DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Staten-Generaal.
„Het waa zeer vrijpostig, dat iemand
DE OPENING DER
BRITSCH-INDISCHE CONFERENTIE.
Zoeklichtjes
(Woidt vervolgd.)
FEUILLETON
PAULS OFFER.
VAN
DONDERDAG 13 NOV. 1930. No. 38.
TWEEDE KAMER.
De algemeene beschouwingen over de
Rijksbegrooting 1931.
De algemeene beschouwingen zijn gis
teren voortgezet door den heer N o 1 e na,
R. K., die sprekende over de crisisver
schijnselen er op wijst, dat waar de werk
loosheid een nationaal verschijnsel is, het
niet juist zou zijn, de lasten daarvan
uitsluitend op de gemeenten te laten druk
ken. De dienst der werkloosheidsverzeke
ring wordt hooglijk gewaardeerd, doch
wil die tot volle ontplooiing komen, dan
is een breeder basis noodig dan het Kon.
besluit waarop hij nu beruist. Rijk, Ge
meenten, Waterschappen enz. moeten sa
menwerken om werkloosheid zooveel mo
gelijk te voorkomen. Ongelooflijk is dat in
de bestekken van sommige gemeenten
buitenlandsch fabrikaat wordt voorge
schreven.
Een bijzondere positie neemt de land
bouw in deze crisis in. Spr. zou willen
adviseeren te overwegen werkelijken steun
aan den bouw van suikerbieten en ver
laging van vrachtprijzen voor tuinbouw
producten. D'e regeering zal tevens moeten
bevorderen verlaging van prijzen voor
steenkolen-vervoer.
Spr. komt vervolgens op de handelspoli
tiek.
Hij zou op de vrijhandelspolitiek twee
correcties willen zien toegepast, n.l. ten
opzichte van onderhandelings-tarieven en
voor maatregelen tegen dumping. Het pes
simisme ten opzichte van een onderhan
delingstarief deelt spr. niet. Hij vraagt zich
af, of een onderhandelingstarief vóór Ne
derland de zaak nog wel ingewikkelder
zou njaken nu bijna alle landen een zoo
danig tarief hebben.
Bestaat de mogelijkheid niet, voorwaar
den te stellen aan emissies hier te lande
aan buitenlandsche leeningen? Op den
(duur zal de regeering de bevoegdheid
niet kunnen missen maatregelen tegen
dumping vast te leggen in handelstracta-
ten. Inzake de economische voorlichting
meent spr., dat een regeling onderleg is.
Hij zal er daarom nu niet over spreken.
Hij hoopt op eenheid in het regeerings-
beleid en dat men erin zal slagen met
vereende krachten de crisis te boven te
Ikomen.
De heer L i n g b e e fc,. H. G., meent
dat tegen de verroomsching van ons volk
gewaakt moet worden door de stichting
van een protestantsche partij.
ne
Jz
jih
-li
•33'
ie;
-9*
n
D'e heer Heemskerk, A.-R., wil zich
bepalen tot enkele algemeene beschou
wingen over de hoofdzaken. Wij leven in
een tijd van crisis, waarvan de econo
mische en financieele zijde in onderling
verband staan. Geen wonder dat de Regee
ring maant tot voorzichtigheid bij de uit
gaven. Het komt er niet op aan, wat
een Regeering belooft, maar wat ziji doet.
De bestrijders der Regeering, speciaal de
S.D.A.P., die haar ongemotiveerd pessi
misme verwijt, beginnen, eenigszins on
gerijmd, met te wijzen op den crisis
toestand, die niets anders zou zijn dan
een fiasco van het 'kapitalistische stel
sel. Er zijn echter wel eenige andere
oorzaken aan te wijzen.
Vast staat intusschen, dat het een crisis
is van internationalen omvang. Het kwaad
van de werkloosheid wegnemen is onmo
gelijk, voorzichtigheid is echter geboden
met het in uitzicht stellen van toelagen.
