DE ZEEÜW
PAULS OFFER.
TWEEDE BLAD.
Brieven uit de Residentie.
FEUILLETON
Provinciale Staten van Zeeland.
Hf;
Jbl
k
VAN
DINSDAG 18 NOV. 1930. No. 42.
Het pogen tot herstel der coalitie, het
lonken naar Rome, dat gedurig bij de
Anti-Rev. is waar te nemen, blijft een
groot gevaar voor ons land, bijzonder
voor het Hervormde deel van ons Neder-
landsche volk".
„In de neo-Gereformeerde kringen
droomde men van een uitsterven van dat
domperige Christendom. Men kende
Gods werk in de zuchters niet."
„Van de oude Gereformeerde leer is dr
Kuyper afgeweken en de A.-R. Partij
huldigt het Kuyperiaansch-neo-Gerefor-
meerde standpunt."
Dit zijn een drietal aanhalingen uit de
Kamerrede, die we den heer Kersten, de
leider van de Staatkundig Gereformeer
de Partij, de vorige week hoorden „af
draaien". Het is wel oneerbiedig gezegd,
maar we weten er geen beter woord
voor. De heele rede stond van letter
tot letter op papier en werd met een
maximum-snelheid voorgelezen. Als Voe-
tius dat eens had kunnen zien en hooren,
dan was hij van schaamte weggeloopen.
Doch we hebben het weer voor de zoo-
veelste maal gehoord: de A.-R. Partij
deugt niet, er deugt niets van. Ze is
zelfs een groot gevaar voor ons land, in
het bijzonder voor het Hervormde deel
van ons volk. De heer Kersten zegt het
en hij kan het natuurlijk weten, want hij
is één met dat Hervormde deel van
ons volk. Alleen maar, wij lezen wel eens
een orgaan, dat uitgaat van een partij,
die, evenals die van den heer Kersten,
zich met nadruk beroept op Art. 36 der
Neder!,. Geloofsbelijdenis als basis van
haar poliiek bestaan en optreden en in
dit orgaan wordt de heer Kersten tel
kens weer gesignaleerd als een vijand der
Hervormde Kerk en van het Hervormde
volk. Daaruit ziet men wel, dal de heer
Kersten mogelijk probeert aan de A.-R.
partij iets in de schoenen te schuiven,
waarmede hij zelf behept is. Dat gebeurt
wel meer in het leven.
Ik voor mij gevoel me bij het aanhoo-
ren van dergelijke redevoeringen altijd
heel rustig, 'tls wel opmerkelijk, dat ze
gretig gehoor vinden bij socialisten en
anderen, die het wel fijn vinden, da;
de A.-R. Partij zoogenaamd eens haar
tabberd krijgt.
Maar de liefde tot den broeder klopt
er niet in, en zeker niet die tot den „dwa
lenden" broeder.
Haast drie vierde van zijn redevoe
ring had de heer Kersten noodig, om
toch maar uit te meten, hoe slecht en hoe
beginsel-ontrouw die Anti-Rev. zijn en
één vierde er van was gewijd aan de
kwestie van den dag, met name ook aan
de crisis van land- en tuinbouw en ook
daar moesten de snoode anti-revolutio
nairen nog menige veer laten.
Nu zal niemand kunnen beweren, dat
de A.-R. politiek altijd èn principieel èn
practisch volmaakt is geweest. Dat geldt
alleen maar voor de politiek van den
heer Kersten en de zijnen. Maar deze cri-
tiek is even onwaar als eigengerechtig.
Zij is een valsch getuigenis geven van
den broeder, zooals onze Gereformeerde
vaderen dat hebben verstaan.
