Uit het Zeeuwsch Verleden Voor de Jeugd. Door donkere diepten, lil. Paasehlied. Langs Walcherens Noord weg. fi Kruis en Kroon. De brandende schroeiing "Zijner zachte pogen voelt hij diep en hevig in zijn doo!- fcer bloed. O, dat hij wegrukken kon die ver nielende herinnering, wegbranden elke ge dachte aan Hein. Dg leeft in een nacht van wanhoop. Nu eens zijn z'n oogen veren wijd, als van wie peinst aan een verleden dat hem zeer, zeer lief was. Sons zijn. ze strak van strijd, 6iep en donker van haat, maar onrustig zijn ze immer. O, hj hoopt zoo het moede hoold eenmaal te kunnen neerleggen in rust, met de zoete zekerheid, dat de donkere nachtschaduw voor bom niet meer tot het morgenrood voeren zal. De dood. zal hij tegentredan met glimlach van veroverd geluk op 't gelaat, de lippen gevormd ten welkomstwoord. Want de dood, en de onbekende eeuwig heid die hj binnen zijn grenzen weet, acht hij begeerlijker schat dan het leven op aarde, waar hij banneling is, veistooten van. God en meosch. Elke illusie, uit vroeger tijden, hunkerend behouden, ligt verslagen achter hem. Schier «He verwachting en hoop ia hem vreemd. Blijdschap of ontroering kent zijn hart niet Het verleden is hem vijand geweest, van de toekomst wil hij niets verwachten. Zijn groeiende haat vlamt óp in zijn don ker binnenste. O, dat hij hoog-vlammend te gen den hemel stond en den einder spande «Ss sterrennachten ver, als zee-diepten rustig I Er brandt een hevig vuur in hem. Neen, Ahasverus kan niet ontkomen. Welk woord zal zijn haat zuiver benoemen? Oneindig fel en bitter is zijn haat tegen Hem, wiens zachte oogen het diepste van zijn verbolgen leven in één kortstondigheid hebban door- p'eiid Nimmer is Zijn beeld van hem geweken. Diep in de donkerste najaarsnacht, en hoog aan den helderen hemel bij zonlicht m Bageraad, immer was HJ op zijn weg de Onzichtbare Metgezel. Als de donder door de zomerlucht trilde, als de storm dreigend over de zeeën stond, immer onderkende hj den klank van Zijn «tem, en het eeuwigheids woord: Voort Rust voor lichaam noch ziel kent hj. Én hem laait de vuurvlam hoog en hel. Ahas- ▼erus, voort 1 Voort moet hij; maar zoo onbereikbaar ver Kgt zijn doel. De eeuwigheid Ham sterrenlichte poort weet hj ver, de dag zijner edndelijke verlossing nog niet klim mend uit de nachten. De Tocht, Nóg toefde hj aan uiterste grens, peinzend «an het verloren geluk van voorbije jaren. HJ wilde niet verder. Zijn voet zou dit maal het verloren vaderland niet betreden De werkelijkheid wilde hij niet opnieuw on der de oogen zien; de schrijnende pijn van gemis opnieuw te gevoelen hij mist daar toe moed en krachten. HJ wil niet verder; maar hj moet. In ham is een machtige drang die hem drijft, eiken dag weer op nieuw, een ongekende kracht, als uit het hart des levens. Terug wil hij naar de eenzaamheid der woestijn, waar de luchtspiegeling ontbloeit Tan komend geluk. In zijn oude vaderland ligt verlangen en Terwachting, hoop en illusie te gruizel ge slagen. En wie, wie heeft kracht om neer te zitten 'bij de puinhoopen van zijn ver- bijzeld geluk? Zoo staat hj daar, rustend op den laat- sten heuveltop, de avondwind waaiend de grijze haren van het leed-doorgroefde voor hoofd, waar de koorts haar eentonig geneurie begon. Dan gaat hj heen. Nog eenmaal keert hj zich om, met een laptsten langen blik over de verlaten vlakte, «Is een die bemint, maar ondanks alles knoet haten Nog eens bepeinzen de gedachten het ver loren geluk. Hoe ver ligt het verleden ach ter hem, en hoe ver ligt de toekomst, de Ijle toekomst 1 Dien nacht hebben zijn voeten "de oudq bekende wegen van het