Uit het Zeeuwsch Verleden
Voor de Jeugd.
Door donkere diepten,
lil.
Paasehlied.
Langs Walcherens Noord weg.
fi
Kruis en Kroon.
De brandende schroeiing "Zijner zachte
pogen voelt hij diep en hevig in zijn doo!-
fcer bloed. O, dat hij wegrukken kon die ver
nielende herinnering, wegbranden elke ge
dachte aan Hein.
Dg leeft in een nacht van wanhoop.
Nu eens zijn z'n oogen veren wijd, als van
wie peinst aan een verleden dat hem zeer,
zeer lief was. Sons zijn. ze strak van strijd,
6iep en donker van haat, maar onrustig
zijn ze immer.
O, hj hoopt zoo het moede hoold eenmaal
te kunnen neerleggen in rust, met de zoete
zekerheid, dat de donkere nachtschaduw voor
bom niet meer tot het morgenrood voeren
zal.
De dood. zal hij tegentredan met glimlach
van veroverd geluk op 't gelaat, de lippen
gevormd ten welkomstwoord.
Want de dood, en de onbekende eeuwig
heid die hj binnen zijn grenzen weet, acht
hij begeerlijker schat dan het leven op aarde,
waar hij banneling is, veistooten van. God
en meosch.
Elke illusie, uit vroeger tijden, hunkerend
behouden, ligt verslagen achter hem. Schier
«He verwachting en hoop ia hem vreemd.
Blijdschap of ontroering kent zijn hart niet
Het verleden is hem vijand geweest, van de
toekomst wil hij niets verwachten.
Zijn groeiende haat vlamt óp in zijn don
ker binnenste. O, dat hij hoog-vlammend te
gen den hemel stond en den einder spande
«Ss sterrennachten ver, als zee-diepten rustig I
Er brandt een hevig vuur in hem. Neen,
Ahasverus kan niet ontkomen. Welk woord
zal zijn haat zuiver benoemen? Oneindig fel
en bitter is zijn haat tegen Hem, wiens
zachte oogen het diepste van zijn verbolgen
leven in één kortstondigheid hebban door-
p'eiid
Nimmer is Zijn beeld van hem geweken.
Diep in de donkerste najaarsnacht, en
hoog aan den helderen hemel bij zonlicht m
Bageraad, immer was HJ op zijn weg de
Onzichtbare Metgezel.
Als de donder door de zomerlucht trilde,
als de storm dreigend over de zeeën stond,
immer onderkende hj den klank van Zijn
«tem, en het eeuwigheids woord:
Voort
Rust voor lichaam noch ziel kent hj.
Én hem laait de vuurvlam hoog en hel. Ahas-
▼erus, voort 1
Voort moet hij; maar zoo onbereikbaar ver
Kgt zijn doel. De eeuwigheid
Ham sterrenlichte poort weet hj ver, de
dag zijner edndelijke verlossing nog niet klim
mend uit de nachten.
De Tocht,
Nóg toefde hj aan uiterste grens, peinzend
«an het verloren geluk van voorbije jaren.
HJ wilde niet verder. Zijn voet zou dit
maal het verloren vaderland niet betreden
De werkelijkheid wilde hij niet opnieuw on
der de oogen zien; de schrijnende pijn van
gemis opnieuw te gevoelen hij mist daar
toe moed en krachten. HJ wil niet verder;
maar hj moet. In ham is een machtige
drang die hem drijft, eiken dag weer op
nieuw, een ongekende kracht, als uit het
hart des levens.
Terug wil hij naar de eenzaamheid der
woestijn, waar de luchtspiegeling ontbloeit
Tan komend geluk.
In zijn oude vaderland ligt verlangen en
Terwachting, hoop en illusie te gruizel ge
slagen. En wie, wie heeft kracht om neer
te zitten 'bij de puinhoopen van zijn ver-
bijzeld geluk?
Zoo staat hj daar, rustend op den laat-
sten heuveltop, de avondwind waaiend de
grijze haren van het leed-doorgroefde voor
hoofd, waar de koorts haar eentonig geneurie
begon.
