DE ZEEDW TWEEDE BLAD PAULS OFFER. É9IM Wat de bladen zeggen. Uit de Provincie. Zoeklichtjes. FEUILLETON. VAN DONDERDAG 25 SEPT. 1930, No. 802. Militairisme. In onze dagen, zegt onze „N. Pr. Gr. Crt", wordt veel geschermd met het woord: militairisme. De beteekenis van dit groote woord is: dat een volk of groep door de macht der wapenen, door bruut geweld, alles wil beheerschen. Verondersteld wordt, dat er lieden zijn, die den strijd zoeken om den strijd. Die lust hebben aan het wapengeweld om 't geweld zelve. Zulk militairisme is natuurlijk af te keuren. Maar het is een leugen, als men ook de weerbaarheid van een volk, de zorg voor een goede landsverdediging militai risme noemt. Het heeft er niet alleen niets mee te maken. Het is precies het tegendeel. Als een volk zijn nationale weerbaar heid verzorgt, doet het dit om zijn vrij heid en onafhankelijkheid zooveel moge lijk te waarborgen. Het verstaat zijn plicht. Het wil de macht van het geweld keeren. De weerloosheid der volkeren zou het wreed geweld van den goddelooze alle kans en alle ruimte geven. Zij beteekent de heerschappij van het geweld en dus in wezen niet dan de heerschappij van het „milita.iri3me". En het is juist datgene, wat het socia lisme wenscht. Het bestrijdt de volksweerbaarheid, het wil de wettige overheid de macht tot bescherming der volksvrijheden ontne men, om zijn geweld aan de menschheid op te leggen. De revolutionairen zijn de wezenlijke militairisten. Men ziet in Rusland thans het ver- schijntKl, dat de arbeiders in wanhoop de fabrieken ontvluchten. Wat doen de communisten? Zij militairiseeren den ar beid. D.w.z. zij dwingen de arbeiders om in de fabriek te blijven. En wie zijn vrij heid hernemen wil wordt als deserteur beschouwd. Dat is de uitkomst van alle socialisme. Al weer: wij zien het voor oogen. De lieden van het puur geweld, van de terreur, van de onderdrukking doen zich voor als de vijanden van het geweld. Een ordelijk staatkundig en maat schappelijk leven, waarin, ondanks de vele gebreken, die elke samenleving zul len aankleven, toch als vrucht van de Christelijke beginselen de geestelijke en burgerlijke vrijheid is gewaarborgd, wordt met kracht bestreden. En het vreeslijk geweld van het socialisme wordt voorbereid. Te Woerden is de Christelijke Lagere Landbouwschool officiéél geopend. Vrij naar het Engelsch. 21) „Ja, tot mijn groote blijdschap. Sir Benjamin is gouverneur ergens in Indië geworden en daarom heeft Isabel beslo ten maar liever bij hem te blijven. Ze is er juist het meisje naar om graag in aan raking te komen met „excellenties" en andere groote pieten." „Hoe ziet juffrouw Carnaby er uit? Is ze knap?" „O, neen, niet knap; maar ze is pittig en heeft stijl en ze weet, hoe ze haar kleeren dragen moet. En ze is verschrik kelijk bij de 'hand. Ik was gewoon bang voor haar den laatsten keer, dat ze in Engeland was," „Op welke manier is ze bij de hand? Schrijft ze boeken?" „Lieve help. neen; zoo erg is het niet", antwoordde Lady Esdaile, die er bepaald ontsteld uitzag. „Maar ze leest erg veel en zegt scherpe dingen, en. je weet nooit, wanneer ze je uitlacht en wanneer niet. -6 op mijn zenuwen." „Ik houd niet van .die soort gevatheid, vccral niet in een vrouw." „Ik evenmin. En daarbij is Isabel zoo verschrikkelijk ijdel. En ik begrijp niet, waarom je er trotsch op moet zijn, als men wat meer weet dain een ander, als ze er nu nog mooi bij was." „Toch zijn zelfs knappe menschen ook wel eens verwaand, Lady Esdaile". „O, natuurlijk staat knapheid een man heel goed en is dat iets, waar hij wel verwaand over mag wezen", gaf haar ladyship genadiglijk toe. „Ik kan u niet, zeggen, hoe mijn man en ik uw kennis bewonderen, noch hoe dankbaar we zijn, dat Diclc ervan mag profiteeren. Maar ik geloof, dat het voor een meisje niet veel .waard is, u wel? Een mooi gezichtje is van veel meer belang voor haar." „Ik geloof, da.t schoonheid een der gelukkigste gaven is, die een vrouw kan bezitten", antwoordde Paul; „maar er zijn knappe vrouwen en 'knappe vrou wen; en juffrouw Carnaby schijnt naar uw beschrijving te 'beoordeelen juist die soort knappe yrouw te zijn, waar ik zoo'n hartgro-ndigen afkeer van heb." Lady Esdaile schudde het hoofd. „Man nen hebben gewoonlijk geen afkeer van haar", erkende ze; „ze is heelemaal een meisje, waar de mannen goed mee kun- Wie ès HJst Sé Wöivsïffii?