DE ZEEUW
De Wel f sc hoen schraagt de voetholte. jacq.eplouvier
tweede blad
Staten-Generaal
Niet door eigen kracht
Uit de Province.
GOES
VLISSINGEN
FEU ILLETON.
VAM
WOENSDAG 14 MEI 1930. No. 189.
TWEEDE KAMER.
Mr P. J. Troelstra herdacht.
In de vergadering van gisteren was
ingekomen een bericht van het overlij
den van Mr P. J. Troelstra.
Naar aanleiding daarvan sprak de voor
zitter:
De daareven voorgelezen mededeeling
laat onze Kamer niet onbewogen.
Te zamen met wijlen den heer van
Kol in 1897 lid van dit college geworden,
is mr Pieter Jelles Troelstra, behoudens
een korte onderbreking, tot 1925 volks
vertegenwoordiger gebleven. Een poli
tieke persoonlijkheid van nationale be-
teekenis is met hem heengegaan. Buiten
het parlement was hij de geestdriftige en
bezielende leider van de sociaal-demo
cratische partij, die door hem is gewor
den, en groot geworden. Zijne in onze
vergaderingen gehouden brillante rede
voeringen zijn even zoo vele gedenkstuk
ken van blijvende par'.ementa re waarde.
Niet het minst door zijn parlementairen
arbeid, slaagde hij erin zijn duizenden
volgelingen en vereerders de lichtende
kimmen voor te houden van de betere
samenleving, die hem voor oogen stond.
Troelstra's eerbiedwekkende strijd voor
de verheffing van de arbeiders stempelt
hem trots verdeeldheid van inzicht
over zijn optreden tot een blijvende
en historische figuur, ook als lid dezer
volksvertegenwoordiging.
De Minister van Binnenland
se h e Zaken, de heer Ruys de Bee-
r e n b r o u c k, sloot zich hi'orbjj aan, en
zeide
Tientallen leden der Kamer en niet
weinige ministers der Kroon hebben ge
durende vele jaren met den overledene
in deze vergaderingen aan de beraadsla
gingen dee.genomen. Het gedee.te d^r op
positie, waaraan 'hij uitmuntende leiding
gaf, mocht fier gaan op haar aanvoer
der. Wars van kleingeestigheid, breed van
opvatting, met groote rhetorische gaven
toegerust, was de heer Troelsjra een sie
raad van het parlement. Zijn warm, klop
pend hart voelde voor de nooden des
volks; het kon zich verplaatsen en mee
leven in den gedachtengang van hen,
die met hem van meening verschilden.
Aan zijn uitnemende eigenschappen van
geest en hart bewaart ook de regeering
een dankbare herinnering.
(Deze redevoeringen werden door de
Kamer staande aangehoord.)
Herziening van de Gemeentewet.
De behandeling van de artikelen wordt
voortgezet.
Aan de orde is het amendement-Ke
telaar op artikel XIV betreffende de
onderwerpen, waarover in een besloten
vergadering van den gemeenteraad niet
beraadslaagd of besloten mag worden,
en die waarover alleen niet besloten mag
worden.
Het amendement waartegen de minister
geen bezwaar heeft wordt- overgenomen.
Bij art. 18 licht de heer Van D ij k,
A.-R., een amendement toe, om art. 64
te vervangen door het volgende voor
schrift: „den burgemeester, die, hetzij
krachtens wettelijke verplichting, hetzij
krachtens vrijwillige verbintenis, gehou
den is tot het met tusschenpoozen ver
richten van werkelijken militairen dienst,
kan door Ons daarvan ontheffing worden
verleend". Spr. wijst erop, dat het ar
tikel, zooals dat door de regeering is
voorgesteld, ook uitsluit, dat een burge
meester kan behooren tot het reserve- of
verlofpersoneel.
Het is allerminst onbedenkelijk, dat een
burgemeester geen reserve-officier zou
kunnen zijn. Er kunnen echter gevallen
zijn spr. denkt bijv. aan de burgemees
ters van de groote steden waarin ont
heffing van de verplichting noodig kan
zijn. Dit wordt mogelijk gemaakt door het
amendement.
