tmeisjes DE ZEEUW De WELFSCHOEN voorkomt bet ontstaan van eelt. jacq.Tlouvier TWEEDE BLAD PUROL er op! IG uffeur, sjongen, zerhandeL 11. nementen door 3NTE1JNE. financieele verhouding rijk en gemeenten. Brieven uit de Residentie. Het verzacht en geneest. Uit de Provincie. Zoeklichtjes GOES VLISSINGEN FEu I LLETON. Niet door eigen kracht MA* >7 tsz Stichting, g van geestes- Dcn Dolder :efti[d van 19 espectievelijk jaar, opklim- f 480.— per inwoning en an den Ge- ietenstraat 2, gd: n die kennis dat hij ook Van hen die in staat zijn s te verrich- opgaaf van leeftijd, ver acht door de venfabriek Irabbendijke. aar. ater M 262, VAN WOENSDAG 7 MEI 1930. No. 183. Wij lezen in het H b 1 d. De procedure tot vaststelling van de rechten der gemeenten op een dikwijls aanzienlijk bedrag aan rijksuitkeering over 1931 (van 1 Mei 1931 af) gaat «rus tig haar gang. De organisatie, door mi nister De Geer getroffen, werkt stipt. Thans is de tweede étappe met succes afgelegd. Drie maanden hadden de gemeente besturen den tijd hunne gegevens in te dienen. Die termijn liep 5 Febr. 1930 af. Alle gegevens op een zeer en kele uitzondering na kwamen op tijd binnen. Het ontbrekende werd in enkele dagen aangevuld. Thans is drie maanden later de tweede étappe zonder ongelukken be ëindigd. Ged. Staten van elf provincies hebben het contrölewerk met groote in spanning dat moet worden erkend! verricht binnen den bepaalden tijd. De besluiten van Ged. Staten, waar bij de aanspraken der gemeenten, zijn vastgesteld, zijn echter nu nog onderwor pen aan hooger beroep. Dit kan worden ingesteld óf door de gemeentebesturen öf door de commissarissen der Konin gin. We zijn dus thans in de phase dat ieder belanghebbende voor zich beslist óf beroep zal worden ingesteld. Een or ganisatie om de beslissing op deze be roepen voor te bereiden, staat gereed de regeering van advies te dienen. Onder .usschen heeft minister De Geer reeds in de Eerste Kamer toegezegd, dat een algemeen overzicht zal worden ge geven ten bate der gemeentebesturen van de thans (na 6 Mei) verkregen resul taten, waarbij dan natuurlijk met den uitslag van het beroep alleen geen re kening kan worden gehouden. De cijfers van den minister zuilen dus nog niet definitief zijn. Zijn de cijfers van den minister bekend, dan zullen de gemeen tebesturen zelf nog wel eenige controle uitoefenen en de zaak eens narekenen. Ons lijkt dat een goede procedure. Dezer dagen kreeg ik een schrijven van iemand, die zeker wél tot de groote uitzonderingen gaat behooren. Ze vertelde mij, dat ze nog nooit in een stad geweest is, maar ze voegde er bij, dat wel uit de couranten bleek, dat het er erg druk is. 'kHeb gepoogd me een oogenblik voor te stellen, wat zoo iemand, die ergens in 't noorden „in het veld" woont, een heel eind van 'ndorp, wel zou denken,, wanneer ze voor het eerst in een groote stad kwam en daar b.v. het drukke ver keer zag. Ik denk, dat ze niet van haar plaats zou durven komen en met groote verbazing naar den modernen verkeers agent zou kijken. Ja, dat is in on^e groote steden ook geen begeerenswaardig baantje, dat van verkeersagent. Wij hebben hier een po litiecorps van een 1200 man, geloof ik, maar de verkeersagenten hebben een baan, die wel het meest op de zenuwen werkt en naar ik we wel eens heb laten vertellen, is onder hen het aantal ziekte gevallen dan ook het grootst. Daarbij denk ik ook, wat zou zoo'n eenvoudige ziel, die daar heel haar le ven' „in het veld" gewoond heeft, raar opkijken, als ze in de groote stad moest wonen en daar moest wennen. Wat zou ze dikwijls het hoofd schudden over wat ze daar hoorde en daar zag. Want onder de massa huist en schuilt watl De groote steden nemen alles op. Men- scheu, die in kleine plaatsen, of op het platteland niet vooi den dag durven ko men, loopen daar als banjer rond. Nie mand kent ze, zoo goed als niemand weet wat van hen. In de groote stad kunnen ze zich doen gelden en de gebraden