IS B
Onawandah.
□I
«T
u
r-
1
[S
1 _y^>röL_
e..®
w.
4
Zaterdag 28 Juni 1930
Voor den Zondag.
Bezwijken en opstaan.
Bewaar mijn ziel!
Letterkundige bijdragen.
Het boek van de Zee.
>-* N> N)
■*a öi H
~3~
fa
cd crcj
>0 3
O P
5' S
N
CD
0
Q-
a>
0
s
t ss
)t~ OS
OS OS
Zij, die het boekje, dat hun toebedacht
ia al hebben willen het zeker wel direct aan
mij schrijven?
Het is altijd gewoonte, dat we des zomers
een paar maanden vacantie nemen, omdat
er bij de meesten toch niet veel van komt
om de raadsels op te lossen. Maar ik krijg
nog zoo trouw de briefjes gestuurd, dat ik
het eigenlijk jammer vind om nu al vacantie
te nemen.
Voorloopig zal ik daarom maar om de
▼eertien dagen een raadsel opgeven, dus
over vier weken weer een prijsraadsel. De
briefjes blijf ik dan natuurlijk even goed
beantwoorden.
Dus de volgende week alleen de briefjes
en geen raadsel, en dan die week alleen het
raadsel.
Schrijf jullie me maar eens of je het zoo
goed vindt.
Hartelijke groeten van
TANTE DOLLIE.
Hier volgen de prijsraad
sels.
I. Voor de grooteren.
Mijn geheel bestaat uit 52
letters.
45. 26. 7. 18. 49. 42 en 5. 25.
22. 12. 51. 43. 4 39 wonen
in een klooster.
10. 15. 5. 38. 35. en 50. 20.
36. 52. 41. 3. zijn timmermans
gereedschap pen.
34 6. 37. 21. 29. 14 is een
naburig land.
16. 32. 1. 40. 33. is geen
nemen.
Een 14 2. 28. 13. 34 27. is
een held.
46. 47. 44 30. is onvriende
lijk.
19. 24 51. 7. 19. 29. 48. is
een getal.
Alle 5. 17. 23. 8. 9. 10. 14
33. hebben wenschen.
Ingez. door De Ruiter en
Willem v. Oranje.
14 Voor de kleineren.
Mijn geheel bestaat uit 26
letters.
Paarden moet men 5. 11.
18. 26. 20. 7.
Tromp (Wemeldinge) „Zij die de zee beva
ren". Stormvogel „Sindbad de Zeeman"-
Erica „In Utrecht." Moeders Jongste.
„Langs 's levens kronkelpaden"." Koren-
bloempje en Blauwoog „Nakomertje." en
„Het Jodinnetje". Parker .„Henk."
Juffertje „De Kerstvacantie van Jo en Wim".
5.) —o— i
Die jongensachtige wensch dreef hem die
per in het bosch dan verstandig was zonder
Onawandah, want het begon reeds te sche
meren, en in die dagen huisden er nog
heel wat wilde dieren 'in de uitgestrekte
wouden. Het vuur, dat Onawanda gestadig
aanhield, beschermde wel het kleine kamp,
waar Eunice lag; maar Ruben, die geen
andere wapens bezat dan zijn boog en een
jachtmes, was daar veel te ver vandaan,
toen hij eindelijk het vruchteloos zoeken
opgaf, en terugkeerde.
BRIEVEN
K&pl-U
„Liesje met
Een 8. 23. 13. 14 2. is aan of bij de deur.
16. 6. 21. is een jongensnaam.
De 22. 9. 24 4 25. 12. is de voorkant van
het been.
19. 14 11. is een uitroep.
Met een 15. 4 3. spelen jongens en meisjes.
10. 6. 17. 2. is niet kapot
Oplossing prijsraadsels.
26 April. L Adverteeren en verkoopen
zjjjn er twee die samen loopen. Onderd.:
ooi, riet, zijde, speer, pennen, mees, Weenen,
vorm, rat, val, deken. II. Na gedaan werk
is het goed rusten. Onderd.: Ierseke, twin
tig. Koos, thee, duin, Naaiden, gas.