Wat 'betreft de overproductie in den land
bouw, in samenhang met de tarieven in
het buitenland en de dumpingsverschijn-
iselen, merkt spr. op, dat van bescher-i
mende maatregelen thans geen heil woidt
verwacht. Ook retorsie-maatregelen zyn
ongewenscht, wij moeten een minder pro-
tectionistischen geest bij andere volken
trachten te doen wortel schieten. Gis
teren is een tarwewet ingediend. Spr. is
er niet van overtuigd, dat op deze wijze
veel valt te doen. Ook een moratorium
van hypotheken op landerijen is onjuist.
Daarbij heeft de Kamer juist een Pacht
wet aangenomen, die het gevaar van op
zegging van hypotheken doet toenemen.
Men schijnt het er in het buitenland
vrijwel over eens te zijn, dat [het Russi
sche graan beneden marktprijs wordt aan
geboden, doch spr. weet niet, of dat wel
juist is, want nergens zijn de loonen
zoo laag als in Rusland. Intusschen
moet voor het Nederlandsche graan jets
worden gedaan. Spr. hoopt, dat de be
zwaren tegen een maalgebod niet on-
overkomeniijk zullen blijken.
Dat de Minister van Financiën den toe
stand met te groote bezorgdheid beziet,
heeft nog niemand bewezen en als het
einde yan de crisis nog niet is te bepalen,
is een voorzichtig beleid noodig.
De crisis heeft nog een politieke -n
een geestelijke zijde, net parlementaire
ste'sel loopt gevaar in de knel tc gera
ken tussoiien communisme en fascisme,
zeggen de soc.-dem. en zij hebben gelijk,
maar zij houden geen rekening met de
revolutionaire ader, die door hun eigen
partij loopt en daarvan de zwakheid is.
Wij hebben thans een extra-parlemen
tair kabinet, waartegenover iedere par
tij vrij staat. De verschillende partijen
staan vrij tegenover elkaar onderling.
Het kabinet steunt niet op een meerder
heid, is rechts georiënteerd, doch wordt
nu en dan gesteund door de R.K. en
S.D.-partijen. Dat bevordert niet de sta
biliteit. De R.K. Staatspartij heeft bij de
zen toestand echter altijd de meerder
heid; dat is een verschijnsel, waaraan
de anti-coalitiepartijen weieens aandacht
mogen schenken als hun dit mogelijk is. r
Herstel van de coalitie is nog altijd de j
beste waarborg voor het handhaven van
het evenwicht tusschen gezag en vrij
heid. Spr. kan geen politieken eisch stel
len tot herstel van de doodstraf en hand
having van de Zondagswet, maar het
zou hem verheugen als de regeering iets
in die richting zou kunnen doen.
Het verbaast spr., dat de S.D.A.P.
steeds voor recht en democratie opkomt,
terwijl zij den klassenstrijd predikt.
Achter de economische crisis ligt een
ander gevaar, het nationalisme, waarop
de soc.-dem. wijzen. Spr. is het daar
mee eens. Verkeerdelijk zag de heer
Marchant in spr. en zijn partijgenooten
aanhangers van de Stahlhelmmannen.
Hij heeft een verkeerde visie, evenals
dat knaapje in het sprookje van Ander
sen: de ijskoningin. De duivel had een
spiegel gemaakt, die hij op de aarde in
duizend scherven liet vallen. Een jon
getje kreeg een scherf in zijn oog en nu
zag hij alles verkeerd.
De heer Marchant, V.D.: Hebt u
nog meer argumenten?
De heer Heemskerk wijdt een be
schouwing aan de woorden van den heer
Albarda op het congres, waaromtrent
hem vragen zijn gesteld. Volgens den
heer Marchant hadden de vragen niet
mogen worden gesteld, vooral niet door
den Minister van Defensie, die volgens
hem als politiek agitator optrad en dien
hij, wellicht niet zonder opzet, minister
van oorlog noemde. De heer Albarda
heeft inmiddels wel geantwoord, o.a. in
„Het Volk" van 6 November, waarin hij
schreef, dat de heer v. Dijk ten onrechte
veronderstelde, dat zijn woorden i n h e t
geheel niet tot de Ned. regeering wa
ren gericht en verder, dat het niet ze
ker was, dat een volgende regeering de
zelfde houding zal aannemen als het ka-
binet-Cort v. d. Linden. Maar dit kabinet
heeft gebruik gemaakt door een alge
heels mobilisatie 1 van het instrument,
waarover het, ondanks den tegenstand
der soc.-democraten, beschikte, dank zij
de ministers KoolColijn. De heer
Marchant heeft gezegd, dat als de le
vende strijdkrachten zich niet meer be
schikbaar stellen, de vrede verzekerd is.