De heer Ketelaar verklaart zich te
gen het amendement. Spr. kan niet be
grijpen, waarom de burgerlijke belangen
zouden moeten wijken voor den militai
ren dienst van den burgemeester.
De Minister kan de Kamer niet aan
raden, het amendement te aanvaarden. De
ervaring gedurende de mobilisatie heeft
geleerd, dat de afwezigheid van het
hoofd der gemeente ongewenscht is.
Het amendement wordt verworpen
met 45 tegen 30 stemmen.
Bij art. 30 zegt de heer W ij n k o o p,
C. P., zich te verklaren tegen de nieuwe
alinea's, toegevoegd aan art. 66, waarbij
de bevoegdheid der burgemeesters, om
op te treden bij ordeverstoring, wordt ver
sterkt.
De Minister merkt op, dat niet de
burgemeester, doch de raad beslist, of
den ordeverstoorder de toegang tot de
vergadering zal worden ontzegd.
Het artikel wordt aangenomen met 73
tegen 2 stemmen. Tegen de heeren Her
mans, R.-K, en Wijnkoop, C. P., (De heer
Hermans deelt mede, bij vergissing te
hebben tegengestemd.)
De heer M a r c h a n t, V. D., licht een
amendement toe om in te voegen een
nieuw artikel 31a, volgens hetwelk de
burgemeester de besluiten van B. en W.
uitvoert, terwijl hij voorts aan den raad
verantwoordelijk is voor de uitvoering
van de besluiten van dat college.
De heer Van Hellenberg Hubar,
R.-K., licht een amendement toe tot in
voegen van een nieuw artikel 31 bis, ten
einde de onzekerheid te doen ver
dwijnen betreffende de buitengerechte
lijke vertegenwoordiging der gemeente.
Daartoe stelt spr. voor het eerste lid van
art. 70 aldus te lezen: „als hoofd van
den raad en van het college van B. en W.
is hij, behoudens de bepaling van art.
179a, met de uitvoering hunner besluiten
belast tenzij die uitvoering, voor zoover
het besluiten zijn, vallend onder 't burger
lijk recht, geheel of gedeeltelijk door den
raad of het college van B. en W. aan
een ander is opgedragen.
Het amendement wil meer soepelheid
aanbrengen.
De heer Van den B e r g h, S. D., licht
een amendement toe op het invoeren
van een art. 32 betreffende dezelfde ma
terie als het amendement-Hellenberg Hu-
bar. Spr.'s amendement is ontleend aan
het werk van de staatscommissie-Oppen-
heim.
De heer Heemskerk, A.-R., kan niet
begrijpen waarom de burgemeester aan
den Raad verantwoording schuldig zou
moeten zijn voor de uitvoering van be
sluiten van B. en W. zooals het amende-
ment-Marchant voorstelt. Spr. zou het 't
beste achten, indien de zaak een oogen-
blik bleef rusten om de regeering in de
gelegenheid te stellen, na te gaan wat er
met de artt. 70 en 179a moet gebeuren.
De heer Marchant acht het een
aannemelijk denkbeeld van den heer
Heemskerk dit punt aan te houden.
De Minister laat gaarne aan de Ka
mer over, of zij nog eenig beraad over
de artikelen noodig acht. Spr. vraagt of
er inderdaad eenige onzekerheid bestaat
omtrent de uitvoering van de besluiten
van den raad.
Hij gevoelt niet veel voor het amende
ment-Marchant. Wat de overige amende
menten betreft, geeft hij aan het eerste
de voorkeur maar hij acht het beter de
ontwikkeling van de jurispredentie af
te wachten.
Dé heer Marchant neemt het eer
ste deel van zijn amendement terug, vol
gens hetwelk de burgemeester alleen de
besluiten van B. en W. uitvoert. Hij ver
dedigt nader het overgebleven gedeelte
van zijn amendement, dat den burgemees
ter voor uitvoeringshandelingen aanspra
kelijk beoogt te stellen. Hij voert beslui
ten van den Raad uit en moet daarvoor
verantwoordelijk zijn aan dien Raad.
