DE ZEEUW
Ruwe Handen
TWEEDE BLAD.
Wat er deze week voorviel
Mjail li
tW luchtweqen
PAULS OFFER,
Eieren van Jonge Hennen
FLORA'S Hoenderbeschuit
JOH. QUINTEN - GOES
TUBERGULOSE'
Zoeklïchtjes.
HET ADRES
A. WI L KING
FEUILLETON
Brieven uit Middelburg,
door
40-jarige reputatie
Ook verkrijgbaar voor droogvoeder
bij de wederverkoopers en
spoedig zacht met
VAN
ZATERDAG 6 PEG. 1930, Nr. 58.
Er werd weer druk vergaderd. De ge
meenteraad van onze Zeeuwsche hoofd
stad stelde na een debat van verscheidene
uren de begrooting voor 1931 vast.
De Prov. Staten deden insgelijks en
namen bovendien nog tal van voorstellen
aan. Zoo kan nu o.m. worden gezegd,
dat de financiëele basis voor de nieuwe
haven te Vlissingen is gelegd. Het is te
hopen, dat dit bedrijf straks gunstige
resultaten moge afwerpen en moge bij
dragen tot grooteren bloei van onze nij
vere Scheldestad.
Onze Tweede Kamer was ook ijverig in
de weer om door den begrootings-rijste-
brijberg heen te komen. Onderwijs, Fi
nanciën en Binnenlandsche Zaken en
Landbouw werden onder handen geno
men. Het was te voorzien, dat bij de laat
ste begrooting de dokters van allen kant
zouden komen opdagen ou onzen zieken
Landbouw beter te maken. Veel verder is
men er echter nog niet mee gekomen. Van
belang is nog te melden, dat de Kamer
zich uitsprak voor afschaffing der op
centen op de grondbelasting (ongebouwd)
die ten bate van de leeningswet 1914 des
tijds daarop zijn gelegd.
Het is zeker een voorrecht, dat in ons
parlement de begrooting op rustige, za
kelijke wijze wordt behandeld. Ziet men
naar het buitenland, dan ontdekt men
daar in meer dan één land parlementaire
moeilijkheden.
De Duitsche Rijkskanselier Brüning
b.v. is tot het uiterste gegaan om het par-
lementair-constitutioneele stelsel te red
den. Maar de zaken zijn er zóó hopeloos
vastgeloopen, dat het noodig was, de
noodverordeningen af te kondigen. Het
is op het oogenblik de vraag, of de Rijks
dagmeerderheid dat goedvindt.
Parlementaire moeilijkheden onder
vond ook Tardieu, de Fransche minister
president. De meerderheid in den Senaat
liet hem in den steek, zoodat nu getracht
wordt het zooveelste Fransche kabinet
in elkander te timmeren.
Spanje doorleeft op het oogenblik de
moeilijkheden van den overgang van de
dictatuur naar den normalen parlemen
tairen, toestand. Ook daar verwikkelen
politieke, economische en sociale vraag
stukken het regeeringsprobleem zoodanig
dat het bijna onontwarbaar is geworden.
Het fascistische Italië ervaart dat 't ook
de crisis moet doorstaan; en ziet aldus
een oppositie groeien, welke een gevaar
voor het regiem wordt.
Uit Portugal komen ook geruchten van
een samenzwering.
Inderdaad, Europa is ernstig ziek, zoowel
in parlementairen als economischen zin.
In Oostenrijk ten slotte, en dat is al
thans één gunstige uitzondering, schijnen
de op de grondwet steunende burgerlijke
partijen elkaar eindelijk te hebben gevon
den.
En dit ten besluite in Engeland
schijnt het conflict in de miinindustrie,
dat wel ernstig om zich heen "rijpt, toch
niet tot een algemeeene mijnwerkerssta
king te zullen leiden. Daarvoor was geen
meerderheid te vinden.