haan uithangen. Immers, hier is zooveel schijn, zooveel holle grootdoenerij; velen doen mee in den wedstrijd om wat te schijnen, al zijn ze dan ook niets. En daarbij staat men vaak versteld, hoe al die menschen toch aan den kost komen met niets, of in ieder geval zoo weinig mogelijk uit te voeren. Men spreekt in onzen tijd van de trek van het platteland naar de groote steden en ziet daarin terecht een groot gevaar van meer dan één zijde. En daar komt bij, dat die groote steden naar alle zijden haar vangarmen uitstrekken om te vol doen aan den drang om uitbreiding. Men krijgt zoo steeds grooter wordende centra. Niemand kan ze meer behoorlijk over zien, ze zijn ook als eenheid steeds moei lijker te besturen, hoogstens kan men ze administreeren. Ieder wordt een nummer en de meesten Teven ook als zoodanig. Meermalen weet men niet, of nauwelijks, hoe z 'n buren heeten en men kent ze hoogstens van gezicht. Dat heeft natuurlijk ook wel iets voor, want men is ook niet verplicht nauwere of ruimere connecties 'te onderhouden, z'n vrienden en kennissen zoekt men zelf uit. Maar het heeft ook groote bezwaren, vooral als men zelf wel eens de waarheid ondervonden heeft van het woord, dat een goede buur beter is dan een verre vriend. Er huist wat in 'de groote stad, die zooveel gerief en zooveel gemak biedt. Als er eens een enkele keer meer publiek van wordt, dan heeft men wel eens den indruk, dat het deksel van een riool even wordt opgelicht. Dezer dagen kon men in een hier ter stede verschijnend blad de volgende ad vertentie lezen.: Ouders, die gaan scheiden, willen afstand doen van een lief meisje, 15 maan den, met wagen en stoel er bjj. Zulke menschen durven zichzelf nog ouders noemen! Dat woord is hier wel een bittere spot. Daar zijn een paar men schen die getrouwd zijn, levensverant woordelijkheid op zich hebben genomen, een kindje hebben gekregen, dat ze zelf „lief noemen, en die nu willen gaan scheiden. Blijkbaar hebben ze genoeg van elkaar en denken: zoo bij elkaar, zoo ook weer van elkaar! Maar er is nog één beletsel en dat is hun lief meisje. Welnu, ook voor dat bezwaar vinden ze een gelukkige oplossing. Ze bieden het kind, hun kind, in de courant ter over name aan. En zjjn ze het kwijt, wel dan is de weg heelemaal vrij om van elkaar te gaan en de „ouders" hebben immers gezorgd, dat hun lief meisje goed be zorgd isl Voelt ge er iets van, wat daar zoo ge weldig schrijnt? Mijn eerste gedachte was: Wat zou ik het zulke menschen eens graag goed zeggen, hoe laf en hoe infaam ik hun gedrag vind. Maar tien tegen één doen ze wat hen geleerd is. Het huwelijk gaat zoolang het goed gaat, kinderen zijn een last, dus liefst geen, of zoo weinig mogelijk, en dus als man en vrouw van elkaar gaan, wordt het kind ook „opge ruimd". Is het leven, het moderne leven, met z'n z.g.n. „vrije" opvattingen, niet nameloos wreed en hard? Wat een zegen moest zijn, een lust, wordt een last. En vóór alles geldt de vrijheid, moet een mensch zich kunnen uitleven, hij moet z'ichzelf zijn. Dat houdt ook in, dat hij alle „banden" van zich af moet kunnen werpen, zoodra hij zelf maai meent, dat ze beginnen te knellen. En zoo krijgt men de gekste en vreemd ste dingen. Dezer dagen hoorde ik van een jongen man, die voor de derde keei ging trouwen. Men vertelde mij, dat hij al 21 jaar oud was en nu voor de derde keer in het huwelijksbootje stapte met haar, die ook z'n eerste vrouw was geweest en van wie hij toen gescheiden was. Is dat niet echt „modern". Nu kan men wel afgeven op den slech ten tijd, waarin wij leven en dat is betrek kelijk goedkoop, maar het kwaad is niet nu pas in de wereld gekomen, het is er altijd geweest en de menschen zijn er ook altijd geweest. Maar dat is het vaak ont stellende. Wat vroeger algemeen nog werd erkend als verkeerd en waartegen zich de algemeene opinie scherp kantte, dat wordt nu goed gepraat en vergoelijkt, soms zelfs in kringen, waar men het niet had