DE ZEEUW
TWEEDE BLAD
PAULS OFFER.
tas?
„•PAtmmammL"
FEUILLETON.
- i'MtP-,-'ar
t I
VAN
DINSDAG 7 OCT. 1930, No. 6.
AARDAPPELMEEL IN BROOD.
Tot wederopzegging toe is bij Kon. Be
sluit toestemming verleend om aardap
pelmeel in het brood de vermengen. Er
mag 10 pet. aardappelmeel in de bloem
vermengd worden; maar een aldus toe
bereid brood moet daarvan duidelijk het
waarmerk dragen. Zulk brood zal dus
goedkooper kunnen zijn, maar, zoo is er
met grafgeluiden bij verkondigd: het
brood zal minder smakelijk en minder
voedzaam wezen.
Het is duidelijk, zegt de Maasbode,
dat dit besluit een tjdelijke crisis-maat
regel is, en nog niet eens een dwang
maatregel. Van eiken crisis-maatregel is
het nu eenmaal een hebbelijkheid, kanten
te hebben die niet bevallen. Merkwaardig
is dat over „het bederf van het eerste
volksvoedsel" het hardst wordt geroepen
door degenen, die van dit bederf wel
nooit de gevolgen zullen ondervinden.
De zaak is eenvoudig genoeg. De aard-
appelmeelindustrie verkeert in hoogen
nood: daarvan hangen een groot aantal
landbouwers en landarbeiders in Gro
ningen en Drenthe af.. Zij kunnen niet
anders dan óf graan óf aardappelen ver
bouwen. En de laatste kunnen ze niet
kwijt buiten de fabrieken, die aardap
pelmeel produceeren. De aardappelmeelfa
brieken hebben een overproductie. Mis
schien kan de crisis-maatregel der regee
ring deze industrie en de duizenden, die
er baat bij hebben, een beetje helpen.
En als dat zoo is, als duizenden, die
waarlijk al geen rijk bestaan hebben, op
deze wijze door de gemeenschap kunnen
worden geholpen, gaat het dan aan, zulk
een maatregel maar terzijde te schuiven
met de opmerking: brood met aardappel
meel is niet zeso lekker en niet zoo
voedzaam.
Wil iemand ons nu wijs maken, flat
deze 10 pet., zelfs al werd de maatregel
algemeen doorgevoerd, zoo'n onheil zou
te weeg brengen?
Laat ons het effect van den maatregel
eens rustig railwachten. Wij moeten wel
bedenken, dat een crisis als de landbou
wers nu doormaken niet met praatjes
alleen wordt opgelost en de menschen
in de stad dienen zooveel solidariteitsge-
woel, naastenliefde, zou het Evangelie
zeggen te bezitten, dat zij niet tegen
een betrekkelijk gering offer opzien om
noodlijdende boeren en arbeiders tege
moet te komen in de zware tijden, wel
ke zij moeten doormaken.
Gistermiddag werd de jaarlijksche alge-
meene vergadering van „Patrimonium",
die te Arnhem wordt gehouden in het
keurig ingerichte gebouw voor Chr. So
ciale belangen en goed is bezocht door
afgevaardigden uit de verschillende dee-
len des lands en o.m. door den eere
voorzitter, den heer P. van Vliet, door den
voorzitter, den heer C. Smeenk, geopend.
Gezamenlijk werd gezongen Ps. 1473 en
6, gelezen Habakuk 3, waarna de voor
zitter voorging in gebed.
Openingsrede van den voorzitter.
Spr. verwelkomde daarna de vele aan
wezigen in het mooie Arnhem, de „Tuin
stad" van Nederland.
Maar ge kunt hier niet alleen de pracht
der natuur bewonderen. Ook op sociaal ge*
bied is hier in den loop der jaren veel
tot stand gekomen. Spr. doelt speciaal
op den woningbouw. Hierin is echter Arn
hem geen zeldzame uitzondering. In héél
Nederland is er in de laatste vijf en twin
tig jaren een prijzenswaardige activiteit
ontwikkeld, bepaaldelijk op het terrein
van den volkswoningbouw. Wij zijn hier
alle landen ver vooruit.
