DE ZEEUW Ruwe Handen TWEEDE BLAD. Wat er deze week voorviel Mjail li tW luchtweqen PAULS OFFER, Eieren van Jonge Hennen FLORA'S Hoenderbeschuit JOH. QUINTEN - GOES TUBERGULOSE' Zoeklïchtjes. HET ADRES A. WI L KING FEUILLETON Brieven uit Middelburg, door 40-jarige reputatie Ook verkrijgbaar voor droogvoeder bij de wederverkoopers en spoedig zacht met VAN ZATERDAG 6 PEG. 1930, Nr. 58. Er werd weer druk vergaderd. De ge meenteraad van onze Zeeuwsche hoofd stad stelde na een debat van verscheidene uren de begrooting voor 1931 vast. De Prov. Staten deden insgelijks en namen bovendien nog tal van voorstellen aan. Zoo kan nu o.m. worden gezegd, dat de financiëele basis voor de nieuwe haven te Vlissingen is gelegd. Het is te hopen, dat dit bedrijf straks gunstige resultaten moge afwerpen en moge bij dragen tot grooteren bloei van onze nij vere Scheldestad. Onze Tweede Kamer was ook ijverig in de weer om door den begrootings-rijste- brijberg heen te komen. Onderwijs, Fi nanciën en Binnenlandsche Zaken en Landbouw werden onder handen geno men. Het was te voorzien, dat bij de laat ste begrooting de dokters van allen kant zouden komen opdagen ou onzen zieken Landbouw beter te maken. Veel verder is men er echter nog niet mee gekomen. Van belang is nog te melden, dat de Kamer zich uitsprak voor afschaffing der op centen op de grondbelasting (ongebouwd) die ten bate van de leeningswet 1914 des tijds daarop zijn gelegd. Het is zeker een voorrecht, dat in ons parlement de begrooting op rustige, za kelijke wijze wordt behandeld. Ziet men naar het buitenland, dan ontdekt men daar in meer dan één land parlementaire moeilijkheden. De Duitsche Rijkskanselier Brüning b.v. is tot het uiterste gegaan om het par- lementair-constitutioneele stelsel te red den. Maar de zaken zijn er zóó hopeloos vastgeloopen, dat het noodig was, de noodverordeningen af te kondigen. Het is op het oogenblik de vraag, of de Rijks dagmeerderheid dat goedvindt. Parlementaire moeilijkheden onder vond ook Tardieu, de Fransche minister president. De meerderheid in den Senaat liet hem in den steek, zoodat nu getracht wordt het zooveelste Fransche kabinet in elkander te timmeren. Spanje doorleeft op het oogenblik de moeilijkheden van den overgang van de dictatuur naar den normalen parlemen tairen, toestand. Ook daar verwikkelen politieke, economische en sociale vraag stukken het regeeringsprobleem zoodanig dat het bijna onontwarbaar is geworden. Het fascistische Italië ervaart dat 't ook de crisis moet doorstaan; en ziet aldus een oppositie groeien, welke een gevaar voor het regiem wordt. Uit Portugal komen ook geruchten van een samenzwering. Inderdaad, Europa is ernstig ziek, zoowel in parlementairen als economischen zin. In Oostenrijk ten slotte, en dat is al thans één gunstige uitzondering, schijnen de op de grondwet steunende burgerlijke partijen elkaar eindelijk te hebben gevon den. En dit ten besluite in Engeland schijnt het conflict in de miinindustrie, dat wel ernstig om zich heen "rijpt, toch niet tot een algemeeene mijnwerkerssta king te zullen leiden. Daarvoor was geen meerderheid te vinden. §1^8 SNELLE en ZEKERE WERKING ilmeert het hoesten maakt het slijm los FL2S0 Vhrog het oordeel brengt spoedig verlichting ■el van Uw dokter'-Agenten F£B.Meindersmo-Den Haag 81.) Vrij naar het Engelsch. o „Ik durf niet direct te zeggen, dat ik haar niet bewonder; ze is zoo veelzijdig en ontwikkeld, dat ik haar beschouw als een soort nationaal eigendom, waar op men trotsch hoort te zijn een spe cimen, van wat de negentiende eeuw kan voortbrengen. Maar ze heeft niet de min ste aantrekkingskracht op me; ze is koel en schitterend en heeft niets beminnelijks over zich voor zoover ik zien kan. Alice loosde een tevreden zucht. „En ze is eigenlijk heelemaal niet mooi." „Neen