Nu meene men niet, dat wij den heer
Kersten en zijn politieke actie geen
plaats gunnen onder de zon, omdat we
zoo bang zijn van zijn critiek. Dat is on
juist, maar ook aan die critiek mag den
eisch gesteld worden niet alleen, dat ze
waar en waarachtig zij, maar ook, dat ze
het beter doe. En practisch blijkt van dit
alles niets. De fractie der Staatkundig
Gereformeerden, die in de Kamer uit
drie leden bestaat, neemt aan de beraad
slagingen maar sporadisch deel. Haar
leider, de heer Kersten, beschouwt blijk
baar de Kamer maar als een gelegenheid
waar hij eens van de „ambtelijke" ver
moeienissen uitblaast en heel dikwijls is
er van de heele fractie maar één man te
zien. Nu gaat ons dat niet aan, men moet
dat zelf weten, maar het ontneemt wel
het recht om zoo hoog van den toren te
blazen over anderen, die zijn broeders
zijn.
Zulk een politiek, die in hoofdzaak ne
gatief is, wreekt zichzelf.
En wij voor ons zien den dag komen,
dat er ook in de gelederen der Staatk,
Gereformeerden weer scheiding komt,
omdat de leiding, principieel afwijkt. Dan
krijgt men loon naar werken.
Critiek is niet moeilijk, afbreken is
een gemakkelijk werk. Maa.r bouwen, op
bouwen, is veel moeilijker. En wat dat
betreft, kan de Anti-Rev. Party, zich mel
den. Zeker, haar werk was niet volmaakt,
maar het is toch' door Gods gunst tot een
zegen gesteld. Al heeft het aan critiek on
critici nooit ontbroken; de stuurlui aan
den wal kent ieder. En menschen, die po
litiek nog niet droog achter de ooren zijn,
moeten over dat werk en den strijd van do
A.-R. Partij niet zulk eon groot woord
voeren
Critiek i.an goed, kan uitstekend zijn,
vooral onder hen, die ui., hetzeltde begin
sel zoeken te leven en wien het niet om
zichzelf te doen is, doch om de doorwer
king van dat beginsel, maar die critiek
moet gespeend zijn aan alle eigengerech
tigheid, aan het: die man ben ik!
De heer Kersten beroemt er zich op,
dat hij de man is, die indertijd de coalitie
uiteen deed vallen. Hij weet dat dit
slechts formeel juist is en dat het ook e>:n
toeval was. De heer Lingbeek dong met
hem om dezelfde eer, doch de heer Ker
sten was eerst en ging daarom voor. En
hij kon de coalitie slechts breken, door
zelf een andere tijdelijke te vormen. En
welk eene! Hoe verder de datum van zijn
daad achter ons ligt, des te meer gaat
hij er zich op beroemen, maar in zijn
hart is hij allerminst gerust over die doo
it f
29
C.'.ch
;oqq
Oc.
4
JI91
S:r
rno
nosi
Yoor een bedrag van f 28.000 zal het buiten „Jagdlust" te De Bilt waarschijnlijk
worden omgebouwd tot raadhuis dier gemeente.
Vrij naar het Engelseh.
66.) o—
!ÏC,
Toen het concert was afgeloopen en het
gezelschap zich naar de eetzaal begaf
1 voor het, souper, was Isabel vreemd zwijg
zaam en in zichzelf gekeerd; hetgeen haar
begeleider weer een nieuw bewijs scheen,
dat ze op den tocht had gezeten en kou
moest hebben gevat.
iLieveling, wat is het toch jammer,
dat je geen sjaaltje bij je hebt, men
heeft zoo'n artikel heusch wel noodig,
hier in die kille gangen en met die open
deuren."
),Wel, ik heb er nu eenmaal geen,
M beste; ik ben er altijd zoo dol op, die
dingen aan mijn kennissen te vermaken,
dat ik er nooit een voor mezelf over
houdt."
Na het souper riep lord Robert Thistle-
town haar een oogc-nblik terzijde. „Ik
wilde je alleen maar even vaarwel zeg
gen," zeide hij; en tot haar verbazing
nam ze waar, dat hij ongewoon bleek
was.
„Wel waar ter wereld ga je dan
heen, dat je nu vaarwel zegt in plaats
welterusten?"
„Morgen vertrekt mijn regiment naar
het front."
„O, jongen."