Maar niet alleen op dit gebied valt er
voor veel goeds te danken. Nederland is
in schier elk opzicht een bevoorrecht land.
Ons welvaartspeil is hooger dan dat
van de andere Europeesche landen. Onze
economische toestand is gunstiger dan
die van de ons omringende volkeren. On
ze sociale wetgeving kan de vergelijking
met andere Staten glansrijk doorstaan.
Voor onderwijsdoeleinden worden groote
sommen besteed. De zorg voor de volks
gezondheid heeft de volle aandacht en
den steun van de publieke lichamen.
In niet mindere mate past ons dank
voor de politieke verhoudingen, waar
onder wij leven.
Ook bij de beschouwing van den zede-
lijk-geestelijken toestand van ons land
valt er voor vele zegeningen te danken.
Bedenkelijke verschijnselen neen, zij
ontbreken waarlij kniet
Maar vergelijkenderwijs is de toestand
ten onzent beter dan in menig land.
Ontkerstening is er, helaas, ook in ons
vaderland. Maar wij mogen ons toch ver
heugen in groote geestelijke vrijheid. Ons
kerkelijke en relgieuze leven kan zich in
volle vrijheid ontplooien.
De positie van de Christelijke Arbeiders
beweging is, vergelijkenderwijs, eveneens
sterk.
Wanneer men nu de vraag stelt, waar
aan danken wij dit alles, dan wordt meer
malen geantwoord: dat wij buiten den
oorlog zijn gebleven. Naar Spr.'s meening
is dit slechts zeer ten deele juist
De overdreven voorstelling, die in het
buitenland wel is gegeven, dat wij feite
lijk als gevolg van den oorlog buiten
gewoon goede zaken hebben gemaakt, is
niet wel houdbaar. Er zijn hier groe
pen, die aanvankelijk belangrijke oorlogs-
eb
-ee
t®'
8i'
-Li
ii1
rit
Een veehandelaar te Orten bij 'Den Bosch kocht 42 stuks vee op de markt te Mep-
pel, ondanks het daar heerschend mond- en klauwzeer. Daardoor brak in de om
geving van Den Bosch ook mond- en klauwzeer uit. De veehandelaar werd ver-
baliseerd.
Vrij naar het Engelsch.
31)
Pauls gezicht verstrakte. „Lach me
niet uit", zeide hij, „daarmee doe je zoo
wel jezelf als mij onrecht. Als je mij niet
-rkunt liefhebben, zeg het me dan, dan zal
ik trachten je uit mijn leven te bannen
en voortgaan, zoo goed als ik kan zon-
der jou; en als je me kunt liefhebben, ver
tel me dat dan nog veel liever, want dan
maak je me den gelukkigsten man ter
wereld. Maar speel niet met me".
Isabels oogen vulden zich met tranen.
„Het was afschuwelijk van me, vergeef
me", zei ze. „Ik meende het zoo niet".
„Dat wist ik wel", antwoordde Paul,
-en zijn stem trilde. „O, lieveling, denk je
dat ik niet besef wat ik van je vraag?
Denk je, dat ik niet weet, wat je allemaal
moet opgeven, als je trouwt met een arm
man, als ik ben? Maar ik heb je zoo noo-
dig, liefste, ik kan niet zonder je.
„Je bent altijd erg lief voor me ge
weest", zei Isabel.
»2eg me, Isabel ik kan die onze
kerheid niet langer verdragen is er
eenige kaas voor me?"
Isabel keek Paul recht aan. „Ik zal je
de waarheid zeggen", zei ze, „dat. ben
ik in ieder geval verplicht. Het beste in
me heeft je lief en wenscht altijd bij je
te zijn en weet, dat ik nooit een goede
vrouw kan zijn zonder jou. Maar er is
nog een andere kant aan me, die ver
langt naar weelde, stand, en macht en
die voortdurend tegen jou invloed
strijdt".
Pauls oogen keken zeer droevig. „Ik
begrijp het", zeide hij.