10 Mei. 4 De boomgaarden vertoonden
een reine witte bloesempracht Onderd.:
Appelboomen, bloei, nest, winter, macht,
rood, Veere, Nanna, Groede, teelt H. De
hand des vlijtigen wordt gezegend. Onderd.:
zonde, weelde, geel, ijs, hond, avond, tijd,
gierig. f
31 Mei. De Koningin bracht weer haar
jaarlijksch bezoek aan Amsterdam. Onderd.:
haarlint, koning, jakhals, Schoorl, weerbe
richt, dijken, Zaandam, bramen, e, t
II. De kat krabt de krullen van de trap.
Onderd.: kat, trap, karpet, panden, vrede,
krullend.
14 Juni. I. Op vele plaatsen werd weer
Zendingsfeest gehouden. Onderd.: zending,
afgoden, Papoeas, vrees, .lauw, heidenen,
Weltevreden, t, s. II. Een en twintig Juni
begint de zomer. Onderd.: Juni, twintig,
geeuwen, tenten, moeder, bui.
De volgende prijzen zijn toegekend aan:
Loolaantje „Gerdientje". Zonnestraaltje „Van
twee Indische meisjes." Gladiolus „Strijd
en Zegepraal". Roosje „Op Vredebest".
Merel „De vijand tegemoet". Klaproos „Elsj«
▼an Heidelust". Klaverblad „Willem Wij-
chert". Dagbloem en Wilde Wingerd
^Vadertje Wim". De Ruiter (Nieuw-
dorp) „Moeder's kleine held". Rak
kertje „Emmy's oud en nieuw". Maarten
de brief", een aardig plaatje om te kleuren.
Eensklaps deed bet geluid van een slui
penden voetstap hem hevig ontstellen; bij
kon in de duisternis volstrekt niet zien wat
bet was, maar snelde voort, in de veronder
stelling, dat de een of andere listige Indi
aan hem op de hielen aai Maar hij: dacht
aan zijn zusje en besloot haar veilig rust
plaatsje niet te verraden indien hij het be
letten kon; want bij had van Onawandah
geleerd, moedig en onverschrokken te zijn
en wilde graag even dapper en onzelfzuch
tig „worden ais zijn donkerkleurige vriend.
Hij bleef dus stilstaan om af te wachter-
wat hot zijn zou en weldra bespeurde bö
een paar vurig glinsterende oogen, niet
achter, maar boven zich in een boom en
nu wist bij, dat het een zoogenaamde „In
dische duivel" was, een soort van. boschkat,
die in bet dichte struikgewas verscholen^
gewoon was haar prooi als een kleine
tijger te bespringen.
„Als ik dat leelijke valsche dier eens
alleen kon doodmaken, wat zou Onawan
dah dan trotsch op mij zijn, dacht Ruben,
die niets liever wens elite, dan bij zijn held
goed aangeschreven te staan.
Het zou verstandiger geweest zijn hard
weg te loopen .£U het jjier geen tijd te
laten om te springen; maar de knaap was
overmoedig, en oen pijl op zijn boog
leggend, mikte hg op de gloeiende oogen
en drukte af.
Een snerpend gehuil bewees hem, dat
hij goed geraakt had, en door het akelige
geluid wel wat verschrikt, spoedde Ruben
zich .voort met hei plan; den anderen dag
zijn buit te gaan opzoeken.
Maar weldra hoorde hij, dat het beest
hem achtervolgde en hij' uitte een luiden
kreet om hulp, te laat inziende, dat hij
zich uiterst onvoorzichtig had gedragen.
Gelukkig was hij dichter bij het kamp
dan hij gedacht had. .Onawandah hoorde
hem, en hij kwam juist bijtijds om de wil
de kat jap te vangen, toen zij, woedend
van pijn, op Ruben .aanvloog.
Er was geen tijd voor woorden, en de
knaap kon niets anders doen, dan in adem-
looze spanning de worsteling tusschen het
getergd 3 dier en den Indiaan gadeslaan.
De strijd was heftig maar kort. Onawandah
had zijn mes gegrepen en zoodra hij 't krab
bende, bijtende dier van zich af en op den
grond had geslingerd .doodde hij het met
één heb eindigen, stoot. Niet echter, voordat
het hem erger had toegetakeld, dan ,hij' zelf
wist; want de schemering verborg de won
den en in het eerst was hij te ontsteld om
de pijn te voelen.