§1^8
SNELLE en
ZEKERE
WERKING
ilmeert het hoesten
maakt het slijm los FL2S0
Vhrog het oordeel
brengt spoedig verlichting
■el van Uw dokter'-Agenten F£B.Meindersmo-Den Haag
81.)
Vrij naar het Engelsch.
o
„Ik durf niet direct te zeggen, dat ik
haar niet bewonder; ze is zoo veelzijdig
en ontwikkeld, dat ik haar beschouw
als een soort nationaal eigendom, waar
op men trotsch hoort te zijn een spe
cimen, van wat de negentiende eeuw kan
voortbrengen. Maar ze heeft niet de min
ste aantrekkingskracht op me; ze is koel
en schitterend en heeft niets beminnelijks
over zich voor zoover ik zien kan.
Alice loosde een tevreden zucht. „En
ze is eigenlijk heelemaal niet mooi."
„Neen hoor. Ik moet niets van blauwe
oogen hebben; ze zijn altijd koud en on
sympathiek, vind ik."
„Van welke kleur oogen houd je het
meest?"
„Van bruine als fluweel; en haar in
de zelfde tint en een huidkleur als een
rozeblad."
Alice lacht een zacht, gelukkig lachje.
„Ik ben zoo blij, dat het je niet kan sche
len, dat ik dom ben!"
„Je bent niet dom, liefste; je hebt zoo
veel tact, wat oneindig veel beter is als
geleerdheid. Bedenk maar eens, hoe aar
dig je kunt praten met de armen en hoe
veel ze van je houden. Je hebt er slag
van om altijd juist dat te zeggen, wat
ze graag van je hooren."
XXXI.
Amice,
In deze courant is door X uit Koude-
kerke gevraagd, hoe Dr Kuyper dacht
over de autonomie der gemeenten.
Zijn standpunt was; „Wat binnen den
kring van gewest of gemeente afloopt,
worde ook in gewest en gemeente afge
handeld". Hij keurde sterk af de bepa
ling van art. 95 Gemeentewet, die den
gemeenteraad verbiedt naar eigen goed
vinden zijn secretaris te ontslaan, indien
die secretaris eenzelfde persoon is met
den burgemeester. (Ons Program, pag.
173 en 174). Dus zijn standpunt was: Het
salaris van den gemeenteveldwachter,die
zijn functie verricht uitsluitend binnen
den kring der gemeente, worde ook door
de gemeente vastgesteld.
Wat de administratieve rechtspraak be
treft, Dr Kuyper eisckte, dat cue recht
spraak zelfstandig worde en daardoor on
afhankelijk Hij voegde er bij: „Gelijk het
thans staat, is bij onze administratieve
rechtspraak de betrokken overheid zelve
partij en rechter tegelijk". (Ons Program,
ibid.) Immers, zoo zeide hij: „Door dit
systeem nu zijn de gemeenteraden ten
plattenlande bijna geheel in de macht van
den door het Rijk gecommitteerden bur
gemeester. Immers, verzetten ze zich, dan
komen Gedeputeerden tusschen beiden en
daar Gedeputeerden meest èn den Com
missaris èn den Minister van Binnenland
sche Zaken achter zich hebben, is bij de
vraagstukken van autonomie, d. i. bij de
gewichtigste kwesties, die zich kunnen
voordoen, elk lager bestuur schier weer
loos".
We laten het hierbij voorshands. X„
die zoo hecht aan wat „onze groote lei
der", die „ontegenzeggelijk op talentvolle
wijze de autonomie der gemeenten heeft
verdedigd", ten deze heeft geleeraard, zal
zeker nu wel erkennen, dat Dr K. als
voorzitter van een College van Ged. Sta
ten nimmer een gemeenteraad van het
platteland zou hebben gedwongen, het sa
laris van den veldwachter met f 85 (zoo
ik goed ben ingelicht) omhoog te voeren.
En zijn meening over de waarde eener
procedure, die op de weigering van zulk
een gemeentebestuur moet volgen, was ook
al niet hoog gestemd.