De heer Heemskerk repliceert. Zijn
hoofdbezwaar tegen het amendement-Mar-
chant is door de wijziging ervan verval
len. Wat echter de verantwoordelijkheid
van den burgemeester aan den Raad be
treft, wijst spr. er op dat dikwijls het
initiatief van de uitvoering uitgaat van
een wethouder. Acht de heer Mar
chant in art. 183 de verantwoordelijkheid
niet goed geregeld, dan moet hij in dat
artikel een wijziging voorstellen.
Spr. bestrijdt voorts het amendement-
Van Hellenberg Hubar. Er is geen enkele
reden om in artikel 70 zulk een formeele
regeling in te lasschen. Spr. geeft verre
de voorkeur aan het amendement-Van
den Bergh.
De heer Van den Bergh wijzigt het
amendement door de woorden „buitenge
rechtelijke handelingen" in „rechtshande
lingen" te veranderen. Spr. ondersteunt
het amendement-Marchant; de verant
woordelijkheid van den burgemeester is
de sluitsteen der verantwoordelijkheid
voor het bestuur van de huishouding der
gemeente.
De heer Van Hellenberg Hubar
vervangt de woorden „(besluiten) vallen
de onder het burgerlijk recht" door: (be
sluiten) „tot het verrichten van burger
lijke rechtshandelingen".
De heer De Wilde, A.-R., zal vóór
het amendement-Marchant stemmen.
Het amendement-Marchant wordt ver
worpen met 39 tegen 34 stemmen.
Het amendement-Van Hellenberg Hu
bar wordt verworpen met 69 tegen
4 stemmen.
Het amendement-Van den Bergh wordt
aangenomen z. h. s.
Bij artikel 33 licht mejuffrouw Wes
terman een amendement toe om de
verplichting voor den burgemeester, die
tevens burgemeester is van een andere
gemeente, om minstens tweemaal per
week zitdag te houden in die gemeente,
te vervangen door ten minste éénmaal.
De heer Ketelaar ontraadt het amen
dement. Als 't spreekuur één uur duurt
dan is 'tin vele gevallen zeer voldoende
en met de tegenwoordige middelen van
verkeer kan men gemakkelijk van de eene
naar de andere gemeente komen. Men
moet niet zoo bang zijn voor een auto.
Het amendement wordt verworpen
met 52 tegen 9 stemmen.
Bij artikel 40 licht de heer Van den
Bergh een amendement toe om in ar
tikel 91 de formuleering: „de wethouders
staan den burgemeester bij" te doen ver
vallen in overeenstemming met de zelf
standige beteekenis van het wethouder
schap.
De heer Dr Vos, lib., betwist dat de
wethouders een volkomen zelfstandige
taak hebben. Belangrijke besluiten moe
ten steeds de goedkeuring hebben van
het college van B. en W. Het is niet
gewenscht den tekst van het artikel te
wijzigen. Dan weet men niet meer wat
de taak van een wethouder is, want dan
ontbreekt elke omschrijving van die taak
in de wet.
l)e heer De Wilde, A.-R., meent dat
de waarheid toch aan den kant van den
heer Van den Bergh is. Spr. heeft liever
geen definitie in de wet dan een verkeer
de. Ieder weet wat een wethouder is.
De M i n i s t e r acht het amendement
een verbetering en geeft de Kamer in over
weging het aan te nemen.
Het amendement wordt aangeno
men z.h.s. onder aanteekening dat Dr
Vos geacht wil worden te hebben tegen
gestemd.
Bij artikel 41 licht de heer Van den
Bergh een amendement toe om te be
palen, dat het lot alleen beslist bij een
staking van stemmen bij herstemming
in het college van B. en W.
De Minister neemt het amendement
over.
De vergadering wordt te 5.10 verdaagd
tot Woensdagmiddag 1 uur.
Goes. Begrafenis J. van Zetten.
Gisteren had onder groote belangstelling
de begrafenis te Arnhem plaats, op de
begraafplaats „Moscowa", van het stoffe
lijk overschot van den door een auto
ongeluk zoo treurig om het leven geko
men J. van Zetten. Geëscorteerd door de
leden der Geref. Mannenvereeniging werd
de door de Justitie verzegelde kist naar
de groeve gedragen, gevolgd door vele
vrienden.
D s H. L. Both, pred. bij de Geref.