verwacht. Men komt aandragen met allerlei oorzaken, houdt beschouwingen over economische en sociale oorzaken en praat zoo het kwaad goed. En hoe ver der wij het in die kunst brengen, des te meer raken we het rechte spoor bijster. Als deugd en .ondeugd stuivertje gaan wisselen, dan ziet het er met onze sa menleving wel droevig uit. Want dan komt de tijd, dat er niets meer zal zijn, dat niet goed gepraat kan worden! J. H. Dit moet Uw eerste gedachte zijn bii Brand- en Snijwonden, Ontvellingen en allerlei Huidverwondingen Twaalf Mei a.s. bezoekt de Com missaris der Koningin de gemeenten Goes, Heinkenszand en 's Heer Arends- kerke. Aan de gevolgen over leden. De bestuurder van de auto de V. die bij het auto-ongeval Maandag j.l. onder de gemeente Axel een schedelbreuk be kwam en ernstige inwendige verwon dingen opliep, is Dinsdagmiddag in het ziekenhuis te Sluiskil alwaar hij was opgenomen aan de gevolgen overleden. De man was sedert kort gehuwd. Brandstichting. Op last van de justitie is Dinsdagmiddag aangehou den zekere E. F. V., 23 j., werkman te Graauw, verdacht van brandstichting te Graauw op 26 April 1.1. Ultraphoon platen en N. S. F. koffcr-grammapboons. (f 48.). J. M. Pol derman, Goes. Tel. 129. Adv. De nieuwe zeesluis te Ter- neuzen. De Belgische minister van openbare werken, van Caenegem, heeft een bezoek gebracht aan de Gentsche zeehaven en ten stadhuize met burge meester Vanderstegen een schets van een ontwerp eener nieuwe overeenkomst tus- schen de stad Gent en den Belgischen staat betreffende uitbreiding van de ha ven en het bouwen van een nieuwe zeesluis te Temeuzen geredigeerd. Ook drong de burgemeester nogmaals bij den minister aan opdat, zonder een ensemble oplossing van het Nederlandsch-Belgische vraagstuk af te wachten de kwestie van de nieuwe zeesluis te Temeuzen, welke bij conventie van 29 Juni 1895 in be ginsel is geregeld, door middel van af zonderlijke onderbande,ingen tusschen de regeering te Brussel en die in Den Haag haar beslag zou krijgen. De minister zeg de den Gentschen burgemeester zijn steun toe. Middelburg. Gisteravond werd de jaar vergadering gehouden van de Zwemver- eeniging Luctor et Emergo onder voorzit terschap van den heer w. de Graaf, die in zijn openingswoord herinnerde aan het overlijden van den heer J. van de Putte, in leven bestuurslid der vereeniging. Ter stille hulde aan zijn nagedachtenis verhieven zich de talrijke aanwezige le den een oogenblik van hun zetels. Ingekomen was een schrijven van den heer Geervliet, waarin deze de wenscb naar voren brengt, dat aan de gemeente lijke zweminrichting een verstelbare trap in verband met het verschil in hoogte van de internationale tentoonstelling te Luik komt ook Nederland met een indrukwekkend paviljoen uit, hoewel niet groot van afmetingen als te Antwerpen. Hierboven een teekening van het paviljoen, waar de Nederlandsche inzen dingen zijn ondergebracht. Als de Socialisten het over ontwape ning hebben, dan verzuimen ze niet de aandacht te vestigen op wat Socialisti sche ministers in Engeland en Denemar ken doen. Nu is dat ook wel de moeite waard. Want de Engelsche regeering stelt zich op het standpunt, dat zij de bewapening wil verminderen mitsandere lan den het ook doen. Eenzijdige nationale ontwapening wijst zij af. En in Denemarken is een wetsontwerp ingediend, dat oogenschijnlijk ver mindering van bewapening brengt, omdat oude schepen worden opgeruimd, maar waaromtrent de Regeering in de memorie van toelichting verklaarde: „In 1930 zal de marine slechts 2 oor logschepen tellen en 11 kleine schepen, terwijl volgens het ingediende wetsont werp deze getallen zullen zijn respectieve lijk 6 en IS tot 24." Als dat ontwapening moet beteekenen, dan hoop ik, dat we daarvoor in ons land bewaard blijven. OPMERKER. het water, wordt aangebracht en waarin hij zich bereid verklaart les in schoolslag zwemmen te geven. De voorzftter zeide, dat men gaarne van dit aanbod