M3 s-gas 8 ss $-| gfi gg& I'S* J3*8* I'6-:? Voor de Jeugd. 5* Ons Vogelhoekje. Welk® vogel is dit? Zaterdag 27 September 1930 Voor den Zondag, Menschenwaarde. Hoe wandelt gij Letterkundige bijdragen* Herfst. CD C3 2 to I CD C7I I I M HI CD mmmm ^r rsi CD CD g^aSg S .N 5[ g; 8 2- B <P f°§ 9C H s? a0 Cu O. p Srffl o-w g g B <f <p 4 R-a S- 1 g™ 2 3 ~c .o "TP1 g-5-S g"§ 2 <*3 C6 B. 2 O 4 g T"W" s.a„ 3 H3 cn a 11 P't-a G W iMgSIlp S S S" Pdg. K® 3 P a 2 ^3 m.2- p wrw 'S* 3 2 X i£k.P 8 00? 9 dat hun zoons het nog yerder zullen bren gen dan zij. Valt klein af zijn ze begonnen en hebben zicb. opgewerkt: de zoon. moet nog hooger komen, omdat ze hem het wor stelen en strijden willen besparen. Ooh, 'tis altijd geen winst Natuurlijk is in vele gevallen de liefde ran den vader, zoowel tegenover de zoons als tegenover de dochters, veel dieper wan neer hg zich door het besef van een hoog ere roeping gedragen weet Als vader de levensroeping van; den Chris ten kent en dus ook die van zijn kinde ren, dan laat hij zich ook ini de opvoeding door hooger "Licht leiden en bidt hij om den Geest van God om zijn gebrekkige vader zorg te heiligen en te volmaken. Juist door het gebrekkige in onze vader zorg en vaderliefde, komt vaak het conflict met de kinderen. Het komt voor, dat vader iets wenscht, en dat trots alles doorzetten wil; hij wil zijn macht toonea en volhardt en beroept zich er daarbij op, dat hij ge dreven wordt door het belang van zijn zoon. De vader wil van zijn macht geen afstand doen, de zoon wil niet buigen. Vader duldt geen eigen inzicht, geen eigen oordeel bij het kind. Dat geeft botsingen. Bij eenige zelfcritiek, waarmee elk Christen toch de hoogste ernst moet maken, ziet de vader zijn egoïsme in en zoekt hij naar de oplos sing. Gewoonlijk zijn deze botsingen talrijk iu de jaren van het rijp-worden, de puber- teisjaren der kinderen. Bereikt de zoon de volkomen zelfstandigheid van positie, dan ontstaat gewoonlijk een trouwe vriendschap. Een pterk voorbeeld daarvan is de ver houding geweest tussehen William Booth, de stichter .van het Heilsleger en zijn oudsten zoon Bramwell, zijn lataren opvolger; twee mannen piet .een sterk, edel, doch veelszins verschillend karakter, die circa veertig jaren in hooge, trouwe liefde en vriendschap een wereld-organisatie hebben geleid en elkaar hebben gedragen en gesteund. Beste nichtjes en neefjes I Met meer dan gewone belangstelling zag ik deze week uit naar wat de post mij zou brengen. Nu we zoolang vacantie hebben gehad, was ik een beetje bang, dat het aan tal briefjes wel niet groot zou zijn. Wie weet, dacht ik, hoeveel nichtjes en neef jes er nu wegblijven; en als er maar zoo'n paar briefjes zijn, nu dat vind ik echt on gezellig hoor. Gelukkig heb ik me voor niets bezorgd gemaakt, zooals jullie ziet, schikt het nogal met de briefjes. Allemaal zijn ze er nog piet, maar ik weet wel, hoe dat gaat, den volgenden keer komen er wel weer meer. Nu wil ik allereerst de nich tjes en neefjes, die mij in de vacantie een ansicht stuur den, hartelijk bedanken. Ik had het de vorige week al moeten doen, maar toen heb ik er tot mijn spijt niet aan gedacht Het gebeurde nogal eens, dat de post mij èen kaart bracht Ech gezellig vond ik dat omdat er uit bleek, dat jullie me niet heelemaal hadden vergeten. Ik geef dit keer eens andere raadsels dan gewoonlijk. Al te moeilijk zijn ze niet zoodat de oplossing wel niet te veel van jullie zal vragen. Hartelijke groeten van TANTE DOLLIE. Rilland. „Africaantje". Het eerste briefje dat ik ontving, was van jou, daarom zal ik het nu ook maar het eerst beant woorden. Wat hebben jullie fgn gefeest zeg, vooral dat „zakdoekje hangen" leek me heel grappig. Heb jij ook nog een prijsje ge wonnen? Bergen op Zoom. „Loolaantje". Jij hebt oen heerlgke vacantie gehad zeg. Je trof het dat je joist met de feesten in Middelburg was. 