DE ZEEÜW Van een arm dorp, dat rijk werd TWEEDE BLAD Brieven uit de Residentie. Uit de Provincie FEUILLETON VAN MAANDAG 4 AUG. 1930. No. 227. Politiek is soms toch een wonderlijk raar ding. Daarover heb ik in deze zomerdagen wat zitten peinzen, nadat ik een paar dagen geluisterd had naar een debat in onze Eerste Kamer over het z.g.n. Sui kerwetje, dat een compenseerend invoer recht stelt op sommige soorten suiker. Men moet weten, dat er in ons land een soort landbouwcrisis is. Zeker, wel niet over de geheele linie, maar het ziet er naar verschillende zijden benauwd uit, ja hier en daar is het hachelijk. En nu komt de Regeermg met een betrekkelijk onnoo- zel voorstel, om één categorie, n.l. die der bietenbouwers, iets te helpen, wijl het hier geldt een zeer belangrijke cultuur, die velen werk en brood verschaft. Dit Re geeringsvoorstel was zeker niet in alle deelen volmaakt. Och, sedert de liberalen niet meer aan het roer zitten, worden er geen „menschelijkerwijs volmaakte" wet ten meer gemaakt. Maar het was wat en men kon het, al was het dan niet met groot enthousiasme, aanvaarden. Maar nu komt zulk een maatregel in de politieke sfeer, en dan gaat het net als met een voetbal, ieder geeft er een schop tegen. Het is een heele toer om, gezien wat er in de wereld om ons heen gebeurt, op economisch gebied, nog van internationaal fatsoen te spre ken. Dat woord heeft men uit z'n woor denboek geschrapt Maar in ons eigen land zijn menschen, die blijkbaar een deel van den landbouw liever willen laten krepeeren, dan dat ze iets tot steun daar van zouden goedkeuren, wat ook maar in de verste verte zou kunnen raken aan het voor hen zoo heilige huisje van den vrijhandel. Wij kennen dat liedje, we kennen de woorden en we kennen de wijs. Of Minister de Geer, die altijd be kend gestaan heeft als een vrijhandelaar, nu zoo iets verdedigt, het doet er niet toe. Of het een maatregel betreft, waar om alle landbouworganisaties vragen, dat doet er niet toe. Och, niets doet er iets toe, zoodra men maar kans ziet op een voorstel, of op een maatregel het stempel: „protectie" te drukken. Dat is politiek. Politiek dan van den benepen, van den naren kant, En wat die van sommige overigens bes te en brave menschen maken kan, dat heeft, juist, dat debat in ds Eerste Kamer over het Suikerwetje zoo duidelijk laten zien. Daar stond een man op, die behoort tot de Vrijz.-Democratische Partij. Hij is de zeventig al gepasseerd, dus hij zal wel iets van het leven weten. Hij is deskun dige op landbouwgebied, is op meer dan één gebied vertrouwensman der boeren in Groningen en in het noorden des lands. Deze man de heer Westerdijk spreekt over den nood van den landbouw en werkt met zeer schrille kleuren, zoo dat men onwillekeurig onder den indruk komt. Wij hoorden het hem zeggen: „de toestand van den landbouw is veel erger, dan de stedelingen wel beseffen. Wij moe ten teruggaan tot den na-Napoleontischen tijd om een landbouwcrisis aan te tref fen, als wij nu doormaken. Blijven de prijsverhoudingen als ze nu zijn, dan zal het weer gaan als in 1824, toen de Gro ninger boeren van hun plaatsen weglie pen, omdat zij zelfs de lage beklemhuur van f6 per H.A. niet konden opbrengen en toen stierven de boerenarbeiders van honger". De heer Westerdijk voorspelde zelfs, dat deze crisis een langdurige zou zijn en daarom, zoo zegt hij, al steekt de Re geering den landbouw maar een pink tot hulp toe, dan dient die pink te worden aangegrepen. Dat was dus mannentaal. En hier bij het Suikerwetje was nu zulk