X. zal zeggen: Maar Dr Kuyper heeft
de lijnen scherp en zuiver in omgekeerde
richting getrokken, toen hij als minister
een vaste rechtspraak schiep.
Is dit wel juist? vragen wij. We heb
ben de Koninklijke Besluiten van 3 April
1905, 19 September 1905, 31 Mei 1913,
26 Augustus 1913 en 31 Mei 1915 er
eens op nageslagen. Het eerste is uit den
tijd van Dr Kuyper als minister, de an
dere worden zeker door X. bedoeld, als
hij schrijft, dat „na diens optreden door
de Kroon in een lange, niet opnieuw door
een andere opvatting onderbroken reeks
van beslissingen de leer, dat Ged. Staten
in gevallen als dat van 's-Gravenpolder
niet buiten hunne bevoegdheden treden,
(is) gehandhaafd".
Er blijkt nu, dat in al die Kon. Beslui
ten nergens sprake is van het verhoogen
door Ged. Staten van 't salaris eens poli
tiedienaars, zooals met 's-Gravenpolder
het geval is. In al die Kon. besluiten wordt
beslist, dat de Raad ten onrechte wei
gerde om op voorstel van den burgemees
ter of van B. en W. een uitbreiding van
het getal politiedienaars te voteeren
of een inkrimping daarvan na te laten.
Er was hier dus strijd (niet als te
's-Gravenpolder) tusschen gemeenteraad
en Ged. Staten, doch tusschen organen
van het gemeentelijk gezag onderling. De
gemeentelijke autonomie kwam hier dus
geenszins in de klem. De burgemeester,
als hoofd der plaatselijke politie, werd
door de Kroon in 't gelijk gesteld, als hij,
ter wille der openbare veiligheid meer
personeel vroeg, of zich tegen inkrim
ping daarvan verzette. Dit is toch heel
wat anders, niet waar?
Het gold hier: le. K. B. van 3 "April
1905: Noodzakelijkheid van derden agent
te Hellevoetsluis. Versterking politie noo-
„Ik ben zoo blij. Je weet niet ,hoe erg
ik mijn best doe om de vrouw te zijn,
die in je smaak valt; ik denk steeds aan
jou en wat ik kan doen om het jou naar
den zin te maken."
„Lieve Alice!" zei Edgar ontroerd, „ik
kan zoo'n groote liefde nooit waard zijn."
„Dwaasheid Edgar; ik moest dankbaar
zijn, want wat er voor goeds in me is,
heb ik allemaal aan jou te danken. Jij
hebt mijn karakter stevigheid gegeven en
mijn principes gevormd."
Wat volkomen waar was en waarop
Edgar alle reden had om trotsch te zijn.
Op de Ceders heerschte groote vreugde
over Alice's verloving. Mevrouw Martin
straalde. „Lieve", zeide ze tegen haar
dochter, „ik ben ervan overtuigd, dat je
gelukkig zult worden, een vrouw heeft
er nu eenmaal behoefte aan, dat er een
arm is, sterker dan de hare, om haar in
't leven te steunen. En bovendien" ze
werd nu plotseling erg prozaïsch. „Ed
gar is eenig kind en alles, wat zijn ouders
bezitten, zal later aan hem komen, 't Is
een uitstekende partij, moet ik zeggen."
„Ik zou me nooit geheel gelukkig heb
ben kunnen voelen, mama, als ik alleen
door-het leven had moeten gaan. 'tls zoo
heerlijk, te weten, dat er iemand is, die
al je moeilijkheden wil deelen."
Mevrouw Martin werkte met een tevre
den glimlach voort aan haar bazarwerk.
„Dat weet ik, lieve, ik ken immers je
aanhankelijke natuur. En het is heel
moeilijk voor een ongetrouwde vrouw,
om een positie in de wereld in te nemen,
behalve wanneer men een titel heeft."
Alice luisterde plichtmatig en haar moe-
dig. Salaris f 500 en f 70 voor kleeding,
2e. K. B. van 19 Sept. 1905: Wensche-
lijke versterking van een veldwachter te
Renkum (f 500 en f 65 kleeding).