's Avonds met de verlich- 'iing vond je Eet zeker wel het mooist? Colijnsplaat. „Zwartoogje", 'k Kan het best begrijpen dat jullie je ook wel eens eon beetje verveeld hebben, 't weer was ook niet altijd even mooi hé. Ja, de gouden koets had ik ook wel graag eens willen zien. Jammer dat jullie de Prinses niet konden verstaan. Serooskerke. „Kievit en Duifke". Zijn jullie geen van beiden naar Middelburg ge weest? Dat was wel jammer hé, maar ja, allemaal tegelijk dat gaat niet. 'k Vind het prettig dat D. de volgende keer nu zelf ook een briefje schrijft „De Ruiter" en „Willem van Oranje". Ja, ik heb wel ge lezen van het feest in S., er was heel wat te doen. Een van je broers was toch ook bij de ruiters is 't niet? Hebben jullie ook nog prijzen gewonnen? Piet en Sam. 'tWas echt jammer hoor, dat het licht telkens uitging en wejsoo lang in het donker zaten, dan ging het bij jullie beter hé. Is het varken al geslacht? 's H. H. k i n d e r e n. „Vergeet mg nietje". Dus jij hebt ook wel weer zin om te be ginnen, nu dat vind ik prettig hoor. Je bent haast aldoor in Goes geweest met het feest. Ja, ik heb alles ook gezien. 'tWas anders een. feest met hindernissen. „Madeliefje". Dat trof je zeker, dat je het al verwacht had, je kon het nu natuurlijk gauw vinden. Nu krijg ik van de winter natuurlijk allemaal goede oplossingen hé. Zou jij in zoo'n paal durven klimmen? Vrouwepolder. „Blondje". Jullie hebt een echt gezellig uitstapje gemaakt, geloof ik. 't Was zeker wel een mooie tocht met de boot. Ik hoop maar, dat de kiekjes goed worden en ik er dan ook een krijg, dat zou ik echt prettig vinden. „Het Vogelnestje". Nu is er een vogeltje weggevlogen, maar dat hindert niets, want het nestje i9 er toch nog. En heb je van de week hard op het veld moeten werken, of viel dat nog al mee? „De twee vriendinnetjes". Ja, we hebben een heelen tijd vacantie gehad, maar nu houden we voorloopig niet meer op, hoor. Jullie hebt zeker wel veel genoten met het Koninginnefeest in Middelburg? Oostkapelle. „Watersnip". Wat grap pig, dat je nu vacantie van school hebt. 'tls zeker de najaarsvaoantie al. Neen, dat was niet prettig, dat we met .de feesten telkens in 'tdonker zaten. Zaamslag. „De jonge Landbouwer". Ik wist niet, dat er in Zaamslag zoo'n; groot feest gevierd was. Je hebt zeker wed ge- hoten. En wat frjïn, dat je de Koningin hebt gezien. Was jij ook op de markt, toen ze op het .bordes stonden? Middelburg. „Nachtegaaltje". Fijn,dat je mee mocht naar de tentoonstelling. Wat zal je genoten hebben. Neen, met het weer trof je het niet, maar nu bewaren: jullie dat andere tochtje zeker voor het volgend jaar? Nieuwdorp. „Dagbloem en Wilde Win gerd". Jullie hebt weer heed wat beleefd Die „Commissie in den dop" vind ik vreese- lijk leuk. Hadden jullie het zelf verzonnen? Echt aardig, dat jullie de boekjes naar dat zieke jongetje sturen. Hij vindt het zeker wel erg prettig om ze te lezen. St Maartensdijk. „Adelaartje".Vond je dat de vacantie te lang duurde? Je kunt nu je hart weer aan de raadsels ophalen hoor. Ja, in Goes is het feest ook erg mooi geweest. „De twee Muldertjes". Dus jullie beginnen ook weer met blijdschap? Dat vind ik erg prettig, bijna alle nichtjes en neefjes schrijven, dat ze blij zijn weer te beginnen, 't Oudste Muldertje heeft een ver re reis gemaakt hoor. Nee, ik ben er niet geweest. St Laurens. „Goudhaantje" en „Win terkoninkje". De verandering is zoo goed. Ja, ik vind het ook prettig als dezelfde naam blijft. Hoe oud is G.? Wat fijn, dat jullie allebei een prijs hadden met de wedstrij den. I e r s e k e. „Beukenootje". Nu, dan zal ik wel veel brieven van je krijgen, nu je zoo blij bent, dat je weer mag schrijven. Pijn, dat je met de lampionoptocht mee mocht doen. Had je een mooie lampion? „Slaapmutsje" en „Sneeuwklokje". Jullie kunt nu iedere week weer raadsels oplos sen. Nog hartelijk gefeliciteerd met S. haar verjaardag, dat mag ik toch nu nog wel doen hé? Breskens. „Zonnestraaltje". Je brief je is wel wat laat, maar ik zal 't toch nog maar beantwoorden; er zijn nog meer laat- komertjes. Die Zaterdag was eigenlijk wel wat te warm om feest te vieren. Kwam het daardoor, dat je geen prijs had? Goes. „Duinroosje". Prettig, dat je nu op de U. L. O.