Maar het geldt alleen de levende strijd
krachten in alle landen, niet die van
Nederland.
De heer Marchant: Dat heb ik niet
gezegd; ik gaf een vermaning aan Ge-
nève. Als u het anders voorstelt, mis
leidt u uw hoorders.
De heer Heemskerk: Gij kunt op
den steun van Genève niet meer hopen,
als gij u eerst laat vernietigen.
De overheid is geroepen de rechtsorde
te handhaven als Gods dienaresse. Dit
niet te erkennen is de natie prijsgeven
aan ieder, die de misdaad van den oor
log ontketent. Zullen Wij, indien dit ge
schiedt en de S.D.A.P. dienst weigert,
dan tevens de binnenlandsche revolutie
moeten bestrijden? Zullen de soc.-dem
dan vrijgesteld moeten worden van
dienstplicht of zal de S.D.A.P. dan abdi
catie van de regeering eischen? Meent
de S.D.A.P., dat de regeering de mis
daad begaat van een oorlog te ontkete
nen als zij mobiliseert? Of zal zij dat
in dat geval beoordeelen en als rechter
optreden?
De heer Drop heeft een rede gehouden,
waaruit blijkt, dat volgens hem bij hef
uitbreken van den oorlog slechts de
keuze bestaat: oorlog of klassenstrijd.
Spr. citeert een artikel van Schmidt in
„De Socialist", waarin een duidelijke
uitspraak geëischt werd van de partij ten
gunste van de revolutionaire actie in ge
val van oorlog en een artikel in „De
Blijde Wereld", waarin werd gezegd, dat
„wij geen enkelen oorlog aanvaarden"
Volgens deze uitingen is de heer Albarda
nog veel te toegeeflijk geweest. Spr.
wijst ook op de Utrechtsche en Rotter-
damsche moties, in welke laatste zelfs
geëischt wordt een organisatorische
vorm van het revolutionair verzet. De
heer Marchant heeft de vragen van den
heer Albarda beschouwd als een poging
tot disqualificatie van de S.D.A.P. als
regeeringspartij, maar spr. begrijpt niet
hoe hij daaraan komt. Hij meent, dat wij,
als ons gevaar dreigt,, ons daartegen
waarborgen moeten verschaffen. De Re
geering zal ernstig moeten onderzoeken
welke maatregelen zullen moeten worden
maar ik wil toch trachten eir van- te
maken, wat er van te maken is".
„Het is heel lief van je", zei Isabel
zacht, terwijl ze zich afwendde.
„Heelemaal niet; het is niets dan zelf
zucht van mijn kant, daar het mijn groot
ste genoegen is, jou plezier te doen. Ik
vertrouw dan ook, dat je niet .zult aar
zelen het te zeggen, als je iets in huis
of in mezelf opmerkt, dat je liever an
ders zou zien".
„Wil je daarmee zeggen, dat ik je op
je. fouten moet wijzen?"
„Ja, dat zou ik tenminste graag wil
len", antwoordde Lord Wrexham, „dan
kan ik trachten ze te verbeteren".
„Ik heb eens een spelletje bedacht,
waarbij §lk lid van het gezelschap door
de overigen op een van .zijn fouten werd
gewezen op Voorwaarde, dat hij of zij
zou trachten zich te beteren en zich niet
beleedigd zou toonen".
Lord Wrexham opende een hek, dat
toegang gaf tot het park. „Was het nogal
een aangename tijdpasseering?"
