DE ZEEUW
DE WELFSCHOEN VOORKOMT EN GENEEST VOETGEBREKEN. jacq.ptouv.er, s—
tweede blad
het adres
a. wil king
Wat er deze week voorviel
Zoeklichtjes.
Leestafel.
Niet door eigen kracht
EEN BEZOEK AAN DE MIJNSTREEK
f— TUBERCULOSE
FEUILLETON
VAN
ZATERDAG 12 APRIL 1930. No. 164.
De plannen der nieuwe Duitsche regeering,
voor zoover ze de bescherming van den
Duitschen landbouw betreffen, beloven, on
danks de pas gehouden conferentie van Ge-
nève, voor onzen landbouw en export, weinig
goeda. Wat er in den loop dezer week van
gepubliceerd werd, geeft zeker reden tot
eenige ongerustheid. Dergelijke onaangename
verrassingen kan onze landbouw in dezen
crisistijd zeker slecht gebruiken.
Binnen eenigen tjjd vermoedelijk in
October a.s. zal weer voortgang kunnen
worden gemaakt met de postvluchten naar
Indië; aangezien de Engelsohe regeering toe
stemming heeft l. verleend om voor deze
vluchten weer gebruik te maken van de
vliegvelden in Britsch-Indië.
Het schijnt, dat het eind der vlootoonfe-
rentie nu toch in het zicht is en dat mer>
Dinsdag uiteen zal gaan. Een drie-mogendhe-
den-overeenkomst zal .wel gesloten kunnen
worden, maar de kans qp overeenstemming
tusschen de vijf is ,zoo goed als verkeken.
In Britsoh-Indië begint het door de actie
van Gandhi, die zich daadwerkelijk verzet
tegen het zoutmonopolie, wat rumoerig te
worden, zoodat de Engelsohe autoriteiten
krachtiger beginnen jn te grijpen. Het is
nog niet te zeggen, welk een omvang dit
verzet zal aannemen.
In China is het ook weer onrustig. Daar
schijnt de burgeroorlog weer opnieuw ont
ketend te worden.
XVII.
Waarom ik juist dein naam der oom-
missie veranderdei in commissie voor so
ciaal-maatschappelijke aangelegenheden
Wel 'in 'de eerste plaats om haar
hierboven geschetste ruime taak. M.aar
tevens om haar arbeid onder de jeugd.
Verleden jaar is de oommissie begon
nen met de inrichting van school-werktui-
nen, waaraan er alleen bij de Emma
door een 500 kinderen wordt deelgeno
men.
Bij elke school ligt een1 tuin, die on
der toezicht staat van twee tuinlieden,
die aan de jongens en meisjes elk een
lapje grond tér verzorging en bebou
wing hebben gegeven.
Deed van deze schoolwerktuinen is ook
de kinderen van de straat te heuden,
maar meer, om hun een nattig werk
te laten verrichten, dat hun in 't later
leven van groot nut kan zijn.
Is het niet heerlijk, dat de huis
moedertjes lateer idee hebben voor een
aardig bloemperkje voor en achter het
buis en dat de vader na zijn zwaren
dagtaak lust gevoelt nog wat in zijn
tuintje te werken? Dat bevordert, als
boven ook opgemerkt, de huiselijkheid;
het brengt welvaart en huiselijk geluk.
Vermeldenswaard hierbij' is nog, dat
de commissie daarbij gebruik maakt van
een tweetal blaadjes. Het blaadje „Stuk
kool" voor de jeugd, waarin o.a. ook
mededeelingen voorkomen over bet mijn
bedrijf zelf, en „Onze eigen haard", een
blad voor de moeders, waarin artikelen
voorkomen over huisbewoning en inrich
ting en waarin zij recepten vinden voor
de bereiding van een flinken burgerpot
en voor extraatjes op Zon- en feestdagen,
verjaardagen enz.
;Bij de bespreking van deze materie
bracht ik ook ter sprake de toekomst
van het meisje uit het mijnwerkersgezin.
Voor de jongens is er werk in 't mijn
bedrijf te vinden. Maar voor de meisjes?
Men vertelde mij, dat dit nog deels
een probleem was. In 't algemeen deelde
jnen mijn bezwaar tegen 't fabrieksleven
voor de meisjes. Maar al te veel toch
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectle
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
zijn fabri,eiken kweekplaatsen voor onge
huwde moeders en prostituees.
MaarHeerlen kan niet alle mijn
werkersdochters in de gezinnen opne
men als „hulp in de huishouding".