®!! dar regeejdng om voor ome verdedising in Indië zorg te dragen tsekende, gaf zijn 'naam aan het ergste militairisme dat de j wereldgeschiedenis ooit kende, Mr D. Fock over het vlootplan. Mr D. Fock, voorzitter van de Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond, schrijft in De Vrijheid: „In Mei van dit jaar is door de Regee ring een wetsontwerp ingediend tot ver hooging van de uitgaven voor aanbouw van schepen en vaartuigen met een be drag van f770.000. Blijkens de daarbij gegeven toelichting is het de bedoeling om van dit bedrag eene som van 1250.000 te besteden als eerste termijn voor een kruiser, bestemd voor de scheepsmacht in Nederlandsch-Oost-Indië, welke kruiser in totaal 12.5 milioen gulden zal kosten. Het overige bedrag van f520.000 is noo- dig als eerste termijn voor een flottielje- vaartuig, dat blijvend in West-Indië ge- stationneerd zal worden. In totaal zullen de uitgaven voor den aanbouw van dit vaartuig 2.5 millioen gulden bedragen Tegen dit wetsontwerp is door de So ciaal-Democratische Arbeiders Partij een volks-petitionnement op touw gezet. Om daarop zooveel mogelijk handteekeningen te verkrijgen wordt echter een voorstelling van zaken gegeven, die zoo eenzijdig en onjuist is als men zelfs van voorstanders van eenzijdige ontwapening niet had kun nen verwachten. Als het de bedoeling van de S. D. A. P. is om met dit petitionnement aan tetoo- nen, hoe gemakkelijk het is om met een zijdige en onjuiste voorlichting zooveel mogelijk hanteekeningen te verzamelen van menschen, die van het wetsontwerp' zelf en de gewisselde stukken natuurlijk geen kennis hebben genomen, dan acht ik dit thans reeds zeer geslaagd. Voor "hen, die in de nationale ontwa pening geen gevaar zien voor de hand having van ons onafhankelijk volksbe staan en voor de onschendbaarheid van ons gebied in en huiten Europa, is na- cuurlijk elke uitgave voor onze weermacht uil den booze. Maar op dit standpunt staat onze Par tij niet. Wij zijn bereid om binnen de grenzen, die de toestand van 's Lands financiën ons stelt, offers te brengen voor de hand having van de onzijdigheid van ons grond gebied hier en in onverzeesche gewesten en voor de vervulling van onze verplich tingen als lid van de Volkerengemeen schap tegenover andere volken. Wij willen niet minder, maar ook niet meer! Wij zijn gekant tegen elke doelstelling voor onze weermacht, die verder dan het bovenomschreven doel zou gaan, en te gen alle offers, die geen rekening hou den met den toestand van 's Lands finan ciën. En hierin ligt nu voor mij het groote verschil tusschen dit wetsontwerp en de in 1923 verworpen vlootwet." Na dit nader te hebben uiteengezet, vervólgt Mr Fock: „Niettegenstaande het groote onder scheid tusscheta de plannen van Minister Deckers en de verworpen vlootwet doet de S. D. A. P. het voorkomen alsof deze voorstellen nog verder gaan dan de in 1923 verworpene, alhoewel Troelstra toen de uitgaven raamde op een milliard gul den en de Sociaal-Democraten thans in hun berekening toch niet verder kunnen komen dan 120 millioen gulden. Maar ook dit qjfer is ten eenen male onjuist, want, zooals ik in het begin heb uiteengezet, het gaat bij dit wets ontwerp alleen over den aanbouw van twee schepen, die passen in een door den Minister opgesteld schema, waarover de Staten-Generaal zich nader kunnen uitspreken, maar waartoe zij zich thans in geen enkel opzicht behoeven te ver binden. Rovendien