gebruik zal maken. Van de zustervereeniging van denzelf den naam te Souburg was een verzoek ingekomen om medewerking voor ver betering van toestanden bij de zwem plaats in het kanaal aldaar. Dit werd voor kennisgeving aangenomen. Uit het jaarverslag, uitgebracht door den heer Minderhout, bleek dat het aan tal leden belangrijk is toegenomen en wel van 43 tot 90, dat het aantal gezinsle den 7 bleef en het aantal adspiranten terug liep van 16 op 12. Gememoreerd werd dat niet is overge gaan tot het plan om de reddingsbrigade van de vereeniging af te scheiden, terwijl het domicilie voor een deel van de zwem school naar de gemeentelijke zwemplaats is verlegd. Nog werd er aan herinnerd, dat van de candidaten voor het examen in reddend zwemmen, slechts één werd afgewezen en hulde en dank gebracht aan mevrouw Weijl en den heer van Gelderen, artsen, voor hun leiding van de cursussen in theorie. Het verslag werd goedgekeurd en op advies van de kascommissie ook het verslag van den heer Minderhout al? penningmeester, dat een goed slot van f 200.96 aanwijst. Bij de bestuursverkiezing werd de heer Naezer, thans secretaris, tot vice-voorzit- ter gekozen en de heer v. d. Staal even eens bij acclamatie als bestuurslid herko zen. In de vacature-v. d. Putte werd bij enkele candidaatstelling gekozen de heer A. W. Zandee, wonende Noordweg gemeente St. Laurens B 6. Als vermoedelijke datum voor den tra- ditioneelen wedstrijd werd genoemd 12 Juli en gekozen tot commissie van voor bereiding en regeling mevrouw Hollema en de heeren Naezer, Minderhoud en Zandee met den heer v. d. Staal als technisch adviseur. De heer Geervliet wil daarbij 50 M. vrije slag voor veteranen en een baan van 500 M. vrije slag zien opgenomen, terwijl de heer Jongepier Sr. ook reddend zwemmen wil opnemen. De voorzitter meent, dat men het pro gramma niet moet overladen en komt dan tot een circulaire van d^ "-eeniging „het Oranjekruis" over de verschillende provincies op 21 Juni te houden wed strijden en zulks ook te Middelburg. Er kunnen aan die wedstrijden ploegen van drie personen medewerken, n.l. een dren keling, een redder en een helper. De wedstrijd is volgens het programma ge splitst in een voor hen, die nimmer aan een wedstrijd deelnamen en voor hen, die dit wel eerder deden. Geïnformeerd zal worden of met personen, die dit wel deden ook in een drietal mogen zijn per- 69) door Annie Lucas. Ml: Maar hoe had ik het geld kunnen nemen?" hernam Cecil. „Ik was op dat uur aan. de Rank. Vraag het Hayes, vraag het Lindley, vraag het Hall. Zij zullen u zeggen, dat ik tusschen drie en vijf uur niet weg ben geweest. Wie heeft u toch op dit denkbeeld gebracht?" „Gij zelf- door uwe houding, toen ik u den handschoen gaf, dien ik op den vloer van de studeerkamer gevonden had. en daarna uwe verlegenheid over het adresboek, waarvan 'ik u nooit verteld had, dat het op den lessenaar lag, iets wat Allan niet eens opgemerkt had. En ik ben er zeker van, dat gig twee hand schoenen hadt toen gij uitgingt. Ella heeft u nog me? de kleur geplaagd." „Dan vergist gij u, aat is alles wat ik zeggen kan. Ik hield een oneffen hand schoen in de hand, en ik kan het niet helpen, dat ik dadelijk een kleur krijg. Maar ik moet zeggen, Murray, dat ik u zeer verplicht ben voor uw goede opinie. Mjj dunkt, gij hadt wel gegronder vermoedens mogen hebben, eer dat gij uw eigen broeder voor een dief uit maakt." Cecil sprak op diep verontwaardigden toon. „Ciecil, ik zou, ik kon nooit op die ge dachte gekomen zijn, als gij mij dat gis teren niet verteld hadt." „Wat? Dat Austruther Allan zou aan spreken voor het geld, dat hij van mij hebben moet?" „Ja, en toen hebt gij wanhopige dingen gezegd. Weet gij dat niet meer?" „Onverstandig genoeg. Ik had Austru ther beter moeten kennen. Hjj is er de man niet naar om iemand in ongelegen heid te brengen. Ik heb vanmorgen een brief van hem gehad aan de Rank, begrijpt ge om mjj te zeggen, dat ik er niet