Dan gaat hj heen.
Nog eenmaal keert hj zich om, met een
laptsten langen blik over de verlaten vlakte,
«Is een die bemint, maar ondanks alles
knoet haten
Nog eens bepeinzen de gedachten het ver
loren geluk. Hoe ver ligt het verleden ach
ter hem, en hoe ver ligt de toekomst, de
Ijle toekomst 1
Dien nacht hebben zijn voeten "de oudq
bekende wegen van het vaderland niet be
treden. Maar de rust, die nj elders zocht,
tjrreicide voor hem niet het geheim van haar
«tille vertroosting.
Langer dan de nacht duurde, zwoegde hj
voort. Voortgedreven langs eindelooze banen,
dranken van vermoeidheid, 'immer verder.
HJ bidt en hj vloekt. Ja zóó is zijn
leven geworden: bede en vervloeking, vloek
en gebed
Tot het eindë geboren wordt uit een wach
tend heden, zal Ahasverus zich de oogen
van den Kruisdrager herinneren, en zacht
voor zich heen of luider soms ook, de yioek
van de weinige woorden herhalen.
Der seizoenen cirkelgang zal over hem
wieken, doch een vooruitgang beteekent
zulks niet.
Vragen zijtn er eindeloos vele. Maar ant
woord?
Voort, Ahasverus, zegt de stem.
Meer woord is er niet.
Zóó is zjn leven, van jaar tot jaar,
eeuw na eeuw.
De dag van Bertha's vertrek was aange
broken.
Het was een heerlijke voorjaarsmorgen,
toen de huisgenooten haar naar het station
brachten. Alleen Lotte, die druk was met
haar naaiwerk, bleef thuis. Henk ging vroo-
lijk fluitend met den koffer voorop; Bertha,
en haar moeder volgden langzaam op een
afstand, want zij hadden nog al den tijd, en
genoten van den schitterenden morgen. Zij
gingen achter den ouden vervallen muur
langs den landweg, die een prachtig uit
zicht bood over de omgeving.
Reeds vlogen de eerste kievieten over de
nog groene weilanden, waardoor een wild
gezwollen beek vroolijk zijn korte golven
deed voorthuppelen. In de nog kale boom
takken koesterden de spreeuwen, die ijverig
zochten naar verwaaide strootjes voor het
bouwen van hun nest.
Overal was er een zekere onrust waar te
nemen, een ongeduldig wachten op de zoo
vurig verbeide lente.
Ook in Bertha's ziel was er een onrustig
wachten, maar zij wist zelf niet waarop.
Haar moeders diepe volle blik trof vragend
haar oog. „Is er iets wat je hindert Bertha?
Je bent zoo onrustig vanmorgen?"
Het meisje werd rood tot achter de ooren.
Kon dan haar moeder in hare ziel lezen?
Ja, er was in haar een onrustig verlangen
naar de groote stad, naar de woelige bonte
wereld daar in de verte. Vanavond zou ze
weer genieten in den schitterenden bioscoop,
of ze zou met haar kennissen een prettige n
avond hebben in de danszaal. Zij had zich
een prachtige zijden japon aangeschaft,
waarvoor ze van haar patroon nog een
voorschot had moeten vragen. Maar dat
mocht haar moeder natuurlijk niet weten.
Die zou dat met haar ouderwetsche begrip
pen toch niet goedkeuren
Daar werd zij plotseling door haar moe
ders vriendelijke stem uit haar droomen
naar de werkelijkheid teruggeroepen.
„Je hebt me heelemaal niet verteld, Ber
tha, of je nog vaak bij Ds van Zanten
komt. Zul je niet vergeten hem van ons te
groeten?"
Bertha knikte en kleurde een weinig. Ze
was in lang niet bij den predikant, een
oude kennis van haar ouders, geweest.