hoor. Ik moet niets van blauwe oogen hebben; ze zijn altijd koud en on sympathiek, vind ik." „Van welke kleur oogen houd je het meest?" „Van bruine als fluweel; en haar in de zelfde tint en een huidkleur als een rozeblad." Alice lacht een zacht, gelukkig lachje. „Ik ben zoo blij, dat het je niet kan sche len, dat ik dom ben!" „Je bent niet dom, liefste; je hebt zoo veel tact, wat oneindig veel beter is als geleerdheid. Bedenk maar eens, hoe aar dig je kunt praten met de armen en hoe veel ze van je houden. Je hebt er slag van om altijd juist dat te zeggen, wat ze graag van je hooren." XXXI. Amice, In deze courant is door X uit Koude- kerke gevraagd, hoe Dr Kuyper dacht over de autonomie der gemeenten. Zijn standpunt was; „Wat binnen den kring van gewest of gemeente afloopt, worde ook in gewest en gemeente afge handeld". Hij keurde sterk af de bepa ling van art. 95 Gemeentewet, die den gemeenteraad verbiedt naar eigen goed vinden zijn secretaris te ontslaan, indien die secretaris eenzelfde persoon is met den burgemeester. (Ons Program, pag. 173 en 174). Dus zijn standpunt was: Het salaris van den gemeenteveldwachter,die zijn functie verricht uitsluitend binnen den kring der gemeente, worde ook door de gemeente vastgesteld. Wat de administratieve rechtspraak be treft, Dr Kuyper eisckte, dat cue recht spraak zelfstandig worde en daardoor on afhankelijk Hij voegde er bij: „Gelijk het thans staat, is bij onze administratieve rechtspraak de betrokken overheid zelve partij en rechter tegelijk". (Ons Program, ibid.) Immers, zoo zeide hij: „Door dit systeem nu zijn de gemeenteraden ten plattenlande bijna geheel in de macht van den door het Rijk gecommitteerden bur gemeester. Immers, verzetten ze zich, dan komen Gedeputeerden tusschen beiden en daar Gedeputeerden meest èn den Com missaris èn den Minister van Binnenland sche Zaken achter zich hebben, is bij de vraagstukken van autonomie, d. i. bij de gewichtigste kwesties, die zich kunnen voordoen, elk lager bestuur schier weer loos". We laten het hierbij voorshands. X„ die zoo hecht aan wat „onze groote lei der", die „ontegenzeggelijk op talentvolle wijze de autonomie der gemeenten heeft verdedigd", ten deze heeft geleeraard, zal zeker nu wel erkennen, dat Dr K. als voorzitter van een College van Ged. Sta ten nimmer een gemeenteraad van het platteland zou hebben gedwongen, het sa laris van den veldwachter met f 85 (zoo ik goed ben ingelicht) omhoog te voeren. En zijn meening over de waarde eener procedure, die op de weigering van zulk een gemeentebestuur moet volgen, was ook al niet hoog gestemd. X. zal zeggen: Maar Dr Kuyper heeft de lijnen scherp en zuiver in omgekeerde richting getrokken, toen hij als minister een vaste rechtspraak schiep. Is dit wel juist? vragen wij. We heb ben de Koninklijke Besluiten van 3 April 1905, 19 September 1905, 31 Mei 1913, 26 Augustus 1913 en 31 Mei 1915 er eens op nageslagen. Het eerste is uit den tijd van Dr Kuyper als minister, de an dere worden zeker door X. bedoeld, als hij schrijft, dat „na diens optreden door de Kroon in een lange, niet opnieuw door een andere opvatting onderbroken reeks van beslissingen de leer, dat Ged. Staten in gevallen als dat van 's-Gravenpolder niet buiten hunne bevoegdheden treden, (is) gehandhaafd". Er blijkt nu, dat in al die Kon. Beslui ten nergens sprake is van het verhoogen door Ged. Staten van 't salaris eens poli tiedienaars, zooals met 's-Gravenpolder het geval is. In al die Kon. besluiten wordt beslist, dat de Raad ten onrechte wei gerde om op voorstel van den burgemees ter of van B. en W. een uitbreiding van het getal politiedienaars te voteeren of een inkrimping daarvan na te laten. Er was hier dus strijd (niet als te 's-Gravenpolder) tusschen gemeenteraad en Ged. Staten, doch tusschen