De kwestie is nu maar," vervolgde Isa
bel, „wie van die twee persoonlijkheden
in me het sterkste is degeen, die jou
liefheeft, of degeen, die niets van je wil
weten. Én je moet aan mezelf overlaten
om dat uit te vechten".
„Ja", antwoordde Paul, „dat is na
tuurlijk je recht. Ik zal nog een week
wachten, maar dan moet je mij ook uit
sluitsel geven, wat mijn lot zal zijn".
„En je moet nooit vergeten, dat de
kant in me, die op jouw hand is, de beste
kant is, en als ik anders mocht beslissen,
dan zal ik eerder verkeerd dan goed kie-
„Tante Caroline", zei Isabel den vol
genden dag tegen Lady Farley, „Paul
Seaton heeft me gevraagd zijn vrouw te
worden".
„Ik wist wel, ckt het er van komen
winsten hebben gemakt Maar d&ortegen-
over staan groote economische verliezen.
Groote gevaren hebben in den na-oor
logstijd ook hier gedreigd. In het jaar
1923 begon de pariteit van onzen gulden
tegenover den dollar bedenkelijk te ver
zwakken, Ware er toen niet ingegrepen,
dan zouden ook wij op het hellend vlak
der inflatie zijn gekomen, mét als gevolg
velerlei geestelijk- zedelijke en sociaal-
economische ellende.
Regeeren in moeilijke tijden, waarin
tal van maatregelen genomen moeten
worden, die ingaan tegen het directe be
lang van allerlei groepen, valt waarlijk
niet mee.
De voornaamste oorzaak van het gun
stige verschil met de buitenlandsche po
litieke toestanden moet gezocht worden
in het gelukkige feit, dat ten onzent de
partijvorming voor een belangrijk deel
wordt beheerscht door geloofsbeginselen.
Dank zij die principiëel-christelijke par
tijvorming vooral, is hier de geestelijke
vrijheid grooter dan waar ook op de
wereld, kan het Christelijk onderwijs zich
al breeder ontplooien, wordt in wetgeving
en bestuur nog weerstand geboden aan
vele ontbindende factoren, die in het hui
dige cultuurleven hun werking doen ge
voelen.
Voor den arbeid van de door God ver
lichte en kennelijk ondersteunde leiders
op theologisch, staatkundig en sociaal ge
bied, die in de 19de eeuw zijn opgetreden,
kunnen 'wij niet dankbaar genoeg zijn.
Spr. wijst ook op den onder de leiding
Gods in de geschiedenis gelegden band
tusschen Nederland en Insulinde, op de
groote bekwaamheid van de leiders op
het terrein van landbouw, nijverheid en
handel, op de gevolgde economische po
litiek en de verstandige Staatsbemoei
ing.
Het relatief hooge peil van onze soci
ale- en onderwijswetgeving, van onze
volkshuisvesting enz. staat met dit alles
in verband.
Vakbeweging en Sociale politiek hebben
de sociale tegenstellingen verzacht. Naar
verhouding is de positie van de Vakbe
weging hier sterker dan in de meeste
andere landen.
De groepeering naar beginselen bezielt
meer dan een „neutraliteit", die toch ten
slotte altoos uitloopt op partij kiezen voor
bepaalde denkbeelden en op een practijk,
die met de Christelijke beginselen onver-
eenigbaar is.
De moeilijkheden moeten wij echter
ook in deze vergadering als ernstige
Christenmannen onder de oogenI zien.
De huidige crisis is internationaal. Het
is een wereldcrisis. Vooral de stijgende
werkloosheidscijfers wijzen op den schrik-
kelijken ernst van het crisisprobleem,
waarvoor wij geplaatst worden.
In ons land, al is hier de werkloosheid
óók naar verhouding, nog minder om
vangrijk, zijn er thans circa 70 80.000
personen zonder werk en dit aantal dreigt
in den naderenden, moeilijken winter nog
heel wat grooter te worden. Daarbij komt
dat in verband met de bestaande agra
rische verhoudingen de crisis slechts voor
een deel in de gepubliceerde cijfers be
treffende de werkloosheid in de industrie
let uitdrukking komt
De crisis heeft een complex van oor
zaken. Nog altijd laten zich de gevolgen
van aen oorlog en van de „vredesvoor
waarden" gevoelen. Men heeft aan het
overwonnen Duitschland harde vredes
voorwaarden opgelegd.