„En vroeg haar moeder verder, ga je ge
regeld naar de kerk, als je weer alleen bent
in de groote stad? Vergeet toch niet :ind,
dat we om gelukkig te zijn nog wat meer
noodig hebben dan de dingen van dit aard-
sche leven."
Bertha trok de schouders op. U weet moe
der, hoe ik over dat kerkgaan denk. Wij
jonge menschen hebben daaraan minder be
hoefte. Wij staan op een ander, ruimer
standpunt. Wij gevoelen er niets voor altijd
in het gareel te loopen, maar beminnen de
vrijheid. De mensch moet zich kunnen uit
leven! Ik praat er niet graag over, omdat
ik u geen pijn wil doen, maar ik wil u toch
ook niet bedriegen. Mijn opvattingen zijn in
heel veel opzichten gewijzigd. Een mensch
moet zichzelf kunnen zijn, met vast te hou
den aan de oude conventioneeie begrippen
komt men niet verder. Vrijheid moeten we
hebben speciaal ook voor de vrouw! En
daneen mensch is maar eenmaal jong."
WJ groetea u, o dag der dagen,
O morgen der verrijzenis 1
Nu dood en zoude zijn verslagen,
De macht der hel verbroken is.
0 licht der wereld, troost in smarte,
0 levenszon verkwik ons harte.
Roept ons uw machtwoord weer in
't leven,
Zoo werpen wij het doodskleed af,
En door Uw kracht in ons gegeven
Verrijzen we uit ons zondengraf.
Verzoening bracht Ge ons in iiw sterven,
Uw leven doet ons 't leven erven.
Hebt Ge in. Uw hoede ons wel geborgen,
En tluscht Ge ons levenslicht èesns uit,
Zoo wekt Ge ons op dien bijden morgen,
Als GJ" den grafkuil weer ontsluit.
Dan doet Ge op ons de warme stralen
Van *t eeuwig zonlicht nederdalen.
Dan baden we ons in 'themelsch leven,
In stroomen van dat zonnelicht,
Dat nimmermeer ons kan begeven,
Dat voor geen duisternis ooit zwicht.
O, zalig, wie dat mag ontvangen,
Die daarnaar uitziet met verlangen 1
Haar moeder zag haar ernstig en bedroefd
aan. „Kind, je weet niet wat je daar zegt.
De kracht en de frischheid van de jeugd
is een gave van God, maar niet om daar
mee de wereld en de zonde te dienen. Denk
er om kind: wat de mensch zaait, dat zal
hij ook maaien. Wie in zijn jonge leven
God niet dient maar de wereld en op eigén
gekozen paden gaat, die staat als hij oud
is met leege handen en wat erger is, met
een leeg en onvoldaan hart. God vraagt
dat we Hem zullen dienen met ons geheele
hart en wij moeten niet denken, dat we Hem
kunnen ontloopen, meisje!"
„Maar moeder toch, wat heeft een mensch
dan aan zijn mooie jonge leven. Is 'tdan
zoo erg, als ik voor mijzelf een beetje geluk
verlang? O, moeder, ik wou, dat ik rijk was,
schatrijk, wat zou ik dan gelukkig zijn."
En verlangend strekte zij hare beide armen
uit.
Een groote angst maakte zich van haar
moeder meester. Zij bleef staan en keek haar
kind diep in de oogen.
„O Bertha, dat oude valsche goud waar
naar je verlangt, maakt niet gelukkig. Daar
voor is wat anders noodig. Recht gelukkig
worden we alleen als we vrede hebben
voor ons hart, de vrede, dien Jezus alleen
kan geven. O, Bertha, beloof me één ding,
dat je je niet zult laten verblinden door
de begeerte naar geld en rijkdom, dat je
niet de zonde zult dienen, met al de geva
ren naar ziel en lichaam, die daaraan ver
bonden zijn."
Bertha had haar moeder nog nooit zóó
gezien. In haar goede blauwe moederoogen
blonken groote tranen. Verlegen stamelde
zij: „Maar wat denkt u wel moe! Ik ben toch
geen klein kind meer; ik weet best wat ik
doe! Maar het wordt tijd, Henk staat reeds
te wenken, dat we moeten doorloopen."
