xlx lx g.
8
ilf
Ons Vogelhoekje.
WÏ5"
V
li p
g.'S 3
Zaterdag 26 Juli 1930
Voor den Zondag.
Tweeërlei aanraking.
Jezus alleen.
Letterkundige bijdragen.
V r ouwenkruistocht.
door JO VAN AMMERS—KüLLER.
-a oo
eV3 1»
bo a, p
C g"»
3.
CD
I
<J CD
►-* 2
r* £3
K>
00
da bij Gerda voor de deur. Gerda had hen
aien aankomen en kwam naar buiten hen
tegemoet Annie sliep zoo lekker. Als ze bin
nen bleef, zouden ze haar licht met praten
wakker kunnen maken.
..Zijn jullie nog niet weg?" vroeg ze ver
baasd.
„Nee, we vonden het zoo naar, zonder jou.
Nu hebben wij er ook geen zin meer in."
„Toe wees niet zoo flauw", antwoordde
Gerda. „Moet de juffrouw dan morgen geen
bloemen hebben?"
„Kun je nu heusch niet mee?" vroeg
Frieda plotseling. „Waar is Annie?"
„Die slaapt", was het antwoord. Dat doet
ce 's middags altijd een paar uurtjes.
„O, maar dan kun je best een poosje mee",
viel Bertha in. 't Bosch is niet ver en als
je een uurtje meegeplukt hebt, dan kunnen
we toch zeggen, dat de bloemen van ons
drieën zijn. Doe je het?"
Gerda aarzelde.
'tWas waar, iederen middag sliep Annie
twee, soms wel drie uur. Maar nooit liet
moeder haar alleen als ze sliep. Moeder zei
altijd: je weet nooit wat er gebeuren kan.
Op kleine kinderen moet je passen."
Maar nu was moeder er niet.
Zou ze het dus maar wagen een poosje
met de anderen mee te gaan? Moeder zou
er niets van merken en Annie evengoed
doorslapen.
„Toe Gerda, doe het maar", zei Frieda
weer.
„Er zal heusch niets gebeuren, terwijl
je weg bent"
Nog altijd aarzelde Gerda.
„Zou ze het wagen?"
Opeens dacht ze aan moeders woorden,
die ze gezegd had eer ze wegging.
„Zul je goed op Annie passen? Ik ver
trouw je, m'n kind."
Bijna altijd zei moeder diezelfde woorden,
als ze een poos van huis moest. En Gerda
wist het, moeder meende ze ook. Moeder
vertrouwde haar.
Nu was ook haar besluit genomen.
„'kGa niet mee met jullie", zei ze ferm.
„Moeder vertrouwt er op, dat ik thuis blijf
en goed op Annie pas."
De twee anderen zagen wel, dat aandrin
gen niet helpen zou. Besluiteloos keken re
elkaar aan.
„Toe", gaan jullie nu maar gauw", zei
Gerda hartelijk. ,,'kHoop, dat je heel veel
bessen vinden zult, dan kun je een mooi
bouquet koopen."
Toen ging ze weer naar binnen en veegde
haastig de tranen af, die in haar oogen
waren gekomen. De twee anderen behoef
den niet te zien hoe naar ze het vond, dat
se niet mee kon
'tWerd geen gemakkelijke middag voor
Gerda. Veel vroeger dan anders werd Annie
wakker en klaagde over pijn in het mond ja
Onophoudelijk moest Gerda haar bezig hou
den, want, liet ze haar aan zichzelf over,
dan begon het huilen opnieuw. Tegen den
avond bedaarde het gelukkig wat en toen
het haar bedtijd werd, liet ze zich zoet door
Gerda helpen.
Een uurtje later kwam moeder thuis.
Moeder had een heel drukken middag
gehad en met een zucht zette ze zich neer
in haar stoel. Gerda bracht haar een kopje
thee.
„Hè, dat smaakt", zei moeder vriendelijk.
„Wat heerlijk toch, dat ik al zoo'n groote
dochter heb."
Een poosje later zei moeder: „Kom nu
nog een poosje bij me zitten kind, eer je
naar bed gaat".
Toen Gerda op haar gewone plaatsje
dicht bij moeder zat, vroeg moeder: „Hoe
la het gegaan vanmiddag? Heb je het erg
stil gehad? En heb je veel aan je vrien
dinnen moeten denken, die in het bosch
waren?"
Even trilde Gerda's lip. Ging moeder haar
nu daarmee plagen? Dat deed ze toch nooit?
Maar toen begon ze te vertellen, óók dat
Bertha en Frieda haar gevraagd hadden om
mee te gaan toen Afonie sliqp.
„Dat is niet mooi van je vriendinnen",
»ei moeder (ernstig.