„Dat had het wel moeten zijn, maar
om de een of andere onbekende reden
was het dat niet. Het leidde tot allerlei
gespannen verhoudingen 'en niemand
scheen er een fout minder om te heb
ben. Ik zelf heb me aan de voorwaarden
van het spel gehouden en heb twee lee-
1 ljjke fouten verbeterd".
genomen tegen de mogelijkheid van het
gevaar van een binnenlandsche revolutie
bij oorlogsgevaar.
De heer Rutgers van Rozen
burg, G.H., bestrijdt de opvatting van
verscheidene leden in het voorloopig
verslag, dat er geen reden voor bezorgd
heid ten opzichte van de financiën zou
bestaan. Spr. berekent, dat er in de laat
ste jaren feitelijk een tekort van f 947
millioen is geweest en dat de uitgaven
zeer gestegen zijn. Wellicht zal belas
tingverzwaring onvermijdelijk zijn. Alles
wijst er op, dat de vette jaren voorbij
zijn.
Spr. bepleit vervolgens steun aan den
landbouw, waarvoor de commissie-Lo-
vink ongetwijfeld waardevolle voorstel
len zal doen.
De heer Nolens zeide, dat hij zelfs te
gen betrekkelijk hooge prijzen de voor
keur wilde geven aan Nederlandsch fa
brikaat. Spr. echter meent, dat wij daar
mee de uiterste voorzichtigheid moeten
betrachten.
De heer Ploris Vos, M.P., maakt
vervolgens enkele opmerkingen, waarna
de vergadering wordt verdaagd tot Don
derdag 1 uur.
De Indische conferentie is gistermor
gen te 12 uur te Londen m9t groot cere
monieel geopend.
Staande op de trappen voor den troon
hield de koning de openingsrede.
Hij heette de gedelegeerden welkom en
liet uitkomen dat Britsche en Indische
staatslieden en Indische staatshoofden
elkaar nog nooit om een tafel ontmoet
hadden ten einde over een regeerings-
stelsel voor Indië te beraadslagen en
overeenstemming te bereiken ten einde
het parlement tot gids te strekken.
Ik behoef geen nadruk te leggen op de
over gr oo te belangrijkheid van uw taak.
Elk uwer zal zich er diep van bewust
zijn, hoeveel voor het Britsche gemeen-
best van de uitkomst uwer beraadslagin
gen afhangt.
De koning noemde de aanwezigheid
van vertegenwoordigers der broedersta-
t >n in het gemeenebest een gelukkig voor
teeken en zeide, dat hij de beraadslagin
gen niet zonder spanning, maar toch met
het grootste vertrouwen zou volgen.
Het is mijn hoop, dat de toekomstige
regeering van Indië, gevestigd op dezen
grondslag, uiting zal geven aan 's lands
eerbiedwaardige aspiraties.
Onmiddellijk na het vertrek des ko-
nings stond de maharadjah van Pattiallah
op en zeide: Het hartelijk welkom, dat
Z. M. de Koning zoo juist tot ons heeft
gericht, heeft weerklank gevonden in ons
aller harten en wanneer wij slechts den
weg zullen volgen, dien Z. M. ons ge
wezen heeft, den weg van ge'duld en
goeden wil, dan moeten wij veel kunnen
bereiken. Ik kan de verzekering geven,
dat wij allen, die van zoo verre gekomen
zijn, onze uiterste krachten aan de op-
Na de ramp in de mijnen van Alsdorf.
gaat ongestoord voort. Met alle kracht
terieele verwoesting
jou op je fouten durfde wijzen, Isabel;
als ik er bij was geweest, had ik het de
schuldigen wel .teven aan het verstand
gebracht",
„Neen, het was heelemaal niet onge
past; het was slechts een deal van het
spel. Ik ben vergeten, wat de fouten wa
ren" vervolgde Isabel, „maar ik weet
nog heel gioed, dat ik me ini beide op
zichten geboterd heb".