Er was nu geen gelegenheid meer om
verder te spreken.
Nog even, en de trein voerde Bertha mee.
En op het perron stond haar moeder, bleek
en bevend, met een gebed in haar angstig
ha t, voor haar kind, dat ze zoo heel ver
van haar vandaan wist
Door A. M. Wessels.
IV.
Serooskerke, het komt in de oude stukken
ook voor ouder den naam Alardskerke. De
naamafieiding wordt als volgt aangenomen.
Se-r Alars of Ser OlarLskerke, Seroetskerkel,
oeroiskerke eu thans Serooskerke.
Serooskerke was eeu dochterkerk van
Oostkapelle, eu circa 1271 gesticht, door de
kinderen van een zekere Ser (Heer) Alardus.
Of er een adeiljk geslacht van Alardskerke
-T*
O
"F5 o
Ui
,rS -
Mr]
l 3 CÖ O G)
1 OrQ
'g rË,r2 S
PU
3 <D rg
P-I ft
(U <X>
2P 3 fci
3 cd
O cd
•3 -ö
'B
O nd
rÖ
o -£»
a>
O
•73 <X>
g, S
fcp a
g§s8
W O
ft - 3
3 T3
•3 2 Ü2 CD
3 SS S'-d OTT
3
QJ
3 O
O ü-
3 T3
w 3 "3
:ï=t> cd cd 3 <u
3<, O cd t> -w cd i-Q
*-» f-* 3
3 <i>
<3 3 ca
Cd £2
O y-l 3 Cd
.§*■82
<-3 -v f3
o N o,
f-i co T3 atf
"ti r£ CÖ rr-l
cd _Q 0) ri 9
o o 3 S ui .52 £j
GO \_H
W) <V) w n O r\
3 8 Q s S -
a>
"N O ekrö T*
et
.2 jg
C O N 15
P i £u ai
<s>
O)
CD
O)
O
li-Ma»
O 0)^( ftO A
'3
p «SJ
rtf r-i
<V
Ti
ld
nd
pT
O
B
3
3
TS
tu) M
3
.3 cd
3
Q) co d
bo-rJ cd
3 m
Ai
3
-+-3 »-J
cd o
p rV m Tf
Eerst het kruis em. dan de kroon,
Dat is des Heilands orde,
Eerst het lijden, dan het loon,
Bat ons van God gewonde.
Dat heeft HJ zelf getoond,
Die neergedaald op aarde,
Ontdaan van al ZJn waaide,
Bij zondaars heeift gewoond.
Eerst verlaagd, nu opgericht,
Uit schande en smaad verheven:
Eerst het duister, nu het licht,
En door den dool, het leven.
Nu straalt ZJn heerlijkheid.
Ver boven elks gedachten,
Tot de uiterste geslachten,
Ja tot in eeuwigheid.
Eerst vernederd, dan verhoogd,
Zoo zijn des Heeran wegen;
Zoo gj Hem daarop volgen moogt,
Wordt alles, alles zegen.
HJ ging ons heerljk voor,
Zijn stok en staf geleiden,
'De zielen, die Hem beiden,
In 't aangewezen spoor.
H. PIERSON.
bestaan heeft is nog niet uitgemaakt. Wel
wordt in sommige stukken zekere Gozuïrus
van Alardskerke genoemd.
De Hervormde Kerk is een zeer typisch
gebouw. Een oude offersteen, uit het Hei-
densche tijdperk dient tot drempel van de
kerk. In de kerk zelve treft men. een ge
denksteen aan de Edele Heer Thilibort van
Tuyl van Serooskerke en zja vrouw Vinoen-
tia van Swieten. Deze Edelman wist de ge-
heelo heerljkheid op één hoofd te brengen
en stierf in 1661.
