a
|g s* '82
g J-
l-s&fi
I
L
-i
1
Ons Vogelhoekj'e.
Welke vogel is dit?
Onawandah.
Zaterdag 21 Juni 1930
Voor den Zondag.
Leven in de zonde.
DE OOGEN OPWAARTS!
Letterkundige bijdragen.
Hoe de dieren spreken,
door WILLIAM LONG.
XX I
Êco CO
►£- It*.
S ><"3-
E <D
B-tC
n s |i e-
c W" 5-
to
o*
O
9
Kruiningen. „Maarten Tromp". Jam
mer, dat je het raadsel niet kon vinden,
maar dat gebeurt de anderen ook wel eens.
Zou je een anderen naam willen bedenken,
want ik kom tot de ontdekking, dat we deze
al hebben.
Breskens. „Zonnestraaltje". Neen, het
zal nu nog wel niet zoo druk zijn bij jullie,
maar in de yacantie zullen er wel heel wat
mensch en komen. Je bent zeker wel erg
bruin, nu je iederen dag aan het strand zit
Nieuwdorp. „De Ruiter". ''tWas nu
ook niet zoo'n lange vacantia, en je zal je
toch wel niet verveeld hebben. De raad
sels waren goed, heb je veel moeite gehad
met het groote? „Bloemenmeisje" Wat heb
ben jullie een verren tocht gemaakt. Was je
niet stijf van het zitten? an dat jij en je
zusje 's avonds mochten blijven, was zeker
een verrassing. „Vaders helper". Neen, ik
ben niet naar het Zandingsfeest geweest,
want ik was niet in de stad. Maar jullie zult
wel genoten hebben. 'tWas nog een flink
fietstochtje. „Rakkertje". Vind je het jammer
dat de vacantie weer om is? Nu, als je te
klein bent om op het land ta werken, mag
je moeder .thuis zeker wel wat helpen.
„Boerinnetje en Juffertje". Dank je wel,
voor de foto. Wie er het mooist op staat?
Allemaal even mooi hoor. Jammer, dat B.
in de vacantie juist ziek was, maar J. heeft
weer veel genoten hé?
Goes, ,,'tRoosje". Jij hebt een mooie
badmuts gekregen. Als je nu ook een pak
hebt ga je zeker aan 'tSas zwemmen
Ik ben ook vreeselijk nieuwsgierig. „Duin-
roosje". Gezellig, dat jullie logé's Jiadden
Ja mocht zeker den heelen dag met het
neefje spelen? Wat zal jij je best gedaan
hebben, want je wilt natuurlijk weer graag
een prijsje hebben. „Blondine". Je hebt zeker
in de weitjes gespeeld, nu onder de hoornen
zal het wel heerlijk zijn - met de warmte.
Ja, dat was een .kleine vergissing, maar je
kon het toch wel vinden hé. „Erica". Jullie
hebt weer een heerlijk tochtje gemaakt. Je
moest anders erg vToeg op, maar dat vond
je toen zeker niet erg. Je hebt daar zeker
wel veel moois gezien. „Stormvogel en Re
seda". Waren er Tweeden Pinksterdag veel
kinderen mee naar Domburg, of was het
maar voor een klas. Nu, wat het weer be
treft, hebben jullie bet best getroffen.
„Boschviooltje". Nog hartelijk gefeliciteerd
met je verjaardag. Vond je het niet een heer
lijke dag om jarig te zijn. Ja Ik ben met
finkster ook uit geweest en heb „erg veel
genoten. „Gladiolus". Nog hartelijk gefeli
citeerd met je verjaardag. Het postpapier
vind ik erg mooi. Vertel me maar eens gauw
van die andere cadeaux, want ik ben er erg
nieuwsgierig naar. „Talbot en Fiat". Je hoeft
ook niet altijd zoo ver te gaan, om prettige
fietstochtjes te jpaken, jullie zult nu ook
wel plezier gehad hebben. Ja, je mag ook
wel om de veertien dagen schrijven.
Koudekerke. „Merel en Vilota". Wat
zal dat mooi geweest zijn. Op dien toren kon
je zeker jprel erg ver kijken. Neen, ik ben
er nog nooit geweest, 'k Ben benieuwd, wie
een vulpen zal krijgen.