3e. K. B. van 31 Mei 1913: f 700 voor
tweede veldwachter te noodig.
4e. K. B. van 26 Aug. 1913: Velzen.
Op grond van het beschikbaar stellen van
onvoldoende middelen voor twee agenten
meer, ook door den burgemeester noodig
geoordeeld.
5e. K. B. van 31 Mei 1915: Bergen op
Zoom. Vermindering met twee agenten
niet gewettigd, f 900 voor één agent meer.
Later, na 1915, is het de verkeerde
richting uitgegaan en hebben Ged. Sta
ten en de Kroon zich bemoeid met de
hoegrootheid van het salaris. De rede
neering is dan deze, dat de wet tot toe
reikende uitgave voor een veldwachter
verplicht.
Echter wat is ook in het geval van
's-Gravenpolder toereikend? Ten aan
zien van een salaris van f 35 per week is
kwestie over f 85 meer of minder, 't Aan
tal inwoners dezer kleine gemeente be
droeg op 31 December 1928 slechts 1125
zielen. Kan de gemeenteraad, die ook met
den veldwachter in nauwer relatie staat
dan Ged. Staten of de Kroon, niet beoor-
deelen of voor ruim 1100 zielen een sa
laris als boven aangegeven al of niet vol
doende is? In een Kon. Besluit van 3 Juli
1930, no 97, dus zeer recent, lees ik:
„Overwegende, dat de vraag naar de
grootte van het salaris van een gemeente
veldwachter wel is waar betreft de huis
houding der gemeente, waarvan het oor
deel allereerst aan den gemeenteraad staat
maar dat bet algemeen rijksbelang van de
openbare orde en dus de veiligheid daar
mede toch in zoo nauwe en belangrijke
mate is betrokken, dat ten deze het toe
zicht van Ged. Staten zich verder behoort
uit te strekken, dan in het algemeen ten
aanzien van de huishouding der gemeen
te geoorloofd is".
De vraag is in casu m. i. deze: „Is het
door den Raad van 's-Gravenpolder in
casu uitgetrokken bedrag voor den veld
wachter zoo bedenkelijk laag, dat de open
bare orde en veiligheid daardoor in ge
vaar komen?
In 1930 zegt de Kroon: Het oordeel
over de grootte van het salaris betreft de
huishouding der gemeente en 'staat aller
eerst aan den gemeenteraad. In casu moet
het toezicht van Ged. Staten zich verder
uitstrekken, dan in 't algemeen geoorloofd
is. En of dit toezicht in casu gewettigd is,
hangt af van de vraag, of het salaris des
veldwachters ontoereikend is. Dit hobbe
in deze phase van de zaak de Kroon te
overwegen
Nog iets. In de raadsvergadering van
's-Gravenpolder heeft het raadslid Ver-
T. B. C.-Patiënten, bespoedigt Uwe
genezing door een kuur met granulins.
Leest wat Dr. J. H. VAN GRAF
HORST, arts schrijft in zijn brochure
„Wenken en raadgevingen bij de be
handeling van Tuberculose en Scro-
fulose" over de gunstige resultaten,
daarmee verkregen bij tuberculose en
klierziekte. Deze brochure, die o. a.
talrijke attesten bevat van geneesheeren
en gewezen patiënten, wordt U, op
aanvrage, in gesloten enveloppe, gratis
toegezonden door de Pharm. Ond.
Dr. J. H. VAN GRAFHORST. Schevenin-
gen. Alkmaarsche straat, D 9.
der babbelde voort: „Het zal zoo prettig
voor je zijn, lieve, als Edgar een zetel
krijgt in het parlement; want ik heb ge
hoord, dat de leden van het parlement
met hun vrouwen in de hoogste kringen
ontvangen worden. Het is zeer jammer,
dat die goede jongen geen Conservatief
is de Conservatieven hebben zoo iets
gedistingeerds maar daar is niets aan
te doen, veronderstel ik."
