I
IF
§11
1 >1
Iffm
n
2^o15
=1
I it
a^S
IS
1
P
Zaterdag 11 October 1930
Voor den Zondag.
Gedachten des vredes.
Lijdzaamheid
Letterkundige bijdragen.
De Zee.
TF-™
p B <D
ij |s S
g
o.P <- s
K R P
B C P
£-•§
j
p' o to
•7 p p
Ui-
■prB
TTf
p. k* w
2 6> a sr
p
J" c
2
CD 't
K< H
p
Wr*
a> P.
3.
tf W
M
5f W
M
J* 7
G
G
2 2- u- H -
2- N
5 P.
£■8
CD
P<^ 0
<t> g CO
p I3 p
J"
03
p&
CD CD
r>ö B
oq
v?
CO
CO
O
er
F
0
CD
O
•3
c P
to
•P
M
a
3.
2 a
CD P
P ^2.
1 1. T
p >-*«
P p
sH1-
?a¥
h" w
am tj
-
- f 5.
He: "t
P P
H- (II M
p a
•a
a
P
Hier volgen de raadsels.
L Voor de grooteren.
Mijn geheel bestaat uit 45
letters.
26. 15. 12. 22. is een berg.
31. 41. 36. 17. is een naam
u" het boek Ruth.
Te 23. 2. 31. 6. 19. 35. werd
David tot koning gekroond.
37. 2. 40. 18. was een zoon
van Jacob.
Vele 43. 13. 16. 25. 20. 10. 34.
45. regeerden over Israël.
De 18. 9. 6. 36. 39. 42. 15. 4.
14 44. 35. zijn nu over de aar
de verstrooid.
38. 21. 33. 8. 5. 14 7. 16.
deden dienst in den tempel.
30. 15. L 4 29. 45. was een
richter.
Een 3. 32. 28. 11. 20. werd
in den tempel gebruikt.
27. 24 is een voornaam
woord.
11. Voor de kleineren.
Miin geheel bestaat uit 26
letters.
Het 24. 2 8. 17. 7. 20. is
een windstreek-
Diamanten zijn erg 1. 10.
14. 12.
Een vlieger heeft een 16.
6. 18. 21. 12. 9.
Op 5. 17. 2. 13. 9. 4. 23. kun
nen niet alle kinderen loopen.
Iedere knecht heeft een 3. 19. 22. 8.
Ijverig is niet 26. 11. 15.
25. 20 is een afgekorte meisjesnaam.
BLINDEKAAR.T M° 1
Aagtekerke. „Meidoorn" en „Agaath".
Jullie zult wel flink geholpen hebben in
de vacantie. Echt jammer hoor, dat ze in
Aagtekerke geen feest vierden; jullie zijn er
nu maar slecht afgekomen.
Kap el le. „Bakkerinnetje." Ik zal je
maar hartelijk welkom heeten in ons hoekje,
want we vinden het altijd erg prettig als er
weer nieuwe nichtjes bijkomen. Schrijf je me
ook eens hoe oud je bent?
Nieuwdorp. „Juffertje." Ja, 'tis echt
jammer, dat de vacantie zoo verregend is.
Dus jullie hebben ook gefeest, al was het
dan wat laat. Is dat een leuk spelletje
onder de mand_ kijken? Fijn dat jullie
allebei een prijs hadden. „Boerinnetje." Had
den jullie jaarfeest van de M. V. of was
het zoo maar een gezellig avondje? Dat
boek heb ik niet gelezen, is het mooi?
„Mulderinnetje." Dit was dus je laatste
briefje. Nu, je hebt het lang volgehouden;
maar ja, altijd kun je toch niet mee blijven
doen. Het doet me genoegen, dat je het
zoo gezellig hebt gevonden, we hebben ook
heel wat afgebabbeld hé Je blijft de
Babbelhoek natuurlijk lezen en van je
zusjes hoor ik zeker nog wel eens iets
van je? „Bloemenmeisje". Wat zal dat een
schrik geweest zijn, gelukkig maar dat Moe
der er nog op tijd bij was en broertje
uit de sloot kon halen. Hij was zelf zeker
ook wel erg geschrokken. Schrijft Anna nu
de volgende keer ook? „Klimrosje". Aller
eerst hartelijk gefeliciteerd met je verjaar
dag, nu heb je mij eigenlijk een cadeautje
gegeven, n.l. de foto. Ik ben er erg blij
mee hoor, want ik wil mijn nichtjes ook
wel graag eens zien. Heb je een prettige
dag gehad? „De Ruiter." De foto heb ik
voor me liggen; jij staat er ook erg goed
op. 'kVind het echt gezellig dat ik er zoo
veel krijg. Wat zijn jullie lang uit geweest
zeg. Ja, 'twas echt dom van je om de
hei te vergeten. „Rakkertje." Ben jij ook al
zoo big dat je weer raadsels op kunt los
sen? Nu dat zijn er wel meer. Ja, 't feest
was erg mooi in Goes. Je zult wel geno
ten hebben. Moet je tante Lena nu wat
helpen en is het een lief kindje?