Ruben dankte bem hartelijk en boog ge
dwee het hoofd bij Onawandah's vermaning;
daarna keerden zij samen naar Eunice terug,
die pas den volgenden dag vernam in welk
groot gevaar haar broeder verkeerd had.
Onawandah hechtte echter weinig gewicht
aan de schrammen, zooals hij da ontvangen
kwetsuren noemde; hij maakte het avond
maal gereed en zond Ruben vroegtijdig ter
rast, want den anderen dag zouden zij hun
tocht voortzetten.
Nog ondef den indruk van zijn avon
tuur sliep de knaap minder vast dan ge
woonlijk en toen hij midden in den nacht
wakier werd, zag hij, dat Onawandah bezig
was een diepe wond in zijn borst met
mos en een stuk van zijn gordel te ver
binden. Een half onderdrukte zucht bewees,
hoeveel pijn het hem deed.
Maar toen Ruben naar hem toe ging wilde
hij geen hulp aannemen; hij aaide, dat het
niets was en zond den knaap weg. Veel
liever wild» hij de pijn alleen en stilzwij
gend, met echt Indiaansche standvastigheid
verdragen.
Des anderen daags gingen zij verder en
liepen zoo lang als Eunice's krachten het
toelieten.
Het bleek duidelijk, dat Onawandah veel
pijn leed, maar hij verbood den kinderen
over zijn wonden te gpreken en drong
hen voorwaarts, met koortsachtige haast,
aJsof hij vreesde, dat zijn krachten hem zou
den begeven.
.Ruben sloeg hem met groote bezorgdheid
gade, want er was een uitdrukking in zijn
oogen, die den knaap erg ongerust maakte,
en zijn wroeging over het gebeurde,
zoowel als rijn liefde voor den trouwen
beschermer hoe langer hoe meer deed toe
nemen.
Eon ie© wilde niet toelaten, dat hij haar
droeg, maar trippelde wakker achter hem
aan, hoewel haar voetjes pijn deden en
zij somstijds geheel buiten adem was. Toch
hiefd zij zich ferm, en de beide kinderen
deden al wat in hun varmogen was om
hun vriend te steunen en te vertroosten,
want zij voelden instinctmatig, dat. hij zijn
leven voor hen geven zou.
Drie dagen later bereikten zij; de rivier,
en alsof de hemel hen wilde bijstaan in
den nood, vonden zij daar een kano, die
zeker door den een of anderen jager daar
was achtergelaten. Zij sprongen er in en
lieten zich. door den snellen stroom voort
dreven terwijl Eunice op den voorsteven
geknield lag als een levend beeld de<r horjp,
en Ruben met zijn roeispaan het vaartuigje
bestuurde, zat Onawandah stil met de armen
over de borst gekruist, alsof hij zoodoende
de pijn. van de verwaarloosde wond minder
zon voelen.
Hij wist, dat zg ongeneeslijk was, en
verlangde vurig de "kinderen in veiligheid
te zien. Mocht dit gelukken, dan zou hij
gaarne sterven, in het heerlijk bewustzijn,
dat hij zijn schuld aan den goeden öominè
betaald en tevens bewezen had, dat hij geen
leugenaar, geen verrader was.
Uren achtereen dreven zij zoo de groote
rivier af, verlangend uitziende naar teeke
ten. dat zij hun dorp naderden pn toen
zij eindelijk het welbekende dal bereikten,
toen het kleine meisje van blijdschap schrei
de en Ruben roeide, zooals nooit te voren,
zat Onawandah recht op in de boot, met
de starend© oogen in het vermagerd gelaat
op de eindelooze verte .gericht, en zong
zijn stervenslied met ©en heldere, luide ptem,
hoewel iedere ademhaling hem pijn deed;
maar hij wilde heengaan, zooals het den
dappere betaamt, zonder vreezen of Jriagea-
(Wordt vervolgd.)
as
CD CD
H >-b
e-»- CD
0
P a
o
eren?
2-9
"f 2-^ë-
Q 4
P (D m
9 6 3 f 8 g
ag ,3-cra
Bg-'g.
(P
a>
<-*- <j pj
CJQ Q
CD
(D
3
Q a 3
g O g
Pp,.