„O mama, Edgar zou nooit een Conser
vatief kunnen worden."
„Dat heb ik ook niet gezegd, lieve kind;
maar misschien zou je hem na verloop
van tijd over,kunnen halen een ouder-
wetsche Whig te worden; dat is, geloof ik,
haast even aristocratisch. Maar, toch blijf
ik er bij, ik wilde, dat hij van huis uit
Conservatief was, zie je, een radicaal kan
een gentleman zijn, een Conservatief moet
er een zijn."
„Dat zie ik niet in."
„Niet, liefje? Nu, ik weet niet, hoe ik
het je dan moet uitleggen, maar ik heb
het gevoel, dat het corecter is een Con
servatief te zijn."
„Maar ik kan toch niet probeeren Ed
gar iets tegen zijn eigen overtuigingen
in te laten doen, mama?"
Mevrouw Martin zweeg een oogenblik,
terwijl ze een nieuw draadje zij uitzocht;
toen ze ze: „Ach, liefje, als je vooruit
wilt komen in de wereld, moet je altijd
zorgen, met den grooten stroom mee te
gaan. En daar Edgar met alle geweld een
Radicaal wil blijven, moet je er maar
niet te veel acht op slaan."
„Maar er is niets in zijn politieke in
zichten, waarover hij zich moet scha-
hnlst tot een collega gezegd: „Weet jij
me een meer revolutionaire daad aan te
wijzen dan door Ged. Staten is gepleegd?
De rechtsgeleerden uit het Gedeputeerd
College geven ons volkomen gelijk". (Zie
verslag Zeeuw.)
Men mag aannemen, dat dhr Verhulst
iets dergelijks niet in een openbare raads
vergadering zal durven zeggen, als het
niet de waarheid en de volle waarheid is.
Alleen had hij moeten zeggen: de prac-
tiseerende rechtsgeleerden uit het Gedep
College. Immers, als al de rechtsgeleerden
uit Ged. Staten hem gelijk hadden gege
ven, ware art. 212 Gem. Wet niet toe
gepast (4 van de 7 leden van bet Ged.
College zijn jurist).
Doch het geeft veel te denken, dat Ged.
Staten niet eenstemmig zijn en dat de
juristen uit de practijk, die het volk en
den landbouw van nabij kennen, anders
denken dan de meerderheid.
Ten aanzien van salarisverhooging van
zij het andere ambtenaren, wijzen
wij er tenslotte nog op:
le. dat Ged. Staten van Gelderland met
het oog op de tijdsomstandigheden de
nieuwe salarisregeling hebben terug ge
nomen;
2e. dat Ged. Staten van Noord-Brabant
hetzelfde deden en daarbij opmerkten: dat
sedert begin October de economische cri
sis veel heviger is geworden en ook Ged.
Staten „het thans niet de geschikte tijd
achten aan ons voornomen tot herzie
ning van de algemeene wedderegeling ge
volg te geven".
3e. dat de Regeering eveneens afkeerig
blijkt te zijn van salarisverhooging van
ambtenaren en onderwijzers;
4e. dat de meerderheid der Tweede
Kamer op 't zelfde standpunt staat.
Amice, ik meen het hierbij voorloopig
te kunnen laten.
Vriendschappelijk groetend,
t. t.
METELLUS.
HET VERVAL DER HABSBURGERS.
De oorlog maakte een einde aan het
kortstondig roemrijk vorstenbestaan der
Habsburgers. Althans in Oostenrijk.
In Hongarije, dat op zoo droeve wijze
van het Keizerrijk werd afgescheurd,
brak dezer dagen nog even voor den pre
tendent-opvolger een lichtstraal door, met
de meerderjarigverklaring van Aarts
hertog Otto, den 18-jarigen oudsten zoon
van wijlen denblauwen-maandag-keizer
Otto Frans Jozef en Zita van Bourbon
Wie de geschiedenis van het Oosten-
rijksche Keizerrijk onder de Habsburgers
en van de Habsburgers zeiven kent, slaakt
onwillekeurig den zucht: zoo vergaat de
roem der wereld.