Rilland. „Africaantje". Nog hartelijk ge
feliciteerd met je verjaardag. Zijn de vrien
dinnetjes nog geweest? Gezellig hé, dat Oom
en Tante kwamen.
IJ z e n d ij k e. „Wim". Ik kan wel merken
dat jullie een gezellig feest gehad hebben.
Kende je je voordracht goed en was je niet
zenuwachtig, 't Is zeker niet zoo'n groote
vereeniging, maar ze zingen wel mooi, hé?
St-Maartensdijk. „Adelaartje". Ik
zal het nog eens nakijken, je kunt best ge
lijk hebben. Heb je lang naar raadsel moe
ten. zoeken of viel het nogal mee? Natuur
lijk mag Willem ook meedoen.
Zaamslag. „De jonge Landbouwer". Ja,
ik lees het feuilleton ook, vinden ze het
thuis mooi? Wat gezellig, dat die tante zoo
lang blijft, ze logeert zeker bij jullie.
Ridderkerk. „Vaders lieveling". Je
brief was prachtig op tijd, je hebt het erg
vlug gedaan. Waar woont die familie, waar
je gaat logeeren, toch niet in Goes?
Ooatkapelle. „Klaverbloem". Van de
anderen krijg ik ook niet iederen keer zoo'n
langen brief. Ik ben wel eens daar in de
buurt geweest en vond het erg mooi. Met
Pinkster was het er zeker wel erg druk? Ge
zellig, dat de neefjes misschien weer ko
men, ja ze zullen wel wat veranderd zijn.
Wolfaartsdijk. „Maarten Tromp". Nu,
jullie hebt lang vacantie gehad, en gister
ook nog een vrije dag. dat beviel je zeker
wel. De nieuwe bovenmeester komt al gauw,
hebben jullie dan weer feest? „Rozenknop
je". Ik zal het eens gauw vertellen. Om de
twee weken hebben we een prijsraadsel, cn
iederen keer als er 4 prijsraadïsels zijn ge
weest, geven we prijsjes. Nu kunnen jullie
niet allemaal tegelijk een prijsje krijgen,
dus wordt het om de 2 of 3 keer. .Leeuwtje".
Ben jij ook al naar het Zangersfeest ge
weest, ik geloof, dat daar heel wat nichtjes
en neefjes waren. Ga jij later ook op de
Zang? Ze hebben 's avonds in Goes ook ge
zongen met nog enkele vereenigingen. 't Was
heel mooi.
Aagtekerke. „Pauw en Zwaluw". Dat
lijkt me wel echt om zoo 's avonds laat
naar het bosch te gaan. Zingt de nachtegaal
iederen avond? Jullie zijn geloof ik iederen
dag uit geweest, maar nu is het weer aan
pakken.
Eunice hier te moeten achterlaten in het
bosch en zonder zijn lief zusje naar huis
terug te koeren.
Zelfs Onawandah verloor een tijdlang den
moed en zat daar als een beeld der wan
hoop, met de oogen onafgewend op zijn
Wild Roosje gevestigd, dat zoo onverwachts
dreigde te verwelken.
Eensklaps sprong hij op, en de armen
opheffend naar het Westen, waar de zon
in volle glorie onderging, wendde hij zich
in zijn eigen welluidende taal tot den Groo-
ten Geest.
Ook de Christenknaap wierp zich op de
knieën, in het diep besef, dat niemand
hen helpen kon, dan de Vader daarboven,
die ook hier op zijn kinderen nederzag.
Beiden voelden zich vertroost en toen
zij Eunice weer aanzagen, scheen het alsof
er iets meer kleur op haar gezichtje kwam;
de pijnlijke uitdrukking was verdwenen en
zij sliep rustig in, zonder de kermende zuch
ten, die hen zoo vreeselijk hadden beang
stigd.
Hier volgen de raadsels.
I. Voor de grooteren.
Mijn geheel bestaat uit 44
lpffprst
26. 14. 3. 36. 11. 9. steken.
I. 31. 33. 26. 40. 5. 15. 11. 18.
zijn vruchten.
