DE ZEEUW DE WELFSCHOEN VOORKOMT EN GENEEST VOETGEBREKEN. jacq.ptouv.er, s— tweede blad het adres a. wil king Wat er deze week voorviel Zoeklichtjes. Leestafel. Niet door eigen kracht EEN BEZOEK AAN DE MIJNSTREEK f— TUBERCULOSE FEUILLETON VAN ZATERDAG 12 APRIL 1930. No. 164. De plannen der nieuwe Duitsche regeering, voor zoover ze de bescherming van den Duitschen landbouw betreffen, beloven, on danks de pas gehouden conferentie van Ge- nève, voor onzen landbouw en export, weinig goeda. Wat er in den loop dezer week van gepubliceerd werd, geeft zeker reden tot eenige ongerustheid. Dergelijke onaangename verrassingen kan onze landbouw in dezen crisistijd zeker slecht gebruiken. Binnen eenigen tjjd vermoedelijk in October a.s. zal weer voortgang kunnen worden gemaakt met de postvluchten naar Indië; aangezien de Engelsohe regeering toe stemming heeft l. verleend om voor deze vluchten weer gebruik te maken van de vliegvelden in Britsch-Indië. Het schijnt, dat het eind der vlootoonfe- rentie nu toch in het zicht is en dat mer> Dinsdag uiteen zal gaan. Een drie-mogendhe- den-overeenkomst zal .wel gesloten kunnen worden, maar de kans qp overeenstemming tusschen de vijf is ,zoo goed als verkeken. In Britsoh-Indië begint het door de actie van Gandhi, die zich daadwerkelijk verzet tegen het zoutmonopolie, wat rumoerig te worden, zoodat de Engelsohe autoriteiten krachtiger beginnen jn te grijpen. Het is nog niet te zeggen, welk een omvang dit verzet zal aannemen. In China is het ook weer onrustig. Daar schijnt de burgeroorlog weer opnieuw ont ketend te worden. XVII. Waarom ik juist dein naam der oom- missie veranderdei in commissie voor so ciaal-maatschappelijke aangelegenheden Wel 'in 'de eerste plaats om haar hierboven geschetste ruime taak. M.aar tevens om haar arbeid onder de jeugd. Verleden jaar is de oommissie begon nen met de inrichting van school-werktui- nen, waaraan er alleen bij de Emma door een 500 kinderen wordt deelgeno men. Bij elke school ligt een1 tuin, die on der toezicht staat van twee tuinlieden, die aan de jongens en meisjes elk een lapje grond tér verzorging en bebou wing hebben gegeven. Deed van deze schoolwerktuinen is ook de kinderen van de straat te heuden, maar meer, om hun een nattig werk te laten verrichten, dat hun in 't later leven van groot nut kan zijn. Is het niet heerlijk, dat de huis moedertjes lateer idee hebben voor een aardig bloemperkje voor en achter het buis en dat de vader na zijn zwaren dagtaak lust gevoelt nog wat in zijn tuintje te werken? Dat bevordert, als boven ook opgemerkt, de huiselijkheid; het brengt welvaart en huiselijk geluk. Vermeldenswaard hierbij' is nog, dat de commissie daarbij gebruik maakt van een tweetal blaadjes. Het blaadje „Stuk kool" voor de jeugd, waarin o.a. ook mededeelingen voorkomen over bet mijn bedrijf zelf, en „Onze eigen haard", een blad voor de moeders, waarin artikelen voorkomen over huisbewoning en inrich ting en waarin zij recepten vinden voor de bereiding van een flinken burgerpot en voor extraatjes op Zon- en feestdagen, verjaardagen enz. ;Bij de bespreking van deze materie bracht ik ook ter sprake de toekomst van het meisje uit het mijnwerkersgezin. Voor de jongens is er werk in 't mijn bedrijf te vinden. Maar voor de meisjes? Men vertelde mij, dat dit nog deels een probleem was. In 't algemeen deelde jnen mijn bezwaar tegen 't fabrieksleven voor de meisjes. Maar al te veel toch voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectle Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST zijn fabri,eiken kweekplaatsen voor onge huwde moeders en prostituees. MaarHeerlen kan niet alle mijn werkersdochters in de gezinnen opne men als „hulp in de huishouding". Op 't oogenblik trekken dan ook tal van meisjes naai Maastricht waar ze in de ceramiek worden te werk gesteld; en voorts is thans een groote tricotage- fabriek in aanbouw waarbij ook de Staats mijnen geïnteresseerd zijn, zoodat er voor de toekomst voor bet meisje ook meer plaats zal zijn. 