vaderland niet be treden. Maar de rust, die nj elders zocht, tjrreicide voor hem niet het geheim van haar «tille vertroosting. Langer dan de nacht duurde, zwoegde hj voort. Voortgedreven langs eindelooze banen, dranken van vermoeidheid, 'immer verder. HJ bidt en hj vloekt. Ja zóó is zijn leven geworden: bede en vervloeking, vloek en gebed Tot het eindë geboren wordt uit een wach tend heden, zal Ahasverus zich de oogen van den Kruisdrager herinneren, en zacht voor zich heen of luider soms ook, de yioek van de weinige woorden herhalen. Der seizoenen cirkelgang zal over hem wieken, doch een vooruitgang beteekent zulks niet. Vragen zijtn er eindeloos vele. Maar ant woord? Voort, Ahasverus, zegt de stem. Meer woord is er niet. Zóó is zjn leven, van jaar tot jaar, eeuw na eeuw. De dag van Bertha's vertrek was aange broken. Het was een heerlijke voorjaarsmorgen, toen de huisgenooten haar naar het station brachten. Alleen Lotte, die druk was met haar naaiwerk, bleef thuis. Henk ging vroo- lijk fluitend met den koffer voorop; Bertha, en haar moeder volgden langzaam op een afstand, want zij hadden nog al den tijd, en genoten van den schitterenden morgen. Zij gingen achter den ouden vervallen muur langs den landweg, die een prachtig uit zicht bood over de omgeving. Reeds vlogen de eerste kievieten over de nog groene weilanden, waardoor een wild gezwollen beek vroolijk zijn korte golven deed voorthuppelen. In de nog kale boom takken koesterden de spreeuwen, die ijverig zochten naar verwaaide strootjes voor het bouwen van hun nest. Overal was er een zekere onrust waar te nemen, een ongeduldig wachten op de zoo vurig verbeide lente. Ook in Bertha's ziel was er een onrustig wachten, maar zij wist zelf niet waarop. Haar moeders diepe volle blik trof vragend haar oog. „Is er iets wat je hindert Bertha? Je bent zoo onrustig vanmorgen?" Het meisje werd rood tot achter de ooren. Kon dan haar moeder in hare ziel lezen? Ja, er was in haar een onrustig verlangen naar de groote stad, naar de woelige bonte wereld daar in de verte. Vanavond zou ze weer genieten in den schitterenden bioscoop, of ze zou met haar kennissen een prettige n avond hebben in de danszaal. Zij had zich een prachtige zijden japon aangeschaft, waarvoor ze van haar patroon nog een voorschot had moeten vragen. Maar dat mocht haar moeder natuurlijk niet weten. Die zou dat met haar ouderwetsche begrip pen toch niet goedkeuren Daar werd zij plotseling door haar moe ders vriendelijke stem uit haar droomen naar de werkelijkheid teruggeroepen. „Je hebt me heelemaal niet verteld, Ber tha, of je nog vaak bij Ds van Zanten komt. Zul je niet vergeten hem van ons te groeten?" Bertha knikte en kleurde een weinig. Ze was in lang niet bij den predikant, een oude kennis van haar ouders, geweest. „En vroeg haar moeder verder, ga je ge regeld naar de kerk, als je weer alleen bent in de groote stad? Vergeet toch niet :ind, dat we om gelukkig te zijn nog wat meer noodig hebben dan de dingen van dit aard- sche leven." Bertha trok de schouders op. U weet moe der, hoe ik over dat kerkgaan denk. Wij jonge menschen hebben daaraan minder be hoefte. Wij staan op een ander, ruimer standpunt. Wij gevoelen er niets voor altijd in het gareel te loopen, maar beminnen de vrijheid. De mensch moet zich kunnen uit leven! Ik praat er niet graag over, omdat ik u geen pijn wil doen, maar ik wil u toch ook niet bedriegen. Mijn opvattingen zijn in heel veel opzichten gewijzigd. Een mensch moet zichzelf kunnen zijn, met vast te hou den aan de oude conventioneeie begrippen komt men niet verder. Vrijheid moeten we hebben