„Ik wilde wel, dat je het spelletje ook
eens met mij wilde spelen- en dat je me
vertelde, in welke opzichten je me graag
anders zou zien", zei Lord Wrexham
peinzend. „Ik weet, dat ik dom ben, en
niet zoo erg vlug van begrip, maar dat
schijnt me meer pen ongeluk dan een
fout; in ieder geval kan ik het (biet Ver
anderen, al doe ik er ook nog zoo hard
mijn best voor. Maar als er iets is, dat
ik kan veranderen, om jou het leven min
der saai te maken, dan wil ik dat met
alle plezier doen, liefste".
„Je hebt geen fouten, Wrexham, geen
enkele".
Lord Wrexham glimlachte van plezier.
„Maar het woud van je deugden is
veel te dicht", vervolgde Isabel, „het
moet noodzakelijk eens een beetje wor
den gedund".
De glimlach verdween van Lord
Wrexhams gelaat. Isabel had er bijzonder
slag van om den glimlach te doen ver
dwenen van het gelaat van hen, die te
B. en W. van Amsterdam hebben in
zake het hoofdschap van de openbare
school een beslissing genomen, die er
al weer toe mee kan werken om de
ouders nogal meer van die school te ver
vreemden.
Bepaald is n.l., dat de benoeming
van hoofden voortaan zal geschieden
naar anciënniteit.
Bij een vacature wordt dus niet de
beste gekozen, de meest geschikte, maar
de oudste.
De geboortedatum beslist.
In sommige kringen vindt men dit
prachtig. Niet omdat men zooveel eer
bied heeft voor den ouderdom, maar om
dat op deze wijze het hoofdschap weer
een knauw krijgt. Of duidelijker gezegd,
omdat door deze automatische aanwij
zing van hoofden het gezag al meer
verdwijnt.
De gemeentelijke inspecteur van het
L.O. te Utrecht, een bekend sociaal-de
mocraat, die de openbare school een
warm hart toedraagt wijst er op,dat op
deze manier „het hoofdschap" willens en
wetens kapot wordt geslagen.
En hij heeft gelijk.
Alleen, er gaat zoo meer kapot dan
het hoofdschap alleen.
Intusschen blijkt ook hier alweer, dat
de Antirevolutionairen het met hun
„de school aan de ouders", bij het rechte
eind hadden.
OPMERKER.
men zullen wijden in een geest van een
dracht en samenwerking.
Mac Donald zeide, dat men thans bij
de geboorte van een nieuwe geschiedenis
stond.
De taak die ons wacht is ontzaglijk. Wij
moeten samenwerken en daaraan alle
middelen van wederkeerig vertrouwen,
gezond verstand en staatsmanschap te
pas brengen, waarover wij maar kunnen
beschikken.
Mac Donald wekte de leden der confe
rentie op om kwetsende woorden, die
vroeger zijn uitgesproken, te vergeten.
Aan de conferentie nemen 90 vertegen
woordigers deel, namelijk 17 Britsche
vertegenwoordigers, 16 van de Indische
vorstenlanden en 57 vertegenwoordigers
van het overige Britsch-Indië.
De conferentie is wel de kleurigste die
er tot nu toe is geweest.
De kleurigheid zat voornamelijk in de
opmerkelijke verscheidenheid in grootte,
vorm en kleur van de tulbanden. De
vorsten hadden allen hun hoog dichtge
knoopte jassen met koperen knoopen aan,
waar alleen de beenen wit onderuit 'kwa
men.
De tulbanden waren fraai, van de een
voudige witte tot de ingewikkeldste en
omvangrijkste.
lossing van de ons voorgelegde proble-
Twee Indische dames-leden der con
ferentie hadden zich eveneens sierlijk uit
gedost. Zelfs had de eene aan den lin-
Het opruimingswerk der groote ruïnes
wordt gearbeid om de sporen der ma
te verwijderen.
veel van haar hielden. Toen ze echter
zag, dat ze haar verloofde pijln had ge
daan, kreeg ze berouw en trachtte -het
weer goed te maken.
„Nu, dat is dan zeer eenzijdig van je.
Ik houd er vijf op na, allemaal netjes
van een etiquetje met naam voorzien".
„Hoe heeten ze, als het niet onbeschei
den is om dat te vragen?"