zullen de jaarlijksche kosten, zelfs indien, te zijner tijd beslo ten zou worden het geheele plan uit te voeren, in ieder geval niet meer, ja zelfs nog minder bedragen dan hetgeen gedurende de laatste acht jaren gemid deld voor aanbouw van schepen werd besteed. Over het wetsontwerp zelf wil ik niet mijne meening uitspreken, omdat de be- oordeeling daarvan dient te worden over gelaten aan onze Tweede- en Eerste Ka merfractie, maar ook zij zullen dit na tuurlijk bezien van het standpunt uit, dat wij binnen de grenzen van de finan- ^ieele mogelijkhoden bereid zijn mede te werken aan de verdediging van de onaf hankelijkheid van ons gebied in Neder land zoowel als in Nederlandsch Oost- Indië en in West-Indië en aan de vervul ling van do verplichtingen, voortvloeien de uit het lidmaatschap van den Vol kenbond." Tweede Bondsdag van Zeeuwsche Melsjesvereemlgingeis op Geref. Grondslag. Gisteren werd in de Geref. Kerk te Goes de goed bezochte tweede Bondsdag van Zeeuwsche Meisjesvereenigingen op Geref. Grondslag gehouden. De presidente, mej. Ludikhuize uit Middelburg, opende de bijeenkomst, liet zingen Ps. 123 1, las Ps. 121 en ging voor in gebed. In haar openingswoord kwam zij op tegen wat Ds Heij in de „Zeeuwsche Kerkbode" over de Meisjesvereenigingen had geschreven. Spr. meende, dat als Ds Heij voortaan las, wat in 't blad der Ger. Meisjesvereen. wordt geschreven en de vergaderingen en Bondsdagen bezocht, hij wel tot andere gedachten en een mil der oordeel zou komen. Nadat Spr. haar beste wenschen voor het slagen van dezen Bondsdag had uit gesproken en alle aanwezigen had ver welkomd, sprak Mej. T. K o k uit Utrecht over: „De innerlijke kracht der Meisjes- vereeniging en de versterking daarvan". Onze Meisjesvereenigingen, aldus Spr., moeten zijn wat zij schijnen. In onze da gen is het mode te doen „alsof". Veler groote woorden en hevige leuzen zijn zoo vaak in strijd met de werkelijkheid. We schermen zoo dikwijls met woorden, zon der dat de daden er op volgen. In het persoonlijk en verenigingsle ven moeten wij daarom de innerlijke waarde zien te vermeerderen. Het jonge meisje behoeft een voorbe reiding voor hare geestelijk-zedelijke taak. Het is dwaasheid om te meenen, dat de Meisjesvereeniging niet noodig is, om dat ze er vroeger ook niet was. Tijden en toestanden en omstandigheden wijzigen zich telkens. Een Christen moet zijn roe ping in eiken tijd verstaan. Al onze ga ven en talenten moeten we daartoe aan wenden. Onze tijd is er een van wanorde en opstandigheid. In dat leven staan wij en hebben wij een taak, die we niet van ons kunnen en mogen afschuiven, We staan gelukkig niet los naast el kaar. We gevoelen de kracht van bet ge zamenlijk arbeiden in de vereenigingen. Alleen, we moeten bierbij zorgen, dat de vlag niet een slechte lading dekt. Uiterlijk en innerlijk moeten met elkaar barmonieeren. Dan heeft ook de M. V. recht op belangstelling, sympathie en steun. Ontvangt ze die, dan is ze ook be ter bestand tegen de critiek, waaraan ze vaak bloot staat. nen opschieten. Trouwens veel vrouwen ook", voegde ze er aan toe; „ze kan zich werkelijk verbazend aardig voordoen, als ze er lust in heeft. Ze heeft de gave met iedereen overweg te kunnen. Ze is eenvoudig eenig, als je een heeleboel vervelende menschen te gast hebt, want er is niemand., met wie ze geen gesprek weet te voeren. Ik geloof, dat ze, als ze het mannetje in de maan ontmoette, zou ontdekken, dat zij en hij1 een heele boel gemeen hadden, als ze al niet wist te bewijzen, dat ze nog uit de verte aan elkaar verwant waren." „Dus houdt ze er ook wel goede eigen schappen op na?" „Ja zeker. Het komt me wel eens voor, dat de groote vraag, die iedereen stelt, is: „Ken 'je de Zoo en Zoo's?" Als je ze kent, dan loopt het gesprek verder van zelf, maar ken. je ze niet, dan staat het spoedig op het doode punt. De Zoo en Zoo's zijn werkelijk een veel belang rijker