TO?,.. ;SI co co m m co ifSF p Wf Ssf$S óspl S Ons Vogelhoekje. De slaaf van den Sirdar. Bram als rekengenie. Zaterdag 15 November 1930 45e Jaar gang No. 3 Voor den Zondag. Over dooden en levenden. Stralende Zon-dag. Letterkundige bijdragen. De dag van het boek. MMS C/i -si m ■p> ZT P"g.B.o3: ~"5 fljS. «j as. gw ^8° p Pj CT p -< CD w C <1 ~g 3 g-4 .s.M®" ?j R 8 TO .9 w'^3 tr® o D-P.-3 3 a® o pl&ero vo. "i'o&i i^slgsê- u y u 3W O f-+- P"> £gg<» 69 f n| w.gdJ:tn H-g o F 3.® F tr==?g e-*-<R g- w,(t> <P O p sis 3 - 8 F .sMl ►n - a B'P1 CR CO §•^9 S3.® cp tr CP 2 co^ - p"j- p p* ÏXJ*Ö g. tr^ 5" gg« o 2 p- 3S: W B ~e r li CP P-M P g P P P-.OQ §^'|i PiP 2 2 p ~=5g S.g'S.® «-3- P^ m ii cp cp r ;co® S go g s"Sf g-i^Ec t^S"" *s g 3 Bëg ffi E Spg§^®sf §-&< B:0' --^ 1 cr cp g. o E P pÜ tr o> po^ P-2 <R *P Pa O O p 2 cp 'p r* fT P -o g g g <j CP pj o o F ^8 r3 aq <yt g B o as s.® 73 w S1 &1 w s F s 3° p {3 2J !?j .CO oq S Ê.SLP V* Vcr hrj DO CP P4 S QCnp O OOi pi rPj 8-S-w ®g P M B a* 8ai 8~ |go-|.| «■hp N S C Ê-. O tfl tng*' n. S"W 01 H BÜ13"" F" S e- 3 CD Oq P M CD P-O i25 a^-s k' 0 Q P S-S S.S 9 81 3 CD* 0»ö tr p o B'& n* J p "SET n' (P it P CP pr 2 cp P 6 £b n. p® tF-^P W ^'p. g-o W Ht» O - 0313 P g Sio d r-r- tr PF CD &s oq OP w hi 00 s s's b ff p o I—4 MoRlg' ^i§s- o p C/7 Ow VK 1 OQ« P"1 p. Q CD g§ 8 g sr§ s5^ rg-p p oq >-i s N P CD i=.N 8iT3 r! g I agg-Fg1 ^Vt" m O Q CD ööbSCSPJS N g-0=> O 3 g a> g cr tr P 3 a a"® sp^ <p cp p.cj r m S - ST CD ■?TOga?S'??m Nu jongelui, begin maar weer vol moed aan de nieuwe prijsraadsels. Hartelijke groeten van TANTE DOLLIE. Da volgende prijzen zijn toegekend aan: Adelaartje „Keesjes leertrjd in de tropen"; Leeuwtje, „Henk's geheim"; De jonge Land- Ijouwer, Jongensstrijd"; Agaath en Mei- iloorn, ^Goudhaantje"; Goudoenertje, „De jongens van Tante Saar"; Bloemenmeisje, /Donkere dagen voor Kerstmis"; Klaver bloem, „Van drie schooljongens"; Slaap- (jnutsje en Sneeuwklokje, „De Zwerveling"; Kerklaantje, „De jongens van Zeven"; Boer innetje, „Piet Jiet"; Madeliefje, „De Soon- idaneesche hemeling"; Twee vriendinnetjes, „Toen het Kerstmis werd"; Blondine, „Moe ten of mogen"; Duinroos je,"„Het Klaverblad'; Vilota, „Gedaan wat zij son",; Nachtegaaltjei, JËet Klaverblad"Resed. „Tweeërlei levens vreugd"; JKernoffel, „Tinus Manders"; Duifje, „Zoo'n griezelig beest"; Kievit, „Teruggen roepen". Hier volgen de prijsraad sels: L Voor de grooteren. Mijn geheel bestaat uit 41 letters. 4. 13. 27. 8. 15. 20. 11. is een landstreek in Palestina 26. 2. 41. 16. 23. 22. 33. is een der boeken van het O. T. 33. 24 9. 29. 27. 12; was een sterke man. De 1. 40. 34. 6. 22. 18. 3. 36. 24 waren vijanden van de israelieten. Elia werd door 10. 27. 39. 5. 14 33 gevoed. De engelen 17. 27. 32. 19. 38. 25. in het veld. De 28. 7. 34 35. 28. wordt beloond. IL Voor de kleineren. Mijn geheel bestaat uit 31 letters. 4 12. 13. 13. 30. 15. is een jongensnaam. 14 16. 27. 20. is het tegen overgestelde van koud. 24 22. 14 is een getal. 28. 31. 6. 8. beteekent in het jaar. Een 29. 16. 10. is een huis dier. Een wonder noemt men ook wel een 23. 4. 18. 26. 5. 19. 17. 21. 9. 14 is een meisjesnaam. 10. 2. 