4-
Werp uwe zorg op den HEERE,
en Hij zal u onderhouden; Hij zal
in eeuwigheid niet toelaten, dat de
rechtvaardige wankele.
Psalm 55:23.
Hoe verschillend het lot der menschen
ook moge zijn, er is bijna niemand wiens
leven niet door zorgen wordt gekweld.
Er zijn zorgen en moeilijkheden van aller
lei aard.
En daarbij komt dan, dat het leven ©en
strijd is. Nog afgedacht van den strijd des
geloofs, nog afgedacht van den strijd voor
den naam en de zaak des Heeren die we
hebben te voeren, werken in het leven der
menschenkinderen allerlei tegenstrijdige
krachten.
In die worsteling met allerlei verderven
de machten beschikt hij over wapenen, die
God hem ter beschikking heeft gesteld. En
onder Gods zegen vermag hij ook wel eens
te overwinnen.
Maar ook hoe dikwijls lijdt hij de neder
laag. Dan moet hij er onder door. Dan
dreigt het hem te vermorzelen en ziet hij
zich bezwijken.
Iets daarvan vinden we in den 55en
Psalm. Een opeenhoping van kwaden en
klachten en zuchten en zorgen. De opmer
king is gemaakt, dat in dezen Psalm nauwe
lijks een ordelijke gedachtengang is te ont
dekken. Het zij zoo: daardoor wordt de ziels
gesteldheid van ,den dichter slechts des te
getrouwer weergegeven.
Als een gejaagd, schichtig dier wendt hij
zich nu herwaarts dan derwaarts. Bange
toestanden maakt hij door. Goddelooze vij
anden belagen en belasteren hem. Alleen
God kan nog redding brengen door in te
grijpen met zijn straffende gerechtigheid.
Maar dan komt het weer met vernieuwden
aandrang op hem aanstormen, en beneemt
hem alle uitzicht op redding.
En onder alles is het die een© verrader,
die zich tegen hem keert. Die een©, dien ge
uit wat van hem gezegd wordt herkent als
het voorbeeld van Judas.
Zoo ontzinkt dezen knecht des Heeren
letterlijk alle vastigheid. Zoo wordt elk©
steun bij hem weggeslagen.
Het 'frjn niet slechts de gewon© zorgen
des levens, die hem kwellen. Neen, hier
komen de menschen bij. De menschen met
hun goddeloosheid en boosheid. Meer nog,
ook die ééne jnensch, die van vriend in
vijand is verkeerd. Die het welbewust en
gewild op zijn ondergang toelegt En die
geen valschheid, geen leugen, geen verraad
ontziet om zijn gruwelijk doel te bereiken.
En dit beangstigt hem het meest Want
hiertegen zijn geen maatregelen te nemen.
Dat een vijand u ho^nt, zoudt ge kunnen
dragen, dat een hater zich tegen u verheft,
Bewaar mijn ziell Ik kan haar niet
bewaren,
als zij terug weer wil op oude paan,
Uw liefde en heiligheid in 't aanzicht slaan,
en roekeloos zich boozen schat vergaren.
Geen gróóte zonde brengt haar in gevaren,
maar zij is zwak, zij kan alleen niet gaan
op moeilijk-alledaagsche levensbaan...
Bewaar mijn ziel, ik kan haar niet
bewaren)
kunt ge verwachten en er u voor verbergen.
Maar zulk verraad met de gladde mond,
waarachter pen hart vol krijg is, met woor
den zachter dan olie, maar die niet anders
blijken dan bloote zwaarden, daar is niets
tegen te doen.
En .zie, waar nu het toppunt bereikt is,
keert de rust in zijn ziol terug: Werp uwe
zorg .op den Heere, Hij zal u onderhouden:
Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat
de rechtvaardige wankele.
Wonderlijk 1 Het oogenblik van bezwijken
is tegelijk dat van het opstaan, het sterven
wordt het herleven!
Hoe kan het? Dat doet het geloof. Dat
doet God de Heilige Geest, God zelf, door
het geloof dat Hij in "hot jiart werkt en
werkzaam maakt.
Als de zorg waarlijk zoo hoog klimt, dat
het u overstelpt, dat ge er niet meer mee
voortkomt, dan komt de Trooster en Raads
man uwer ziel u ter zijde. Hij wijst u op
uwen machtigen en trouwen God en fluis
tert u in: Wei'p »op Hem uw zorg, en Hij
zal u onderhouden; Hij laat niet toe dat de
rechtvaardige wankele.