Op 't oogenblik trekken dan ook tal
van meisjes naai Maastricht waar ze
in de ceramiek worden te werk gesteld;
en voorts is thans een groote tricotage-
fabriek in aanbouw waarbij ook de Staats
mijnen geïnteresseerd zijn, zoodat er voor
de toekomst voor bet meisje ook meer
plaats zal zijn.
'tls geen ideaal-oplossing; maar nood
breekt wet. Het overcompleet aan meis
jes maakt haar opname in de bedrijven
helaas noodzakelijk.
Fn in de mijnstreek is 't niet anders
dan elders in ons land.
Voor ik thans afstap van het vraag
stuk der woningvoorziening nog iets
reeds eerder deelde ik er wat van mee
over de behartiging van de geestelijk
zedelijke belangen der bewoners, terwijl
ook nog moet worden opgemerkt, dat
de Staatsmijnen ook door middel van
subsidies aan groote katholieke en pro-
testantsche woningbouw-vereenigingen,
krachtig hebben meegewerkt aan den
bouw van meerdere woningen. Zoo deed
het mij in Heerlen goed op een achter
middag met den heer Kok te wandelen
door de Protestantsche kolonie met o.a.
haar Kuyper-, Talma-, Groen van Prin-
stererstraat.
Ook bracht ik den laatsten dag van
mijn verblijf in ae Mijnstreek nog eet
bezoelc aan den woningbouw van de par
ticuliere mijnen.
Deze mijnen mogen evengoed zijn inge
richt als de Staatsmijnen, ze mogen de
zelfde veiligheid, loonen en arbeidsvoor
waarden bieden, ze mogen krachtig mee-
gearbeid hebben aan het vraagstuk der
woningvoorziening; ze hebben niet die
woningen afgeleverd, die de Staatsmijnen
aan hun personeel gaven voer huren
van 12 a 13 gulden per maand voor
semi-permanente woningen, van 15 gul
den voor de 50 betonwoniingen en
f 15.50 voor de 24 asbest-woningen en
van f 18 voor de steenen woningen.
Ik bezocht onder anderen den woning
bouw van de Oranje Nassau I in het
Beersdal en de "Huskeskolonie achter het
Beersdal. Een merkwaardige woningbouw.
Geen huis met een voordeur en alle
met eenkamer diepte. En ramen, waar
voor, zooals de heer Kok bet zedde,
een trapje noodig was om uit te kijken.
Nu was dit de oudste woningbouw
ende particuliere mijnen hebben er
ook heel wat betere woningen. Maar
och men begrijpt de Staat is wat
scheutiger. Met 't geld van de gemeen
schap is 't gemakkelijk huizen te bou
wen
Maar terzake. Ik zou nog iets zeggen
van de behartiging van de geestelijk-zede
lijke belangen der bevolking.
Wat ten dezen de directie der Staats
mijnen presenteert mag zich laten zien.
Daar staan in de eerste plaats de
nieuwe kerken, patronaten en Christe
lijke tehuizen, gebouwd met steun der
Staatsmijnen, die hebben gevoeld, dat niet
maar alleen de arbeiders werk moest
worden verschaft, maar dat zij, die de
arbeiders in groote complexen bebben
bijeengebracht, ook hebben te zorgen
dat er met kracht gewerkt kan worden
aan hun geestelijk-zedelijk heil.
Echter niet alleen door kerken, scholen
en tehuizen wordt in deze richting ge
arbeid; er is ik wees er reeds eer
der op ook het persoonlijk contact
met de mijnwerkersgezinnen. Een mee
leven in hun leed, en in hun vreugde.
Angstvallig wordt gewaakt voor een bin
nendringen van de hex huwelijksleven
ontbindende factoren. En wanneer het
ergens dreigt spaak' te gaan, wordt in
gegrepen. Zooveel mogelijk worden de
geestelijk-zedelijke gevaren voor de jonge,
ongetrouwde mijnwerkers tegengegaan.
Een .tijdlang was het zelfs zoo goed aJs
verplichtend voor jonge mijnwerkers om
in ,een gezellenhuis onderdak te zoe
ken.
Ook wat betreft de zprg voor de jon
gens, die worden opgeleid tot onder-
grondsch werker., is er 'n innig contact
tusschen ouders en onderwijzers. Zijn er
afwijkingen bij de jongens;, ze worden
met de ouders besproken; leveren de
jongens een gevaar op voor hun om
geving, ze worden verwijderd.