organen van het gemeentelijk gezag onderling. De gemeentelijke autonomie kwam hier dus geenszins in de klem. De burgemeester, als hoofd der plaatselijke politie, werd door de Kroon in 't gelijk gesteld, als hij, ter wille der openbare veiligheid meer personeel vroeg, of zich tegen inkrim ping daarvan verzette. Dit is toch heel wat anders, niet waar? Het gold hier: le. K. B. van 3 "April 1905: Noodzakelijkheid van derden agent te Hellevoetsluis. Versterking politie noo- „Ik ben zoo blij. Je weet niet ,hoe erg ik mijn best doe om de vrouw te zijn, die in je smaak valt; ik denk steeds aan jou en wat ik kan doen om het jou naar den zin te maken." „Lieve Alice!" zei Edgar ontroerd, „ik kan zoo'n groote liefde nooit waard zijn." „Dwaasheid Edgar; ik moest dankbaar zijn, want wat er voor goeds in me is, heb ik allemaal aan jou te danken. Jij hebt mijn karakter stevigheid gegeven en mijn principes gevormd." Wat volkomen waar was en waarop Edgar alle reden had om trotsch te zijn. Op de Ceders heerschte groote vreugde over Alice's verloving. Mevrouw Martin straalde. „Lieve", zeide ze tegen haar dochter, „ik ben ervan overtuigd, dat je gelukkig zult worden, een vrouw heeft er nu eenmaal behoefte aan, dat er een arm is, sterker dan de hare, om haar in 't leven te steunen. En bovendien" ze werd nu plotseling erg prozaïsch. „Ed gar is eenig kind en alles, wat zijn ouders bezitten, zal later aan hem komen, 't Is een uitstekende partij, moet ik zeggen." „Ik zou me nooit geheel gelukkig heb ben kunnen voelen, mama, als ik alleen door-het leven had moeten gaan. 'tls zoo heerlijk, te weten, dat er iemand is, die al je moeilijkheden wil deelen." Mevrouw Martin werkte met een tevre den glimlach voort aan haar bazarwerk. „Dat weet ik, lieve, ik ken immers je aanhankelijke natuur. En het is heel moeilijk voor een ongetrouwde vrouw, om een positie in de wereld in te nemen, behalve wanneer men een titel heeft." Alice luisterde plichtmatig en haar moe- dig. Salaris f 500 en f 70 voor kleeding, 2e. K. B. van 19 Sept. 1905: Wensche- lijke versterking van een veldwachter te Renkum (f 500 en f 65 kleeding). 3e. K. B. van 31 Mei 1913: f 700 voor tweede veldwachter te noodig. 4e. K. B. van 26 Aug. 1913: Velzen. Op grond van het beschikbaar stellen van onvoldoende middelen voor twee agenten meer, ook door den burgemeester noodig geoordeeld. 5e. K. B. van 31 Mei 1915: Bergen op Zoom. Vermindering met twee agenten niet gewettigd, f 900 voor één agent meer. Later, na 1915, is het de verkeerde richting uitgegaan en hebben Ged. Sta ten en de Kroon zich bemoeid met de hoegrootheid van het salaris. De rede neering is dan deze, dat de wet tot toe reikende uitgave voor een veldwachter verplicht. Echter wat is ook in het geval van 's-Gravenpolder toereikend? Ten aan zien van een salaris van f 35 per week is kwestie over f 85 meer of minder, 't Aan tal inwoners dezer kleine gemeente be droeg op 31 December 1928 slechts 1125 zielen. Kan de gemeenteraad, die ook met den veldwachter in nauwer relatie staat dan Ged. Staten of de Kroon, niet beoor- deelen of voor ruim 1100 zielen een sa laris als boven aangegeven al of niet vol doende is? In een Kon. Besluit van 3 Juli 1930, no 97, dus zeer recent, lees ik: „Overwegende, dat de vraag naar de grootte van het salaris van een gemeente veldwachter wel is waar betreft de huis houding der gemeente, waarvan het oor deel allereerst aan den gemeenteraad staat maar dat bet algemeen rijksbelang van de openbare orde en dus de veiligheid daar mede toch in zoo nauwe en belangrijke mate is betrokken, dat ten deze het toe zicht van Ged. Staten zich verder behoort uit te strekken, dan in het algemeen ten aanzien van de huishouding der gemeen te geoorloofd is". De vraag is in casu m. i. deze: „Is het door den Raad van 