7 is een metaaL 3 en 5 zijn klinkers. Ingez. door „De twee vriendinnetjes". den slaaf opzocht, die niet wist wat heit was dat de 'kleine naar hem dreef. «li wist niet, of de vaardigheid, waar mee hij uit bamboe fluitjes sneed, dan wel de snelheid, waarmee hij het 'kind op ziin stekke schouders in een ren over alle hin dernissen heendroeg, hem de gunst van het kind had doen verwerven. Hoe ook, het meisje had zich aan hem (gehecht; het was bij hem, wanneer hij ar beidde; het bewees hem vriendschap; en het had verzachting gebracht in zijn lot Menigmaal reeds had haar kleine hand de vuist baars vaders den Siidar, tegen gehouden, wanneer de ruwe man All dreig de te slaan. De Sirdar hield ontzaglijk veel van zijn meisje, van Sarina. En dat wist Ali en nu len dan 'kwam bij deze de gedachte op, zich te wreken op zijn meester, door dat 'kind te dooden. Steeds werd die gedachte echter gedood door de liefde tot de 'kleine Sarina, die onder de palmen speelt, aan den stroom, waarin Ali olijven wascht. Ziei, hoe handig zij een schoonen krans 1 1T i-a»! Welke vogel is dit? Vorige week: Brandgans. In Indië woonde een vorst of Sirdar, die er verscheidene slaven op na hield. Ali was een hunner, die meermalen de slagen van den hardvoehtigen Siidar moest verduren. Wanneer dan de bloedige strie men gloeiden op Ali's rug brandde de wraak in zijn hart jegens den onbarmhartigen meester. Eens op een heeten dag was in Ali's nar bijheid een klein meisje komen spelen, dat hem vertrouwelijk naderde en hem een sap pige vrucht kinderlijk oprecht aanbood. Ali had schik in het lieve kind, dat steeds Te beginnen bij de S moet je één der lijnen volgen naar de volgende letters, zoodanig, dat je twee plaats namen krijgt (heide in de noordelijke provincies gelegen). Denk er om, je mag maar éénmaal langs dezelfde lib' gaan. Oplossing rebus vorige week: Zaandijk, Helmond, Deventer, Mastenbroek. vlecht, dien ze straks lachend den slaaf bm het hoofd zal leggen. Zou wel iemand van den Indus tot den Ganges, van den hoogen Himalaja tot den diepen Oceaan zulke kransen kunnen tooveren? Ali kan het niet gelooven. En een korte wijle rust zijn streelende blik op de liefelijke gestalte van het kind dat als een zonneglans verlicht zijn don ker pad. Maar opeens komt ontzetting over den slaaf. Zijn starend oog heeft een. vreemden, lan gen tak ontdekt, uit de kruin van den palm neerhangend, vlak boven Sarina's hoofd. Die tak leeft Beurtelings verkort en verlengt hij zich. Die tak is een dier; het is de naja, de vreeselijke vergiftige slang van Indië. Ali, als slaaf, heeft geen wapen in den gordel. Binnen zijn bereik is zelfs geen bamboe stok, geen accacia-tak, niets, waarmee een geoefende hand de slang een doodeiökea slag zou kunnen toebrengen. Een beweging van het kind zou het mon ster op haar doen toeschieten en zijn gift- tanden in haar vleesch boren. Toeroepen kan Ali zijn lieveling dus niet 'Maar elke seconde kan haar laatste zijn; hij moet dus snel handelen. Onder een gillenden angstkreet voelt Sa rina zich aangegrepen en weggeslingerd, wel eenige meters ver. Wot er gebeurt, weet zij niet Als zij echter na de buite ling zich opricht, ziet zij op kleinen af stand een