speciaal ook voor de vrouw! En daneen mensch is maar eenmaal jong." WJ groetea u, o dag der dagen, O morgen der verrijzenis 1 Nu dood en zoude zijn verslagen, De macht der hel verbroken is. 0 licht der wereld, troost in smarte, 0 levenszon verkwik ons harte. Roept ons uw machtwoord weer in 't leven, Zoo werpen wij het doodskleed af, En door Uw kracht in ons gegeven Verrijzen we uit ons zondengraf. Verzoening bracht Ge ons in iiw sterven, Uw leven doet ons 't leven erven. Hebt Ge in. Uw hoede ons wel geborgen, En tluscht Ge ons levenslicht èesns uit, Zoo wekt Ge ons op dien bijden morgen, Als GJ" den grafkuil weer ontsluit. Dan doet Ge op ons de warme stralen Van *t eeuwig zonlicht nederdalen. Dan baden we ons in 'themelsch leven, In stroomen van dat zonnelicht, Dat nimmermeer ons kan begeven, Dat voor geen duisternis ooit zwicht. O, zalig, wie dat mag ontvangen, Die daarnaar uitziet met verlangen 1 Haar moeder zag haar ernstig en bedroefd aan. „Kind, je weet niet wat je daar zegt. De kracht en de frischheid van de jeugd is een gave van God, maar niet om daar mee de wereld en de zonde te dienen. Denk er om kind: wat de mensch zaait, dat zal hij ook maaien. Wie in zijn jonge leven God niet dient maar de wereld en op eigén gekozen paden gaat, die staat als hij oud is met leege handen en wat erger is, met een leeg en onvoldaan hart. God vraagt dat we Hem zullen dienen met ons geheele hart en wij moeten niet denken, dat we Hem kunnen ontloopen, meisje!" „Maar moeder toch, wat heeft een mensch dan aan zijn mooie jonge leven. Is 'tdan zoo erg, als ik voor mijzelf een beetje geluk verlang? O, moeder, ik wou, dat ik rijk was, schatrijk, wat zou ik dan gelukkig zijn." En verlangend strekte zij hare beide armen uit. Een groote angst maakte zich van haar moeder meester. Zij bleef staan en keek haar kind diep in de oogen. „O Bertha, dat oude valsche goud waar naar je verlangt, maakt niet gelukkig. Daar voor is wat anders noodig. Recht gelukkig worden we alleen als we vrede hebben voor ons hart, de vrede, dien Jezus alleen kan geven. O, Bertha, beloof me één ding, dat je je niet zult laten verblinden door de begeerte naar geld en rijkdom, dat je niet de zonde zult dienen, met al de geva ren naar ziel en lichaam, die daaraan ver bonden zijn." Bertha had haar moeder nog nooit zóó gezien. In haar goede blauwe moederoogen blonken groote tranen. Verlegen stamelde zij: „Maar wat denkt u wel moe! Ik ben toch geen klein kind meer; ik weet best wat ik doe! Maar het wordt tijd, Henk staat reeds te wenken, dat we moeten doorloopen." Er was nu geen gelegenheid meer om verder te spreken. Nog even, en de trein voerde Bertha mee. En op het perron stond haar moeder, bleek en bevend, met een gebed in haar angstig ha t, voor haar kind, dat ze zoo heel ver van haar vandaan wist Door A. M. Wessels. IV. Serooskerke, het komt in de oude stukken ook voor ouder den naam Alardskerke. De naamafieiding wordt als volgt aangenomen. Se-r Alars of Ser OlarLskerke, Seroetskerkel, oeroiskerke eu thans Serooskerke. Serooskerke was eeu dochterkerk van Oostkapelle, eu circa 1271 gesticht, door de kinderen van een zekere Ser (Heer) Alardus. Of er een adeiljk geslacht van Alardskerke -T* O "F5 o Ui ,rS - Mr] l 3 CÖ O G) 1 OrQ 'g rË,r2 S PU 3 <D rg P-I ft (U <X> 2P 3 fci 3 cd O cd •3 -ö 'B O nd rÖ o -£» a> O •73 <X> g, S fcp a g§s8 W O ft - 3 3 T3 •3 2 Ü2 CD 3 SS S'-d OTT 3 QJ 3 O O ü- 3 T3 w 3 "3 :ï=t> cd cd 3 <u 3<, O cd t> -w cd i-Q *-» f-* 3 3 <i> <3 3 ca Cd £2 O y-l 3 Cd .