een „pink". De heer Westerdijk stemde het zelf toe, toen hij zei: wat thans wordt voorgesteld, zal de klei- en bouwboeren inderdaad niet veel, maar toch wel iets helpen, natuurlijk het meest in de streken, waar de meeste suikerpeeën worden verbouwd. Maar en nu komt de politiek! de heer Westerdijk zei ook: „ik moet weten, wat er op die „pink" staat. Staat er op „bescherming", dan moet ik er niets van hebben, maar staat er op: „billijke aan vulling van een lacune in onze fiscale wetgeving", dan moet ik er niets van hebben". En het resultaat? De heer Westerdijk, die zulke tranen met tuiten huilde over de landbouwcrisis, heeft deze „pink" afgewezen, hoewel de Regeering ontkende, dat het bescherming was. Hij huiverde, omdat Prof. Diepen horst in het ontwerp wel een element van bescherming zag. Dat was de „draai" vanwege de poli tiek. De vrijhandelaar sprak bij den Vrijz.- Democraat het laatste woord. Niet de nood der boeren, maar de vrees in poli- tieken zin iets te doen, wat voor een Vrijz.- Democraat toch niet door den beugel kon. Daar is een schip in nood en een ander schip nadert om hulp te bieden. Onder de bemanning van dit laatste is echter groot verschil van meening. of en hoe te helpen. De een wil zus en de ander zoo. Tenslotte beslist de kapitein, hoe het moet gebeuren. Een deel der bemanning wil daar ech ter niets van weten en zegt: ze moeten zichzelf maar helpen. Eén van hen ziet echter heel duidelijk den nood der an deren en wil ook helpen, direct, vanwege dien nood. Mits Ja kijk, dat mits is hier de politiek. De politiek van haar smallen kant. De hulp wordt noodig geacht, maar het touw, dat de kapitein den in nood verkeerenden toe wil werpen, dat deugt niet. Of die menschen zelf daar dat touw al best vin den en het gaarne zullen grijpen, dat doet er niets toe. Zij hebben geen stem in het politieke kapittel. De politiek is toch soms een wonder lijk raar ding. Als het niet precies spekje naar het bekje is, dan laat men blijkbaar liever de in nood verkeerenden omkomen, dan het touw met „de reuke van be scherming" uit te werpen. J. H. 'PHILIPS-, zoowel als N.S.F.- radiotoeslellen, levert J. M. Polderman, Goes. Tel. 129. (Adv.) Feest in kampen bij Dis hoek. De bewoners der verschillende padvinders- en andere kampen in de om geving van Dishoek hebben Zaterdag avond bezoek gehad van de Middelburg- sche Mondfcarmonicavereeniging „Cres cendo", die onder leiding van den heer G. Wagen voort bij de consumptietent van den heer Alofs een uitvoering gaf. De verschillende uitgevoerde nummers wer den met groote aandacht gevolgd en na ieder nummer klonk een dankbaar ap plaus. Na deze uitvoering ontstaken de padvinders te ongeveer half tien het groote kampvuur, dat tot ver in den omtrek zichtbaar was en een sprookjes achtig aanzien aan het geheel gaf. Bij gunstiger weder zou echter alles nog beter tot zijn recht zijn gekomen. Toch hebben de kampbewoners een aangena- men avond vol afwisseling gehad. Het Z u i d-B evelandsch a Ca- pellakoor naar Antwerp en. Ter gelegenheid van de Nederlandsche week gaf Zaterdagmiddag het Zuid-Bevelandsch a Capellakoor uit Goes onder leiding van den heer Tamminga een welgeslaagd con cert in de feestzaal van het Nederlandsch paviljoen, te Antwerpen. Men zou, zoo schrijft de N. R. Crt, om 8 uur beginnen, doch met het wachten werd het bijna half vier. Toen trad het koor op het geïmproviseerde podium, en dadelijk ging er eeD gemurmel van ver rassing door de zaal. De meisjes zagen en dan ook allerliefst uit. Bescheiden, zooals