'tls geen ideaal-oplossing; maar nood breekt wet. Het overcompleet aan meis jes maakt haar opname in de bedrijven helaas noodzakelijk. Fn in de mijnstreek is 't niet anders dan elders in ons land. Voor ik thans afstap van het vraag stuk der woningvoorziening nog iets reeds eerder deelde ik er wat van mee over de behartiging van de geestelijk zedelijke belangen der bewoners, terwijl ook nog moet worden opgemerkt, dat de Staatsmijnen ook door middel van subsidies aan groote katholieke en pro- testantsche woningbouw-vereenigingen, krachtig hebben meegewerkt aan den bouw van meerdere woningen. Zoo deed het mij in Heerlen goed op een achter middag met den heer Kok te wandelen door de Protestantsche kolonie met o.a. haar Kuyper-, Talma-, Groen van Prin- stererstraat. Ook bracht ik den laatsten dag van mijn verblijf in ae Mijnstreek nog eet bezoelc aan den woningbouw van de par ticuliere mijnen. Deze mijnen mogen evengoed zijn inge richt als de Staatsmijnen, ze mogen de zelfde veiligheid, loonen en arbeidsvoor waarden bieden, ze mogen krachtig mee- gearbeid hebben aan het vraagstuk der woningvoorziening; ze hebben niet die woningen afgeleverd, die de Staatsmijnen aan hun personeel gaven voer huren van 12 a 13 gulden per maand voor semi-permanente woningen, van 15 gul den voor de 50 betonwoniingen en f 15.50 voor de 24 asbest-woningen en van f 18 voor de steenen woningen. Ik bezocht onder anderen den woning bouw van de Oranje Nassau I in het Beersdal en de "Huskeskolonie achter het Beersdal. Een merkwaardige woningbouw. Geen huis met een voordeur en alle met eenkamer diepte. En ramen, waar voor, zooals de heer Kok bet zedde, een trapje noodig was om uit te kijken. Nu was dit de oudste woningbouw ende particuliere mijnen hebben er ook heel wat betere woningen. Maar och men begrijpt de Staat is wat scheutiger. Met 't geld van de gemeen schap is 't gemakkelijk huizen te bou wen Maar terzake. Ik zou nog iets zeggen van de behartiging van de geestelijk-zede lijke belangen der bevolking. Wat ten dezen de directie der Staats mijnen presenteert mag zich laten zien. Daar staan in de eerste plaats de nieuwe kerken, patronaten en Christe lijke tehuizen, gebouwd met steun der Staatsmijnen, die hebben gevoeld, dat niet maar alleen de arbeiders werk moest worden verschaft, maar dat zij, die de arbeiders in groote complexen bebben bijeengebracht, ook hebben te zorgen dat er met kracht gewerkt kan worden aan hun geestelijk-zedelijk heil. Echter niet alleen door kerken, scholen en tehuizen wordt in deze richting ge arbeid; er is ik wees er reeds eer der op ook het persoonlijk contact met de mijnwerkersgezinnen. Een mee leven in hun leed, en in hun vreugde. Angstvallig wordt gewaakt voor een bin nendringen van de hex huwelijksleven ontbindende factoren. En wanneer het ergens dreigt spaak' te gaan, wordt in gegrepen. Zooveel mogelijk worden de geestelijk-zedelijke gevaren voor de jonge, ongetrouwde mijnwerkers tegengegaan. Een .tijdlang was het zelfs zoo goed aJs verplichtend voor jonge mijnwerkers om in ,een gezellenhuis onderdak te zoe ken. Ook wat betreft de zprg voor de jon gens, die worden opgeleid tot onder- grondsch werker., is er 'n innig contact tusschen ouders en onderwijzers. Zijn er afwijkingen bij de jongens;, ze worden met de ouders besproken; leveren de jongens een gevaar op voor hun om geving, ze worden verwijderd. Uit alles proeft men, dat het streven er op gericht is in deze internationale wereld de verhoudingen zoo gezond mo gelijk te maken, waarbij men de gods dienst van groote beteekenis acht. Wat dit betreft, ben ik uit de mijnstre ken teruggekeerd meit de prettigste ge voelens. (Wordt vervolgd.) BRIEVEN UIT HET LAND VAN CADZAND. LVIII. Een niet zeer bemoedigend ant woord voor onze landbouwers. Maar toch één lichtpunt, n.l. dat de minister ernstig, gaarne ern stig zal gaan nadenken. Zooals men weet, heeft de Minister la ter ietwat me?r positieve toezeggingen gedaan, schreef de redactie onder mijn vorigen brief. Als opfrissching voor den lezer, van wien ik mij niet mag vleien met de ge dachte, dat hij ineens weet, waar het over gaat, diene, dat ik doel op mijn 57en brief, waarin ik schreef