontwikkeling gebracht, welke bij de onvolwassenen nog stilstaat en die er een mensch toe brengt dieper op de dingen in te gaan. En dat heeft me op een weg gebracht, die doodloopt." „Waarover zit je dan in moeilijkhe den?" Roger stond plotseling op, zonder com plimenten de rust van zijn hond versto rend en ofschoon zijn woorden wat ruw klonken, was er niets oneerbiedigs in toon of blik. „Wel, het is een kwestie van geloof. „Aha!" zei Noel nadenkend. „Ik heb je de heele situatie uitgelegd. De kerk werd voor me gekozen, omdat ik niet geschikt was voor de vloot of balie. Als vanzelf sprekend legde ik me bij die keus neer. Het leek me een aantrekkelijk leven in die van ouds bekende omgeving. Ik dacht, dat de menschen van me zouden houden en dat ik van hen zou houden, daar was ik zeker van. Ik dacht, dat een aardig goede preek me wel zou zijn toe vertrouwd om de menschen een beetje op te beuren als ze ziek zijn, lijkt me wel een baantje, waarvoor ik aanleg heb. Met wat ververschingen en een praatje kom je al een heel eind. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5