DE ZEEUW De WELFSCHOEN vervangt Maatwerk. JACQL.EPLOUVIER TWEEDE BLAD HET ADRES A. WILKING Wat er deze week voorviel TUBERCULOSE Zoeklichtjes. Niet door eigen kracht REN BEZOEK AAN DE MIJNSTREEK Brieven uit de Oost. m. GOES VLISSINGEN FEUILLETON VAM ZATERDAG 26 'APRIL 1930. No. 174. Be afgeloopen week was rijk aan politieke en andere vergaderingen. De S.D.A.P. hield haar jaarlijksch congres op de beide Paaschdagen als het ware om te demonstreeren dat zij geen heil verwacht van den opgestanen Heiland, maar dat zij, zooals een der socialistische dichters zingt, haar eigen heiland wil zijn en zichzelf ter redding wil leiden. Later volgde de Uhr. Hist Unie en daarna de Staatk. Geref. Partij, die de gewoonte heeft met gesloten deuren te vergaderen. Ver der werden een groot aantal congressen en algemeene vergaderingen gehouden w.o. niet in de laatste plaats genoemd mogen worden de vergaderingen van „De Unie" en den „Schoolraad", die "heide een krachtig plei dooi lieten hooren voor behoud van den naam School met den Bij bel, voor onze scho len. Verder waren er de provinciale bondsda gen van de verschillende jeugdorganisaties, waarbij bleek ook al is het hier niet alles goud wat er blinkt dat eenige voorzichtigheid b5 de critiek op de tegen woordige jeugd, misschien niet ongewenscht is. Als we hierbij dan nog in herinnering brengen de onthulling van het gedenkteeken voor Juliana van .Stolberg en hare zonen, die voor ons land van zoo groote beteekenis zijn geweest, dan hebben we het belangrijkste van wat in de afgeloopen dagen in ons land plaats vond gememoreerd. De Londensche vlootconferentie is nu ein delijk gesloten; ook al staat men nog zoo welwillend tegenover wat daar gebeurde, dan zal men toch moeten toegeven dat de resul taten al zeer gering waren, temeer daar het gevolg van deze conferentie is, dat de eigenlijke vlootconferentie maar even tot 1936 verschoven werd, In Britsch-Indië blijft het onrustig. Een belangrijk voordeel voor de Engelsche regee ring is zeker, dat de Mohammedanen niet geneigd zijn Gandhi te volgen. Zij zijn ook niet tevreden met den gang van zaken, maar ze zijn, als 't er op aankomt, toch liever afhankelijk van de Engelschen dan van de Hindoe's. Met dit al is de toestand ver van gunstig en ziet het er voor de toekomst weinig rooskleurig uit. Erger en gevaarlijker dan de beweging van Gandhi en zijne volgers is de actie der Communisten, die nu letterlijk overal bezig zijn brandstoffen op te hoopen en brand te stichten, een actie die te gevaarlijker is omdat telkens weer blijkt dat de Socialisten niet den durf hebben zich daartegen openlijk te verzetten. 'tViel trouwens niet anders te ver wachten. Immers beide partijen steken het niet onder stoelen of banken dat zij van een revolutie alle heil verwachten. Merkwaardig is zeker 'wel, dat terwijl zoo de revolutionaire partijen zich overal gaan mobiliseeren, om straks zoo noodig met geweld hun slag te slaan, zelfs van Chris telijke zijde de weerloosheid wordt ge predikt. Indien ooit, dan is daarom nu volle waak zaamheid geboden. XXXV. (Slot.) Met den groei van den Prot.