Middelburg. „Nachtegaaltje." Wat
heerlijk zeg, dat jullie zooveel voor de ba
zar klaar hebben, ze zijn er zeker wel erg
blij mee? Nu jullie zult wel pret hebben
als je mei z'n allen bij de grabbelton mag
staan.
Stavenisse. „Muldertje." Nog hartelijk
gefeliciteerd met je verjaardag, 'tls wel een
PRpFEf>iOR.V^E.ETNl ET
VRAAOTJULLJE HOE.
Die Irsf ZfcELAND
HEET.W&LK.E Hy AANVA/yST||
week te laat, maar dat hindert niet hé?
'k Vind dat je een prachtig cadeau hebt
gehad. Ben je nu weer heelemaal beter?
Goes. „Roosje". Jij hebt een prettige va
cantie gehad, 't was iedere week weer wat
anders hé. Nee, ik ben niet naar die le
zing geweest. Mocht jij er nog naar toe?
'kVind het echt prettig voor je, dat je heel
geen bedankjes krijgt „Duinroosje", 's
Woensdagsmiddags hebben jullie nu zeker
school, nu je 's Maandags vrij hebt. 't Lijkt
me anders niet zoo gezellig. Je moet maken,
dat je 't volgend jaar ook asters in je
tuintje hebt. „Blondine". In het eene raad
sel heb je een klein foutje gemaakt, maar
de uitkomst was toch goed, dus zoo heel
erg is dat niet. Waar wonen die Oom en
Tante, waar je van de zomer logeerde?
„Erica". Het eene briefje zal Ik maar vast
beantwoorden, want het tweede heb ik nog
niet ontvangen. Je mag ook wel om de
veertien dagen schrijven, als je dan maar
zorgt, dat ik bet uiterlijk Donderdags heb.
„Reseda". Ben jij ook al op de Ulo? Dan
zit je zeker bij „Duinroosje" en „Erica"
in de klas. Jullie hebt er wel wat meer
huiswerk, maar 't is er geloof ik wel pret
tig. „Stormvogel". Je hebt een klein foutje
in het raadsel gemaakt. Het woord „baar"
staat er bij jou in, maar dat komt er toch
niet in voor. 't Weer wordt gelukkig weer
iets beter, je kunt nu 's middags wel weer
een poosje buiten spelen.
Ierseke. „Boterbloempje". Vindt je het
prettig om op broertje te passen; is hij
erg lastig, of valt het nog al mede. Ik was
je verjaardag heusch al vergieten, nog har
telijk gefeliciteerd "hoor. „Slaapmutsje" en
„Sneeuwklokje". Ja, 't is altijd heerlijk als
de zon schijnt, vooral als er zooveel regen
dagen zijn, dan verlang je er soms echt
naar. 'k Vind het heelemaal niet erg, dat
jullie allebei schreven, ik kan best begrijpeif,
dat Sn. het zelf wou yertellen van de tee-
kenboeken. Heb je al een plaatje gekleurd?
„Beokenootje". Je zult nu wel even naar
je briefjé moeten zoeken nu er zooveel zijn.
Mag je ook wel eens met Jan wandelen, of
is hij daar nog te klein voor.
*s Gravenpolder. „Goudoevertje". Ja;
er waren eerst meer nichtjes uit 's Gra
venpolder, en als ze nu zien, dat jij' ook
weer meedoet, komen ze vast wel. Wat heeft
je zusje voor haar verjaardag gekregen?