Kerk te Arnhem, wilde aan deze groeve
niet spreken van het treurig ongeval,
maar over de groote genade Gods, welke
den overledene temidden van de folte-
rendste smarten te beurt viel. De over
ledene was een trouw lid der gemeente,
die leefde uit zijn geloof en die zijn
Heiland bij zich voelde tot aan den ingang
van de poort des doods, en toen nog
kon getuigen dat het in zijn ziel licht
en vroolijkheid was. Zooals hij leefde
stierf hij: God verheerlijkend, en de ge
meente zal zich zijner en zijner gade
blijven gedenken.
De voorz. der Geref. Mannenvereen.
sprak van den grooten ijver en de warme
liefde voor de jonge, mede ook door
den overledene opgerichte Mannenvereen.
Hij was er een werkzaam lid van en zal
niet spoedig worden vergeten, terwjjl zijn
sterven tot alle leden zal blijven spre
ken.
De heer J. Bu ij se uit Nijmegen her
dacht den overledene als een zijner oud
medewerkers te Goes, die als een rid
der zonder vrees of blaam pal stond
als het ging om de eere Gods, terwijl
hij daarmede nooit zichzelven zocht.
De heer J. L a p o r t uit Goes sprak
tot de weduwe en familie woorden van
Op Zaterdag 17 Mei herdenkt de Coöp. Boerenleenbank te Kruiningen haar 25-jarig bestaan. Deze instelling, een der
oudsten in ons land, verkeert in bloeienden toestand en telt meer dan 300' leden. Hierboven het Dag. Bestuur en de
Raad van Toezicht in gecombineerde vergadering bijeen.
troost en bemoediging als oud intiem
vriend en ook namens de vele Goese-
naars, die diep onder den indruk van dit
verscheiden kennis namen, en legde daar
bij grooten nadruk op de groote trouw
en oprechtheid welke den overledene ken
merkte bij zijn leven, en waarvan bij
ook weer bij zijn sterven blijken gaf.
Een broeder en een zwager spraken
eveneens van Gods genade, welke aan
Van Zetten de eere gaf te mogen ster
ven zooals hij geleefd heeft.
Na het zingen van den zwanenzang
van den overledene, Ps. 977„Gods
vriendelijk aangezicht heeft vroolijkheid
en licht, voor alle oprechte harten", ein
digde Ds Both met gebed en dank en
verliet de menigte, diep onder den in
druk, den doodenakker.
Wemeldinge. In de op Maandag 1.1. te
Wemeldinge gehouden raadsvergadering,
was dhr P. J. J. Dekker met kennis
geving afwezig. De voorz. brengt rapport
uit, omtrent de door hem bijgewoonde
vergadering voor de oprichting van een
Prov. Brandweerbond, omtrent de laatst
gehouden algemeene vergadering van aan-
j deelhouders in de N.V. Waterleiding-Mij.
„Zuid-Beveland" en ter zake van de ge
troffen regelingen voor het bedienen der
lijkkoets en voor het begraven. Een schre
ven van de Nationale Commissie tegen
het alcoholisme, houdende verzoek om
over te gaan tot vermindering van hel.
aantal vergunningen voor den verkoóp
van sterken drank in het klein, wordt
voor kennisgeving aangenomen, daar
reeds in 1920 tot verlaging van het maxi
mum werd besloten. De voorz. deelt
mede, dat B. en W. in een volgende
vergadering, naar aanleiding van een aan
schrijving van Ged. Staten, den Raad
zullen voorstellen de bouwverordening
te wijzigen met betrekking tot het aan
brengen van brievenbussen aan woningen.
Aangeboden wordt het gemeenteverslag
en het verslag betreffende de volkshuis-
Westing, beide over het jaar 1929.
In behandeling komt een verzoek van
het bestuur der vereeniging voor Ghr.