Uit alles proeft men, dat het streven
er op gericht is in deze internationale
wereld de verhoudingen zoo gezond mo
gelijk te maken, waarbij men de gods
dienst van groote beteekenis acht.
Wat dit betreft, ben ik uit de mijnstre
ken teruggekeerd meit de prettigste ge
voelens.
(Wordt vervolgd.)
BRIEVEN UIT HET LAND VAN
CADZAND.
LVIII.
Een niet zeer bemoedigend ant
woord voor onze landbouwers.
Maar toch één lichtpunt, n.l. dat
de minister ernstig, gaarne ern
stig zal gaan nadenken.
Zooals men weet, heeft de Minister la
ter ietwat me?r positieve toezeggingen
gedaan, schreef de redactie onder mijn
vorigen brief.
Als opfrissching voor den lezer, van
wien ik mij niet mag vleien met de ge
dachte, dat hij ineens weet, waar het over
gaat, diene, dat ik doel op mijn 57en
brief, waarin ik schreef over de interpel
latie van den heer v. d. Heuvel in de
Tweede Kamer en het weinig bemoedigen
de antwoord, dat de Minister aan den
interpellant gaf.
Ik heb, toen ik het onderschrift van
de redactie las, het antwoord van den
Minister nog eens nagezien. En de Re
dactie heeft gelijk. De Minister heeft iet
wat meer positieve (het is voorzichtig
uitgedrukt) toezeggingen gedaan. In zoo
verre, dat de Minister ernstig zal gaan
nadenken, gaarne ernstig. En dan zijn we
een heel eind op weg.
Hij zal ernstig nadenken over een bij
slag op aardappelmeel, over een crediet
aan de aardappelmeelfabrièken, over een
bijslag voor eenmaal aan de suikerindu
strie en over de fiscale rechten, en over
nog enkele dingen.
Nu zullen wij, als Cadzantenaars maar
niet beginnen met egoistisch te redenee
ren, dat wij aan heel die aardappelmeel-
geschiedenis niet veel hebben, daar in
deze streek in het algemeen consump
tieaardappelen worden verbouwd. De
hoofdzaak is, dat de Minister ernstig zal
gaan nadenken.
En ongetwijfeld, als dit het geval is,
zal hij wel tot de conclusie komen, dat
er "wat moet worden gedaan".
Vrijhandel mooi, schitterend. Waren
er geen landen, die de invoerrechten zoo
hqog opvoerden, dat een buitenlander
practisch niet meer kan invoeren, wie zou
er dan aan denken, om invoerrechten te
vragen in ons Nederland. Vrijheid, blij
heid, ook in den handel. Maar in deze
dagen van ingrijpen van vadertje Staat
op allerlei gebied, is de gulden vrijheid
ver te zoeken.
Het was zeer 2eker heel mooi, dat alle
handelaars, nog niet uit godsdienstig oog
punt, maar uit algemeen sociaal oogpunt,
des Zondags hun winkel sloten, maar als
het nu niet gebeurthet was zeker
wenschelijk, dat 'men in dagen van ziek
te voor zijn werkman zorgdroeg, maar als
het nu niet gebeurten ga zoo maar
door. Onze samenleving zit nu eenmaal
zoo in elkaar, dat we niet meer naar den
T. B. C.-Patiënten, bespoedigt Uwe
genezing door een kuur met granuline.
Leest wat Dr. j. H. VAN GRAF
HORST, arts schrijft in zijn brochure
„Wenken en raadgevingen bij de be
handeling van Tuberculose en Scro-
fulose" over de gunstige resultaten,
daarmee verkregen bij tuberculose en
klierziekte. Deze brochure, die o. a.
talrijke attesten bevat van geneesheeren
en gewezen patiënten, wordt U, op
aanvrage, in gesloten enveloppe, gratis
toegezonden door de Pharm. Ond.
Dr.J.H. VAN GRAFHORST. Schevenin-
gen, Alkmaarsche straat, D 9.
i qillMII I 111 11 III III III I HI HIM 11 Ill
tijd der Batavieren terug kunnen, toen
men leefde van de opbrengst van zijn
land en er, naar ik meen, geen kommie
zen aan de grenzen noodig waren.
Alle landen nemen in dezen bij zonderen
tijd ook bijzondere maatregelen, om de
landbouwende bevolking het bestaan mo
gelijk te maken. En niet genoeg kan de
regeering er van doordrongen zijn, dat het
niet alleen gaat om den boer, maar om
heel de plattelandssamenleving, om den
arbeider, om den ambachtsman, om den
winkelier, 't hangt op het platteland al
les aan elkaar.