St Laurens. „Klaproos". Ik "ben hee
lemaal niet boos hoor, dat je me geen an
sicht stuurde. Ja, met dat slechte weer kon
je maar beter thuis blijven. Vreeselijk hé,
dat die juffrouw zoo plotseling is over
leden; nee, ik heb haar niet gekend. „Kar-
noffel". Prettig, dat je zoo vaak met de
auto mee mocht, dat beviel je zeker wel
goed? Zijn jullie niet in Goes .ge
weest. „Kerklaamtje". Wat naar, dat je
nu tóch weer ziek beat geweest 't Duurde
nu toch niet zoo lang. Je bant zeker wel blij
met dat album, heb je al veel foto's. „Ito-
zeknop". 't Is zeker wel twee maanden ge
leden. dat je voor het laatst schreef, een
heele tijd hé? Prettig, dat het met de fees
ten bij jullie mooi weer was; wij hebben
het hier minder goed getroffen. „Klaverblad"
Ja, de andere neefjes hadden mij al over
de feesten geschreven, daar bij jullie kun
nen ze het. Je moet een heel stuk leeren
voor den Dominee, maar dat vindt je na
tuurlijk niets erg.
Zaamslag. „De jonge landbouwer".
Bij ons heeft het van de week ook geregend,
maar niet zoo erg als in Z. Bij grootvader
zal je wel fijn kunnen spelen. Mag je ook
wel eens paardrijden?
St Maartensdijk. „Do twee Mul-
dertjes". Jullie hadden de raadsels alle
maal goed. 't Is eigenlijk wel gezellig, als
je ze niet direct vind, anders ben je er zoo
gauw mee klaar, Nee, dat treft niet erg, als
er net schoonmaak is in de vacantie, „Ade-
laartje". Ben je nu weer heelemaal beter?
Je was zeker wat verkouden? 't Zal best
gaan met de groote raadsels en gebeurt het
eens, dat je het niet kan vinden, dan is het
nog niet zoo erg.
Serooskerke. „Korenbloempje en
Blauwoog". Er waren wel meer nichtjes,
die de eerste keer niet geschreven hebben,
maar nu komen ze er zoo langzamerhand
allemaal weer bij. Jullie zult wel genoten
hebben met het feest. Heeft B. geen prijsje
gewonnen? „Parker". Wat heb jij een
schattig broertje zeg, ik dacht eerst dat het
een vergissing was, want zulke kleine neef
jes heb ik toch niet. Ik vind het een erg
leuke foto, en zoo grappig dat boerinnetje
op den achtergrond. „Sam en Piet". Op do
Mulo heb je het niet zoo gemakkelijk meer
als op de lagere school; vind je meetkunde
prettig? In welke klas zit Sam nu, ik ben
het heusch al vergeten. „Duifje en Kieviet".
Dat vond ik nu eens echt aardig, dat Duifje
zelf ook geschreven heeft. Je hebt het al
flink gedaan hoor. Doe je er de volgendo
keer weer zelf een briefje bij. Jammer dat
K. niet naar den Liesjesdag kon, ga je an
ders wel? „De Kuiter" en „Willem van
Oranje". Hoe is het nu met De Ruiter, al
weer heelemaal beter. Niets prettig hè, om
ziek te zijn. Krijg ik jullie brief een vol
gende keer wat vroeger? Het is erg lastig
als hij zoo laat komt.
Vrouwepolder. „Blondje". Je hebt
me echt verrast met het kiekje, 't is zoo
keurig opgeplakt, nu kan ik het goed be
waren. Je staat er wat leuk op hoor, al
kijk je dan een beetje raar van de zon. Het
raadsel heb je goed. „Het Vogelnestje". Ik
zag direct dat jij het was, zonder eerst de
brief te lezen. Is het bij jullie in een boom
gaard gedaan? Wat ken jij veel neefjes zeg,
en weten ze ook wie jij bent. „De twee
vriendinnetjes". Dus jullie vacantie is ook
weer voorbij, je vindt het toch wel gezel
lig om naar school te gaan? Als je om vier
■lur uit school komt, heb je toch nog al
den tijd om te praten, vind je ook niet?
Rilland. „Africaantje". Wat hebben
jullie een groot tocht gemaakt, was je 's
avonds niet erg moe, toen jullie thuis kwa
men? Ja, we hebben een tuin, en 'k wil ook
wel een beetje zaad van je hebben.
's-Heer Hendrikskinderen.
„Vergeet mij niet". Komt het door het
siechte weer, dat je niets weet te schrijven?
Dan hoop ik maar, dat het gauw betei
wordt. Je hebt gelijk hoor, ik had er eers'
mets geen erg in. „Madeliefje". Zoo, weei
jij ook al niets te schrijven, je vriendinne
tje („Vergeet mij niet" is toch 4n vriendin
netje van je?), wist ook al niets. Hebben
jullie nog geen herfst-vacantie gehad?