-school bent. Je leer er weer hsel wat nieuws. Ja, de bloementijd is weer zoo goed als voorbij, niets gezellig hé? Heb je geen herfstastertjes in je tuin tje? Die staan ook altijd snoezig. „Talbot" en „Fiat". Jullie zijn ook laatkomers hoor. 't Komt zeker, doordat T. nu op de U. L. 0. is, je hebt natuurlijk heel wat meer huis werk. Zijn jullie niet uit geweest met de vacantie? w 1 X 1 1 Vul bovenstaande hokjes in, zóó, dat de bovenste regel en de voorste regel van boven naar beneden gelezen, hetzelfde woord ge ven. Ie regel een vlieghaven; 2e regel een hoofdstad; 3e regel een werelddeel; 4e regel een snelle postverbinding; 5e regel een stad in Friesland; 6e regel een stad in België; 7e regel een vulkaan in Italië; 8e regel een bewoner van een werelddeel; 9e regel een koude landstreek. 1 XXX X X X X X X X X X X X X lxxxxxxxt X X X X X X X X X X X X XXX ie regel een 1; 2e regel een insect; 3e re gel het tegenovergestelde van nacht; 4e re gel een huis om te baden; 5e regel een snelle postverbinding; 6e regel krijgen we op school; 7e regel een kleur; 8e regel een koning van Juda; 9e regel is een t. Wie den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker, maar die zich over den nooddrufige ontfermt, die eert Hem. Sp. 14:31. Het ging en het gaat in het leven van de menschen steeds over waardebepaling. Alles werd en wordt gewogen en geschat. En dat is een verschijnsel, waarover wij ons niet behoeven te bedroeven, maar waar over wij ons kunnen verblijden. Doch alleen, als de schatting, ais de waar debepaling juist toegaat. Als de juiste maat staf wordt aangelegd en voornamelijk, als de waarde van een mensch wordt bepaald. Want daar is en wordt de waarde ook ge durig van bepaald. En nu moet helaas gezegd, dat gebleken is en blijkt, dat de maatstaf voor de waar debepaling van den mensch steeds bepaald is door den geest der eeuw. De waarde van den mensch wordt vast gesteld naar de beteekenis, die hij heeft voor deze wereld. Dus de waarde ligt in zijn spierkracht of- in zijn denkkracht, in zijn stoffelijk bezit of in den invloed, dien hij heeft door macht of positie. Door een van deze dingen moet men uit steken om mee te tellen. En wie van al die gaven ontbloot is, nu, die wordt niet geschat, die valt onder de nummers, die heeft geen waarde. Zoo komt het, dat twee categorieën die nog al dikwijls samenvallen zwakken en armen niet alleen de aandacht niet trek ken, maar verdrukt worden. Die twee klassen van menschen hebben immers geen rechten. Naar de meening van velen, nemen zij onnut plaats in. Waartoe leven zij eigenlijk? Zij zijn maar sta-in-de-wegs voor de ster ken. Zoo leert het de wereld. Maar de Schrift onderwijst geheel anders. Die heeft het ook over menschenwaarde en bepaalt die naar den juisten maatstaf van den Schepper. Zooals de Schrift den mensch vernedert en vernietigt om zijn ongerechtigheid, kan nooit eenig ander boek het doen. In de Schrift spreekt God. Maar ook kan geen mensch ter wereld ooit den mensch zoo verheerlijken als de Schrift het doet. De Schrift eischt plaats en recht, eerbied en liefde voor een ieder mensch. En dat doet de Schrift niet met het oog op den mensch, maar met het oog op Zijn Maker. De Schrift heeft zoo'n geheel anderen maatstaf dan de wereld. Altijd gaat de Schrift naar de bron, naar den oorsprong. Zoo gij in duisternissen wandelt, zoo gij geen licht hebt voor uw voet, vertrouw tóch op den Naam des Heeren den Naam des Gods, Die wond'ren doet! Omgordt gij u met eigen spranken, gaat gij in vlam van eigen vuur: 't is straffe Gods: gij zult het speuren als Hij u treft te Zijner uur! Dan zult in smart gij nederliggen. Maar wie daar luistert naar Zijn Woord, voor dien wordt de woestijn tot Eden haar wildernis een vreugde-oord! Geen smaad van menschen heeft te vreezen de vrijgekochte van den Heer: met luid gejuich en eeuw'ge blijdschap keert hij naar 't zalig Zion weer! (Stamelingen K En daarom kan de Schrift alleen juist oordeelen, want zij ziet alle dingen, zij ziet ook den mensch, in het licht Gods. De waarde kan alleen maar juist bepaald worden, als wij de dingen zien in de ver houding tot Hem, Die ze geschapen heeft. En nu oordeelt de wereld heel anders dan de Bijbel, maar daarin hebben wij dan weer een bewijs van de duisternis waarin wij verkeeren. God is Schepper en God is Rechter en iedereen blijve van Zijn schepsel af. Hij geeft den mensch een plaats in Zijn wereld; ook den arme en den zwakke en wee hem, die aan dat bestel raakt. Als wij ons daartegen verzetten, dan hef fen wij de hand niet op tegen die menschen, maar tegen God, den eenigen Souverein. En daarom treedt de Kerk des Heeren ook hierin op, als in dienst van haar Ko ning, dat zij het zwakke steunt en den arme verzorgt. In het „hoe" van ons bestaan komt toch ook een beschikking Gods uit. De wil des Heeren is voor ons ook de maatstaf bij de bepaling van de waarde van een mensch. Moederbede. „Heilig God, in ootmoed buigend, Breng 'k mijn kind'ren voor IIw troon. Wil genadig naar mg luist'ren Om den wille van Uw Zoon. Heer! dit is mijn hoogst verlangen, Dit mijn bede, dat zij saam Onder Uw banier zich scharen, Als getuigen van Uw Naam". (Uit „Alles ten goede".) Het blijde feest van den zomor is ten ein de, en we staan bij de schemerige poort van den herfst. Nevels sluieren zich voor dfl zon, schaduwen dalen, al dieper, al dichte:?. Zomers blijde huis wordt een kerkhof, geen ander jaargetijde bepaalt ons in meerdere mate bij de gedachte, dat alles -ook het mooiste en sterkste eenmaal een zeker einde vindt. Maar ondanks dit alles is de tooi van den herfst allerminst somber en doodsch; er ia kleur, er is glans! „Uw goedheid kroont de jaargetijden", zegt de psalmdichter; ook het herfsttij draagt de tooi van Gods goedheid. In dit licht bezien, zal men den herfst al lerminst bij de overige jaargetijden ten ach ter stellen en is het zeker niet overbodig, een oogenblik stil te staan bij het werk van hedendaagsche dichters en proza-3ehrijvera, om het schoon van den herfst te zien met hun oogen. Wanneer Guido Gezelle het beminde Vlaamsche land in zijn najaarstooi aan schouwde, deed dit hem aan het papier toe vertrouwen welk een machtige indrukken dit stervend schoon bij hem wekte. De kleu renrijkdom boeide zijn oog, en hij, die geen schilder met het penseel was, schildert ona in treffende woorden de sterke pracht v»n het herfstlandschap, een pracht, die aller eerst en allermeest boeit door de kleuren: Schilderschoon, zoo zijn de verven van de blaren, die, aan 't sterven, 's najaars, op de boomen staan, schouwt de lieve zonne ze aan. Hoe zeere vallen ze af, de zieke zomerblaren; hoe zinken ze, altemaal die eer zoo groene waren, te grondewaard! Het vallende blad teekent den herfit; steeds hebben de dichters daaraan hun go- dachten ontleend, als zij spraken van dood en doodsnadering. De stervensgedachte is bij het zien van het „stervende" blad, al hooi sterk bij de vlaamsche dichteres Alice Nn.- hon: Onder m'n voeten reuzden stil Verdroogd' en bruin' Oktoberblaaa; Neem Gij mijn handen, God, ik ka.n Ik durf er haast niet over gaan M'n zwier'ge tred is niet gewend Te trappen op illuzie-scherven. Gij, die me „leven" hebt geleerd, God, leer me sterven. Uit het werk van slechts enkele dichtere zou reeds een keurbundel zijn saam te stol len, die een kleurrijk panorama voor ont oog zou optrekken. Want ieder hunner ia

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 7