Frans I, door Napoleon uit de regee
ring uit 't Duitsche Keizerrijk gezet,
in 1806, zag zijn heerschappij beperkt tot
zijn oude kroonlanden Oostenrijk-Honga-
rije. Hij regeerde niet ongelukkig, niet
tegenstaande de oorlogen met Napoleon,
in welke zijn broeder, aartshertog Ka-
rel, roem behaalde, als opperbevelheb
ber van bet Oostenrijksch-Russische le
ger. Deze toch sloeg herhaaldelijk de
Franschen onder Mor eau en Jourdan; en
behaalde in 1809 bij Aspern een schit
terende overwinning op Napoleon zelvon.
Deze aartshertog Karei is de grootvader
van de ex-Koningin Maria Christina,
moeder van Koning Alphonsus van
Spanje, wiens troon ook zoo wankel staat!
Toen in het revolutiejaar 1848 Keizer
Ferdinand, zoon van Frans I, kinderloos
kwam te overlijden, volgde diens tweede
zoon als Frans Jozef I hem op. In 1854
huwde deze met zijn nicht Elisabeth van
Beijeren, die 10 Sept. 1898 zoo noodlottig
aan baar einde kwam, toen zij te Genève,
terwijl zij op de boot stapte, door een
anarchist uit Parijs, Lucohini, met een
dolksteek werd gedood. Ongelukkige vors
tin, die in haar huwelijk zooveel leed had
doorgemaakt en zoo algemeen bemind
was. Haar eenige zoon, Rudolf, gehuwd
met de 16-jarige' Stefanie van België,
schoot zich, na een ongelukkig huwelijk
en een lichtzinnig leven, in 1889 op het
men", hield Alice vol; „een man heeft
toch zeker het recht te denken, wat hij
wil."
„Maar toch, liefje, als iemand de zaak
van de massa zoo voor staat, maakt dat
allicht den indruk, dat hij zelf uit die
volksklasse is voortgekomen; en dat zou
voor iedereen erg pijnlijk zijn, vooral voor
iemand met een gevoelige natuur als ik."
Alice echter was koppig; het was haar
eenige fout en die buitte ze ook naar
hartelust uit. „We zijn zelf uit het volk
voortgekomen", zei ze, „dat is een waar
heid, die niet te loochenen is."
Haar moeder zuchtte, terwijl ze den
draad in haar naald stak. „Als je zoo
lang geleefd hebt als ik, liefje, zul je
weten, dat het geheel niet noodzakelijk
is men behoeft daarom niet te jokken!
om altijd met de waarheid te koop
te loopen."
„Edgar en ik zijn niet van plan als
rijke menschen te leven of ons in het
gezelschapsleven te mengen, maar we
gaan onder de armen wonen en zullen
trachten hen zoo veel mogelijk te helpen."
Mevrouw Martin glimlachte toegevend.
„Jonge menschen halen zich vaak zul
ke vreemde, afwijkende denkbeelden in
het hoofd, daar komen ze door de onder
vinding wijzer gemaakt, wel van terug".
„Maar ik wensch heelemaal niet, dat
hij van zijn denkbeelden terug zal komen;
ik houd juist zooveel van hem, omdat
hij zoo goed is en zulke heerlijke idealen
heeft."
„Lieve kind, het zal best in orde komen,
wanneer hij getrouwd is. Mijn ondervin
ding is, dat het huwelijk het beste mid-
De heer Van Wijnbergen heeft in de
Tweede Kamer geklaagd over de wei
nige belangstelling die er bij ons volk is
voor het hooger onderwijs, hoewel dit
toch voor heel het volk van zeer groot
belang is, stoffelijk en geestelijk,
In het algemeen is dit juist.
Voor de z.g. openbare universiteiten
heeft de massa ai buitengewoon weinig
interesse. Ze liggen buiten den gezichts
kring van bet overgroote deel van ons
volk.