-Ghr. Mijn werkersbond ging het eerst niet voorspoe dig. Gevolg mee van het nog intercon fessioneel karakter van den Kath. mijn- werkers'bond, maar ook en vooral van 't geringe aantal Christelijke mijnwerkers. In 1925 bedroeg het ledental dan ook nog slechts 129, die als een ruige bolster een kleine kern omsloten. Maar deze 'kern heeft gewerkt. Vooral de laatste jaren. Vele waren de moeilijkheden, die moesten wor den overrwonnen. Maar men heeft gestre den. In Gods kraoht gekampt voor de goede zaak. En het resultaat? Dat het ledental thans 400 bedraagt, verdeeld over 12 plaatselijke afdeelingen. Voor een niet onbelangrijk deel mag deze groei toegeschreven worden aan den harden arbeid van den heer Kok, die in 1925 vanuit Groningen in algemeenen dienst van het C.N.V. naar Heerlen werd overgeplaatst, om daar zijn beproefde krachten te gebruiken tot zegen van den Prot. Christelijken Mijnwerkersbond. En naast hem mogen met eere genoemd worden, die andere strijders voor de goe de zaak, van den Christelijken socialen opbouw in de Mijnstreek, te weten, zijn mede-hoofdbestuursleden van den Prot.- Ghristelijken Mijnwerkersbond, t.w. de heeren N. Ploeg, secretarie, J. Eehuis, penningmeester, W. v. d. Vuurst, 2e voor zitter, J. H. B. Roeleven, secretaris, A. Stoffer, 2e penningmeester, B. J. Schil der, alg. adjunct en G. Eitexioh, alg. ad junct. Van dezen staat den heer Ploeg den heer Kok als vrijgestelde van den Prot. Chr. Mijnwerkersbond, zulks in overleg met het C. N. V. terzijde en het zijn voornamelijk deze twee mannen, die dagelijks in 't vuur van den strijd wor den geplaatst. In 't vuur van den strijd. Want in de mijnstreek wordt op sociaal erf een strijd gestreden. De sociaal-democratie strooit met kwistige hand zijn roode propagandis tische leuzen onder de arbeidersmassa, ze lokkend in de roode gelederen, 't Gaat bij de sociaal-democratie niet om de be langen der mijnwerkers, maar om de be langen der partij. Deze moet zoo groot en machtig mogelijk gemaakt worden. Van samenwerking met den Roomsch-" Katholieken en den Prot.-Ghristelijken Bond wil de roode Bond niet weten. Het heet dan, dat in de dagen toen samen werking nog wel mogelijk was, de beide Christelijke Bonden de voorstellen der sociaal-democratie steeds hebben ver worpen. 't Gebruikelijke voorwendsel. Wil echter de socialistische Bond van samenwerking met de beide andere Bon den niet weten, wel wil hij de vruchten van anderer arbeid plukken. En dan 'het daarbij doen voorkomen, dat wat ten bate van de mijnwerkers is verkregen, een vrucht is van den arbeid der roode vak- beweginng. 'k Zal daarvan hier niet meer peggen, 't Is overbodig. Want de zaak is niet nieuw. Intusschen mogen door hartelijke sa menwerking van den Roomsöh-Katholie- ken en den Prot.-Ghristelijken Bond, rij ke vruchten voor de leden, dezer orga nisaties geplukt worden. Maar, deze za ken worden niet aan de groote Mok go- hangen. Er worden besprekingen met de mijndirectie gevoerd. En daarvan wordt in besloten kring verslag uitge bracht. Men schettert niet in de vakbla den. Men werkt. Bereiken de besturen Machten, dan worden deze serieus onderzocht, bij de mijndirectie, die dan een open oor heeft en zeker toegankelijk is voor gerechtvaar digde klachten. Een treffend staaltje van gezond orga nisatieleven maakte ik zelf mee. In een mijner vorige artikelen wees ik er reeds op, dat de heer Kok, toen wij vanuit de mijn naar de bewoonde wereld waren teruggekeerd, vanaf den losvloer naar beneden blikte naar de jongens, die aan den leesband de steenen uit de steen kool verwijderden. Hij was, evenals de heer Posma en ik, gekleed in mijnwerkerspakje, linnen broek en jas over een grijs flanellen hemd. Terwijl hij zich vanaf den losvloer over de ijzeren balustrade heenboog om de lees- jongens bezig te zien, voelde hij aan zijn buik den invloed van het koude ijzer en de balustrade. En terecht constateerde hij, dat