„Aan den eenen kant tref ik het al
heel bijzonder, dat wij al zoo spoedig in
actieven dienst gaan, en als het niet om
Violet was, zou ik het fijn vinden. Zoo
zie je al weer, dat dingen, die je graag
gewild hebt dikwijls juist in vervulling
gaan, wanneer je er geen behoefte meer
aan hebt."
„Ben je het al met elkaar eens?"
vroeg Isabel.
„Het was heelemaal mijn plan niet di;
te verklaren. Ik dacht, dat het eervoller
zou zijn, wanneer ik haar niet bond,
voor ik veilig en wel weer hier zou zijn.
Doch je begrijpt, hoe dat gaat. Ik moest
haar natuurlijk toch goeden dag gaan
zeggen, en voor ik er erg in had, kwam
het eruit. Ik vrees, dat het wel .erg zelf
zuchtig van me was, in aanmerking ge
nomen, dat ze nog zoo jong is; doch ze
zag er zoo lief uit
„Maak je er maar geen zorg over",
onderbrak Isabel ernstig. „De meeste
mannen denken, dat zij een vrouw vol
strekt niet van hun liefde mogen spre
ken, als er niet dadelijk uitzicht is, dat
ze kunnen trouwen; en het schijnt niet
in hen op te komen, dat vergeleken met
de gevoelens van hot hart zelf, al di9
bijkomstigheden van geen belang kunnen
zijn."
de coalitie. Heeft hij dan z'jn werk niet
goed gedaan? Het schijnt van niet, bij een
lijk maakt men toch zulk een drukte niet?
Er zijn ook buiten de politiek wel men
schen, die al maar over de slechtheid en
de gebreken van een ander praten en
daaruit dan concludeeren, dat ze zelf
braaf zijn. Dat is een gevaarlijk werk en
zulken kan men geen grooter dienst oe-
wjjzen, dan ze toenemende zelfkennis <e
wenschen en wat meer waardeering voor
den ander. J. H.
HET MAAL- EN MENGGEBOD VOOR
TARWE.
Een adres van het K. N. L. C.
Het Kon. Ned. Landbouwcomité heeft
een adres gezonden aan den minister van
binnenlandsche zaken en landbouw naar
aanleiding van een adres van den Kon.
Ned. Middenstandsbond, waarin deze
Bond verzoekt „geen gevolg te geven aan
haar voornemen om een maal- en meng-
gebod in te voeren".
De overwegingen, waarop dit verzoek
steunt, zijn drieërlei, n.l. dat „vaststaat,
dat een groote groep van den handel-
drijvenden en industriëelen middenstand
door vorenbedoelde maatregelen ernstig
zal worden geschaad", en „dat het brood
minder van kwaliteit en hooger in prijs
zal worden".
Ons Comité is van oordeel, dat dit ge
bod geenszins de belangen van den mid
denstand zal schaden. De akkerbouwbe
drijven, welke door een maal- en meng-
gebod eenigermate zullen worden ge
steund, geven niet alleen aan duizenden
landbouwers en hun gezinnen en tien
duizenden landarbeiders en hun gezinnen
in normale tijden een bestaan, doch vor
men in de zeekleigebieden van Groningen,
Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland
en Zeeland de veelal ecnige bron van
alle welvaart
Niet alleen vinden tallooze ambachts
lieden en handelaren er een bestaan door,
doch al deze personen geven ten behoeve
van de voorziening in hun levensbehoef
ten nagenoeg den bestaansgrond aan den
geheel en middenstand in genoemde ge
bieden. Deze middenstanders .betrekken
hun artikelen veelal uit de naastbij gele
gen provinciesteden, waar ook door de
landbouwers en de landarbeiders meer
malen nog vrij veel inkoopen worden
gedaan.
Waar deze landbouwers thans geen in
komen hebben, maar ernstige verliezen
lijden en deze landarbeiders daardoor
worden bedreigd met een ernstige werk
loosheid, gaan ook de middenstanders
ten plattelande een somberen tijd tege
moet, terwijl ook hun leveranciers in de
provinciesteden de gevolgen van de sterk
verminderde koopkracht der plattelands
bevolking spoedig zullen ondervinden.