onderwerp van gesprek dan het weer. Ik vind het altijd tamelijk burger lijk om over het weer .te spreken, u ook niet?" „Het is zeer zeker een afgezaagd onder werp", gaf Paul toe. „Wel, "Isabel kent altijd de Zoo en Zoo's, en daarom is ze in gezelschap een succes, Neem haar mee op de saaiste Do»? kleine dingen kunnen de leden de M, V. verzwakken en versterken, waarvan Spr. verschillende voorbeelden geeft. Ook zij, die meenen slechts een klein talent ontvangen te hebben, hebben een taak. De kleine dingen maken samen het groote. Er moet een onverbreekbaar contact zijn tusschen het „Bid en Werk". Dan ervaren we, dat ware levensvreugd het deel is van hen, die den lentetijd van hun leven in Gods dienst stellen. In de kleine dingen komt vaak de wa re grootheid uit. We moeten daarom ook in de kleinigheden van ons dagelijksch leven doen uitkomen, wat we belijden. Nadat het laatste couplet van 't Bonds lied was gezongen, dankte de presidente de spreekster hartelijk voor haar rijk en vaak beschamend woord. De tweede spreker, Ds Lindeboom van Serooskerke, voerde nadat onge veer een half uur was gepauzeerd ten slotte het woord over: „Heilige bezie ling". Spr. wees er op, dat een vergadering als deze 25 jaar geleden een onmogelijk heid zou geweest zijn. Onze meisjes zijn pas in de laatste jaren zich bewust ge worden van de noodzakelijkheid van voor bereiding voor de levenstaak. Moeten alleen onze jongelingen zich voorbereiden voor die taak des levens? Hebben niet veeleer onze meisjes een ja renlange achterstand in te halen? Zij moeten niet langer voort op de platgetreden paden. Volgens Spr. is het gevaar, dat de meisjesvereenigingen een kleurlooze, karakterlooze copie zullen worden van de jongelingsvereenigingen, slechts denkbeeldig. Al hebben dan de meisjes zich in hoofdzaak tegen dezelfde gevaren te wapenen als de jongelingen, zij doen het ieder op eigen manier. Ü9 meisjesvereenigingen hebben weinig jan leidslieden, die het hoofd schuduen, over zooveel verkeerds, dat er in gevonden wordt, maar meer aan hen, die meehel pen en trachten het verkeerde weg te ne men. Tegenover menschen van de sleur, die Spr. uitvoerig schetst, wier leven eiken dag hetzelfde is, die automaten worden, stelt Spr. hen, in wier leven geestdrift en bezieling wordt gevonden, die hun le ven zien als een Goddelijke taak. Omdat zij vervuld zijn met den Heili gen Geest, kunnen zij vroolijkheid en licht om zich heen verspreiden. In hun han den wordt „ijzer tot zilver en koper tot goud". Zij ondergaan niet in de eerste plaats den invloed van hun omgeving, maar zij oefenen veeleer invloed uit op hun om geving. Voor menschen van de sleur is het leven één brok verveling. Maar menschen van de bezieling zijn bijna steeds triom- phator. Zij hebben idealen, die voor hen stuwende krachten zijn. Mr D. Fock, de leider van de liberale Staatspartij „De Vrijheidsbond" was in het voorjaar van 1929 tamelijk optimis tisch gestemd omtrent de toekomst van zijn partij. Hij meende overal nieuw leven te be speuren. Ik vermoed echter, dat hij daarover nu wel wat anders zal gaan denken. Er zijn in elk geval verschijnselen, die nu niet bepaald moedgevend schijnen. Mr Fock heeft evenals meerdere ande ren zijn licht laten schijnen over het aan hangige vlootplan. Welnu, ik zag in een der liberale or ganen in deze omgeving deze uiteenzet ting opgenomen alsingezonden stuk. Voor allerlei nonsens wordt een plaats ingeruimd in de', gewone redactioneels rubrieken. Maar als een man van het kaliber als Mr Fock, een vooraanstaand staatsman, zich over een zaak die het z ij n van ons volk raakt wenscht uit te spreken, dan wordt hij verwezen naar de rubriek „in gezonden stukken". Zooiets teekent het blad, waarin het gebeuren kan. Maar het voorspelt o.i. ook niet veel goeds voor de partij, waarvan Mr D Fock de bekwame leider is. OPMERKER. Er is geestdrift, die voert ten hemel maar ook, die