's-Gravenpolder in casu uitgetrokken bedrag voor den veld wachter zoo bedenkelijk laag, dat de open bare orde en veiligheid daardoor in ge vaar komen? In 1930 zegt de Kroon: Het oordeel over de grootte van het salaris betreft de huishouding der gemeente en 'staat aller eerst aan den gemeenteraad. In casu moet het toezicht van Ged. Staten zich verder uitstrekken, dan in 't algemeen geoorloofd is. En of dit toezicht in casu gewettigd is, hangt af van de vraag, of het salaris des veldwachters ontoereikend is. Dit hobbe in deze phase van de zaak de Kroon te overwegen Nog iets. In de raadsvergadering van 's-Gravenpolder heeft het raadslid Ver- T. B. C.-Patiënten, bespoedigt Uwe genezing door een kuur met granulins. Leest wat Dr. J. H. VAN GRAF HORST, arts schrijft in zijn brochure „Wenken en raadgevingen bij de be handeling van Tuberculose en Scro- fulose" over de gunstige resultaten, daarmee verkregen bij tuberculose en klierziekte. Deze brochure, die o. a. talrijke attesten bevat van geneesheeren en gewezen patiënten, wordt U, op aanvrage, in gesloten enveloppe, gratis toegezonden door de Pharm. Ond. Dr. J. H. VAN GRAFHORST. Schevenin- gen. Alkmaarsche straat, D 9. der babbelde voort: „Het zal zoo prettig voor je zijn, lieve, als Edgar een zetel krijgt in het parlement; want ik heb ge hoord, dat de leden van het parlement met hun vrouwen in de hoogste kringen ontvangen worden. Het is zeer jammer, dat die goede jongen geen Conservatief is de Conservatieven hebben zoo iets gedistingeerds maar daar is niets aan te doen, veronderstel ik." „O mama, Edgar zou nooit een Conser vatief kunnen worden." „Dat heb ik ook niet gezegd, lieve kind; maar misschien zou je hem na verloop van tijd over,kunnen halen een ouder- wetsche Whig te worden; dat is, geloof ik, haast even aristocratisch. Maar, toch blijf ik er bij, ik wilde, dat hij van huis uit Conservatief was, zie je, een radicaal kan een gentleman zijn, een Conservatief moet er een zijn." „Dat zie ik niet in." „Niet, liefje? Nu, ik weet niet, hoe ik het je dan moet uitleggen, maar ik heb het gevoel, dat het corecter is een Con servatief te zijn." „Maar ik kan toch niet probeeren Ed gar iets tegen zijn eigen overtuigingen in te laten doen, mama?" Mevrouw Martin zweeg een oogenblik, terwijl ze een nieuw draadje zij uitzocht; toen ze ze: „Ach, liefje, als je vooruit wilt komen in de wereld, moet je altijd zorgen, met den grooten stroom mee te gaan. En daar Edgar met alle geweld een Radicaal wil blijven, moet je er maar niet te veel acht op slaan." „Maar er is niets in zijn politieke in zichten, waarover hij zich moet scha- hnlst tot een collega gezegd: „Weet jij me een meer revolutionaire daad aan te wijzen dan door Ged. Staten is gepleegd? De rechtsgeleerden uit het Gedeputeerd College geven ons volkomen gelijk". (Zie verslag Zeeuw.) Men mag aannemen, dat dhr Verhulst iets dergelijks niet in een openbare raads vergadering zal durven zeggen, als het niet de waarheid en de volle waarheid is. Alleen had hij moeten zeggen: de prac- tiseerende rechtsgeleerden uit het Gedep College. Immers, als al de rechtsgeleerden uit Ged. Staten hem gelijk hadden gege ven, ware art. 212 Gem. Wet niet toe gepast (4 van de 7 leden van bet Ged. College zijn jurist). Doch het geeft veel te denken, dat Ged. Staten niet eenstemmig zijn en dat de juristen uit de practijk, die het volk en den landbouw van nabij kennen, anders denken dan de meerderheid. Ten aanzien van salarisverhooging van zij het andere ambtenaren, wijzen wij er tenslotte nog op: le. dat Ged. Staten van Gelderland met het oog op de tijdsomstandigheden de nieuwe salarisregeling hebben terug ge nomen; 2e. dat Ged. Staten van Noord-Brabant hetzelfde deden en daarbij opmerkten: dat sedert begin October de economische cri sis veel heviger is geworden en ook Ged. Staten „het thans niet de geschikte tijd achten aan ons voornomen tot herzie ning van de algemeene wedderegeling ge volg te geven". 