afschuwelijk tooneeL De maja is met bliksemsnelheid op Ali neergeschoten en heeft hem een feilen beet in den schouder toegebracht. Maar de ter dood veroordeelde zal althans zorgen dat dit giftig ondier Sarina niet meer be laagt. Hij heeft de slang kort onder den gezwollen nek beetgegrepen en sleept haar ofschoon haar glibberig grauw lichaam zich om zijn borst en lenden kronkelt, naar een boomstam, waartegen hij haar den sissenden kop verplettert. Afgrijzen heeft Sarina als verlamd. Duch Ali, het stuiptrekkend monster van zich werpend, nadert het meisje met geruststellend gebaar. „Ga naar uw vader, groet hem van All en zeg, dat Ali voor u gestorven is. En laat ik u nog eenmaal aan mijn hart mo gen drukken." Onstuimig prangen Ali's sterke armen zijn bemind meisje tegen zijn borst; en de dochter van d«i Sirdar drukt haar be traand gezichtje tegen dat van haars va ders slaaf. Enkele uren later was Ali een lijk, door een heuvel van bloemen omgeven, waarop de tranen van den Sirdar en van Sarina parelden, waar geweend werd over het ver lies van een man die zijn leven gesteld had voor het kind van zijn harden meester. Verstand van paarden had-ie als geen andere paardenkooper, maar rekenen was niet z'n sterkste kant. En zoo kwam het, dat onze Bram eens op een aardige manier in de knoop kwam, toen hij op een keer 'ns 35 paarden, welke hij voor zijn baas in Leeuwarden gekocht had, naar Rotterdam moest transporteeren. Hij wist: 7 beesten mochten er in één wagon. Hoeveel wagens had hij nu te be stellen? Bram, op 'n smerig briefje, dat hij in z'n zak vond, aan 't rekenen: Vijf-en-dertig, ge deeld door 7, dat gaatdat gaat eerst 4 maal. Blijft over 7. Dat gaat 1 maal. Totaal 41 wagens. Bram schrok er wel een beetje van, maar het rekensommetje stond er heel solide. 7/35/41, 28. en onze Bram kon niet anders dan geloo ven, dat het goed was. Maar 41 wagens voor 35 paarden, en dan 7 in één wagen, Bram moest toch nog eens de proef op de som nemen. Hij wist, als hij den deeler met de uit komst- vermenigvuldigde, dan moest hij het aantal paarden weer krijgen. Hij aan 't vermenigvuldigen: 41 X 7 of 4X1= 7 7X4 28 35 Dat klopte. Vreemd toch! Doch 14 wagens41 wagens soesde Bram, en in eiken wagen 7 paarden, moet dat 35 geven? Dan nog maar eens optellen. En Bram tede op: 41 41 41 41 41 41 41 7 28 35 Ook 35!! Toen is Bram maar met rekenen opge houden, bestelde z'n 41 wagens, doch, waar er gezien de enorme drukte met het ver voer maar 5 voorhanden waren, begon hij daar maar vast z'n paarden in te laden. Enze gin gen er allemaal in! Reken maar! bHDA<ISBLAD Want daartoe is Christus ook ge storven en opgestaan en weder levend geworden, opdat hij beide over doo den en levenden heerschen zou. Romeinen 149. Door lijden tot heerlijkheid, dat was de wet, welke in de eerste plaats Hem gold, die op aarde kwam om te lijden en te sterven voor zondaren. Door dood en opstanding is Christus tot de hoogste heerlijkheid geklommen. De heerschappij van Christus strekt zich miet enkel over de gemeente der leven den, maar evenzeer over de nog grootere gemeente der dooden uit. Niet alleen de zichtbare, maar de onzicht bare wereld omvat hij. Christus, onze