Een 2. 38. 25. 23. 41. 33. is
een vogel.
40. 8. 39. 19. 13. 27. is een
naam voor een koe.
37. 14. 30. 42. 43. is een dorp
bij Utrecht.
7. 35. 29. 6. 21. 28. 32. 10. 34.
27. is'n badplaats in Zeeland.
40. 44. 16. beteekent dubbel.
In een 4. 29. 17. 22. woont
men.
12. is een mededklinker.
II. Voor de kleineren.
Mijn geheel bestaat uit 28
letters.
Een 4. 12. 14. 21. 17. is
een roofdier.
Op 22. 19. 6. kan het
stormen.
16. 17. 13. 9. 15. is nat.
Een 18. 13. 26. 24. 21. is
hard.
1. 5. 21. 17. is een meisjes
naam.
18. 3. 4. 11. 16. is niet tam.
Een 28. 2. 27. 13. is een soort zolder in een
schuur.
De 8. 20. 23. 7. is de voorvloer van een
schuur.
De schoenen worden van 27. 6. 14. 10.
gemaakt
Ingez. door „Tannic".
1
L.
1
I
1
1
f
1
1
Vorige keer: „Vlaamsche Gaai".
Ruben's hoop herleefde; de arme knaap
vergat zijn eigen pijn. en ellende in zijn angst
over Eunice, die hij den dood nabij waande.
„Eet, eet, ik maak drinken. Nu niet bang
meer", riep Onawandah, terwijl hij "kwam
aanstormen met een bosje groene takjes
in de hand en een glans van vreugde in
zijn trouwhartige oogen.
De knaa»p gevoelde spoedig verlichting
maar uren lang zaten zij in angstige span
ning naast Eunice, die vxeeselijke pijn leed
en eindelijk bewusteloos, als dood voor
hen lag.
Ruben's moed begaf hem nu geheel en al
en hij schreide bittere tranen, toen hij be
dacht, hoe ontzettend hard het wezen zou,
De teekening stelt voor den platten grond van een
gevangeniskelder, zooals die vroeger in vele oude
kasteelen voorkwamen.
Op een goeden keer echter zat er een edelman op
gesloten in de cel die met een kruisje is aangegeven.
Hij wist echter te ontsnappen, en nu is de vraag,
kunnen jullie den weg vinden waarlangs de gevan
gene gevlucht is?
„Hij hoort ons. Hij hoort ons", riep Ona-
wandah en voor het eerst zag Ruben tranen
in de heldere oogen van den Indiaan, ter
wijl deze het gelaat ten hemel hief, met
een gevoel van 'dankbaarheid, dat te diep
was voor woorden.
Den geheelen nacht bleef Eunice rustig
doorslapen en de maan scheen een een
zame wachter, want ook Ruben had zich,
door angst en vermoeienis uitgeput, naast
zijn. zusjes neergelegd.
Tot hun onuitsprekelijke blijdschap was
de kleine patiënt den volgenden morgen
hersteld, maar toch nog niet in staat om
de reis voort te zetten, hoe vurig zij ook
naar het einde verlangden.
Het was een eigenaardig gezicht, dat bedje
van gras en kruiden, door een tent van
same ng e s tien gelde takken beschut, en op
het mossen kussen het bleeke kopje van
Eunice, die zoo stil en .rustig lag te kijken
naar het spelen van de zonnestralen tus-
schen het groen, of zachtkens in slaap werd
gesust door het kabbelen van de beek en
het ruischen van de zware dennen. Zij was
zoo geduldig, zoo vriendelijk en dankbaar,
dat het een genot was haar op te passen,
en de beide knapen waren trouwe verple
gers.
Onawandah braadde vogels voor haar en
maakte verfrisschende drankjes van wilde
frambozen, om den kwelleeden dorst 'te
lesschen.
Ruben ving konijnen, om haar ook meer
versterkend voedsel té bezorgen, .en zag
verlangend uit naar een hert, dat hij zou
kunnen schieten, om provisie te hebben
voor den verderen tocht en het gevaar van
hongerlijden te voorkomen.
(Wordt vervolgd.)