3e. dat de Regeering eveneens afkeerig blijkt te zijn van salarisverhooging van ambtenaren en onderwijzers; 4e. dat de meerderheid der Tweede Kamer op 't zelfde standpunt staat. Amice, ik meen het hierbij voorloopig te kunnen laten. Vriendschappelijk groetend, t. t. METELLUS. HET VERVAL DER HABSBURGERS. De oorlog maakte een einde aan het kortstondig roemrijk vorstenbestaan der Habsburgers. Althans in Oostenrijk. In Hongarije, dat op zoo droeve wijze van het Keizerrijk werd afgescheurd, brak dezer dagen nog even voor den pre tendent-opvolger een lichtstraal door, met de meerderjarigverklaring van Aarts hertog Otto, den 18-jarigen oudsten zoon van wijlen denblauwen-maandag-keizer Otto Frans Jozef en Zita van Bourbon Wie de geschiedenis van het Oosten- rijksche Keizerrijk onder de Habsburgers en van de Habsburgers zeiven kent, slaakt onwillekeurig den zucht: zoo vergaat de roem der wereld. Frans I, door Napoleon uit de regee ring uit 't Duitsche Keizerrijk gezet, in 1806, zag zijn heerschappij beperkt tot zijn oude kroonlanden Oostenrijk-Honga- rije. Hij regeerde niet ongelukkig, niet tegenstaande de oorlogen met Napoleon, in welke zijn broeder, aartshertog Ka- rel, roem behaalde, als opperbevelheb ber van bet Oostenrijksch-Russische le ger. Deze toch sloeg herhaaldelijk de Franschen onder Mor eau en Jourdan; en behaalde in 1809 bij Aspern een schit terende overwinning op Napoleon zelvon. Deze aartshertog Karei is de grootvader van de ex-Koningin Maria Christina, moeder van Koning Alphonsus van Spanje, wiens troon ook zoo wankel staat! Toen in het revolutiejaar 1848 Keizer Ferdinand, zoon van Frans I, kinderloos kwam te overlijden, volgde diens tweede zoon als Frans Jozef I hem op. In 1854 huwde deze met zijn nicht Elisabeth van Beijeren, die 10 Sept. 1898 zoo noodlottig aan baar einde kwam, toen zij te Genève, terwijl zij op de boot stapte, door een anarchist uit Parijs, Lucohini, met een dolksteek werd gedood. Ongelukkige vors tin, die in haar huwelijk zooveel leed had doorgemaakt en zoo algemeen bemind was. Haar eenige zoon, Rudolf, gehuwd met de 16-jarige' Stefanie van België, schoot zich, na een ongelukkig huwelijk en een lichtzinnig leven, in 1889 op het men", hield Alice vol; „een man heeft toch zeker het recht te denken, wat hij wil." „Maar toch, liefje, als iemand de zaak van de massa zoo voor staat, maakt dat allicht den indruk, dat hij zelf uit die volksklasse is voortgekomen; en dat zou voor iedereen erg pijnlijk zijn, vooral voor iemand met een gevoelige natuur als ik." Alice echter was koppig; het was haar eenige fout en die buitte ze ook naar hartelust uit. „We zijn zelf uit het volk voortgekomen", zei ze, „dat is een waar heid, die niet te loochenen is." Haar moeder zuchtte, terwijl ze den draad in haar naald stak. „Als je zoo lang geleefd hebt als ik, liefje, zul je weten, dat het geheel niet noodzakelijk is men behoeft daarom niet te jokken! om altijd met de waarheid te koop te loopen." „Edgar en ik zijn niet van plan als rijke menschen te leven of ons in het gezelschapsleven te mengen, maar we gaan onder de armen wonen en zullen trachten hen zoo veel mogelijk te helpen." Mevrouw Martin glimlachte toegevend. „Jonge menschen halen zich vaak zul ke vreemde, afwijkende denkbeelden in het hoofd, daar komen ze door de onder vinding wijzer gemaakt, wel van terug". „Maar ik wensch heelemaal niet, dat hij van zijn denkbeelden terug zal komen; ik houd juist zooveel van hem, omdat hij zoo goed is en zulke heerlijke idealen heeft." „Lieve kind, het zal best in orde komen, wanneer hij getrouwd is. Mijn ondervin ding is, dat het huwelijk het