Het rijke Amerika handhaaft de finan-
ciëele vorderingen op de vroegere bond-
genooten. Deze willen dien last weer af
wentelen op den overwonnene. En zoo
hoopt men in het midden van Europa de
brandstof op, die, indien God het niet
verhoedt, een ramp kan veroorzaken.
Men heeft, om politieke redenen, ge
scheiden, wat economisch moeilijk ge
scheiden kon worden.
Het zeer verscherpte protectionisme van
de meeste Europeesche landen niet al
leen, maar óók van Amerika en Austra
lië heeft de economische toestanden on
gunstig beïnvloed.
De wereldcrisis wordt voorts mede ver
oorzaakt door de toestanden in Rusland,
Stellig lijdt Europa thans heel sterk,
geestelijk, zedelijk en economisch, onder
de gevolgen van de actie, die van uit Mos
kou wordt gevoerd. Ook in ons eigen In-
dië zijn er bedenkelijke verschijnselen.
zou", antwoordde haar tante; „mannen
met zoo'n kin maken een meisje niet het
hof, als ze het niet ernstig meenen".
„Ik moet hem over een week mijn ant
woord geven en ik wilde graag, dat u
mij raad gaf".
„Mijn lieve kind, ik durf je in zoo'n
belangrijke aangelegenheid geen raad
geven. Je bent zeven en twintig en dus
oud genoeg om te weten wat je wilt en
om te doen wat je behaagt".
„Ik ben ook van plan te doen, wat me
behaagt, tante Caroline, maar ik had
zoo graag, dat u me hielp uitvinden, wat
me zal behagen".
„Daar wil ik met alle plezier mijn best
voor doen, maar de beslissing berust bij
jou. Vertel me eens wat er voor en tegen
is?"
Isabel dacht een oogenhlik na. „Hij is
iemand met een prachtig karakter en een
goed hart en ik heb hem lief en hij heeft
de liefste oogen, die ik ooit gezien heb",
voegde ze er onlogisch aan toe.
Haar tante glimlachte. „En wat is er
tegen hem?"
„Hij heeft geen geld, geen positie en
in de wereld, waarin ik leef, zou onze
vereeniging als een slecht hpwelijk be
schouwd worden".
„Denk je, dat je gelukkig met hem zou
zijn?" vroeg lady Farley.
„Ja. Hij i« zoo verstandig, dat ik om
De wereldmarktprijzen van een groot
aantal producten zijn belangrijk gedaald.
De voortbrengselen van onzen akkerbouw
zijn zelfs gedaald tot prijzen, die beneden
het niveau van 1913 liggen.
De prijsdaling in den groothandel
werkt nog slechts in geringe mate door
in den klein handel. Er is, zooals de
budgetstatistiek van Amsterdam en Den
Haag aangeeft, een daling der kosten
van het levensonderhoud van circa 25
pCt Maar de belangrijke daling van de
prijzen in den groothandel, de enorme
verlaging der landbouwproducten speci
aal in het laatste jaar is in de klein
handelsprijzen nog niet voldoende tot uit
drukking gekomen.
Hier raken* wij een belangrijk vraag
stuk. Erkend moet worden, dat de orga
nisatie van de distributie te wenschen
overlaat. Evenwel is er nog niemand, die
hier een oplossing aan de hand heeft
gedaan, waarvan geen ernstige nadeelen
te vreezen zouden zijn. De voornaamste
oorzaak moet hierin gezocht worden, dat
de groothandelsprijs niet meer een zoozeer
den kleinhandelsprijs beheerschende fac
tor is als in een vroegere periode het
geval was. De groothandelsprijs moge da
len de huren van de winkelhuizen in
onze steden dalen niet; de belastingen, de
bedrij'fstarieven, de loonen van het per
soneel ondergaan weinig verandering. Zoo
is het dus wel te verstaan, dat de klein
handelsprijs niet in dezelfde mate de ver
laging van den groothandelsprijs volgt.