Volksonderwijs om gelden uit de gemeen
tekas beschikbaar te stellen voor het
aanschaffen van een nieuwe taalmethode,
waarvoor de kosten worden geraamd op
f 343.20. De voorz. deelt mede, dat B.
en W. op billijkheidsgronden meenen te
moeten adviseeren deze gelden niet toe te
staan. Dhr J. A. Dominicus vraagt of hier
door voldaan wordt aan de door de wet
gestelde eischen. D'e voorz. zegt, dat de
L.O.-wet den schoolbesturen de gelegen
heid biedt de gelden aan te vragen. In-
tusschen zijn over dit punt voortdurend
kwesties aanhangig. Dhr J. A. Domini
cus wijst er op dat het advies van den
Inspecteur van het Lager Onderwijs gun
stig luidt en beroept zich op de uitspra
ken van de Kroon. Spr. kan zich niet
vereenigen met het voorstel van B. en
W. Dhr Lindenbergh zegt, dat het wel on
aangenaam aandoet dit punt te moeten
behandelen, omdat het verzoek op onbil
lijkheden berust. Spr had gehoopt, dat de
(voorzitter zijn invloed zou hebben laten
gelden, om 'dit verzoek buiten behande
ling te laten. Spr. meent, dat het tot de
taak der gemeenteraden gerekend mag
worden om tegen onbillijkheden te waken.
Daar de openb. lagere school dergelijke
benoodigdheden geleidelijk aanschaft, zou
hij inwilliging van het verzoek een be
voorrechting noemen.
De voorz. zegt, dat in het College van
B. en W. ter zake geen eenstemmigheid
heerschte. Spr. verklaart zich voor inwil
liging van het verzoek, omdat hij meent,
dat de Raad zich moet onderwerpen aan
de uitspraken der Kroon. Dhr Linden
bergh meent, dat de Voorzitter niette
min de onbillijkheid hiervan erkent. Het
voorstel van Tl. en W. in stemming ge
bracht wordt verworpen met 3 tegen 2
stemmen, die der heeren Lindenbergh
en Hoogesteger. Dhr A. Dominicus hield
zich buiten stemming. Het verzoek wordt
hierdoor geacht te zijn ingewilligd. Even
eens wordt besloten op een daartoe strek
kende aanvraag van genoemd schoolbe
stuur een voorschot van f980.64 te ver-
leenen pp de vergoeding ex art. 101 der
L.O.-wet 1920 over 1930.
Het vermenigvuldigingscijfer voor de
gemeentelijke inkomstenbelasting dienst
19301931 wordt nader bepaald op 1.
75)
door Annie Lucas.
Door haar woord en voorbeeld opge
wekt, had zij in Sir Ughtred een zeer ijve-
rigen medewerker gevonden, maar even
zeer een vurigen .aanbidder. Zij kwamen
voortdurend met elkander in aanraking,
en hoewel Averil Margaret niet in haar
vertrouwen nam, zoc twijfelde deze er
niet aan, wat het eind van zulk een
samenzijn zou wezen.
In den laatsten tijd zag men betrekke
lijk weinig van Averil. Zij bracht uit haar
zelf nooit meer een dag of avond bij de
Mavburns door, en ter wille van Allan
drong Margaret er niet bij haar op aan.
Niet dat de vriendschap tuschen haar
beiden verkoeld was. Averil was harte
lijker en vriendelijker dan ooit, en niet
minder aantrekkelijk nu een zachte ernst
de plaats had ingenomen van haar vroe
gere opgewektheid.
De winter ging langzaam voorbij. Vroeg
in het voorjaar wist Allan er een paai
uagen uit te breken om naar Thorpe Al-
derton te gaan, ten einde zich in persoon
op de hoogte te stellen van Ella's toe
stand, waaromtrent Lucy hem tegenstrij
dige berichten zond. Zij zag er slecht en
afgetobd uit, en dit verwonderde hem
geenszins, toen hij hoorde in welk een
sleur van eentonige en weinig aantrek
kelijke bezigheden Luci haar voortdurend
hield. Bezigheid was het beste geneesmid
del voor sentimentaliteit, beweerde deze,
en dat was het wat Ella scheelde. Lucy's
theoriën waren altijd onweerlegbaar, maar
in dit geval was het te vreezen, dat de
praktijk noodlottige gevolgen zou hebben.
Hoewel Ella bij nauwkeurig onderzoek
aan geen organisch gebrek scheen te
lijden, was het toch te vreezen, dat zij,
indien er geen verandering in haar toe
stand kwam, op den duur ziekelijk zou
blijven.
Het spreekt van zelf dat Allan het kind
onmiddellijk mee naar huis nam, maar
niettegenstaande al zijn pogingen om haar
op te wekken en af te leiden, verviel zij
in een verontrustenden toestand van
lichamelijke en geestelijke uitputting.