beste mid- De heer Van Wijnbergen heeft in de Tweede Kamer geklaagd over de wei nige belangstelling die er bij ons volk is voor het hooger onderwijs, hoewel dit toch voor heel het volk van zeer groot belang is, stoffelijk en geestelijk, In het algemeen is dit juist. Voor de z.g. openbare universiteiten heeft de massa ai buitengewoon weinig interesse. Ze liggen buiten den gezichts kring van bet overgroote deel van ons volk. De heer Van Wijnbergen verklaarde de weinige belangstelling door er op te wijzen dat de resultaten van het hoo ger onderwijs niet direct grijpbaar zijn Ik weet niet of deze verklaring luist is. Immers het volk komt dagahik? iu aanraking met predikanten en vr.o&s heeren enz. wier kennis en kunde worden bewonderd en gewaardeerd. De oorzaak is misschien hierin te zoe ken, dat de openbare universteiten ons volk niet noodig hebben. Ze staan op een hoog voetstuk boven en buiten het volk, waarbij dan nog komt, dat de band van het beginsel ontbreekt. Bij de Vrije Uuiversiteit is dat an ders. Deze inrichting heeft bet groote voorrecht, dat ze zich gedragen mag weten door de liefde en de belangstel ling, niet alleen van enkele vooraan staande hoogontwikkelde mannen, maar ook van duizenden eenvoudigen in den lande. Dat is haar kracht. Toch ligt in wat de heer v. Wijnbergen opmerkte een vingerwijzing ook voor de V. U. om er voor te waken, dat het contact met bet volk niet verslapt. De V. U. is voor ons volk van onwaar deerbare beteekenis. Maar zij kan alleen groeien en bloeien als zij een plaats blijft behouden in het hart van ons yolk. OPMERKER. slot Maverling voor den kop. Zijn weduwe hertrouwde met den graaf Lonvay, terwijl haar dochter ongeveer gelijkertijd, 25 Jan. 1902, huwde met prins Otto Win- disebgraetz, ook een slecht huwelijk. Reeds anderhalf jaar later, den 6 Dec. 1903, schoot deze 20-jarige in een villa te Wischowitz (Bohemen) de daar op be zoek toevende „geliefde" van haar man met een revolver neer. Dit huwelijk liep op een echtscheiding uit en de 'bedrogen jonge vrouw zooht en vond haar geluk in een huwelijk met een onderwijzer, onder wiens invloed zij tot het socialisme over ging. Hare kinderen verdienen, de een meer, de ander minder, hun dagelijksch brood, door dagelijkschen eenvoudigen arbeid. Zij, achter kleinkinderen van den zoon van Keizer Frans Jozef van Oosten rijk! I j 119 Na den dood van Kroonprins Rudolf voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST del is, om jonge menschen te genezen van overdreven idealen en dwaasheden. Het leven is heusch geen spelletje, kind". „Edgar zegt, dat het iemands hoogste goed is, zichzelf te kunnen zijn; en daar om zegt hij behoeft niemand zich te schamen voor zijn lage afkomst zoomin als de aristocratie zich verheffen mag op haar familiregister. En daarom voelt hij zich zoo tot de armen aangetrokken, om dat ze in werkelijkheid onze broeders zijn." Mevrouw Martin schudde medelijdend het hoofd. Ze was bijna tweemaal zoo oud als Edgar en ze voelde zich ver ver heven boven, wat ze noemde, „de on bezonnenheid der jeugd". Hoe was het mogelijk, dat een jongeman met fortuin, een kasteel van eeni huis tot zijn be schikking en het vooruitzicht op een prachtige carrière, zich zou geroepen ach ten als kluizenaar onder de armen te gaan Of men geen verplichtingen had aan zijn eigen stand! Zeker, zij gaven ook op gezette tijden hun bijdragen aan de armenkas., aan de kerstfeestviering en aan het fcleeren-comité, dat was iemands chris tenplicht, maar daarom hoefde men zich toch niet met Jan en alleman te enca- nailleeren! Maar Edgar zou wel wijzer worden en zoo niet, dan was zijn vader er nog, die een verstandig man was; en zij, de moeder van Alice, had toch ook nog wol iets te zeggen? CWordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 7