Als er niet spoedig uitkomst komt, zul
len de plattelanders nog meer dan tot
dusver naar de steden gedreven worden.
Want wij zijn in ons land van Cadzand
uitsluitend op den landbouw aangewe
zen, een enkele fabriek in Breskens dan
uitgezonderd. Van industrie zal, zoolang
we geen kanaal hebben, wel geen spra
ke zijn.
Ik wees in mijn vorigen brief reeds op
Duitschland, waar de Minister verklaarde
dat bijzondere tijden ook bijzondere maat
regelen vereischen.'Sinds zijn de nieuwe
tarieven bekend geworden. Invoerrecht op
tarwe is verhoogd met ongeveer f 1.50,
op haver met f2.50, op voedergerst met
f3 per 100 K.G. Het invoerrecht op vroe
ge aardappelen van 15 Febr. tot 31 Maart
met bijna f10 per 100 K.G. (Bedoeld zul
len wel zijn de z.g.n. Malta-aardappelen).
Vooral dit laatste is een pracht maatregel.
Op het oogenblik zullen in onze steden
ook al wel de Malta-aardappelen te koop
zijn. Terwijl onze boeren nog met dui
zenden K.G. in de putten, en figuurlijk
gesproken ook nog in den put zitten. Nu
woon ik als leek in de regeeringsmachine
ver van Den Haag en het zal misschien
niet zoo eenvoudig zijn als ik me voor
stel. Maar ik zou zoo zeggen, als ik Minis
ter was: Als jullie lekkerbekken nu al
nieuwe aardappelen wilt eten, betaal er
dan maar voor ook, en ik zou er een
invoerrecht op leggen, dat het klonk. Dan
zou men toch wel een beetje afgeschrikt
worden, en er was kans, dat er van de
binnenlandsche voorraden nog menig
mudje afging. Maar misschien zit daar
ook wel meer aan vast, dan we hier
in ons boerenland je van Cadzand kunnen
beoordeelen. Maar toch, Duitschland doet
het maar.
En door het boerenfront zijn in den
Rijksdag nog tal van andere voorstel
len aanhangig gemaakt, o.a. invoerrecht
op eieren, varkensvleesch, aardappelmeel,
enz. En waar in het nieuwe ministerie
enkele van de voorstellers zitting heb
ben, is er veel kans, dat ook deze voor
stellen er door komen.
En hoo ernstig bet gemeend is, blijkt
wel uit het voorstel bij dan Rijksdag
aanhangig gemaakt, om de overeenkomst
van Genève inzake een wapenstilstand
cp tariefgebied niet aan te nemen.
Gelukkig gaat de Minister nadenken.
Als hij nu maar niet zoolang nadenkt,
tot het gaat, zooals in dat versje, waal
verteld wordt, dat er één in het water
ligt en dat men gaat redeineeren over
do beste manier om hem te redden, tol
men na lang been en weer praten de
juiste manier heeft gevonden, maar
dan blijkt het niet meer noodig die ma
nier toe te passen, daar.de drenkeling
juist verdronken is.
En dan moest men bij' de beoordeeling
Ie „De School met den Bijbel" bécumert
D. aan het voorbeeld; van de huismoeder,
die altijd aan tafei en in gezelschap een
extra stoel neerzette. Toen men haar vroeg
waarom ze dat- deed, was haar antwoord:
„Dat is de stoel, —o steeds moeten
ingenomen denken! door degeea over wien
we spreken".
Nu is 't niet noodig dat er ovoral zol-'u
ledige stoel staat, 't Zou dan trouwens ook
weer al te gewoon worden.
Maar 't zou toch wel geweascht zijn als
de gedachte die hierin ligt algemeen ter harts
we'd genomen.
Veel laster zon dan onuitgesproken blij
ven.
Er zou heel wat minder kwaad gebrouwen
worden.
Er zou minder warden gezondigd tegen
medemenschen, ook tegen 'ben, die als
„vrienden" worden betiteld en tegen God
in Wiens oog dergelijke vaak zeer gevaarlijke
achterklap een gruwel is.
OPMERKER.
der toestanden de politiek er maar eens
buiten laten. Want ook bij de behande
ling der interpellatie van den heer van
den Heuvel, kwam de politiek om het
hoekje glurein. De communisten vonden
het een prachtgelegenheid om op het
kapitaal te schelden en aan de andere
zijde vond de heer Zandt het een ge
schikte gelegenheid om zijn kiezers in het
gevlei te komen door na een opsomming
van maatregelen als verlaging van spoor
wegtarieven en reductie op pulp te zeg
gen, da.t de beste remedie zal zijn een
wederkeer tot Gods wet.