over tobben moest. Hij had een buitenkansje gehad, en zou mli nu niet lastig vallen, voordat het mij gelegen kwam hem te betalen. Gij kunt den brief lezen als gij wilt, hij is in den zak van mijn jas." „Ik geloof u op uw woord, Cecil." „Zoo? Dat doet mjj plezier. Maar iemand die steelt is ook in staat om te liegen." „Neen, Cecil, zoo moet gij niet spre ken. Als gij u maar wilt herinneren wat gjj gisteren gezegd hebt, dan zult gjj moeten toegeven, dat gjj mjj maar al te veel aanleiding hebt gegeven om te vreezen wat ik te vreeselijk vond om in te denken." „Nu ja, misschien heb ik enkele krasse uitdrukkingen gebruikt, maar die waren niet zoo gemeend", zeide Cecil, terwijl hjj weer onder de dekens kroop. „Dat geelt mij uw woord, dat gij het geld niet weggenomen hebt, Cecil?" „Zijt gjj nog niet tevreden? Natuurlijk deed ik het niet." „Goddank I" sprak Murray ernstig. „Cecil geef mij uwe hand, en vergeef mij." Cecil stak aarzelend zijn hand uit. Maar toen hij de uitdrukking van Mur ray's gelaat zag, en de tranen die in zijne oogen glinsterden, kwam hij op eens in een andere stemming. Hij wendde het 'hoofd af, en terwijl hij een diepen zucht slaakte, prevelde hij: „Ik weet dat ik uw vertrouwen niet verdien. O, indien ik slechts ronduit met Allan durfde spre ken." „Cecil, vertel alles aan Allan, of laat mij het doen. Hij zal boos zijn, heel boos, en niet zonder reden. Maar hij zal u hel pen, zooals vader u zou geholpen hebben. Alles is beter dan dit voortdurend bedrog. Mijn aandeel daarin maakt mij ellendig." „Uw aandeel?" „Ja, door het stilzwijgen, dat gij mij opgelegd hebt werk ik er toe mede. Ik bedrieg Allan. Ik bedrieg Margaret, en dat maakt mij ellendig." „Maar gij hebt uw woord gegeven", riep Cecil driftig. „Ja, ik heb het gegeven, en daarom moet ik het houden. Maar Cecil", en dit op nauw hoorbaren toon „hebt gij niet gehoord, wat er van morgen ge lezen is: „Hij zal uwe zonden ontdekken." Die woorden hebben mij den geheelen dag in de ooren geklonken. Reken er op Cecil, den een of anderen dag zal Allan alles ontdekken en dan „Dan zal er een vreeselijk standje zijn", zei Cecil ongeduldig. „Maar ik zal in het vervolg niets meer doen, wat hij niet we ten mag. Doch maak nu dat gij weg komt, ik heb slaap." En Murray ging heen, en op zijn ka mer gekomen, knielde hij neder, en dank te God uit den grond van zijn 'hart, dat hij bevrijd was van den vreeselijken angst, die hem zoo gemarteld had, daarna viel hij in een diepen, rustigen slaap. Maar de laatste woorden door hem ge sproken hadden een angel nagelaten in Cecils gemoed, en zij verontrustten hem dien nacht, en nog menigen nacht daarna. Den volgenden dag kwam Crocker met een zegevierend gelaat vertellen, dat hij gelijk had gehad. Verscheidene menschen hadden een landiooper met een verdacht voorkomen in de buurt van Crowhurst zien zwerven, omstreeks den tijd, dat het geld vermist was, en twee of drie had den zelfs zulk een persoon uit het hek achter in den tuin zien komen. De ver schillende getuigenissen omtrent het uiterlijk van den vagebond waren niet ge lijkluidend, evenmin als de opgaven van den tijd en de plaats zijner verschijning. Maar desniettemin hield Crocker zich overtuigd op het rechte spoor te zijn. En toch had hij het mis. Twee of drie landloopers werden opge pakt, doch hij gemis aan bewijs weer los gelaten, en langzamerhand geraakte de zaak in het vergeetboek. Er waren eenige weken verloopen. Ave ril had gebruik gemaakt van het bezoek eener oude vriendin aan hare tante om een langen avond door te brengen in den huiselijken kring der Mayburns, waar zij zoo gaarne vertoefde. Edith Stretton was er ook. Allen waren in een vroolijke stem ming vooral Cecil. Alleen Allan, die zich altijd op zijn best voordeed in de te genwoordigheid van Averil, was dien avond stil en in zich zelf gekeerd, en dadelijk na de thee stond hij op, om heen te gaan. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5