Ons Comité meent met deze korte uit
eenzetting voldoende zijn zienswijze in
dezen te hebben toegelicht.
Het gemelde adres steunt verder op de
overwegingen, als zoude door genoemd
gebod het brood van minder kwaliteit
en duurder in prijs worden.
Dat de kwaliteit minder zou worden
is nimmer bewezen. Nog dagelijks wordt
ten plattelande bij een grooter verbruik
van inlandsche tarwe voor de brood
bereiding, dan het maalgebod zal
brengen, het tegendeel vastgesteld,
terwijl overigens door het aanwenden
van eerste kwaliteit buitenlandsche tar
we aan eventueele bezwaren betreffen
de den bakaard der inlandsche tarwe vol
komen kan worden tegemoet gekomen.
Dat het brood duurder in prijs zal wor
den, acht ons comité niet waarschijnlijk.
Een prijsverhooging van f 4 per 100 K.G.
voor de inlandsche tarwe geeft bij een
maalgebod van 10 pet. een prijsvermeer-
dering van 40 cent voor 100 K.G. gemeng
de tarwe, d.i. voor 100 K.G. wittebrood
eveneens 40 cent. Hierbij kan eventueel
nog iets komen, indien een betere kwali
teit buitenlandsche tarwe zou worden bij-
gelcocht, hetgeen echter bij een zoo laag
percentage inlandsche tarwe wel niet noo
dig zal zijn, temeer daar de prijs, welke
voor deze inlandsche tarwe zal gelden,
wel zal verband houden met de kwali
teit ervan.
Hoe de Bakkersbond er over dacht,
voordat deze bond besloot zijn standpunt
gezamenlijk met meelimporteurs en meel-
„Nu, tot weerziens dan", fluisterde de
lord, haar hand krachtig drukkend. En
terwijl hij een brok in zijn keel trachtte
weg te slikken, zeide hij: „en als da;
weerzien niet meer op deze aarde is, wd
je mijn kleine meid dan een beetje troos
ten en haar leeren, te vergeten?"
Isabels oogen vulden zich met tranen.
„Beste jongen, dat kan ik haar niet bij
brengen, want ik heb het zelf niet ge
leerd, het is een kunst, die vrouwen
nimmer machtig worden. Maar ik zal
haar leeren, dat er in werkelijkheid geen
vergeten kan zijn, zooals ook de dood in
werkelijkheid niet bestaat".
HOOFDSTUK XVIII.
„Wrexham", zei Isabel op zekeren dag
tot haar verloofde, toen ze in de zitkamer
van zijn huis in Prince Gate zaten; „ik
ga je ongelukkig maken, maar ik kan er
niets aan doen."
Het gelaat van Lord Wrexham vertoon
de een bezorgde uitdrukking. „Ik weet,
wat het is. Je hebt onlangs kou gevat
en nu ben je bang, dat je ziek gaat
worden. Ik meende ook al, dat het erg
tochtte."
„Neen, dat is het niet het is veel en
veel erger", antwoordde Isabel, zacht; ze
betoonde heel wat geduld nu met Wrex
ham.
„Vertol m» don maar ineens het erg-
fabrikanten te bepalen, moge blijken uit
de mededeeling daarvan in de Bakkers
bondscourant van 27 Augustus j.l., n.l.
dat er in vakkringen technisch geen over
wegend bezwaar bestond om in ons brood-
bloem een zeker percentage bloem van
inlandsche tarwe te mengen en volledige
medewerking aan dergelijke regeerings-
maatregelen te verleenen.
Ons comité acht op grond van het bo
venstaande den invloed van een maal
gebod op den broodprijs te gering om
een punt van ernstige discussie uit te
maken, doch meent niettemin er de aan
dacht op te moeten vestigen, dat niet
meer wordt gevraagd dan een tarweprijs,
die een schamel loon geeft aan den land
bouwer en aan den landarbeider, terwijl
de consumenten de gelegenheid behouden
te profiteeren van den wereldmarktprijs
der buitenlandsche tarwe, die 80 k 90 pet.
der grondstof voor de broodbereiding zal
blijven vormen en waarvan do prijs ver
beneden de productiekosten ligt.