„O, maar (moeder, ik had het bijna ge-
Baan, want ik wilde zelf ook zoafgraag.
„Eh waarom iheb je het dan niet gedaan),
kind?" vroeg moeder vriendelijk.
„Omdat) ji laltijd zegt, dat u mij vertrouwt",
fluisterde Gerda, terwijl ze haar hoofd tegen
moeder aanvlijdde.
Moeder kuste haar hartelijk.
„Daar ben -ik blij om, Gerrie. Des te zeker
der weet ik nu, dat ik je ook waarlp: ver
trouwen kan. Geef m'n tasch eens aan."
Verwonderd keek Gerda op.
Brak Moeder nu het gesprek zoo op eens
af? Glimlachend, als zag moeder, wat ze
dacht, nam ze de tasch van Gerda aan.
Ze maakte haar open, en haalde langzaam
een heel mooie bloemenvaas voor den dag.
„Hoe vind je die Gerda?"
„Prachtig moeder, flebt u die gekocht?"
„Kleien kind, dat kan "piet lijden. Die heb
ik yan imevrouw Halma gekregen. En weet
je. wat iwe er mee doen zullen?"
„In de kast zetten, zeker?" vroeg Gerda.
„Mis", .lachte jmoeder. „Die vaas mag jij
hebben .en je mag er mee doen wat je wilt'
Opeens .begreep .Gerda het
„Mag ik mag ik" die dan aan de
juffrouw geven?" i
„Goed geraden", glimlachte moeder. „Dat
■heeft jnijn meisje, die trouw op haar post
is gebleven, wel verdiend."
Dèt gaf een vreugde, den volgenden mor
gen. toen Gerda, vóór schooltijd nog, aan
haar beide vriendinnen de mooie vaas liet
zJien, die ze .van moeder had gekregen.
Beste Jongens en Meisjes,
Zij, die de vorige week vacantie kregen,
hebben het niet bepaald getroffen, evenmin
als de jongelui, die bij het trekken van
boonen en bessen hebben moeten helpen.
We hebben nu een echte regenweek, wat
jammer is voor hen, die vacantie hebben,
maar veel erger voor hen, die voor den oogst
op paooi weer hoopten. Maar we zullen
den moed nog maar niet verliezen, vandaag
is he.t alweer iets beter en wie weet hoe
mooi het straks nog wordt.
Deze keer hebben we nog raadsels, maar
nu zijn het voorloopig de laatste, want zoo
als jullie weet, wordt de Babbelhoek in de
maand Augustus altijd stopgezet De oplos
singen kunnen jullie de volgende week nog
insturen, dan zal ik die briefjes ook nog
beantwoorden, maar de briefjes, die later
komen, blijven dan natuurlijk tot Septem
ber liggen.
Enkele nichtjes hebben me nog nieuwe
raadsels gestuurd, ik kan ze nu niet ge
bruiken, maar als we weer begonnen zijn,
hoop ik ze nog wel eens te plaatsen.
Jullie moet maar denken, „wat in 'tvat
is, verzuurt niet"
Hartelijke groeten van
TANTE DOLLIE.
Hoe kan ik het beste van A naar B?
„Wat (een fijin ding", zei Bertha bewonde
rend, .en Frieda riep: „Prachtig om de bloe
men daarin >te zetten." i
's Middags pa schooltijd gingen er drie ge
lukkige meisjes mooie bloemen halen in den'
grooten winkel op de Markt. i
Met hun drietjes brachten ze toen de bloe
men èn de vaas naar hun juffrouwl
Of ,die ook verrast wasl Terwijl ze
drie Vriendinnen op limonade en koekjes
traeteerde, keek ze telkens weer naar het
mooie geschenk.
„Jullie hebt het veel te erg gemaakt,
meisjes", £©i ze.
v0 neen, juffrouw", antwoordde Bertha,
wlaint we hebben het zelf verdiend.
Niemand sprak dit tegen. Qok Gerda niet
Had har« Moeder niet zelf gezegd), dat ze
de .vaas eerlijk verdiend had?
Francina.
Hier volgen de prijs
raadsels.
I. Voor dc grooteren.
Mijn geheel bestaat
uit 43 letters.
35, 7, 38, 16, 43 in de
22, 30, 12, 25, 40, 9, 2J,
4 is niet prettig.
Met een 27, 14, 31
spelen jongens en meis
jes.
Een 13, 39, 6, 2, 34,
15 is meer jongens-
speelgoed.
19, 24, 13, 1, 29, 26,
33, 17 zijn kleedings-
stukken.
De spin heeft een 32,
10, 36.
3, 18, 41, 11, 20, 23,
38 is de naam van een
dag.
De 5, 37, 21, 8, 27,
42, 35 is ook blij als het
vacantie is.