Nu moge dit laatste waar zijtaj in het
algemeen, maar hij vergat aan te toonen,
dat de tegenwoordige toestand op land
bouwgebied een gevolg is van het ver
laten van Gods wet.
Alle woorden gesproken voor de kie
zers brengen ons geen stap nader tot
oplossing der crisis. Ik houd het ten
dezen opzichte met het lid Braat, die
zei: Ik ben vrijhandelaar in merg en
been, maar het buitenland dwingt ons
tct beschermende maatregelen.
Ik h°op, dat we binnen korten tijd,
als vrucht van fiet ernstig nadenken van
den Minister flinke voorstellen tegemoet
kunnen zien tot steun van onze land
bouwende bevolking en dus van heel
het platteland.
Christus aan den ingang
van Z ij n L ij d e n, door K. Schil
der, Geref. predikant.
Uitgave J. H. Kok, N.V. Uitg.
Mg., Kampen, '1920.
Wanneer men dit boek in handen neemt
slaat men opnieuw verbaasd oveir de
enorme werkkracht van den auteur, die
naast zijn drukken pastoralen- en ande
ren arbeid nog kans ziet een belangrijk
werk als dit in het licht te geven.
Want dit boek, dat niet minder dan
464 bladzijden telt, is slechts het eerste
gedeelte van een in drie deelen ver
schijnend werk, handelend over: Chris
tus in Zijn L ij den
„Het eerste deel, aldus het „Woord
vooraf", behandelt: Christus aan den in
gang van Zijn Lijden; en 'loopt, van de
inleiding op de lijdensgeschiedenis tot
aan het einde van Gethsémané. De bin
ding van den Christus .vormt hier den
overgang.
Het tweede deel spreekt over: Christus
in den doorgang van Zijn lijden; het ver
volgt de geschiedenis tot de overgave
van Christus tot den kruisdood en de
wegleiding naar Golgotha.
Het vonnis .vormt hier den overgang.
En het derde deel beziet: Christus
bij den uitgang van Zijn lijden; het wordt
afgesloten met den dood en de begra
fenis".
De vraag kan gedaan worden, of er
bij de vele lectuur over de lijdensge-
door Annie Lucas
53) o
Maar toen Lucy werkelijk was heenge
gaan „stond iedereen verbaasd over de
leegte, die haar vertrek veroorzaakte.
Haar kalmte had menigmaal een heil-
zamea invloed gehad op al te groote
dartelheid; haar praktische zin, waarom
men dikwijls had gelachen, of waartegen
men vaak in verzet was gekomen, was
toeh iets, waarop men altijd rekenen kon,
en hoewel hare belangstelling zich mis
schien wat al te veel buiten den huise-
lijken kring had uitgestrekt, had zij zich
steeds met groote nauwgezetheid van de
baar opgedragen plichten gekweten. Voor
al voor Margaret was haar beengaan
een groot verlies.
En Margaret's leven werd niet gemak
kelijk naarrpate de tijd verstreek. Haar
„bahys" groeiden op tot drukke, vroo-
lijfce schooljongens met een buitenge
woon ontwikkelden aanleg voor allerlei
ondeugd en kattekwaad. Maar zij gaven
haar niet de minste moeite, zjj veroor
zaakten niet de grootste onrust. Zij lieten
zich gewillig leiden door de zachte hand,
en Murray, de bedaarde, ernstige, liefheb
bende Murray had tucht noch breidel
noodig; vriendelijk, geduldig, gewillig en
plichtmlaig als hij was.
Maar met Cecil en Ella was bet een
geheel ander geval. Van een schraal,
onbehagelijk kind had Ella zich als het
ware plotseling ontwikkeld, niet alleen
tot een bevallig jong meisje, maar tot
Margaret's onuitsprekelijke verbazing, tot
een schoone, vroeg rijpe jonge vrouw.
Weerbarstig en eigenzinnig was zij altijd
geweest. Thans was zij rusteloos, onte
vreden, met minachting neerziende op
haar leven met alledaagsche plichten en
eenvoudige genoegens. Minder dan ooit
wilde zij iets weten van toezicht of lei
ding, en in den laatsten tijd was haar
hoofd als 't ware op hol geraakt door
een ontwaken tot bet vreemde, nieuwe,
ongekende besef van de macht, die zij
bezat om te bekoren. Kortom zij was
een geheel andere persoonlijkheid dan
het ongevormde, weerbarstige doch har
telijke kind van nog geen twee jaar ge
leden.