Want onze overtredingen zijn vele
voor U, en onze zonden getuigen
tegen ons, want onze overtre
dingen zijn bij ons en onze onge
rechtigheden kennen wij.
Jesaja 59:12.
Het kost heel wat. om den mensch tot
erkenning van zonden en de velerlei ellende
die daarvan het gevolg is, te brengen.
Niet alleen personen, maar geheele krin
gen, kunnen zich langen tijd tegen Gods
slaande hand verzetten.
Tegen het lijden wordt dan wel de strijd
aangebonden, maar tegelijkertijd blijft meD
vasthouden aan de zonde.
Dit duurt dan zoolang tot er een door
God verwekt wordt om de dingen bij den
naam te noemen en een einde te maken
aan dat zichzelf behagend pogen om het
evenwicht te vinden.
Juist zooals de profeet in het begin van
dit hoofdstuk het volk aanspreekt, dat zich
moede maakte met het peinzen over het
vermeende levensraadsel waarin het zich
verwikkeld achtte: Zie; de hand des Hee-
ren is niet verkort, maar uw ongerechtig
heden maken een scheiding tusschen ulieden
en tusschen uwen God.
Zoo komt er klaarheid in den toestand.
Zoo is er bewustwording van zonde en
ellende beide. Dan breekt opeens het licht
door. Dan ziet men waar de knoop ligt
die levensgedrag en levenslot verbindt.
Dan worden de zonden niet maar verdoe
zeld in een vage term. Veel minder onder
groote en vreeselijke woorden de eigen
lijke zonde verheeld. Neen, dan worden
ze met name erkend.
Het zijn vreeselijke zonden, die de pro
feet hier in naam van het volk belijdt. Met
een oprechtheid, die u versteld doet staan,
noemt hij de gruwelijkste dingen: het over
treden en het liegen tegen den Heere en
het achterwaarts wijken van onzen God.
Het spreken van onderdrukking en afval,
het ontvangen en het dichten van valsche
woorden uit het hart
Ge kunt erin komen, dat het volk er niet
zoo gemakkelijk toe kwam zulke overtre
dingen te belijden. De schroom voor deze
erkenning geeft nog blijk van zeker schaam
tegevoel. 1
Maar dit schaamtegevoel werkte ver
keerd. In plaats van zich voor die zonden
zelf te schamen, schaamden ze zich ervoor
ze te erkennen. Dat gaf juist het leugenach
tige aan hun toestand.
In hun misleiding hielden ze de zonden
aan, maar deden daarna de oogen ervoor
dicht.
Hieraan juist maakte de Heere na een
einde door het krachtige woord, waarmede
Hij den profeet tot hen zond. Den profeet,
Neen, mijn ziel, buig u niet neder,
Want uw God verandert nietl
Hij bewaart in liefd' u teeder,
Schijn' ook duister het verschiet
Leg uw zonden en uw zorgen
Neder aan des kruises voet
Zoek Zijn aanschijn ied'ren morgen:
Wis schenkt Hij u nieuwen moed.
Reis voortaan uw weg met blijdschap,
Eenmaal zal uw oog Hem zien,
Dien uw ziel hier 't meest beminde;
Dankend zult g'Hem hulde biên.
Dan is alle leed vergeten;
Tranen schreit men daar niet meer.
Zaligheid niet af te meten
Wacht ons boven bij den Heer.
Hier op aarde vreemdelingen,
Maar ,des Heeren" door genal
Ginder zijn we hemellingen;
Eer zij God! Halleluja!
J. VAN ANDEL.
die eerst als tolk van tegenover het volk
optreedt, maar die daarna ook tolk wordt
van de schuldbelijdenis van het volk voor
God.
Hierdoor werden de echte boetpredikers
altijd /gekenmerkt. Zij stellen zich wel tegen
de zonden in den naam des Heeren, maar
ze stellen er zich niet boven. Ze nemen
ootmoedig deel in de schuldbelijdenis voor
den Heere. En juist door dit voorbeeld
wekken ze hun volk des te krachtiger op
tot boetvaardigheid.