Langs de Geref. Kerk 'komende, gaat het
op Oostkapelle aan. Ook dit gedeelte van
den Noord weg is zeer schoon. Nauwelijks
buiten het dorp, zien wij1 aan onze rech
terhand de jonge buitenplaats Vrederust, die
iets van het verlorene vergoedt. Driewegen!,
men ziet het. niet meer. Aan Zwanenburg
worden wJ herinnerd door de twee fraaie
pilaren, aan het. begin eener oprijlaan.
Men kan mij niet zeggen waar Rijnsburg
stond, evenmin waar Ridderhofstede Soeten-
dale eenmaal lag en een voormalig klooster
Volgens Reigersbergh zou het klooster
Scetendale gesticht zijii door Willem II. De
eerste vermelding vond men in 1250. Ook in
stukken van 1266 en 1276 wordt het Kloos
ter telkens vermeld. In 1284 was zekere
Jan Willemse proost van Soetendale. Wan
neer de Graaf van Holland Zeeland be
zocht, stond steeds een bezoek aan dit
klooster pp zijn program en bleef hij er
ee; 'ge dagen.
Ofschoon er veel schoons verloren ging,
er bloeide ooik nieuwe schoonheid op. Want
het landgoed Ipenoord is fraai, met zJn
mooien vijver vlak langs den weg.
WJ rijden Oostkapelle binnen; dat er ook
mag wezen, 'tls een allermooist dorp. Ook
hier bestaat over de naamafieiding wel
eemig verschil.
Men zegt dat hier weleer een klooster
was, zander te' weten van welke klooster
lingen; anderen meenen dat het Kapellanen
waren van het nabijgelegen Kasteel West
hoven of Duinhoek.
Anderen gaan nog verder terug, tot den
bekenden Prediker Willebroird die hier een
Kapel zou hebben gesticht, maar hoe dan
ock, zeker is het een der oudste dorpien
van Walcheren; dat reeds in 1208 wordt
vermeld. Haar oppervlakte is circa 2620
gemeten en komt tot aan de duinen.
De abten van Middelburg waren er steeds-
pp uit, om hun gebiedssfeer uit te brei
den en sloegen ook hun oog op Oostka
pelle. Maar dat ging zoo maar niet. De
pastoor van Oostkapelle, die er in 1208
was, verzette zich tegen deze aanmatiging
en deed een beroep op den toenmaligen Paus
Lnnoncentius III, en handhaafde Oostlkapelle's
rechten onverzwakt.
In 1218 werden 100 Gemeten der Heer
ljkheid Oostkapelle aan de Kerk van Rijns-
burg gegeven.
WJ rjden nu door een fraai hek de laan
in, die naar het Kasteel Westhoven voert,
'twelk hoofddoel van onzen tocht is. De to
rens komen prachtig tusschen het groen
uit en men .komt in een dankbare stemming,
dat althans dit monument uit het verleden
tamelijk gaaf bewaard is.
Een heel gezelschap kwaan hier bj de
Kasteelbrug bijeen, op uitnoodiging van de
Oudheidkundige Vereeniging Se Revelanden
daarheen gekomen, daar het Bestuur van
het Kasteel zoo vriendelijk: was, zijn mede
werking aan een excursie daarheen ta veof-
leenen.
Aan den ingang werden allen welkom
geheeten door de Directrice "Baronesse A.
van Till en den Edelanhtbaren heer L. J.
van Voorthuijzen, 'burgemeester van Dom
burg, die een keurige lezing hield over de
Historie van „Westhoven", samengesteld uit
diverse Kronieken van SmaJlegange, Zeel.
Ililustratie on Kesteloo, enz.
Hieruit vernamen wij, dat in den Grafe-
ljkea tijd, het Kasteel het eigendom \yas
van het Geslacht der machtige Hoeren van
Borsselen. Het kwam vervolgens aan de
abten van Middelburg, die het tot hun zo-
merverbljf inrichtten.
In het begin van den Spaanschea oor
log werd het door Barthold Entes van Men-
theda in brand gestoken. Nadat in 1579 het
Overblijfsel in handen vau Jonkheer Balfour
was gekomen, werd Westhoven herbouwd,
een der schoonste landgoederen.