De droefheid, waarin zij zich hardnek
kig verdiepte, was even ziekelijk als haar
romantische liefde voor Bertram overdre
ven was geweest. Maar de wil om zich
tegen haar verdriet te verzetten, ontbrak
haar geheel en al. Zij hield zich voor de
heldin van een roman, en ging voort met
haar leven, ten minste haar gezondheid,
in gevaar te brengen door voortdurend
over haar gebroken hart te blijven treu
ren. Zij hield niet op Allan's behandeling
en Margarets verzorging tegen te wer
ken, door hardnekkig te blijven volhar
den in haar weigering om de minste
poging in het werk te stellen, ten einde
hare gedruktheid en haar onverschillig
heid te overwinnen.
Cecil, die zeer bitter jegens Bertram
Hayes gestemd was, verloor alle geduld
met zijn zuster. Misschien zou dit ook
het geval zijn geweest met Allan, indien
hij zich niet als dokter beter in haar
toestand had kunnen verplaatsen, en in
dien bjj niet tot het inzicht gekomen
was, hoewel hij dit nooit bekende, dat
zijn geringschatting van Margarets oor
deel, hetwelk juister was gebleken dan
het zijne, oorzaak was geweest van al
deze ellende.
„Wat is Cecil laat", zeide Margaret
op een morgen in het begin van Maart.
„Ik vrees, dat hij weer een hoofdpijn
dag heeft. Bertie, ga eens kijken, en
vraag of hij een kopje thee wil hebben".
Het ontbijt was afgcloopen, de jongens
maakten zich klaar om naar school te
gaan, Allan keek de courant in.
Bertie ging. In een oogenblik was hij
terug, ademloos en met een verschrikt
gezicht. „Hij is er niet", riep het kind,
„en 't is zoo'n rommel op zijn kamer
Margaret, kom eens mee."
Dit behoefde haar niet tweemaal ge
zegd te worden.
^,Ik ga al, Bertie; neen, blijf gij maar
hier", antwoordde zij, haastig opstaande.
Allan, die bij het hooren van Bertie's
verschrikte stem opgekeken had, zag dat
zij doodelijk bleek werd. Een vreeselijk
vermoeden kwam bij haar op. Cecil was
den laai sten tijd zoo vreemd geweest,
vooral den vorigen avond.
Schielijk begaf zij zich naar zijn kamer,
't Was zooals Bertie gezegd had, alles
lag overhoop, half geopende laden, de
inhoud gedeeltelijk op den grond of op
de meubels verspreid. In het midden van
het vertrek stond een open valies, half
vol ingepakt. Het bed was niet gebruikt.
Alles getuigde van een overhaaste
vlucht. Flauw en duizelig liet Margaret
zich op een stoel vallen, toen zij' begreep,
wat er gebeurd was. Alles werd haar nu
duidelijk; dc prikkelbare neerslachtigheid,
de buitengewone hartelijkheid, het harts-
cchtelijke berouw van den \origen avond
Maar waarom, och, waarom was hij' ge
vlucht? Over zes weken zou hij vrij
zijn geweest om te gaan, waarheen hij
wilde.
Het binnenkomen van .Emmoliene, die
beven bij Ella was geweest, toen Rertie
met het nieuws 'in de ontbijtkamer was
gekomen, deed haar opschrikken.
„O, zijt gij hier", zoo begon zij, doch
Margaret's ontsteld gelaat ziende, vervolg
de zij „Margaret, wat scheelt er aan?
en wat heeft Cecil gedaan? Gepakt? Waar
is hij heen, Margaret?"
„Ik vrees, dat hij weggegaan is, Em
mie."
„Weggegaan! Waar naar toe?"
„Ik weet het niet Misschien naar Lan
den" sprak Margaret op doffen toon.
„Zonder er ons iets van te zeggen? O
neen, dat heeft' hij stellig niet gedaan",
antwoordde Emmeline vol vertrouwen,
terwijl zij haar oogen onderzoekend door
de kamer liet gaan. „Kijk, daar ligt een
brief op de waschtafel aan uw adres,
Margaret."
(Wordt vervolgd.)