Cecil was fleurig, innemend, vermaak-
lievend als altijd. Hij was nog steeds
werkzaam aan de Bank echter niet
omdat bij aanspraak kon maiken op de
tevredenheid van zijn patroon. Integen
deel, hij was in hooge mate onverschil
lig, nalatig en lui, maar omdat de heer
Stretton ter wille van zijn vader veel
door de vingers zag. En wanneer zijn
eigen vermaningen geen invloed hadden
op den knaap, dan ging hij met zijn
klachten naar diens zachte moederlijke,
bezorgde zuster. Margaret deed wat zij
kon zij pleitte, vermaande, berispte,
emi dan was Cecil altijd aangedaiani en
berouwvol, hij deed allerlei beloften, vatte
de beste voornemens op, en deed gedu
rende eenige dagen zijn best. Maar na
korten tijd ging bet weer den ouden
gang, en, zooals Margaret vreesde, van
kwaad tot erger.
Van den beginne af had zij onwille
keurig een tegenzin opgevat voor Ber
tram Hayes, die hoe langer hoe meer
invloed op Cecil verkreeg. Thans wan
trouwde zij hem bepaald. Allan echter
deelde dit wantrouwen niet, en Marga
ret beschuldigde zich zelf van liefdeloos
heid, omdat zij zulk een bard oordeel
velde over den aangenamen, knappen
jongen man, van wien zij feitelijk niets
kwaads wist. Toch kon zij den indruk
maar niet van zich afzetten, dat hij nooit
zich zelf was, maar altijd een rol speel-
de, en te koop liep met mooie woorden,
die niet uit zijn hart kwamen, maar
dienen moesten om anderen een goeden
dunk van hem te geven. Hij kwam veel
bij de Mayburns aan huis, en niettegen
staande haar vooroordeel, zag Margaret
zich verplicht zijn bezoeken aan te moe
digen. Dit niet te doen stond gelijk met
Cecil het huis uit te jagen. Hrj was nu
eenmaal op het gezelschap van Bertram
gesteld, en zelfs Allan, zoo luidde zijn
sarcastische opmerking, bad geen be
zwaar tegen dit genoegen.
Allan en Cecil konden het niet zoo
goed samen vinden, als men wel zou
gewenscht hebben. TDit was ook geens
zins te verwachten. Allan wilde in zijne
boedanigheid als hoofd van het gezin
geen duimbreed wijken voor Cecil's jon
gensachtige aanspraken om als een vol
wassen mensch beschouwd te worden.
Cecil maakte zich innerlijk boos, maar
hij had nog te veel ontzag voor zijn
oudsten broeder om openlijk in verzet
te komen. Uil deze verhouding ontstond
tot groote ontsteltenis en droefheid van
de arm.e Margaret, die er niets aan ver
anderen kon, een toestand van bedrog en
misleiding, waarin zij zelf onwillekeurig
en tegen haar zin betrokken werd.
Daarin handelde zij verkeerd, dat leed
geen twijfel. Het is even ongeoorloofd
kwaad toe te laten als kwaad te doem,
al geschiedt het met de prijzenswaardige
bedoeling, om daarmee nog grooter
kwaad te voorkomen. Dit mogen wij niet
uit het oog verliezen met betrekking tot
de moeilijkheden waarin Margaret zich
weldra gewikkeld zag.
Toen Cecil een vaste betrekking aan
de Bank had gekregen, had Allan er
op gestaan, dat bij een kleine som als
kostgeld zou betalen, terecht inziende
dat bet goed voor hem was, er zich aan
te gewennen zich iets te ontzeggen, en
gedeeltelijk voor zich zelf te moeten zor
gen, en zulks te eerder, daar betgeen
hij verdiende meer dan voldoende was
voor zijn persoonlijke behoeften.
Cecil moest het geld aan Margaret ter
hand stellen, en om zeker te zijn van
de geregelde betaling verminderde Allan
haar maandelijksch huishoudgeld met een
gelijk bedrag.
Cecil had niets tegen deze schikking;
integendeel, evenals iederen jongen, 'die
trots is op zijn eerst verdiende geld,
had hij gaam© het dubbele yan de .ge
vraagde som willen geven. In den be
ginne betaalde bij geregeld en gewillig
hetgeen hjj schuldig was.
(Wordt vervolgd.)