de leesjongens dezelfde ervaring zouden moeten hebben. Zij toch stonden ook ge leund tegen een ijzeren hekwerk, dat hen tegen contact met den transportband be schermde. Toen wij weinige oogenblikken later in het bureau van den heer Op den Kamp zaten, kwam de heer Kok verandering be pleiten. En hij vond direct oor. Er was niet eerder aan gedacht. Er was niet eer der over geklaagd. Maar de opmerking verdiende aandacht en de kwaal was ge makkelijk verholpen Nu lees ik geregeld het orgaan van den Christelijken Mijnwerkersbond, maar in geen der nr.'s las ik van „een geslaagde vakactie", 'k Las niets van de afwending van een groot kwaad voor de jongens aan den leesband. Er werd met geen woord over deze directe vakactie gerept. Zoo werkt de Christelijke Mijnwerkers bond. Zoo werken onze Ghristelijk-sociale bonden over 't geheel. En dan meent de groote massa wel eens, dat „onze men- schen" niets doen. Dat juist de groote schreeuwers alles doen. Dat zijn dan nog eens kerels. Maar zou 't niet kunnen zijn, dat 't precies andersom is. Dat juist zij, dje hun krachten niet verspillen aan propa ganda, die niet hoog van den toren bla zen, de stille „werkers" zijn, die veel uit stroo zetten? In Heerlen woonde ik den laatsten avond van mijn bezoek aan de Mijnstreek een vergadering bij van 't hoofdbestuur van den Christelijken Mijnwerkersbond. En ik trof daar trouwe, beste, open ke rels. Menschen, die in 't 'bedrijf zijn ge groeid. Die den schaduw- en den licht kant van den mijnarbeid kennen. En ook de moeiten van den Christelijk-socialen arbeid. Ze hebben in deze vergadering, die stond onder leiding van den heer Kok, verteld van den bond, van zijn zorgen, maar ook en bovenal van den rij ken zegen van God ontvangen. Twee dagen te voren was ik op een dikmistigen avond met den heer Kok af gereisd naar Lutterade, voor 't bijwonen van een afdeelingsvergadering. In de verlichte consistorie van de Her vormde kerk troffen we het bestuur der T. B. C.-Patiënten, bespoedigt Uwe genezing door een kuur met granullne. Leest wat Dr. H. VAN GRAF HORST, arts schrijft in zijn brochure „Wenken en raadgevingen bij de be handeling van Tuberculose en Scro- fulose" over de gunstige resultaten, daarmee verkregen bij tuberculose en klierziekte. Deze brochure, die o. a. talrijke attesten bevat van geneesheeren en gewezen patiënten, wordt U, op aanvrage, in gesloten enveloppe, gratis toegezonden door de Pharm. Ond. Dr.J.H. VAN GRAFHORST. Schevenin- gen, Alkmaarsche straat, D 9. Afdeeling met slechts enkele leden...; de vergadering was te laat uitgeschreven en... „de vertrouwensman" liet het zit ten. Een oogenblik zijn we in 't interkerke lijk en tevens internationale gezelschap blijven vertoeven en daarna zijn we weer in den mistigen nacht gestapt, wandelend van Lutterade naar Sittard. De trein zou er ons kunnen brengen, maar dan had den we nog lang te wachten; de bussen reden niet vanwege de mist op de heenreis had een vriendelijk automobilist ons van Sittard meegebracht, maar nu reed er letterlijk niets meer en dus wandelden we, pratend over 't mijnbedrijf de sociale voorzorg en het vakorganisa tiewezen, waarvan ik den lezer thans in een serie artikelen iets heb verteld. Het mijnbedrijf is een heel mooi be drijf. En niet alleen mooi, maar beteeke- nisvol. En zij, die er in arbeiden hebben een Goddelijk beroep: een beroep, dat ge varen kent evenals elk ander beroep; niet meer, niet minder. Maar tevens een be roep, dat in geen enkel opzicht minder waardig is. Zoodat ik