Bij een verdere daling van den wereld
marktprijs van tarwe zal de broodprijs
evenredig kunnen verminderen.
Ons comité acht. het in deze omstan
digheden een algemeen belang van de
eerste orde door een maal- en mengge-
bod, waarvan de uitvoerbaarheid en de
gunstige werking vaststaat, feitelijken
steun te verleenen aan de zoozeer door
de crisis getroffen akkerbouwbedrijven.
Het K. N. L. C. heeft gemeend niet te
mogen nalaten het vorenstaande ter ken
nis van Uwe Excellentie te brengen.
Thans zijn de volgende voorstellen van
Ged. Staten in druk verschenen:
Uitbreiding electrische centrales.
Van den Raad van Bestuur der N.V.
„Prov. Zeeuwsche Electriciteits-Mij ont
vingen Ged. Staten d.d. 7 Nov. j.l. een
schrijven waarin om een nader crodiat
van f 500.000 ten behoeve van de Midden
groep en een van f350.000 ten behoeve
van de Zuidergroep wordt gevraagd,
zulks ten behoeve van de uitbreiding van
de centrale te Vlissingen en die te West-
dorpe.
Evenals dit in dit schrijven tot uiting
komt, meenen Ged. Staten goed te doen,
er ook hunnerzijds den nadruk op te leg
gen, dat de aanvrage niet zoozeer be
doeld een onmiddellijke kapitaalsver
strekking, als wel het verkrijgen van een
waarborg, dat in een, zij het waarschijn
lijk niet ver af gelegen toekomst, de bei
de centrales ten volle in staat zullen zijn
aan alle aanvragen om stroomlevering
te voldoen. Tot de feitelijke uitbreiding
zal niet worden overgegaan, voordat het
in hooge mate waarschijnlijk is, dat de
door den Raad van Bestuur gekoester
de verwachtingen verwezenlijkt zullen
worden. Ged. Staten stellen voor over
eenkomstig het verzoek te besluiten.
Subsidie restauratie St. Willebror-
duskerk en toren te Hulst.
Ten vervolge van het in 1928 ingeko
men adres om subsidie in de kosten van
herstel van de St. Willebrorduskerk t«
Hulst, van welk adres reeds een paar
maal de behandeling werd aangehouden,
ontvingen Ged. Staten d.d. 30 Juni j.l.
van het gemeentebestuur van Hulst en
van het R.K. Kerkbestuur aldaar nieu
we adressen om subsidie, ter vervanging
van de in 1928 ingezonden stukken. Nog
voordat advies kon worden uitgebracht
ontvingen zij van heide corporaties nog
maals nieuwe adressen. Geldt het adres
van het Kerkbestuur meer bepaald de
kerk, dat van Burg. en Weth. betreft het
herstel van den toren, waarvan de restau
ratie geheel samenhangt met die van dr
kerk. Vanwege het Departement an 0.,
K. en W. is reeds een uitgebreid onder
zoek te dezer zake ingesteld, en de Minis
ter heeft zich bereid verklaard eene Rijks
bijdrage van 50 pCt der kosten van de
restauratie zoowel van de kerk als van
den toren en onderscheidenijk tot een
maximum van f 205.000 en van f 7500 te
bevorderen. Onder deze omstandigheden
zal naar de meening van Ged. Staten, de
Provincie er zich bezwaarlijk aan kunnen
onttrekken om evenals zij dat reeds elders
heeft gedaan, harerzijds een bewijs van
belangstelling te geven in de voorgenomen
restauratie van deze monumenten.