bij zulk een gezelschap aan het sterke geslacht past, namen de heeren in hun eenvoudige zwarte pak in het tweede gelid plaats. Voordat begonnen werd, sprak de heer Houtekamer uit Kloetinge, een kort woord ter inleiding. Als er feest is, zoo zeide hij, zingen de buren mee, en dan zeker zulke naaste buren als wij. Welnu, dat zullen wij ook doen! En z(j deden het. Zij begonnen met drie strofen van het oude Wilhelmus, die door alle aanwezigen staande werden j aangehoord. Toen begon het eigenlijke programma. Dit was een reeks van Ne derlandsche liederen, beginnende met de ernstige oude Nederlandsche feest en dankliederen uit de Gedenck-clanck van Valerius: de Bede voor het Vaderland Wilt heden nu treden en Gelukkig Vader land; en daarna geleidelijk naar een lich- teren, vrooirjkc-n toon overgaand, tot lied jes als ID kmd'Toii van de Zoete we", muziek van P. J. Wierts, waarin het geklepper van de kinderklompjes zoo aar- i dig treffend is nagebootst, het kwetteren- 1 de liedje van de musschen, eveneens van Wierts, het Goesche stedenlied, de Zeeuw- sche Leeuw enz., met als slotnummer de Vlaamsche Kermis, van René de Clercq, muziek van Wierts. Daartusschen- door deden zij ter afwisseling dansen. Bovendien hoorden wij nog het Angelus van Catharina van Rennes, uitstekend gezongen en door eenvoudige actie ge- illustreerd. Het was aan den bijval na elk nummer te merken, dat de zangers en zangeressen met hun ongekunsteld, zuiver zingen het hart van het publiek gewonnen hadden. De uitvoering mag in alle opzichten ge slaagd heeten, een succes voor het koor en zijn bekwamen directeur, en een ge waardeerde opluistering van de Neder landsche Week. Middelburg. W. J. Sprenge r f Za terdagmiddag stonden in de Noordstraat velen het oogenblik af te wach ten, dat het stoffelijk overschot van wij len den heer W. J. Sprenger de woning zou worden uitgedragen. In de buurt had den verschillenden de gordijnen gesloten. Even twee uur zette de lijkstoet zich in beweging. De lijkkoets, waaraan een krans van de kinderen en een van de kleinkinderen hing, werd gevolgd door 7 rijtuigen met familieleden en kennissen. Op de begraafplaats waren velen aan wezig, die den overledene den laatsten groet wilden brengen. Aan de geopende groeve nam de heer Dis J. de Visser het woord en zeide, dat het zeker niet in den geest en naar den wensch van den overledene zou zijn als er aan zjjn graf uitvoerige redevoeringen werden gehouden, maar het zou ook niet goed zijn, als niet met enkele woorden dank werd gebracht voor wat de afgestor vene was voor zijn familie, voor de stad en voor vele menschen. Hij was gezegend met een groote ga ve en hem is een hooge leeftijd bescho ren geweest maar vooral voelde hij zich één met God. Spr. ging daarop voor in gebed. De zoon van den overledene, de heer Ir J. W. Sprenger, bracht dank aan alle aanwezigen, en ook aan de oude ge vou wen, die zoo lang bij zijn vader in dienst waren, voor de laatste eer zjjn vader bewezen. Nadat de familieleden bloemen in het graf hadden gestrooid, verlieten allen den doodenakker. Het was op verzoek van de familie, dat deze teraardebestelling een eenvou dig karakter droeg en Ml een Ds de Vis ser het woord voerde terwijl de adver tentie reeds had aangegeven, dat, behal ve van de naaste familie, geen bloemen werden verwacht. St.-Laurens. Loop der bevolking over de maand Juli 1930. Ingekomen: C. H. Raaijmakers, B 11, uit Eindhoven. F. de Bree, dienstbode, H 23 uit Middelburg. J. A. de Priesetr, en echtg., koopman, B 158e uit Mid delburg. A. M. Wondergem, onderwijze res, B 93, uit Ooltgensplaat. Vertrokken: J. Marijs, dienstbode, van B 104 naar O.