met een geruste consciëntie flinke jonge principiëele man nen durf aanraden, om in geval van blij vende werkloosheid, zich voor den mijn- arbeid aan te melden. Er is ondergronds nog werk te over En tóch is Indië een mooi land! Men mag zich in 't begin wat vreemd gevoelen, wanneer men echter prijs stelt op vriendenhulp, wordt deze direct van alle kanten geboden en is men gauw over het vreemde 'heen. Slechts een enkele voelt zich hier nimmer thuis en repatriëert zoo gauw mogelijk. Wat een mooie en indrukwekkende na tuur geven de oerwouden, waar soma de diepste stilte heerscht en de mensch zijn sporen van vernieling nog niet heeft ach tergelaten! Zij geven soms een ongekend gevoel van ongeëvenaarde schoonheid. Slechts daar, waar het bosch heeft moe ten wijken voor den mensch en omgezet is of wordt in 'kultuurgrond, heerscht le ven en bedrijvigheid. Hier is de kleine mensch koning, daar het machtige bosch; een reus, die echter langzaam, voet voor voet, achteruit gedrongen wordt. Alles wordt omgehakt enverbrand. De al dus verkregen grond wordt met kuilen en greppels doorsneden en weldra steekt de planter de eerste theeplantjes tussohen de nog maar 'halfvergane boomstammen en wortels. Op het oudere gedeelte van den „kebon" '(is tuin, onderneming) zien we de plukkers en -sters bezig de groene blaadjes af te trekken van de reeds hoog opgegroeide struiken (de grootte onge veer van een bessenstruik). Boven ons steekt de berg zijn nog beboschten top omhoog. Daar zijn de hakkers nog niet geweest al zal ook daar wellicht het bosch weldra verdwijnen. Een stuk werk is zoo'n onderneming, waarop men trotsch kan zijn. Alleen de weg er heen, voor zoover hij niet door het bewoonde gebied gaat, het hoogere ge- Zij, die van vergaderen en praten, van congress'eeren en refereeren alle heil voor het menschdom verwachten, hebben ge lukkige dagen beleefd deze week. "Yv ctiiv er is weer uoo een en ctnaer .ge beurd op dat gezien. Niet minder dan drie politieke partijen hielden hun algemeene vergadering en verder werd er nog vergaderd ik doe zoo maar een greep! door de Unie „Een School met Jeu Sijbel", den School raad, de Vereen, voor Chr. paedagogiek, de Vereen, van Geref. predikanten, de Federatie van Diaconieën in de Ned. Her vormde Kerk, do Bond van Chr. Zangver- eenigingen, „Schuttevaer", diverse jeugd organisaties enz. Ik weet niet of er, behalve dan voor de spoorwegen en de hotels, direct aan wijsbare vruchten zijn, maar ik waar deer althans het pogen dat hier tot uiting kwam om de wereld vooruit te brengen. En nog meer het optreden van som mige personen, die blijkens de versla gen niet alleen op meerdere vergaderin gen aan de bespreking deelnamen, maar ook over de meest uiteenloopende, soms zeer diepzinnige onderwerpen refereer den. Ik heb er respect voor! Maar aan den anderen kant acht ik het toch ook een geluk, dat er bij dat alles nog menschen Zijn die rustig aan het werk blijven en misschien onopgemerkt en zonder applaus hun taak vervullen. OPMERKER. deelte dus is, met al zijn bochten, voe rend langs en over diepe ravijnen, dwars door het oerwoud, alleen aangelegd voor de onderneming. Nu eens langzaam, dan sterk stijgend gaat het zig-zagvormig naar boven, naar het centrum van de enorme uitgestrektheid. De verdere tocht moet te voet gedaan worden, dwars door de „thee" naar den nog begroeiden top. Van 'hieruit heeft men een onvergetelijk uitzicht op de omringende bergtoppen en ver weg op de bonte, door de zon besche nen vlakte. Niets verstoort hier