Thans strékt het Kasteel en landgoed ge
durende de zomermaanden, dank zij de wel
willendheid van wijlen de eigenares Mevrouw
de Bruijn Boddaert, tot eeu herstellingsoord
voor behoeftige 'kinderen.
(Wordt vervolgd.)
Beste Jongens en Meisjes,
Nu terwjl ik dit schrijf, is het Goede
Vrijdag, de dag, waarop we meer dan an
ders denken aan het ljden en sterven van
ciLzen Heere Jezus.
Er is een tekst ik donk dat jullie hem
allemaal wel kennen „Want HJ is om
onze overtredingen verwond", cLw.z. voor
onze zonden, ook voor die van de kin
deren is Jezus den dood ingegaan. Wjj
allen hadden een heel groote schuld bij God,
maar die schuld heeft Jezus betaald, en
dit voor elk, die in Hem gelooft
De vjanden juichten nu was Jezus
dood. Satan scheen te triumfeeren,
De vrouwen weenden.
's Avonds nog werd Jezus begraven en
toen was alles voorbij'I
Voorbij?
Neen, wJ weten wel beter.
Want als jullie dit lezen, is het al Paasch-
feest, Opstandingsfeest.
De dood, hoe sterk ook, kon Hean piel
houden. Het graf, hoe goed verzegeld ook,
moest zich openen.
Jezus stond "óp, Jezus kwam uit Jozua
leeft.
De dood is overwonnen.
En wij, die in Hem gelooven, zullen leven
dcor Hem.
Laat dan bij ons Paasehlied klinken:
Nu jaagt de dood geen angst meer aan,
Want alles, alles is voldaan.
HJ leeft, Die sTierf op Golgotha
Halleluja, Halleluja!
En nu begin "ik gauw aan de briefjes,
maar eerst wil ik juliie toch nog prettige
Paaschdagen en een prettige vacantie toe-
wenschen.
Oostkapelle. „Watersnip". FJn, dat
je bij je zuster mocht spelen. Hoe oud is dat
neefje? Ik vind het niets erg, als je over
jezelf schrijft. „Schuilvink". Het zal wel
vreemd zJn, als jj niet meer meedoet Al
schreef je niet. veel, ik kon toch altjd vast
op je gezellige brieven rekenen, en ik zal
je ook niet vergeten. Dank je wel voor de
goede wenschen. Ik wensch jou oök Gods
onmisbaren zegen toe op je verderen levens
weg. „Klaverbloem". Maak maar veel ple
zier op den fietstocht Ja, ik zou ook wel
eens in dat bosch willen wandelen. De ca-
deaux vind ik prachtig. Ik vind het niet zoo
erg, dat dat er in staat
Kortgene. „Azalia". Ik wist niet, dat
je al van school af was, maar nu zal
ik het goed onthouden. Heb je al uitgaans-
plannen?
Ridderkerk. „Maaike". Ja, je zusje
mag ook meedoen, als ze tenminste de
raadsels op kan lossen. Bedenk je zelf eens
een schuilnaam?
Breskens. „Zonnestraaltje". Je brief is
prachtig op tjd boor. Is Moeder nu al
weer beter. Flink, dat je zoo goed geholpen
hebt
St Laurens. „Noobtiep". Jouw vacan
tie begint goed, net met je verjaardag. Al
vast harteljk gefeliciteerd. Ga je met d©
Paaschdagen naar G-? „Rozeknop". Ja, hoor
ik heb ook wel eens kiespijn, het is vTee-
seljk vervelend hè? En ben je bij, dat
jullie nu vacantie hebben? „Goudhaantje"
en „Winterkoninkje". Wat zal dat een pret
tige vacantie worden vooral nu jullie allebei
naar S. mogen. „Kerklaantje" en „Kernof-
fel". Wat heerljk, dat K. nu zoo goed
vooruit gaat, nu maar flink in de buiten
lucht Hoe is K. er achter gekomen, wie
de anderen zJn? „Klaproos". Over je briefje
ben ik best tevreden hoor Deze keer was het
heel mooi. Leuk om naar R. te gaan, z©
komt zeker ook wel eens bj jou. „Klaver
blad". Al was bet begin moeiljk, je hebt
het er toch best afgebracht Ja, 'tis jam
mer, dat het nu weer zoo koud is, maar
het kan nog wel veranderen voor Paasch.