Let op die dubbele belofte.
Wat stelt ze ons in het uitzicht? Niet, dat
de zorg opeens verdwijnen zal. Niet dat de
raadselen opgelost en alle vragen beant
woord zijn.
Neen, d i t "komt ervan, dat we het nu
anders gaan dragen. Dat ons peinzen en
zorgen niet meer vooropgaat, alsof het door
God moest worden .aangevuld, maar dat
het zorgen van God het eerst© en volkomen
zorgen is, terwijl ons zorgen daarvan slechts
het beeld en uitvloeisel, en een o zoo klein
onderdeeltje wordt.
Hij is het, die ons onderhoudt En nu
kunnen we het dragen in Zijn vreeze. En
in die vreeze des Heeren vloeit wijsheid
ons toe, voor zooveel wij noodig hebben,
en sterkte om staande t© blijven en niet
te wankelen.
Zoo leggen we ons er niet bij neer om
niets te doen en alles gevoelloos over ons
te laten beengaan. .Neen, we ontvangen
nieuwe kracht in den strijd des levens.
Maar we strijden nu onder onzen God. Voor
zijn rekening.
En daarom zal de uitkomst niet bescha
men.
door
J. M. PALM.
De zee
Onzer lage landen bondganoote is zjj se
dert tal van eeuwen.
Immers zij was het die rusteloos aan ons
grondgebied bouwde; en nog steeds komt
zij bet verrijken met overvloedige zegenin
gen, die zij pp werpt tegen onae kusten.
Maar niet altijd is zij de gevende, sterke
bondgenoote. Vaak komt baar eisdh om
teruggave van het eens gansch vrijwillig ge-
schonkene. Naar de diepten, uit welker kol
ken deze bloeiende rijkdom geboren werd,
voert zij met woekerwinst terug het bezit,
waarvan zij zelf eenmaal da grondslagen)
legde.
Zit is wreed, en nochtans is zij vol vriand-
scbapszin.
Wie kent de geheime drijfveeren, de bran
dende hartstochten van haar grillig bestaan?
Als onwetenden .staan wij aan hare oevers,
wri vreezen haar kastijdende gramschap, haar
kalme koestering minnen we. Maar bij alles
blijft zij een groote onbekende, al zijn wjj
met den klank van haar stem ook van jongs
af vertrouwd geraakt.
Liefde en haat beide leven in haar boe
zem; de kansen keeren met elk getij
Door het spel vol bekoring worden wjj
gelokt en gevangen; door haar wilde woede
moeten wij tot de tanden gewapend zjjn.
Vriendschap en vijandschap voeren in ons
den strijd, die zijn beslissend eindpunt nim
mer zal vinden.
Op .de tentoonstelling van Fransdhe .zee
schilders in „Pulchri Studio" gehouden, was
ook „Le Hollandais volant" van Alaux.
Prachtig is de uitbeelding van dit spook
schip in zjjn angstaanjagende noodlotsvaart.
Rank en sierlijk is het van bouw, maar
het vormt de schrik van eiken zeeman.
De Hollandsche driekleur waait aan den
achtersteven, bol staan de zeilen op den
wind. Het is „De Vliegende Hollander" op
zijn eindelooze reis over de wereldzee.
In een hoofdstuk over „De Folklore de*
zee" spreekt de auteur ook van deze sage,
die behalve in den moer algemeen be
kenden vorm ook op andere wijze wordt
weergegeven, docih waarvan de inhoud eö
strekkingsterk herinnoren aan da gage vaa
vliegenden Hollander.
e!le handelen over het lot van den
ongelukkigen zeeman: met altijddurenden te
genwind had hij te kampen, stormen bedreig
den bem, gebrek aan water en aan voedseJ,
en daarbij die vreeselijkste aller verschrik
kingen op lange reizen: scheurbuik.
„De zee en de woestijn" zegt da
auteur „de „onbewoonbare watervlakte
en de onherbergzame zandzee, zij zijn de
plaatsen op aarde, die de meeste fantasiën
hebben doen ontstaan uit da vrees der men
schen zich er op te wagen. De verschrik-