„Wel neen: mijn beste ik, mijn gezel-
schaps ik, mijn gewone alledaagsche ik.
mjjn slechte, ongelukkige ik en de demon"
„Wat bedoel je daarmee, de demon?"
„Ik bedoel mezelf, als ik bekrompen
en zelfzuchtig en wereldsch 'ben en lee-
lijke scherpe dingen zeg en om niets geef
dan om uiterlijkheden en in één woord
een verschrikkelijk wezen ben".
„Wat is je beste ik?"
„Die leerde, dat de wijsheid van de
wereld dwaasheid is", antwoordde Isa
bel droomorig, „en ze bezit, den sleutel
van het Heilige der Heilige van hét leven.
Daarom doodde ik haar, omdat ze te veel
wist, Je hebt haar nooit ontmoet en ik
heb haa,r vergeten, want het is bijna
een jaar geleden sinds ik haar doodde".
„Werkeljjlc Isabel, ik meende, dat je
te flink was om je fantasie zoo met je
op hol te laten gaan. Maar kijk nu eens
naar die rustige omheining. Het is een
denkbeeld van mezelf en ik vind, dat
het buitengewoon goed staat".
Voor de veiligheid op den weg. „Het verkeer van rechts gaat voor". Deze ver
keersregel wordt dikwijls vergeten. Een nieuwe uitvinding, de bevestiging van
een waarschuwingsbordje aan den linkerkant van het rijwiel beduidt, dat, wan
neer men bij wegkruisingen een dergelijk bordje ontdekt, men dezen wielrijder
voorrang moet verleenen.
Vrij naar het Engelseh.
u€2.)
„Stel je werkelijk belang in de men
's ch en die hier wonen en in wat ze den
ken en voelen en doen?"
„Natuurlijk, lieve jonge dame; en ik
beijver me, dat ze geluk en voorspoed
kennen en mij als een goed landeigenaar
beschouwen".
Zwijgend liepen ze 'n poosje verder tot
Isabel zei: „Is het niet grappig hoe som-
4mige menschen het leven tot een feest
maken alleen door hun tegenwoordig
heid?"
jr „Ik begrijp niet heelemaal wat je be
doelt, liefste."
„Weet je niet, dat alleen de aanwezig
heid van een zeker persoon een stoffig
iklein zijkamertje in een paleis kan her
scheppen of een vuile nauwe straat tot
een laantje in het Paradijs?"
c „Dat is al zeer bloemrijke taal, zei
Lord Wrexham; „natuurlijk weet ik, dat
het gezelschap van den een ons aange
namer is dan dat van een ander. Maar dat
wt iedereen."
„Weet je, wat het is te voelen, dat
het leven is opgebouwd uit allerlei vreem
de vragen en problemen en verlangens,
die slechts een persoon allemaal voor je
kan beantwoorden?" hield Isabel vol.
„Mijn lieve kind, wat een grappige ge
dachten leven er in je hoofdje. Ik vrees
dat je te veel poëzie en fantastische
verhalen leest en dat je daardoor een
beetje over-romantisch bent."
„0, dat haal ik heelemaal niet uit de
boeken", zei Isabel minachtend. „Dat
weet ik uit mezelf en waar ik nu toch
over mijn eigen persoonlijkheid spreek,
hoeveel persoonlijkheden houd jij er op
na?"
„Hoeveel persoonlijkheden? Wel, één
natuurlijk".
„O, het is heel mooi", antwoordde
Isabel onverschillig.
Lord Wrexhams gelaat nam een teleur
gestelde uitdrukking aan. „Het spijt me
zoo, dat het je niet meer naar den zin
is, lieveling, ik heb hem voor jou ont
worpen en ik hoopte zoo, dat het je ge
noegen zou doen. to er iets aan, dat je
liever veranderd zou hebben?"
„0 neen, dat is geheel en al in orde".
„Zie je, bet doet me nu nog veel meer
genoegen verbeteringen op Venacre aan
te kunnen brengen, omdat het dan meer
geschikt zal worden om jou te ontvangen.
Natuurlijk weet ik wel, dat het een mees
teres als jij bent, nooit waardig zal z\jn,