Middelburg. „Hongaartje". Neen, ik
lees al die boeken niet, maar ik kj'fc ze wel
even door. Prettig, dat je nu weer eens in
je eigen taal kunt praten. Was je er al veel
van vergeten? „Nachtegaaltje", 'tls uitsta-
kend hoor, dat je om da veertien dagea
gaat schrjven. Ik beantwoord ze toch ook
maar één keer, dus blijft het toch hetzelfde.
Stavenisse. „Muldertje". Nu, ik dacht
wel, dat er nog een brief van je zou
komen, er zijn er zooveel, die niet iedere
week schrjven. Heb je veel konijnen?
St Maartensdjk. „Adelaaxtje". Hei
is niets erg hoor, dat je geen raadsel wist,
want zooals je ziet, is er toch weer een.
Er zijn er nog heel wat in voorraad.
Oudelande. „Moeders Jongste". Je zus
ter vindt het zeker wel prettig, dat je nu
altjd mee mag Wat zal het bj jullie ge
zellig zijn met zooveel logé's. Heb je veel
succes gehad met het bloempjes verkoopen?
Colijnsplaat „Zwartoogje". Er zal wel
weer niets van komen dezen keer, want
we krijgen zelf logé's, dus dan kan ik
slecht weggaan. Anders heel graag, hoor.
Heb je flink geholpen met den schoonmaak
en zJn jullie al klaar?
Aagtekerke. „Pauw". Ja, hoor, ik houd
ook van êieren, jj eet er met Paschen
zeker drie tegelijk. A. mag ook meedoen.
„Zwaluw" lijkt me wel het beste.
Koudekerk e. „Vilota" en „Merel". Jul
lie hebt al heel wat plannen voor de va
cantie. Met Vader te fietsen Ijkt me wel fijn,
en dan nog naar Middelburg. Gaan er dan
ook vriendinnetjes mee?
W o 1 f a a r t s d ij k. „Leeuwtje". Heerljk,
dat jj pok over bent gegaan. Wat schiet het
het al op hé? Ga je het volgend jaar van
school af, of heb je nog geen plannen
gemaakt? „Prins Maurits". Zeg maar tegen
Moeder, dat wJ bijna klaar zJn. bet zal
voor haar nu niet meevallen. Gelukkig, dat
ze zulke flinke zoons heeft Ja, het is nu echt
mooi buiten en als de boomen dan allemaal
in bloei staan is het heelemaal feest „Maar
ten Tromp". Nog 'harteljk gefeliciteerd, wat
heeft jouw broertje een mooien naam. Het
raadsel is wel erg groot en het moet niet
zJn sinds maar in.
Nieuwdorp. „Bloemenmeisje". Ja, alles
zal nu wel heerljk gaan groeien na den
regen. Wat had jij een mooi rapport „Boer
innetje" en „Juffertje". Wat wonen jullie
daar eenzaam, vindern jullie dat toch wei
prettig. Ja, Tine zal nog een paar jaartje®
m eet en wachten. „Dagbloem ©n Wilde Win
gerd". Dank je wel yoor ie foto, ik vind
haar erg leuk. Nu heb ik er van jullie
allebei een. Het programma zal ik ook eens
doorkijken. „Vadershelper". Nu, dan vindt
je het vast wel erg prettig, als R. eens
bj jullie komt, nu je zelf geen zusije hebt
Waren de bropertjes nog wakker? „Rakkertje"
Dat vind ik aardig, dat je zoo over me
denkt. FJn, dat je boekje versleten was en