de stilie! Aan onze veeten arbeidt men met tien tallen gelijk. Hoe klein nog is dit toch uitgestrekte kuituur gebied, vergeleken 'bij de omgeving, 't Klimaat is hier heerlijk! Gezond is het hier, maar ook eenzaam. Maar gewerkt wordt er. Krachten, waarvan de inboorling nooit gedroomd heeft, worden ontplooid. Hier is echter duidelijk, wat dit deel van Indië gewor den is en wordt onder Nederlandsche leiding. Ook dat is iets moois. Werkelijk, de taak die Nederland en dus ook elke Nederlander heeft is mooi, maar zwaar, zwaar vooral voor den Christen, die millioenen ziet, of weet dat ze er zijn, die leven in bijgeloof of nog erger. God. heeft Zijn doel gehad, door Indië aan Nederland toe te vertrouwen, aan het beschaafd en het Christelijk Ne derland. Elke Nederlander, ook zij die 'blijven, heeft zijn taak! Er wordt veel ge daan en hard gewerkt het land maat schappelijk vooruit te brengen, maar voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST door Annie Lucas 62) „Maar als wij zoo zwak zjjn, dat wij de ons aangeboden hand niet kunnen vatten?" vroeg Margaret moedeloos. „Dan zal Hij ons dragen. Neen, het is niet onze zwakheid, maar onze inge beelde kracht; niet onze onwaardigheid, maar onze ingebeelde verdiensten, die ons in den weg staan. Wij zijn zoo trotsch, zoo vol vertrouwen op ons zelf, zoo vastbesloten zelf te doen en te dra gen. Ik ten minste, ben steeds geneigd om de diepe, ernstige les te vergeten, die ik eens in een tijd van groot ver driet, geloofde voor goed geleerd te heb ben." „En dat was?" „Af te zien van mijzelf, Margaret. Te zeggen: niet ik, maar Christus in alle dingen ten allen tijde." Margaret antwoordde niets, en Averil verviel in gepeins. Haar gedachten gin gen bljjkbaar terug naar dien tijd van groote droefheid, waarvan zjj juist ge sproken had, want haar zonnig gezichtje betrok, en om haar vriendelijke mond vertoonde zich een strakke droefgees tige trek. Maar eensklaps, alsof zij zich zelf geweld aandeed, stond zij haastig op, en begon het vuur op te poken. „Zie zoo", zeide zij, zich tot Mar garet wendende, toen het helder op vlamde, „nu is bet beter. Ik houd van alles wat gloeit, en schittert, en helder is van gloed en zonneschijn, en vroo- lijkheid in letterlijken en figuurlijken zin." En toen een windvlaag den regen tegen het venster joeg, riep zrj uit: „wat is het weer veranderd. Uw broeder beeft het niet getroffen op zijn "terugrit." „O, daar geeft hg niet om", zeide Margaret „Gij begrijpt, hg moet door weer en wind gaan, op alle uren van den dag, zelfs des nachts." „Ja, dat is waar. Hg is veel veran derd, Margaret", vervolgde zg na een oogenblik gezwegen te hebben. „Inderdaad. In welk opzicht?" vraagde Margaret „gretig van deze gelegenheid ge bruik makende om iets naders omtrent AveriFs gevoelens betreffende Allan te weten te komen. „In meer dan een opzicht, dunkt mg. Hg ziet er slecht uit." „Maar lyj is heel wel, hij heeft een uitstekende gezondheid." „Vroeger zag hij toch nooit zoo bleek." „Dat doet hij nu ook niet; alleen maar vandaag, dat zag ik ook. Doch hij was heel moe, want hij is bijna den geheelen nacht op geweest," zeide Margaret on willekeurig op hare hoede om Allan's ge- helm niet te verraden. „En in welk op zicht vindt gij hem nog meer veranderd, Averil?" vervolgde zij. „Dat kan ik zoo moeilijk uitleggen. Hij is zooveel, zoo heel veel ouder ge worden, en ja wat zal ik zeggen? zooveel ernstiger en deftiger." „Hij heeft ook zooveel gehad om hem ernstiger te maken", zeide Margaret