Waarbij dan ook niet vergeten mag wor
den, dat prijsafspraken niet onbekend
zijn.
Intusschen Is het waarschijnlijk, dat de
ontwikkeling der toestanden wel zal moe
ten leiden tot een Ander loon- en prijs
niveau.
Misschien vraagt iemand: waarom legt
ge meer nadruk op het te duur zijn van
de industriëele producten, van woningen,
kleeding, enz. dan op het te laag zijn van
de loonen der landarbeiders en van de
inkomsten der akkerbouwers in het alge
meen? Op die vraag wil Spr. een duidelijk
en onomwonden antwoord geven.
De verhouding tusschen de geldloonen
van de arbeiders en beambten in dienst
van de publieke èn semi publieke licha
men en de arbeiders in vele ambachts-
en industriëele bedrijven eenerzijds en de
geldloonen der landarbeiders anderzijds
is in de laatste vijftien jaar vooral sterk
ten nadeele van de plattelandsbevolking
gewijzigd. Wèl dreigt thans die veran
dering, maar weer ten ongunste van de
landarbeiders, hetgeen Spr. een ramp zou
achten.
Terwijl de geldloonen van vele groepen
gemeentearbeiders sedert 1914 met 125
180 pCt. of met een nog hooger percen
tage zijn gestegen, ongerekend velerlei
andere verbeteringen, terwijl ook de loo
nen in diverse particuliere bedrijven, met
100150 pCt. zijn vooruitgegaan, zijn de
reeds in 1914 lagere geldloonen der land
arbeiders sedert 1914 nog lang niet over
al met maximaal 100 pCt. gestegen.
De organisatorische kracht der land
arbeiders is veel zwakker dan die van de
arbeiders ia de nijverheatiabedrijven. Ook
kunnen zij niet, sooals het personeel in
den publieken dienst, politieken druk
op hun werkgevers uitoefenen.
De voornaamste oorzaak van het ver
schil schuilt in de omstandigheid, dat
de landbouw geheel afhankelijk is van
de wereldmarkt. Terwijl men elders een
loonsverhooging in allerlei vormen op den
consument kan afwentelen, terwijl de pu
blieke lichamen de belastingen kunnen
verhoogen, is de landbouw aangewezen
op de wereldmarkt, waar de prijzen geheel
afhankelijk zijn van vraag en aanbod.
Gevolg van dezen toestand nu is, dat
wij allen In sterke mate proliteeren van
de lage geldinkomens van boeren en
landarbeiders. Terwijl omgekeerd, de
kleine boer, de landarbeider, zich veler
lei moet ontzeggen, omdat hij de artike
len, onder gansch andere arbeidsvoor
waarden geproduceerd, niet koopen kén.
De huidige crisistoestand kan slechts
meer radicaal aangetast worden door ver
andering in de internationale verhoudin
gen. Daarom moeten wij in Genève alle
zeilen bij blijven zetten.
In de huidige omstandigheden moet,
naar Spr.'s overtuiging, zooveel mogelijk
alles gemeden worden, wat in de indu
striëele bedrijven een prijsverhoogenden
tendenz zou kunnen hebben. Daardoor
toch zou onze export nog meer bemoeilijkt
worden en zou de werkloosheid vergroot
orden.
Er is alles aan gelegen, dat de sociale
tegenstelling tuschen „platteland" en
„stad" niet wordt verscherpt, maar al
lengs wordt verzacht. Het moet weer ver
staan worden óók in den kring der Vak
organisaties, dat het levenspeil niet al
leen afhankelijk is van het geidloon, maar
ook van de werkloosheid en van de prij
zen.
Bij het ontbreken van verstandig, van
economisch inzicht getuigend beleid, zal
men de gevolgen daarvan indien niet
alle teekenen bedriegen op gevoelige
wijze ondervinden. De trek van het plat
teland naar de stad zal abnormale pro-
portiën aannemen. Tot groote schade ten
slotte ook van de industriëele arbeiders,
ja van heel de volksgemeenschap.