- 'en W.-Souburg. A. Da- vidse, los werkman, van B 100, naar Middelburg. N. Boone, dienstbode, van B 23, naar Koudekerke. M. van den Broeke, bakker, van A "51 naar Middel burg. L. van den Broeke, z. b. van A 46 naar Vrouwepolder. C. H. Raaijmakers dienstbode, van B 11 naar Eindhoven. J. Jobse en gezin, los werkman, van B. 46 naar Middelburg. Krabbendijke. De burgemeester, de heer Jac. Welleman, heeft, naar de „N. R. C." meldt, tegen 1 September ontslag ge vraagd. Wemeldinge. De voetbalver. S.M.I.T. I en II speelde Zaterdag alhier gecombi neerd tegen de Goesche ver. „Goesche Boys" li en III gecombineerd met ge lijk spel. (11). Hansweert. Nabij Walsoorden is gister nacht de Fngelsche zeeboot „Baron Dal- meny" omhoog gevaren en blijven zitten. Sleepbooten waren spoedig in de nabij heid. Tegen hoog water is de boot vlot- gekomen en heeft de reis naar zee voort gezet. Wolphaartsdijk. Vrijdagmorgen werd alhier de stroom ingeschakeld. Omstreeks half elf verzamelden zich bij het transfor matiehuisje de Directie van de P.Z.E.M. (de heeren Slooves en de Regt) de burge- De ontvangst van Kingsford Smith. Na de aankomst had een huldiging plaats. Van l.n.r. Van Dijk, Kingsford Smith en Stannage. Vrijdagmiddag is Kingford Smith op Schiphol ontvangen. Het gezelschap voor het toestel. Van links naar rechts Van Djjk en Kingsford Smith. - 51) door H. K i n g m a n s. „Onze vriend is niet meer", zeide hij'. „De laatste verzen, ik zag het, heeft hjj niet meer gehoord. Hij is zaciht en kalxn ontslapen." „O, dominé", kreet Hertha, niet wetend! wat zij deed. „Het is vreeselijik". Hij bespeurde, dat zij zeer onder den indruk was, wat hem in zekeren zin ver- baasde, daar hij haar mannelijk karakter meermalen had bewonderd. Maar hij wist niet „Laat ons hein de rust niet misgun nen". zeide hij op zadhten tootn. „Hij' is tiu geen wrak meer, maiar eenj, die juicht voor Gods troon, yolkomen verlost van) zonden en smarten. Hij was een kind van God, al geloof ik, dat ihet hem strijd beeft gelkost, alles over te geven." „Hij heeft de overwinning behaald", snikte Hertba. „Hij had alles, alles losge laten." Zij stond op en drukte dén doode de oogen toe. Dankbaar, dat z ij het mocht doen. Het was uren later, toen Hertba weer op „Repos ailleurs" weerkeerde. „Van Binsbergen is overleden", zeide zij in antwoord op den /vragendein blik van juffrouw Saaman En dan: „Ik ga maar direct naar mijn kamer. Ik voel mij, niet erg wel. Neen, 'ik heb nog niet gegeten- Maar dat doet er niet toe." De bekentenis van Van Binsbergen woog haar zwaar. Zij was da eenige vrouw geweest, die hij ooit had liafgehaiL En hij had zich nooit verklaard, om/dat !hij haar niet wilde binden aan een! wrak, Zij was het geweest, die in hein eem strijd ontwikkeld had. Zij trok hem, on-i bewust en onwètend, naar de aarde. Ejni hij was er dankbaar voor geweest, omldat hij ;d°or haar had geleerd, bet aardsclhei volkomen lo-s te laten en alleen op heit hemelsche het oog te richten. Er terwijl hij streed, dacht zij aam dokter Van Stralen, die naar haar hand dong, en zich reeds lang verklaard zou hebben, indien zij hem niet opzettelijk! ■ontweken had, met de Kerstdagen en ook dioor met de Pinksterdagen eenige var cantie te nemen. Van Binsbergen dokter Van Stralen. Zij had nooit één oogenblik aan Vata! Binsbergen gedacht. Hij had ook nooit om wederliefde gevraagd. Ook dien mid dag had hij niet gepolst, of hij op