Heere, voert den scepter niet slechts van zee tot Zee, en van de rivieren tot aan het einde der aarde, maar alle geslachten der aarde (blijven aan Hem onderdanig, zoowel in leven als in sterven. Het ééne geslacht gaat, het andere komt Driemalen toont elke eeuw een nieuwe men- schenwereld. Doch Christus, die in Paulus' dagen reeds gezeten is op Zijn troon; die aan Johan nes, Zijn Apostel-Profeet toeroept! „Ik ben de Eerste en de Laatste en die leef en Ik ben dood geweest en zie, Ik leve tot in alle eeuwigheid," die Christus is nog, na 19 eeuwen gezeten op Zijn troon. Da dood, die alle aardsche machten van Ihun onderdanen berooft, die den dienaar ontrukt aan zijn heer, die den geest der "vorsten zelve als druiven afsnijdt beperkt de grenzen van Christus' rijksgebied niet. Volg den tijdstroom, die alle eeuwen, door de duizenden bij duizenden heen voerde naar het al grooter wordende rijk der dooden, ook daar heerscht Christus. Geen enkele van hen is aan de macht van Christus onttrokken. De rechtvaardigen dienen en aanbidden Hem gelijk Zijn hei lige engelen, in de zaligheid hun bereid. Zijn vijanden en versmaders sidderen voor Hem met de geesten des afgronds. Overstelpende gedachte! Zie hier een Koning, Wiens grootheid alle berekening oneindig ver te boven gaat Fn bedenk wel, Hij doet dat met het hoogste recht; 'n recht, dat gefundeerd ligt in het onherroepelijk feit yan zijn ster ven en herleven. Met zijn eigen bloed, niet het bloed Zijner onderdanen, heeft Hij den weg gebaand tot Zijn Hemelschen Troon en al de Zijnen verlost van de macht van zonden en dood, opdat zij Zijn eigendom zouden zijn. Ja, de Vader heeft Hem opgewekt en ten leven geroepen, om Hem met de hoogste eer en macht te bekleeden. Dat was het loon op Zijn arbeid, de ikroc-n op Zijn zoo hangen strijd; een kroon, die in steeds Het dringend leven zwelt in knop en [twijgen; de dorre wereld wacht 't ontwakend groen; Zie, hoe de blaadjes naar 't ontvouwen [hijgen, en schuchter zich naar 't zonlicht [opendoen. Als wij maar éénen warmen zon-dag [krijgen, dan wordt de wereld om ons één [plantsoen, dan breekt de lentejubel 't winterzwijgen.; de Schepping tooit zich met het Mei- festoen. Nu straalt de zon-dag in een gloed van [goud, en persend prangt het leven zich naar [buiten; ik hoor de blijde vogels luide fluiten in het met teeder groen bedekte hout. Wie zal de ware Levensweelde stuiten, als Zonnegloed ze dwingt om zich te [uiten? H. W. AALDERS. klimmende mate Zijin heerlijkheid zal uit roepen. Fn dat voor onderdanen, die Hij in die heerlijkheid volkomen zaligt. Hier reeds zingen ze: „Wie zal ons scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus?" Wat zal het dan zijn, als zij eeuwig in de zegeningen van Zijn scepter zich ver liezen? Welk een blijde boodschap is dat! De menschheid onzer dagen staat aan de groeve van het Christelijk beschavingsleven. Alle groote en heerlijke goederen, die ons in het Christendom zijn toegekomen, drei gen onder te gaan in den maalstroom van revolutie en anarchie. Geheel de Christelijke cultuur is in ge vaar en is het niet, of de menschheid door deze groote crisis, die we af dichter na deren, dreigt