Wij hebben als algemeen Ch'ristelijk-
sociaal verbond een groote taak. Wij moe
ten de samenwerking tusschen werk
gevers en arbeiders, op voet van gelijk
waardigheid en vertrouwen, bevorderen.
Wij moeten studie maken van de sociaal-
economische vragen.
Alleen in het geloof schuilt kracht We-
reldoverwinnende kracht
Dat geloof geeft ook zekerheid en ver
trouwen in tijden van crisis, van veler
lei moeilijkheden en teleurstellingen. Het
geeft „rust ten dage der benauwdheid".
Spr. verklaarde hierna deze Bondsver
gadering geopend.
Bespreking jaarverslag.
Nu volgt bespreking jaarverslag.
Dhr deLangete Goes (Gew. Org. Zee
land) merkt op, dat niet in drie, maar
in negen afdeelingen in Zeeland in Nov.
1929 extra-propaganda is gevoerd. Ook
tlf;^
De heer J. E. van Tyen, leider der exportafdeelingen van Van Houtens cacaofabrie
ken te Weesp, zal met een Pandervliegtuig een zakenreis naar Indië ondernemen
alle dingen bij hem om raad zou komen.
Het lijkt me heerlijk een man te hebben,
die je in alles met raad en daad ter zijde
kan staan".
„Sommige menschen zouden dat niet
zoo heelemaal met je eens zijn, lieve
nicht. Eet is niets dan een kwestie van
smaak. Alleen moet men in ieder geval
vermijden, dat er twee leidende geesten
onder één dak vereenigd worden".
„U heeft gelijk", lachte Isabel. „Maar
wat zou u in mijn plaats doen, tante Ca
roline?"
„Persoonlijk zou ik er niet veel voor
voelen met mijnheer Seaton te trouwen;
integendeel, ik zou er niets van moeten
hebben, hij heeft altijd neiging tot do-
ceeren en is altijd zou verschrikkelijk
ernstig; maar dat is nog geen reden,
waarom het jou niet zou aanlokken".
„Neen. Ik voor mezelf zou er bijvoor
beeld weer niet veel voor voelen met
iemand te trouwen als oom Benjamin,
ziet u, maar u blijkbaar wel".
„Die gevolgtrekking hoeft niet geheel
en al juist te zijn. Vergeet bovendien niet
dat je oom een hoogen rang in de maat
schappij bekleedt, en hij is niet onbemid
deld ook, zooals je weet. Het gemis aan
lieve oogen en wat dies meer zij, wordt
door een en ander wel een weinig ver
goed, zou ik zeggen".
„Maar wedersildsche genegenheid mag
men toch maar niet geheel en al uitscha
kelen", opperde Isabel blozend.
„Dat geef ik onmiddellijk toe; maar
voor de eene vrouw beteekent dat nu
eenmaal meer, dan voor de andere. Er
zijn vrouwen genoeg, die terwille van de
romantiek zich gaarne tevreden stellen
met een hutje, terwijl ze misschien een
paleis hadden kunnen krijgen".
„Tot die soort behoor ik, mag ik ver
onderstellen".
„Als dat zoo is, hoeft het je geen moei
te te kosten een besluit te nemen", ant
woordde lady Farley. „Aan zoo'n be
scheiden beetje gebrek lijden zul je niet
ontkomen, daar ben ik voor jou niet
bang voor". -MUMfl
„Met bescheiden beetje gebrek lijden,
bedoelt u zeker je eigen haar doen en
schoenen dichtknoopen?"
„Ja en de rest, alles naar verhouding.
Dat is al weer een kwestie van smaak en
ieder moet .doen, zooals het haarzelf be
haagt, maar wat ik niet kan hebben, ia
een vrouw, die vrijwillige liefde in een
hutje op de hei verkiest en dan later
haar man het hutje voor de voeten
werpt en de liefde op de vlucht jaagt.
Bedenk je goed, wat je kiezen ruit, maar
als je eenmaal gekozen bent, houd je dan
aan je keus".
(Wordt vervolgd.)