weden- liefde had mogen hopen. Zij had voor hem afgedaan. Hij had immers alles, alles losgelaten? Hij had het haar alleen meer gedeeld, om haar te danken voor wat zij voor 'hem .geweest was, Ziji voor hem wat geweest? Zij meende van niets. Hij zeide van 'veel, van alles. Zij hajd helm geheel vooibereid "voor den heinel. Zij moest met hem in aanraking komen. Want God 'wilde hem door héér, die h(j liefhad, loeren, dat Zijn wil anders was en dat hij zich overgeven moest. Van Binsbergen dokter Van Stralen Zij had den dokter in Rotterdam lief. En 'in ditzelfde vertrek had Van Biins- bergen meermalen vertoefd en zij' had ge luisterd naar zijn ietwat schorre stem. die over alles praatte, behalveover zijn matelooze liefde voor héér. Het duizelde Hertha Zij voelde 'zich door en door vermoeid. Van Binsbergen dokter Van Stralen: O, zij had Van Binsbergen niet liefgehad. Zij had 'geen oogenblik aan hem gedacht. Haar hart ging uit naar den jongen], symr pathieken dokter, diezich om God niet bekommerde! Zij trok naar het verganke lijke aardsche. En terwijl zij dat deed, was zij het middel geweest, om Van Bins- beirgen's ziele-oogen op het ^emelsche te vestigen. Was het niet, om te duizelen? Van Binsbergen dokter Van Stralen. O, als het voor haar realiteit was, wat zij aan het sterfbed had gehoord en bespeurd, dan mócht zij geen oogenblik meer aan dokter Van Stralen denken. Zij moest den doode van Landdorp volgen: afstaan van alle eigen verlan gens en begeerten. En alleen Gods wil doen. Nog steeds zat Hertha met gesloten oogen. Toen vouwde zij ook de handen. En in den geest vertoefde zij bij Van Binsbergen, wien zij de oogen had toege drukt; bij den man, die haar had lief gehad. En zij wist het niet. Dokter Alfred van Stralen gleed naar den achtergrond. In den geest voelde Hertha zich één met Frederik van Binsbergen, den doode van Landdorp. En in haar ziel daalde een rust, die zij in maanden niet gekend had HOOFDSTUK XV. Een griepepidemie. Hertha sloeg het portier dicht, nam plaats achter het stuurrad, zette den motor aan en weldra gleed haar auto over den weg van Landdorp naar Zee duin. In den nazomer was zij er toe overge gaan, een kleine auto te koopen. Meer malen had zij er over gesproken tot zij ten slotte, mede op raad van dokter Van Leeuwen, er toe besloten was. En zij was dankbaar, dat zij er nu een bezat. In het gure najaar was zij droog gebleven, hoe wel de regen was neergegutst En toen de strenge koude kwam het werd een strenge winter, wat, volgens de men schen, niet behoefde te verwonderen, daar op een heeten zomer een koude win ter volgt zat zij rustig achter het stuur rad, flink ingepakt en bovendien eenige verwarming onder haar voeten. Het aanschaffen van de auto was na tuurlijk onderwerp van gesprek geweest in Zeeduin en Landdorp. Er waren er enkelen, die vonden, dat het niet te pas kwam, dat een vrouw een auto bestuurde. Dat waren de menschen in Landdorp, met wie ook dominé Misset vaak last had. Hertha lachte hen vriendelijk uit, toen men haar een aanmerking maakte over haar auto. „Waarom zou ik we! op een fiets mogen zitten en niet in een auto?" had zij gevraagd. En men had er niet veel op kunnen antwoorden. Bepaald vermakelijk was het gewor den, toen een van haar bedillers in Land dorp een ongeluk had gekregen en men per telefoon haar hulp inriep. „Dank zij mijn auto, was ik gauw bij je, baas", zeide zij later ietwat ondeugend. „Anders had jij nog wel een half uurtje op mij kun nen wachten". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5