over de interpel latie van den heer v. d. Heuvel in de Tweede Kamer en het weinig bemoedigen de antwoord, dat de Minister aan den interpellant gaf. Ik heb, toen ik het onderschrift van de redactie las, het antwoord van den Minister nog eens nagezien. En de Re dactie heeft gelijk. De Minister heeft iet wat meer positieve (het is voorzichtig uitgedrukt) toezeggingen gedaan. In zoo verre, dat de Minister ernstig zal gaan nadenken, gaarne ernstig. En dan zijn we een heel eind op weg. Hij zal ernstig nadenken over een bij slag op aardappelmeel, over een crediet aan de aardappelmeelfabrièken, over een bijslag voor eenmaal aan de suikerindu strie en over de fiscale rechten, en over nog enkele dingen. Nu zullen wij, als Cadzantenaars maar niet beginnen met egoistisch te redenee ren, dat wij aan heel die aardappelmeel- geschiedenis niet veel hebben, daar in deze streek in het algemeen consump tieaardappelen worden verbouwd. De hoofdzaak is, dat de Minister ernstig zal gaan nadenken. En ongetwijfeld, als dit het geval is, zal hij wel tot de conclusie komen, dat er "wat moet worden gedaan". Vrijhandel mooi, schitterend. Waren er geen landen, die de invoerrechten zoo hqog opvoerden, dat een buitenlander practisch niet meer kan invoeren, wie zou er dan aan denken, om invoerrechten te vragen in ons Nederland. Vrijheid, blij heid, ook in den handel. Maar in deze dagen van ingrijpen van vadertje Staat op allerlei gebied, is de gulden vrijheid ver te zoeken. Het was zeer 2eker heel mooi, dat alle handelaars, nog niet uit godsdienstig oog punt, maar uit algemeen sociaal oogpunt, des Zondags hun winkel sloten, maar als het nu niet gebeurthet was zeker wenschelijk, dat 'men in dagen van ziek te voor zijn werkman zorgdroeg, maar als het nu niet gebeurten ga zoo maar door. Onze samenleving zit nu eenmaal zoo in elkaar, dat we niet meer naar den T. B. C.-Patiënten, bespoedigt Uwe genezing door een kuur met granuline. Leest wat Dr. j. H. VAN GRAF HORST, arts schrijft in zijn brochure „Wenken en raadgevingen bij de be handeling van Tuberculose en Scro- fulose" over de gunstige resultaten, daarmee verkregen bij tuberculose en klierziekte. Deze brochure, die o. a. talrijke attesten bevat van geneesheeren en gewezen patiënten, wordt U, op aanvrage, in gesloten enveloppe, gratis toegezonden door de Pharm. Ond. Dr.J.H. VAN GRAFHORST. Schevenin- gen, Alkmaarsche straat, D 9. i qillMII I 111 11 III III III I HI HIM 11 Ill tijd der Batavieren terug kunnen, toen men leefde van de opbrengst van zijn land en er, naar ik meen, geen kommie zen aan de grenzen noodig waren. Alle landen nemen in dezen bij zonderen tijd ook bijzondere maatregelen, om de landbouwende bevolking het bestaan mo gelijk te maken. En niet genoeg kan de regeering er van doordrongen zijn, dat het niet alleen gaat om den boer, maar om heel de plattelandssamenleving, om den arbeider, om den ambachtsman, om den winkelier, 't hangt op het platteland al les aan elkaar. Als er niet spoedig uitkomst komt, zul len de plattelanders nog meer dan tot dusver naar de steden gedreven worden. Want wij zijn in ons land van Cadzand uitsluitend op den landbouw aangewe zen, een enkele fabriek in Breskens dan uitgezonderd. Van industrie zal, zoolang we geen kanaal hebben, wel geen spra ke zijn. Ik wees in mijn vorigen brief reeds op Duitschland, waar de Minister verklaarde dat bijzondere tijden ook bijzondere maat regelen vereischen.'Sinds zijn de nieuwe tarieven bekend geworden. Invoerrecht op tarwe is verhoogd met ongeveer f 1.50, op haver met f2.50, op voedergerst met f3 per 100 K.G. Het invoerrecht op vroe ge aardappelen van 15 Febr. tot 31 Maart met bijna f10 per 100 K.G. (Bedoeld zul len wel zijn de z.g.n. Malta-aardappelen). Vooral dit laatste is een pracht maatregel. Op het oogenblik zullen in onze steden ook al wel de Malta-aardappelen te koop zijn. Terwijl onze boeren nog met dui zenden K.G. in de putten, en figuurlijk gesproken ook nog in den put zitten. Nu woon ik als leek in de regeeringsmachine ver van Den Haag en het zal misschien niet zoo eenvoudig zijn als ik me voor