§*■82 <-3 -v f3 o N o, f-i co T3 atf "ti r£ CÖ rr-l cd _Q 0) ri 9 o o 3 S ui .52 £j GO \_H W) <V) w n O r\ 3 8 Q s S - a> "N O ekrö T* et .2 jg C O N 15 P i £u ai <s> O) CD O) O li-Ma» O 0)^( ftO A '3 p «SJ rtf r-i <V Ti ld nd pT O B 3 3 TS tu) M 3 .3 cd 3 Q) co d bo-rJ cd 3 m Ai 3 -+-3 »-J cd o p rV m Tf Eerst het kruis em. dan de kroon, Dat is des Heilands orde, Eerst het lijden, dan het loon, Bat ons van God gewonde. Dat heeft HJ zelf getoond, Die neergedaald op aarde, Ontdaan van al ZJn waaide, Bij zondaars heeift gewoond. Eerst verlaagd, nu opgericht, Uit schande en smaad verheven: Eerst het duister, nu het licht, En door den dool, het leven. Nu straalt ZJn heerlijkheid. Ver boven elks gedachten, Tot de uiterste geslachten, Ja tot in eeuwigheid. Eerst vernederd, dan verhoogd, Zoo zijn des Heeran wegen; Zoo gj Hem daarop volgen moogt, Wordt alles, alles zegen. HJ ging ons heerljk voor, Zijn stok en staf geleiden, 'De zielen, die Hem beiden, In 't aangewezen spoor. H. PIERSON. bestaan heeft is nog niet uitgemaakt. Wel wordt in sommige stukken zekere Gozuïrus van Alardskerke genoemd. De Hervormde Kerk is een zeer typisch gebouw. Een oude offersteen, uit het Hei- densche tijdperk dient tot drempel van de kerk. In de kerk zelve treft men. een ge denksteen aan de Edele Heer Thilibort van Tuyl van Serooskerke en zja vrouw Vinoen- tia van Swieten. Deze Edelman wist de ge- heelo heerljkheid op één hoofd te brengen en stierf in 1661. Langs de Geref. Kerk 'komende, gaat het op Oostkapelle aan. Ook dit gedeelte van den Noord weg is zeer schoon. Nauwelijks buiten het dorp, zien wij1 aan onze rech terhand de jonge buitenplaats Vrederust, die iets van het verlorene vergoedt. Driewegen!, men ziet het. niet meer. Aan Zwanenburg worden wJ herinnerd door de twee fraaie pilaren, aan het. begin eener oprijlaan. Men kan mij niet zeggen waar Rijnsburg stond, evenmin waar Ridderhofstede Soeten- dale eenmaal lag en een voormalig klooster Volgens Reigersbergh zou het klooster Scetendale gesticht zijii door Willem II. De eerste vermelding vond men in 1250. Ook in stukken van 1266 en 1276 wordt het Kloos ter telkens vermeld. In 1284 was zekere Jan Willemse proost van Soetendale. Wan neer de Graaf van Holland Zeeland be zocht, stond steeds een bezoek aan dit klooster pp zijn program en bleef hij er ee; 'ge dagen. Ofschoon er veel schoons verloren ging, er bloeide ooik nieuwe schoonheid op. Want het landgoed Ipenoord is fraai, met zJn mooien vijver vlak langs den weg. WJ rijden Oostkapelle binnen; dat er ook mag wezen, 'tls een allermooist dorp. Ook hier bestaat over de naamafieiding wel eemig verschil. Men zegt dat hier weleer een klooster was, zander te' weten van welke klooster lingen; anderen meenen dat het Kapellanen waren van het nabijgelegen Kasteel West hoven of Duinhoek. Anderen gaan nog verder terug, tot den bekenden Prediker Willebroird die hier een Kapel zou hebben gesticht, maar hoe dan ock, zeker is het een der oudste dorpien van Walcheren; dat reeds in 1208 wordt vermeld. Haar oppervlakte is circa 2620 gemeten en komt tot aan de duinen. De abten van Middelburg waren er steeds- pp uit, om hun gebiedssfeer uit te brei den en sloegen ook hun oog op Oostka pelle. Maar dat ging zoo maar niet. De pastoor van Oostkapelle, die er in 1208 was, verzette zich tegen deze aanmatiging en deed een beroep op den toenmaligen Paus Lnnoncentius III, en handhaafde Oostlkapelle's rechten onverzwakt. In 1218 werden 100 Gemeten der Heer ljkheid Oostkapelle aan de Kerk van Rijns- burg gegeven. WJ rjden nu door een fraai hek de laan in, die naar het Kasteel Westhoven voert, 'twelk hoofddoel van onzen tocht is. De to rens komen prachtig tusschen het