II. Voor de kleine
ren.
Mijn geheel bestaat
uit 24 letters.
1, 12, 18, 4 is 'het te
genovergestelde -van
kwaad.
6, 7, 23 is een drank.
9, 13, 19 is een jon
gensnaam.
Een 11, 5, 14, 15 is
aan een mes.
De 20, 2, 10 loeit.
15, 3, 17, 21, is een ander woord voor
zacht.
Een 16, 22, 8, 24 is een vogel.
Ingezonden door „Kemoffel".
Oplossing Rebus vorige week: Mol, Oeral,
Els, Zadel, Eik, Lepel. De gevraagde rivier
naam was dus: Moezel.
Welke vogel is dit?
Vorige week: Rd&rdomp.'
Z77T
I W P3
TUTT
P
p? w ct>
a
co
Gi
CO
GO O)
T
O
O
2,wP 3 H.S
I 1 8 ~.<3 o 3
o 2
<P 9 B v-
<d a
3 rev -
er
9 t> 9 2
CD a CD
p
Q, J rj;
cd «a:
9- 5 °s
CD F? O C M CD
<-i s* 2. 2 3 er
2 o. IS 2
P P
3
p
00
;-0Q
CD
(D
N
CD
P
P-
ff 3
ip a*
r*-
2 P
SS Q*
F>
En Jezus zeide: „Iemand heeft Mij
aangeraaktLuk. 8 46a.
Het is druk en vol op den weg.
Juist is er Jaïrus, de bekende overste der
synagoge, tot den Heiland gekomen om hulp
voor zijn stervend dochtertje.
En Jezus gaat met den angstigen vader
mee.
Dat is het nu juist, waar de volksmassa
op heeft gehooptgetuige te zijn van één
van Jezus' wonderen.
Maar dan moeten ze er dicht bij zijn.
Vlak vooraan. Om geen woord en geen ge
baar van den Nazareenschen rabbi te
missen.
In de algemeene opwinding dringen de
achtersten naar voren en de voorsten wor
den tegen den Heiland opgestuwd. Het joelt
en schuift om Jezus heen.
Dan zegt de Heiland: Wie is het, die Mij
heeft aangeraakt?
De discipelen weten niet, hoe ze 'tmet
hun Meester hebben. Natuurlijk niet één,
maar wel tien, twintig, dertig hebben Hem
aangeraakt
En Petrus schiet al naar voren en uit zijn
verwondering over Jezus' vreemde vraag:
.Meester, de scharen drukken en verdringen
U, hoe kunt ge nu vragen wie U aangeraakt
heeft?"
De Heiland gaat op Petrus' redeneering
niet in en herhaalt: „Iemand heeft Mij
aangeraakt
En Zijn oog zoekt de genezen vrouw
Het kan nóg zijn als op dien weg, waai
de scharen zich om Jezus verdringen.
Al zinkt het getal kerkgangers over heel
de wereld en ook onder ons bij het jaar, er
is altijd nog, alleen reeds in ons kleine va
derland, een schare van eenige honderd
duizenden, die op Zondag naar oude, goede
gewoonte ter kerk gaat.
Gelukkig noggelukkig!
Op zichzelf genomen, was het daar ginds
voor negentienhonderd jaar een onwaardeer
bare gave Gods, dat die menschen zoo dicht
in Jezus' omgeving mochten verkeeren en
Zijn prediking en wonderen mochten hoo-
ren en zien met eigen oor en eigen oog.
Kapernaüm en Bethsaida zijn er door als
tot den hemel verhoogd.
Maar men kan in aanraking met Jezus
zijn gekomen, zonder dat men Hem heeft
aangeraakt.
Zonder dat er persoonlijke geloofsgemeen
schap met Jezus genoten werd.
Want er is aanraking èn aanraking.
Een aanraking als van de scharen, die
tegen den Heiland opstuwen en een aan
raking als van die bleeke, bevende vrouw,
van wie Jezus zegt: „Iemand heeft Mij aan
geraakt".
Menig vormelijk vroom leven blijft dor,
Hoe zalig te weten in kommer en smart,
In zorgen en bitter geween:
„De troost mijner ziele, de hoop van mijn
[hart
Is niemand, dan Jezus alleen.
Hoe zalig, als 't harte, met zonden belaan,
Na worstlende, vuurge gebeen,
Het oog des geloofs op het kruishout mag
[slaan,
En steunen op Jezus alleen 1
Ja zalig de ziele, die rust vond bij Heml
Die vrij tot den Heiland mocht treen!
In onrust en smarte vernam zij Zijn stem,
En vond het hij Jezus alleen!
0 zondaar, waarom dan nog langer gewacht?
Wend, wend tot dien Heiland uw schreen!