eenigszins gekwetst door den luchtigen toon, waarop Averil sprak. „Ja, dat heeft hij," sprak deze, eens klaps ernstig wordende, terwijl de tra nen haar in de oogen kwamen. „Gij moet niet denken, dat ik hem er een verwijt van maak. Integendeel, ik heb groote achting voor uw broeder. Zooals gij weet hebben wij hem zes jaar geleden dikwijls ontmoet. Vader hield veel van hem, hij kwam vaak bij ons aan huis, en wij kon den het heel goed samen vinden. Hij placht mij van zijne plannen en vooruit zichten te vertellen. En daarom weet ik ten minste eenigszins, wat het hem moet gekost hebben, die plannen op te ge ven. 'tWas dwaas van mij, maar onwil lekeurig gevoelde i k eenige teleurstel ling, toen ik ontdekte, dat hij1 niet meer dezelfde was als voor zes jaar. Maar ik twijfel er niet aan of Dr Mayburn. heeft evenveel aanspraak op mijn achting en vriendschap, als de Allan Mayburn van voor zes jaar. Doch thans zal hij daar geen prijs meer op stellen." „Waarom niet?" „Wel, hjj is mij in dien tijd ontgroeid. Ik ben al vier-en-twintig Margaret", ver volgde zij, na even gezwegen te hebben, „dacht gij dat wel?" „Neen, dat dacht ik niet. Ik ben even oud, maar gij ziet er uit of gij twintig waart, en de menschen zeggen, dat ik wel dertig lijk" „Dan hebben de menschen het mis. Gij lijkt niet oud, maar gij ziet er moe en af- getobt uit." De tranen kwamen Margaret in de oogen. Averil had gelijk, en hare sympa thie deed haar goed. „Ja, ik ben moe", zeide zij. „Ik heb zooveel meer te doen gehad nadat Lucy getrouwd is. Ella, die op haar volgt, is pas zestien. En nu de kinderen grooter worden missen wij hen hoe langer hoe meer. Allan en ik doen ons best, maar" doch zij ging niet verder. Een wereld van moedeloosheid en teleurstelling lag in dat kleinen woordje: „maar". „Lieve, beste Margaret!" sprak Averil, „dat is alles wat wij doen kunnen. Meer vraagt God niet van ons. Als wij slechts ons best doen, ziende op Hem, dan mo gen wij gerust zijn, en de uitkomst ver trouwend aan Hem overlaten." „Dat zegt Owen ook", liet Margaret zich ontvallen. „Owen? Wie is dat? Een van uw broe ders?" „Neen, slechts een vriend, Owen Charl ton. Hij was bij ons in ons verdriet", antwoordde zij en vervolgde tot nadere opheldering: „Allan was op reis, zoo als gij weet. Wij' konden hem niet eens schrijven, daar wij zijn adres niet wisten. Dr Charlton nam toen zooveel mogelijk zijn plaats in. En na dien tijd is hij door ons altijd als een broeder beschouwd," „En door u als meer dan een broe der", dacht Averil bij het zien van Mar garets hoogroode kleur en afgewenden blik. En hoewel zij te fijngevoelig was om haar gedachten onder woorden te brengen, toch begreep Margaret, dat zij haar geheim geraden had. Maar zij gevoelde er geen spijt over, Averil was zoo vriendelijk, zoo deelne mend, en bij al haar vroolijkheid en schalksheid zoo verstandig en zoo fijnge voelig. En onder den invloed van Averil's deel nemende belangstelling, die hare be langstelling niet opdrong, maar onwille keurig Margarets vertrouwen uitlokte kwam deze er toe, eer dat zg het zelf wist, haar deelgenoot te maken van al de zorgen -en bezwaren, en moeilijkhe den, die haar drukten en bedroefden. En zij stortte haar hart uit zooals zij dat nog nooit had kunnen doen, zelfs niet tegen Owen. Want hoe goed en deelnemend hij ook mocht wezen hij was een man, en haar strijd en haar verdriet konden eerst recht door een vrouw begrepen worden. (Wordt vervolgd.) J I .1 it1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 7