groen uit en men .komt in een dankbare stemming, dat althans dit monument uit het verleden tamelijk gaaf bewaard is. Een heel gezelschap kwaan hier bj de Kasteelbrug bijeen, op uitnoodiging van de Oudheidkundige Vereeniging Se Revelanden daarheen gekomen, daar het Bestuur van het Kasteel zoo vriendelijk: was, zijn mede werking aan een excursie daarheen ta veof- leenen. Aan den ingang werden allen welkom geheeten door de Directrice "Baronesse A. van Till en den Edelanhtbaren heer L. J. van Voorthuijzen, 'burgemeester van Dom burg, die een keurige lezing hield over de Historie van „Westhoven", samengesteld uit diverse Kronieken van SmaJlegange, Zeel. Ililustratie on Kesteloo, enz. Hieruit vernamen wij, dat in den Grafe- ljkea tijd, het Kasteel het eigendom \yas van het Geslacht der machtige Hoeren van Borsselen. Het kwam vervolgens aan de abten van Middelburg, die het tot hun zo- merverbljf inrichtten. In het begin van den Spaanschea oor log werd het door Barthold Entes van Men- theda in brand gestoken. Nadat in 1579 het Overblijfsel in handen vau Jonkheer Balfour was gekomen, werd Westhoven herbouwd, een der schoonste landgoederen. Thans strékt het Kasteel en landgoed ge durende de zomermaanden, dank zij de wel willendheid van wijlen de eigenares Mevrouw de Bruijn Boddaert, tot eeu herstellingsoord voor behoeftige 'kinderen. (Wordt vervolgd.) Beste Jongens en Meisjes, Nu terwjl ik dit schrijf, is het Goede Vrijdag, de dag, waarop we meer dan an ders denken aan het ljden en sterven van ciLzen Heere Jezus. Er is een tekst ik donk dat jullie hem allemaal wel kennen „Want HJ is om onze overtredingen verwond", cLw.z. voor onze zonden, ook voor die van de kin deren is Jezus den dood ingegaan. Wjj allen hadden een heel groote schuld bij God, maar die schuld heeft Jezus betaald, en dit voor elk, die in Hem gelooft De vjanden juichten nu was Jezus dood. Satan scheen te triumfeeren, De vrouwen weenden. 's Avonds nog werd Jezus begraven en toen was alles voorbij'I Voorbij? Neen, wJ weten wel beter. Want als jullie dit lezen, is het al Paasch- feest, Opstandingsfeest. De dood, hoe sterk ook, kon Hean piel houden. Het graf, hoe goed verzegeld ook, moest zich openen. Jezus stond "óp, Jezus kwam uit Jozua leeft. De dood is overwonnen. En wij, die in Hem gelooven, zullen leven dcor Hem. Laat dan bij ons Paasehlied klinken: Nu jaagt de dood geen angst meer aan, Want alles, alles is voldaan. HJ leeft, Die sTierf op Golgotha Halleluja, Halleluja! En nu begin "ik gauw aan de briefjes, maar eerst wil ik juliie toch nog prettige Paaschdagen en een prettige vacantie toe- wenschen. Oostkapelle. „Watersnip". FJn, dat je bij je zuster mocht spelen. Hoe oud is dat neefje? Ik vind het niets erg, als je over jezelf schrijft. „Schuilvink". Het zal wel vreemd zJn, als jj niet meer meedoet Al schreef je niet. veel, ik kon toch altjd vast op je gezellige brieven rekenen, en ik zal je ook niet vergeten. Dank je wel voor de goede wenschen. Ik wensch jou oök Gods onmisbaren zegen toe op je verderen levens weg. „Klaverbloem". Maak maar veel ple zier op den fietstocht Ja, ik zou ook wel eens in dat bosch willen wandelen. De ca- deaux vind ik prachtig. Ik vind het niet zoo erg, dat dat er in staat Kortgene. „Azalia". Ik wist niet, dat je al van school af was, maar nu zal ik het goed onthouden. Heb je al uitgaans- plannen? Ridderkerk. „Maaike". Ja, je zusje mag ook meedoen, als ze tenminste de raadsels op kan lossen. Bedenk je zelf eens een schuilnaam? Breskens. „Zonnestraaltje". Je brief is prachtig op tjd boor. Is Moeder nu al weer beter. Flink, dat je zoo goed