De heer Van Wijnbergen verklaarde
de weinige belangstelling door er op te
wijzen dat de resultaten van het hoo
ger onderwijs niet direct grijpbaar zijn
Ik weet niet of deze verklaring luist is.
Immers het volk komt dagahik? iu
aanraking met predikanten en vr.o&s
heeren enz. wier kennis en kunde
worden bewonderd en gewaardeerd.
De oorzaak is misschien hierin te zoe
ken, dat de openbare universteiten ons
volk niet noodig hebben. Ze staan op
een hoog voetstuk boven en buiten het
volk, waarbij dan nog komt, dat de
band van het beginsel ontbreekt.
Bij de Vrije Uuiversiteit is dat an
ders. Deze inrichting heeft bet groote
voorrecht, dat ze zich gedragen mag
weten door de liefde en de belangstel
ling, niet alleen van enkele vooraan
staande hoogontwikkelde mannen, maar
ook van duizenden eenvoudigen in den
lande.
Dat is haar kracht.
Toch ligt in wat de heer v. Wijnbergen
opmerkte een vingerwijzing ook voor
de V. U. om er voor te waken, dat het
contact met bet volk niet verslapt.
De V. U. is voor ons volk van onwaar
deerbare beteekenis. Maar zij kan alleen
groeien en bloeien als zij een plaats
blijft behouden in het hart van ons yolk.
OPMERKER.
slot Maverling voor den kop. Zijn weduwe
hertrouwde met den graaf Lonvay, terwijl
haar dochter ongeveer gelijkertijd, 25
Jan. 1902, huwde met prins Otto Win-
disebgraetz, ook een slecht huwelijk.
Reeds anderhalf jaar later, den 6 Dec.
1903, schoot deze 20-jarige in een villa
te Wischowitz (Bohemen) de daar op be
zoek toevende „geliefde" van haar man
met een revolver neer. Dit huwelijk liep
op een echtscheiding uit en de 'bedrogen
jonge vrouw zooht en vond haar geluk in
een huwelijk met een onderwijzer, onder
wiens invloed zij tot het socialisme over
ging. Hare kinderen verdienen, de een
meer, de ander minder, hun dagelijksch
brood, door dagelijkschen eenvoudigen
arbeid. Zij, achter kleinkinderen van den
zoon van Keizer Frans Jozef van Oosten
rijk! I j 119
Na den dood van Kroonprins Rudolf
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES
HULST
del is, om jonge menschen te genezen
van overdreven idealen en dwaasheden.
Het leven is heusch geen spelletje, kind".
„Edgar zegt, dat het iemands hoogste
goed is, zichzelf te kunnen zijn; en daar
om zegt hij behoeft niemand zich
te schamen voor zijn lage afkomst zoomin
als de aristocratie zich verheffen mag op
haar familiregister. En daarom voelt hij
zich zoo tot de armen aangetrokken, om
dat ze in werkelijkheid onze broeders
zijn."
Mevrouw Martin schudde medelijdend
het hoofd. Ze was bijna tweemaal zoo
oud als Edgar en ze voelde zich ver ver
heven boven, wat ze noemde, „de on
bezonnenheid der jeugd". Hoe was het
mogelijk, dat een jongeman met fortuin,
een kasteel van eeni huis tot zijn be
schikking en het vooruitzicht op een
prachtige carrière, zich zou geroepen ach
ten als kluizenaar onder de armen te
gaan Of men geen verplichtingen had
aan zijn eigen stand! Zeker, zij gaven ook
op gezette tijden hun bijdragen aan de
armenkas., aan de kerstfeestviering en aan
het fcleeren-comité, dat was iemands chris
tenplicht, maar daarom hoefde men zich
toch niet met Jan en alleman te enca-
nailleeren! Maar Edgar zou wel wijzer
worden en zoo niet, dan was zijn vader
er nog, die een verstandig man was; en
zij, de moeder van Alice, had toch ook
nog wol iets te zeggen?
CWordt vervolgd.)