De Provincale bijdrage zal naar de in
1925 gestelde regelen' voor de kerk niet
meer kunnen bedragen dan f 22.000, n.L
10 riCt. van de eerste f 30.000 en 5 pot.
van de overige 380.000 en ten behoeve
van den toren f 1500. In verband met het
beschikbare gedeelte van het voor dit
doel uitgetrokken crediet kan met uitbe
taling der bijdragen eerst in 1932 worden
aangevangen.
Ged. Staten stellen voor de bijdrage
voor de kerk te verleenen over 10 jaar
met f 2200 per jaar, te beginnen in 1932
en die voor den toren geheel in 1932, in
beide "evallen later als eerst in een later
jaar met de restauratie mocht worden
aangevangen.
Subsidie restauratie Campveer-
schen toren te Veere.
In 1928 werd om advies in handen van
„Wordt geen musicus!" Onder dit motto heen de Nederl. Toonkunstenaarsbond
een affiche laten vervaardigen, waarop gewaarschuwd wordt, geen musicus te
worden in verband met de groote werkloosheid in dit beroep en het te werk
stellen van buitenlandsche musici hier te lande.
ste. Onzekerheid kan ik niet verdragen,
vooral als het jou betreft."
„Trek het je als je blieft niet al te erg
aan", zei Isabel, terwijl ze liefkoozend
haar hand op zijn arm legde; „maar ik
kan niet met je trouwen."
Lord Wrexham werd heel bleek. „Kun
je niet met me trouwen? Wat bedoel je?"
„Ik bedoel, dat ik me zelf al dien tijd
om den tuin heb geleid en dat ik je niet
werkelijk lief heb, ofschoon ik je graag
mag en je in alle opzichten respecteer."
„Maar liefste, ik heb nooit ook maar
een enkel oogenblik verondersteld, dat
je me lief had. Ik heb me zelf wel eens
probeeren wijs te maken, dat je van me
hield, omdat ik me dan zoo gelukkig
voelde, maar diep in mijn hart wist ik
heel goed, dat het dwaasheid was te
veronderstellen, dat een stralende, aan
trekkelijke, jonge vrouw een suffen, ouden
kerel als ik ben, zou kunnen liefhebben.
Ik heb alleen maar het recht gevraagd
jou te mogen liefhebben en meer vraag
ik niet"
„Maar het is niet eerlijk, het beste, wat
je te geven hebt, aan te nemen en er
niets, of in ieder geval zoo goed als niets
voor in ruil te geven", riep Isabel uit.
„Dat staat aan mij om te beoordeeleu
en als ik tevreden ben met wat ik krijg,
dan is net toch zeker in orde."
„Maar het is niet in orde, Wrexham;
ik bah iemand anderejief."
Lord Wrexham hield een oogenblik de
hand voor het gezicht. „Wel", was alles
wat hij zei, maar de stem, waarmee hij
het zei, klonk als van een vreemde.
Een diep medelijden straalde uit Isabels
oogen, toen ze naar hem keek. „Einde
lijk wil ik openhartig tegen je zijn", zei
ze, „maar vergeet toch vooral niet, dat
ik mezelf om den tuin leidde en niet jou.
Zelfs ik zou niet zoo laag kunnen zin
ken, dat ik moedwillig iemand als jij, zou
kunnen bedriegen."
„Lieve, je hoeft je tegenover mij niet
te verontschuldigen. Wat jij ook ooit mag
doen of nalaten, ik zal er je geen verwijt
van maken, noch een ander toestaan er
iets op aan te merken."
„Ik was boos op Paul Seaton, omdat
ik meende, dat hij mij niet meer liefhad",
vervolgde Isabel haastig; „ik had geen
recht dat te denken, maar het denk
beeld zat me nu eenmaal in het hoofd
en wilde niet meer wijken. En ik was
zoo buiten mezelf van verdriet en ver
bittering, dat ik harde, wreede dingen
tegen hem heb gezegd, die hij me nooit
kan vergeven; en ik zette hem geheel
biuten mijn leven en probeerde net te
doen, of het me niets kon schelen."
„Mijn arm, dolend kind!"
(Wordt vervolgd.)
I