Bresken s. „Zonnestraaltje". Ja, 't is
nu 's avonds echt gezellig thuis, je kunt
nu wel fijn met het taschje opschieten. Hoe
een maak je er, borduur je het? Je hebt
een mooi boek getroffen dezen keer.
Bruinisse. „Tannie". Leuk zeg, dat
je ook mee mocht helpen met versieren, dat
is nog eens een gezellig werkje. Dat was
een latertje met dien fakkeloptocht, je moest
zeker met een lampion loopen
Ik weet de gedachten, die Ik over
n denk, spreekt de Heere; gedachten
des vredes en niet des kwaads, dat
Ik u geve het einde en de verwach
ting. Jeremia 29:11.
God is liefde. Hij is een God van verge
vende liefde. Hij heeft gedachten des vre
des en niet des kwaads.
Dat was de goede 'boodschap, die Jeremia
den ballingen in Baibel 'bracht.
Nebucaxinezar was gekomen, de gewel
dige. Hij had de oudsten, de priesters, de
aanzienlijksten en een groote menigte van
het volk gevangen genomen en weggevoerd.
Aan de oevers van de Gzebar zaten zij en
treurden. Heeft God vergeten genadig te zijn,
heeft Hij Zijn verbond verbroken, verzaakt
Hij Zijn Raad, wendt Hij Zijn welbehagen
van ons, wat moet er van ons worden?
Die klachten kwamen tot Jeremia en de
profeet schreef hun toen een brief, waar
in hij hun de verzekering gaf, dat dit kwade
niet onvoorzien en ondoordacht over hen
kwam, en dat God daarmede Zijn heiligste
bedoelingen had.
In stilheid en vertrouwen moesten zij hun
sterkte zoeken, geen vloek- of wraakpsalmen
aanheffen, maar voor Babel bidden; den
vrede zoeken van de stad, waariienen God
hen gevankelijk had doen wegvoeren, want
„in haren vrede zouden zij vrede hebben".
Al hadden zij bet verbond verbroken, God
had het niet verbroken.
Als zij weer naar God gingen vragen met
hun gansche hart, dan zou God van hen ge
vonden worden, en Hij zou 'hen uit hunne ge
vangenis verlossen.
Zij mochten een goede uitkomst verwach
ten, want de Heere heeft gedachten des vre
des en niet des kwaads.
Beschamend en 'bemoedigend woord voor
allen, die in de 'ballingschap van het Babel
dezer wereld zich diep ongelukkig gevoelen
en geen vrede hehbenl
Onder de dingen, die tegen ons zijn, on
der de raadselen, die ons plagen, onder de
vragen, waarop wij geen antwoord ontvan
gen, moeten wij weten de gedachten, die God
over ons denkt.
Wat hebben wij er weinig aan om de ge
dachten te weten die anderemensc'hen
over ons denken!
En we hebben er nog minder aan, troost
en bemoediging te zoeken in de gedachten,
die we 'bij onszelf denken als de ééne
teleurstelling op de andere teleurselling volgt,
als de eene slag na de andere zwaar en diep
treft, als de ééne smart over de andere 6mart
heengolft.
Vrede is alleen te vinden in G o d en in het
kennen van de gedachten, die H ij over ons
denkt.
Zijne liefde heeft ze, hoe onpeilbaar diep
zij ook zijn, niet voor ons verborgen gehou
den.
Waar diepe smart het hart vervult,
Maar vroom geduld
Haar weet te dragen,
Daar siert, schoon 't oog jn tranen staat,
Een lach 't gelaat,
En blinkt, gelijk bij zomerdagen
Het scheem'ren van den zonneglans,
Die, strijdende met regenvlagen,
De kleuren oproept aan den trans.
En traan en lachjes gaan en komen,
Als kenden zij elkander niet,
Maar zij verkwikken alle vromen,
En God vereent ze, die ze ziet.
BEETS.
Zijne gedachten van verlossende Liefde
waren voor Zijn volk in nood en dood al
tijd oneindig groot en ze zijn ons volzalig
geopenbaard in Hem, die hoewel Hij de Zoon
was, nochthans gehoorzaamheid heeft ge
leerd uit hetgeen Hij 'heeft geleden.
We behoeven niet meer te vragen, of God
wel vrede biedt en of Hij nog een welbeha
gen heeft in menschen, die Zijn welbehagen
hebben verbeurd.