geholpen hebt St Laurens. „Noobtiep". Jouw vacan tie begint goed, net met je verjaardag. Al vast harteljk gefeliciteerd. Ga je met d© Paaschdagen naar G-? „Rozeknop". Ja, hoor ik heb ook wel eens kiespijn, het is vTee- seljk vervelend hè? En ben je bij, dat jullie nu vacantie hebben? „Goudhaantje" en „Winterkoninkje". Wat zal dat een pret tige vacantie worden vooral nu jullie allebei naar S. mogen. „Kerklaantje" en „Kernof- fel". Wat heerljk, dat K. nu zoo goed vooruit gaat, nu maar flink in de buiten lucht Hoe is K. er achter gekomen, wie de anderen zJn? „Klaproos". Over je briefje ben ik best tevreden hoor Deze keer was het heel mooi. Leuk om naar R. te gaan, z© komt zeker ook wel eens bj jou. „Klaver blad". Al was bet begin moeiljk, je hebt het er toch best afgebracht Ja, 'tis jam mer, dat het nu weer zoo koud is, maar het kan nog wel veranderen voor Paasch. Middelburg. „Hongaartje". Neen, ik lees al die boeken niet, maar ik kj'fc ze wel even door. Prettig, dat je nu weer eens in je eigen taal kunt praten. Was je er al veel van vergeten? „Nachtegaaltje", 'tls uitsta- kend hoor, dat je om da veertien dagea gaat schrjven. Ik beantwoord ze toch ook maar één keer, dus blijft het toch hetzelfde. Stavenisse. „Muldertje". Nu, ik dacht wel, dat er nog een brief van je zou komen, er zijn er zooveel, die niet iedere week schrjven. Heb je veel konijnen? St Maartensdjk. „Adelaaxtje". Hei is niets erg hoor, dat je geen raadsel wist, want zooals je ziet, is er toch weer een. Er zijn er nog heel wat in voorraad. Oudelande. „Moeders Jongste". Je zus ter vindt het zeker wel prettig, dat je nu altjd mee mag Wat zal het bj jullie ge zellig zijn met zooveel logé's. Heb je veel succes gehad met het bloempjes verkoopen? Colijnsplaat „Zwartoogje". Er zal wel weer niets van komen dezen keer, want we krijgen zelf logé's, dus dan kan ik slecht weggaan. Anders heel graag, hoor. Heb je flink geholpen met den schoonmaak en zJn jullie al klaar? Aagtekerke. „Pauw". Ja, hoor, ik houd ook van êieren, jj eet er met Paschen zeker drie tegelijk. A. mag ook meedoen. „Zwaluw" lijkt me wel het beste. Koudekerk e. „Vilota" en „Merel". Jul lie hebt al heel wat plannen voor de va cantie. Met Vader te fietsen Ijkt me wel fijn, en dan nog naar Middelburg. Gaan er dan ook vriendinnetjes mee? W o 1 f a a r t s d ij k. „Leeuwtje". Heerljk, dat jj pok over bent gegaan. Wat schiet het het al op hé? Ga je het volgend jaar van school af, of heb je nog geen plannen gemaakt? „Prins Maurits". Zeg maar tegen Moeder, dat wJ bijna klaar zJn. bet zal voor haar nu niet meevallen. Gelukkig, dat ze zulke flinke zoons heeft Ja, het is nu echt mooi buiten en als de boomen dan allemaal in bloei staan is het heelemaal feest „Maar ten Tromp". Nog 'harteljk gefeliciteerd, wat heeft jouw broertje een mooien naam. Het raadsel is wel erg groot en het moet niet zJn sinds maar in. Nieuwdorp. „Bloemenmeisje". Ja, alles zal nu wel heerljk gaan groeien na den regen. Wat had jij een mooi rapport „Boer innetje" en „Juffertje". Wat wonen jullie daar eenzaam, vindern jullie dat toch wei prettig. Ja, Tine zal nog een paar jaartje® m eet en wachten. „Dagbloem ©n Wilde Win gerd". Dank je wel yoor ie foto, ik vind haar erg leuk. Nu heb ik er van jullie allebei een. Het programma zal ik ook eens doorkijken. „Vadershelper". Nu, dan vindt je het vast wel erg prettig, als R. eens bj jullie komt, nu je zelf geen zusije hebt Waren de bropertjes nog wakker? „Rakkertje" Dat vind ik aardig, dat je zoo over me denkt. FJn, dat je boekje versleten was en

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 12