voert ter helle. Er is heilige en onheilige bezieling. Vooral de laatstej is er in onzen tijd, getuige de verafgoding! van boksers, half-naakte danseressen, en! de voetbalsport. Ontkend kan niet worden dat er bij socialisme en communisme be zieling wordt gevonden. Daarom hebben wij goed te bedenken, waarvoor wij geestdriftig zijn. Gode zij dank, ook in onzen kring wordt de geest drift nog gevonden. Dit moet niet alleen op onze Bondsdagen blijken, maar ook in ons gewone, dagelijksche werk. Wij moe ten den tijd uitkoopen, ons schatten van kennis verzamelen en voor onze veree nigingen doen wat wij kunnen. Alles moe ten wij doen ter eere Gods. Als wij kennen de geestdrift des ga loots, dan kan 't niet anders of er gaat bezieling van ons uit. Na een slotwoord van de presidente volgde sluiting met dankgebed door Ds van jHeyningen van Wolfaartsdijk. Middelburg. De herfst heeft zijn intre de gedaan en daarmede zijn gisteravond ook de muziekuitvoeringen van het Mid- delburgsch Muziekkorps op het Molen water met een bijzonder goed gekozen programma voor dit seizoen besloten. Wij spreken zeker uit naam van heel veel muziekliefhebbers als wij den heer Garo en zijn mannen dank brengen voor In de hoofdstad en in enkele andere gemeenten wordt binnenkort door de Gemeente Telefoon het nieuwe gesprekkentarief ingevoerd. Door de Elka Watch Comp wordt thans seen gesprekkenteller in den handel gebracht, waarmede men slechts door op een knopje te drukken, nauwkeurig het aantal gesprekken geno teerd vindt en men kan oontroleeren of de boekingen van de Gemeente-telefoon juist zijn. theevisite en binnen vijf minuten hoort men een .gegons van stemmen, of er een zwerm bijen was los gelaten." „Ze is dus tamelijk populair en dus verwend. Over het algemeen ben ik niet erg gesteld op die getapte menschen, zoo als men dat noemt." „Tot op zekere hoogte is ze zeer zeker populair", gaf Lady Esdaile onwillig toe. Dat is te zeggen, ze heeft altijd, een heel kringetje mannen om zich heen. Sir Ri chard verwacht, dat ze wel een heel goed huwelijk zal sluiten in Indië; maar ik ben er nog zoo zeker niet van. Mannen praten wel graag met een knappe vrouw maar ze trouwen liever met een mooie, dan met een blauwkous." „In ieder geval ben ik bljj, dat ze niet hier komt." „O, ik ben er niets bang voor, of u zoudt uitstekend met haar hebben kun nen opschieten. U en zij zouden over boeken en al dergelijke meer hebben kun nen praten, weet u." Paul glimlaichte. „Maar er zijn nog wel andere dingen, waarover men 'kan pra ten. dan over boeken, Lady Esdaile". „Ja, maar sommige menschen vinden toeken zoo verschrikkelijk belangrijk. Ik zou ze zelf ook wel interessant vinden, als ik maar niet altjjd in slaap viel voor ik er heelemaal in kan komen." En weer glimlachte Paul. Dus kwam Isabel Carnaby nog niet naar Esdaile Court en Paul ging voort Dick onderwijs te geven en maakte verwonderlijke vorderingen, gezien het ruwe materiaal, waaruit hij verwacht werd een student te zullen maken. Hij deed een poging tot literairen arbeid en verdiende een aardig sommetje bij met schetsen en novellen schrijven voor tijd schriften, waardoor het leven in het huisje in Chayford heel wat gemakkelij ker gemaakt werd, dan het zonder die bijdrage geweest zou zijn. In Chayford ging alles zijn gewone gangetje. Edgar maakte Alice zwijgend en dus tevergeefs het hof; maar hij troostte zich met de gedachte, dat ze, als ze ouder werd en leerde verstaan, hoe trouweloos de wereld was, de waarde zou leeren in zien van een toegewijd hart, waarop zo nooit vergeefs een beroep zou doen, hoe onwaardig ze het zichzelf ook zou mogen betoonen. Wat haar betreft, haar geest was nog vervuld van gedachten aan Paul. Hij was niet ter plaatse, dat is waar, zoo als Edgar, maar met de vacanties kwam hij thuis; wie weet, wat er dan nog ge beuren kon! (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5