Wat aan het volk des Ouden Verbonds
verkondigd werd in den naam des Heeren
„al waren uwe zonden als scharlaken, zij
zullen worden als witte wol", heeft voor ons
kinderen des Nieuwen Verbonds nog 'h o o -
ger glans en diepere klank gekre
gen door Hem, in Wien Gods gedachten ons
vleesoh en bloed hebben aangenomen, opdat
Hij een barmhartig en getrouw Hoogepries-
ter zou wezen in de dingen die bij God te
doen waren om de zonden Zijns volks te ver
zoenen.
Heerlijk om te weten, wat God over ons
denkt!
Daartoe is maar één weg Gods gedachten
grijpen met onze gedachten.
Het is een ijdel en onnoozel werk Gods ge
dachten, die zooveel hooger zijn dan onze
gedachten, te willen b e g r ij p e a.
Maar nu Zijne Liefde met de gedachten
des vredes tot ons gekomen is, komt het er
op aan zeiegrijpen.
Der vragen, der twijfelingen, der raadse
len is geen einde.
Wat zal de toekomst brengen, wat zal het
einde wezen, is er nog verwachting?
Ja, God weet de gedachten, die Hij over
ons denkt: gedachten des vredes en niet des
kwaads.
Hij zal ons geven het einde en de ver
wachting.
Hij brengt de Zijnen in het Hemelsoh Je
ruzalem, als zij; maar met gedachten des vre
des in deze wereld de gedachten des kwaads
overwinnen, want vrede 'heeft, wie vrede
geeft.
God zal Zijn waarheid nimmer krenken,
maar eeuwig Zijn verbond „gedenken
Zij is onze bondgenoote sedert eeuwen; aan
haar danken wij menig stuk van den va-
derlandschen bodem. In 's lands historie is
er meer dan één datum, die ons aanstonds
aan haar grootheid herinnert; ja zonder over
drijving kan gezegd worden, dat de zee met
betrekking tot het wel en wee van ons land
méér heeft aanschouwd dan vele steden en
gewesten.
Zij is de oefenschool geweest van helden,
die den naam van Holland wisten te hand
haven en de eer des lands hoog te houden.
En zij, die met haar onstuimige dartelheid
haar koppig verzet onze kusten bestormt,
kweekt nog immer helden. Aan haar mach
tigen invloed heeft de Hollander in het al
gemeen méér te danken, dan men bij opper
vlakkig beschouwen denken zou.
Het zal dan ook niemand verwonderen,
dat schrijvers van voorheen en thans, dich
ters van eeuwen her en tijdgenooten, ovor
„de zee" hebben geschreven. Was zij niet
de beminde maar altijd gevreesde, de vrien-
delijk-noodende doch immer angst-aanjagen
de? Men zag in haar het beeld van eigen
leven zeldzaarn-schoon weerspiegeld; men
gevoelde zich één met haar, die nu eens
kalm en rustig, dan weer uitzinnig en dar
tel kon wezen. En, waar haar gebied geen
begrenzing kent, liet de dichter eigen moe
de denken mee-gaan in die rustige wijdte
zoo werd zij de troosteres van zijn don
kere dagen; bij haar werden nieuwe, wijde
perspectieven geopend!
Naar haar muziek heeft hij geluisterd; het
rhythme harer golven heeft telkens weer
zijn oor verheugd:
Want elk geluid heeft hier een vreemd
bekoren:
'tGedruisch van ijzer op arduinen steen,
Het beiaardspel in eeuwenouden toren,
Der verre schepen klagende sireen;
Het zjjn al klanken van één stem, die
spreken
Komt tot het hart door heimwee
overmand.
Terwijl ik droom van overzeesche streken,
Als ware ik vreemdling in mijn eigen
land.
Bij avond heeft Cyriel Verschaeve ge
luisterd naar de stem, die hij hoorde zon
der dat hij in het duister iets ontwaarde;
cn hij stelde altijd weer dezelfde vraag: Zee,
wie zijt ge?
„Nu is ze alleen, de zee, in den kolk der
duisternis. Noch kleuren, noch licht, noch
al het kleine, dat het daglicht ontsluiert zul
len mij verstrooien: Zee, wie zijt gij?
De nacht is daar, die mij van de wereld
afzondert en de ruimte toont gelijk zij is:
in den nacht alleen zie ik de sterren als
mijlpalen der oneindigheid uitgesteld, en
erken, bij 't lichten der millioenen vuur-