terug te zinken in het heiden dom, waaruit zij eenmaal door Christus werd verlost? Ja, het is somher, 't is bang te staan aan de groeve van het cultuurleven, dat vele eeuwen hadden opgebouwd. En toch, de gemeente des Heeren ver twijfelt niét. Zij staat vast in, bouwt op, ver trouwt zich toe geheel en al aan haren God en Koning, op Wiens scepter de eeu wen gegrift hebben deze hulde: „Gij zijt veel schooner dan de menschenkinderen; genade is uitgestort op Uwe lippen. Daar om heeft God u gezegend in eeuwigheid." door A. L. van Oyen. Veel moge er veranderen in het wissel spel van den tijd, veel sterke invloeden van eertjjds hun plaats verliezen en veel vastigheden hun zekeren grondslag, te midden van al die wisselingen staat het boek als een veilige baak, een richtsnoer voor velen, een goede; een blijvende vriend. Groot en veelzijdig is het werk, dat hot verricht; verantwoordelijk de plaats, die het inneemt Maar niemand zal ontkennen, dat de invloed welke het uitoefent, even groot en veelzijdig is, hetzij ten goede of ten kwade. Wie| het boek buiten zijn leven sluit, maakt zjjn leven armer, het gezichtsveld kleiner en meer beperkt Machtige stroomingen, hem voorbijzij blijven vreemd en onbekend groote voorbeelden, diepe ideeën gaan aan voor hem, omdat hij ze doelbewust buiten zqn leven sluit Hoe jgansch anders is de verhouding tot •het boek bij hen, die het minnen, en gaarne tmn uren geven aan den inhoud ervan. Zij weten dat het boek de zwijgende pionier der beschaving hun leermeester en gids is op menig terrein dat een verkenningstocht trvtrd is; zij stemmen toe dat de uren, met het lezen van goede boeken doorgebracht, hun leven oneindig veel rijker hebben ge maakt Meen en wij echter niet dat degenen die een roman lezen alleen om den inhoud en dat zjjn er velen, bedroevend velen 1 deel hebben aan de verrijkende voorrech ten, welke wij hier genoemd hebben. In tegendeel: de uren die zij met het lezen van dergeljjke lectuur doorbrengen, zijn voor een goed deel verloren uren geworden. Hun leven wordt er niet door verrijkt niets moois of edels is hun deel geworden in öiu toomelooza jacht naar de laatste bladz§. Het zjja menschen die met den bioscoop bezoeker op dit punt bijna alles gemeen, (hebben; wat zoeken zij anders in het boek dan wat vluchtig verzet, en noemen zij het niet pas boeiend en mooi wanneer datgene wat zjj moeiten missen, als een glanzend geluk daarin staat uitgebeeld? In veel, ja in alles zijn zij onderscheiden /aan den echten minnaar van het boek, voor wien de inhoud natuurlijk ook waarde heeft, (maar die tevens en wellicht in de eerste plaats, let op den vorm. Hij weet rijp en groen van elkaar te onderscheiden, en hij zal U aanstonds vele titels kunnen noemen van boeken, waarvan de verrijkende invloed voor zjjn leven zeer belangrijk geweest ia. Lezen is voor hem ontwikkeling, vooruitgang. Op dien weg is het boek zijn nitnemen-isia vriend geworden, zijn vertrouwde gids. Wai het hoek in zijn leven beteekent, inderdaad: daar over ware een boek te schrijven. Injjjn steeds voortgaanden, veld winner»-; s-n tocht door de wereld want het boek

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 7