Het licht doet Hij dagen na donkeren nacht I
Uw Redder is Jezus alleen!
En als dan de vijand uw ziele verschrikt,
U voorhoudt uw zondig verleen,
O, steun dan op Hem, die uw hart heeft
[verkwikt
Uw hope zij: Jezus alleen!
En als dan het stervensuur voor u genaakt,
Als 'tal u ontzinkt hier beneen,
0 steun op dien Heiland die zalig u maakt!
Vertrouw dan op Jezus alleen!
omdat het in dat leven nooit tot geloofs-
aanraking van Jezus komt.
Het kost ons soms zoo groote moeite tot
Jezus zeiven te komen.
We durven vaak niet
Zou Hij ons, onreinen, wel toestaan Hem
aan te raken?
En zie nu deze vrouw! Jezus heeft er
geen oogenblik aan gedacht haar te be
rispen, al was ze ook wettisch onrein.
De menschen staan ons dikwijls in den
weg.
Wie werd er in de kerk nooit van evan
gelieverkondiging en sacramentsgenieting
afgeleid door wie hij er zag en wat hij er
hoorde?
Maar deze vrouw let niet op de schare
om haar heen.
Het is haar, niettegenstaande alles, om
aanraking met Jezus te doen. Al is 'tmaar
dat ze den zoom van Zijn kleed mag aan
raken.
Het geloof waagt het, verduurt het
Totdat ze haar Redder heeft bereikt
Haar geloof, al was er nog zooveel onzui
vers in, wakkere het onze aan.
Totdat we aan de uitwendige aanraking,
gelijk van de massa, niet genoeg meer
hebben.
Totdat het ons welbewust om Jezus zelf
te doen zij.
Totdat ook tot ons van den Heiland
krachtuitga tot algeheele levensvernieuwing.
II.
De proloog, waarmede deze roman opent,
sluit zich zeer nauw aan bij „De Opstan-
digen". We ontmoeten personen, die ons
bekend zijn, en ondanks een leeftijdsvar-
schil tusschen toen en nu, zijn we al heal
spoedig thuis in deze bekende sfeer.
De oude mevrouw Wijsman wordt negentig
jaar; het verjaarfeest brengt veel bezoek,
veel felicitaties en cadeautjes, met welke
laatste de oude dame niet zoo bar ingeno
men is.
Ze wacht eigenlijk op iets anders, op dat
gene, wat in haar herinnering altijd ten
nauwste met een jaardag verbonden was:
het verjaarsvers. Ze leefde nog zoo gaarne
in die vertrouwde wereld der voorbije din
gen, en daarom mist ze het zoo.
„Wat een feest was toen haar verjaardag
geweest, elk jaar opnieuw! Nu leefden en
bloeiden de herinneringen weer: wat had
den haar dochtertjes zich uitgesloofd!
Inktlappen met kraaltjes en gebreide pols
mofjes en schellekoorden en tochtkussens
voor de vensterbank hadden ze voor haar
gewerkt en klimop om haar stoel gehan
gen en een guirlande boven de deur. En
als ze dan 's morgens beneden kwam op
zulk een dag, die nu nog, in verre her
innering, zoo andere dan andere dagen, zoo
veel heller en lichter naar voren schoof, dan
had haar kleine jongen zich aan haar schoot
gevleid, om met zijn handjes klam van
spanning in de hare, zijn verjaarsvers hak
kelend en fluisterend voor te dragen"
En ze zat in haar stoel, temidden van de
familie, en ze glimlachte en de smalle
ingevallen mond murmelde: „Het is erg
lief van u en ik bedank u wel"maar
ze wachtte eigenlijk aldoor op dat andere,
dat maar niet komen wou, dat vergeten
weid: het verjaarsvers.
Dan komt Dorothee Wisdom, de vrouw
van Steven Coornvelt, met haar drie kin
deren, en de oude dame vraagt: „Maar je
hebt toch wel een versje voor oma's jaar
dag geleerd?" Het antwoord luidt ontken
nend. „En dat hoort toch zoodat is
altijd zoo geweest, dat een kind een versje
leerde voor zijn moeders of zijn grootmoe
ders verjaardag", pleit ze.
Dorothee probeert het met een grapje:
Jaeve schat, dat was in den ouden tijd, toen
de kinderen voor het plezier van de ouders
bestonden. Ik weet nog best wat een peni
tentie ik het vondhoeveel tranen en
moeite het me heeft gekost. Dit drietal houdt
er een sterke wil op naik had het stel
lig niet gedaan gekregen."
's Avonds tobde de oude mevrouw tante
Keejetje eraog over: „Wat had Dorothee
daarstraks gezegd: vroeger bestonden de kin
deren voor het plezier van hun ouders?