En wie nu met die schuldbelijdenis in
stemt, verandert van houding tégenover de
zonden. Dan is het niet meer een heimelijk
liefhebben, terwijl de mond er van zwijgt:
maar een erkennen met den mond van wat
met het hart oprecht wordt verfoeid.
Hierin is de oprechtheid der bekeering.
Er is ook een uitspreken van de zonden,
dat niet met een haten en vlieden van
de zonden gepaard gaat. Een schaamteloos
en onverbloemd ervoor uitkomen dat men
zoo is en niet anders wil. Zooals het in
hoofdstuk 3:9 heet: Het gelaat huns aan-
gezichts getuigt tegen hen en hunne zonden
spreken ze vrij uit gelijk Sodom, zij ver
bergen ze riieff.
Dat is wel het uiterste. Dat grenst aan
het demonische. Toch is Gods Woord mach
tig om zelfs daarvan nog bekeering te ge
ven.
Maar altoos is het dan ook weer dat
eenvoudige Woord van God met zijn klare
onomwonden taal, die rechtuit op het hart
gericht is, waardoor de bekeering gewerkt
wordt.
Vrucbt van deze bekeering zal daarom
altoos zijn, dat er weer bij dat Woord van
God geleefd en gewandeld wordt, om zich
ta wachten voor de zonden.
„Op jacht zijn" beteekent voor William Long
iets heel anders dan met geweer en wei-
tasch er op uitgaan. Voor hem is het een be-
studeeren van dieren in de eigen omge
ving, met uitsluiting van alles dat naaf
vrijheidsberooving of dood zweemt.
Zijn doel ligt hooger dan dat der anderen:
hij wil de vnend zijn van het dier en niei
zijn vijand. Voor velen is jagen geworden
tot het uitvieren van een hartstocht, die
absoluut onverdedigbaar is. Want indien nog
het recht van den sterkste de beslissing
beteekende, zou er sprake kunnen zijn van
een kamp met gelijke kansen; maar tegen
over den mensch en zijn uitvindingen staal
het dier nagenoeg weerloos.
Voor Long wordt een zwerftocht door
wildernis en wouden een terugkeer naar hel
hart der natuur. In liefdevol beschouwen wil
hij de verborgen drijfveeren der dieren lee-
ren kennen, om zoo te komen tot volledige*
kennis van de wijze, waarop zij hun eigen
leven leven in Gods vrije schepping.
Hoe zou men bij het gevangen dier kunnen
bespeuren welke hulpmiddelen het tot lijfs
behoud weet aan te wenden: het verrassend
vlugge zich-in-veiligheid-stellen, het dadelijk
reageeren op voor ons oor niet waameeirï-
bare geluiden? r
Wie weet van den stillen roep van die*
tot dier in zijn waarschuwende beteekenis,
zoolang hij dien niet hoorde in de vrjjfl
natuur, zijn eigen omgeving?
Om dit alles beter te leeren zien en te
begrijpen, moet men terug naar de boeschen,
de stille meren %n de grootsche wouden^
waar men dit kan waarnemen in zijn
mooisten, immera zuiversten vorm.
1
„Hoe de dieren spreken" is de titel van
een dezer zoo lezenswaardige boeken, dis
in den laatsten tijd aan de omvangrijke so-
rie werken van dezen Amerikaanschen schrij
ver zijn toegevoegd. In vertaling van Cilia
Stoffel, met teekeningen van Charles Copo
land en Charles Livingston Bull vormen
deze boeken een bezit van bizondere waarde.
Hoe we het boschvolkje leeren kennen?
Aan die kennismaking wijdt Long een
interessant hoofdstuk. Het is een onder-
vre>m. dat nooit uit een boek geleerd kan
£32 <3 «So £rio dingen zegt da
ia ieder geval weten
moei.:
Het eerste wat we moeten weten, is: dal
de dieren in de natuur, ofschoon uit den
aard schuw of bedeesd, niet onredelijk doof
angsten en verschrikkingen worden be-
heerscht, zooals ons van de jeugd af aan
verkeerd is geleerd. De „overheersching van
den angst" is weer een van die gelief
koosde wetenschappelijke misleidingen, even
als „de strijd om het bestaan," waarvoor