stel. Maar ik zou zoo zeggen, als ik Minis ter was: Als jullie lekkerbekken nu al nieuwe aardappelen wilt eten, betaal er dan maar voor ook, en ik zou er een invoerrecht op leggen, dat het klonk. Dan zou men toch wel een beetje afgeschrikt worden, en er was kans, dat er van de binnenlandsche voorraden nog menig mudje afging. Maar misschien zit daar ook wel meer aan vast, dan we hier in ons boerenland je van Cadzand kunnen beoordeelen. Maar toch, Duitschland doet het maar. En door het boerenfront zijn in den Rijksdag nog tal van andere voorstel len aanhangig gemaakt, o.a. invoerrecht op eieren, varkensvleesch, aardappelmeel, enz. En waar in het nieuwe ministerie enkele van de voorstellers zitting heb ben, is er veel kans, dat ook deze voor stellen er door komen. En hoo ernstig bet gemeend is, blijkt wel uit het voorstel bij dan Rijksdag aanhangig gemaakt, om de overeenkomst van Genève inzake een wapenstilstand cp tariefgebied niet aan te nemen. Gelukkig gaat de Minister nadenken. Als hij nu maar niet zoolang nadenkt, tot het gaat, zooals in dat versje, waal verteld wordt, dat er één in het water ligt en dat men gaat redeineeren over do beste manier om hem te redden, tol men na lang been en weer praten de juiste manier heeft gevonden, maar dan blijkt het niet meer noodig die ma nier toe te passen, daar.de drenkeling juist verdronken is. En dan moest men bij' de beoordeeling Ie „De School met den Bijbel" bécumert D. aan het voorbeeld; van de huismoeder, die altijd aan tafei en in gezelschap een extra stoel neerzette. Toen men haar vroeg waarom ze dat- deed, was haar antwoord: „Dat is de stoel, —o steeds moeten ingenomen denken! door degeea over wien we spreken". Nu is 't niet noodig dat er ovoral zol-'u ledige stoel staat, 't Zou dan trouwens ook weer al te gewoon worden. Maar 't zou toch wel geweascht zijn als de gedachte die hierin ligt algemeen ter harts we'd genomen. Veel laster zon dan onuitgesproken blij ven. Er zou heel wat minder kwaad gebrouwen worden. Er zou minder warden gezondigd tegen medemenschen, ook tegen 'ben, die als „vrienden" worden betiteld en tegen God in Wiens oog dergelijke vaak zeer gevaarlijke achterklap een gruwel is. OPMERKER. der toestanden de politiek er maar eens buiten laten. Want ook bij de behande ling der interpellatie van den heer van den Heuvel, kwam de politiek om het hoekje glurein. De communisten vonden het een prachtgelegenheid om op het kapitaal te schelden en aan de andere zijde vond de heer Zandt het een ge schikte gelegenheid om zijn kiezers in het gevlei te komen door na een opsomming van maatregelen als verlaging van spoor wegtarieven en reductie op pulp te zeg gen, da.t de beste remedie zal zijn een wederkeer tot Gods wet. Nu moge dit laatste waar zijtaj in het algemeen, maar hij vergat aan te toonen, dat de tegenwoordige toestand op land bouwgebied een gevolg is van het ver laten van Gods wet. Alle woorden gesproken voor de kie zers brengen ons geen stap nader tot oplossing der crisis. Ik houd het ten dezen opzichte met het lid Braat, die zei: Ik ben vrijhandelaar in merg en been, maar het buitenland dwingt ons tct beschermende maatregelen. Ik h°op, dat we binnen korten tijd, als vrucht van fiet ernstig nadenken van den Minister flinke voorstellen tegemoet kunnen zien tot steun van onze land bouwende bevolking en dus van heel het platteland. Christus aan den ingang van Z ij n L ij d e n, door K. Schil der, Geref. predikant. Uitgave J. H. Kok, N.V. Uitg. Mg., Kampen, '1920. Wanneer men dit boek in handen neemt slaat men opnieuw verbaasd oveir de enorme werkkracht van den auteur, die naast zijn drukken pastoralen- en ande ren arbeid nog kans ziet een belangrijk werk als dit in het licht te geven. Want dit boek, dat niet minder dan 464 bladzijden telt, is slechts het eerste gedeelte van een in drie deelen ver schijnend werk, handelend over: Chris tus in Zijn L ij den „Het eerste deel, aldus het „Woord vooraf", behandelt: Christus aan den in gang van Zijn Lijden; en 'loopt, van de inleiding op de lijdensgeschiedenis tot aan het einde van Gethsémané. De bin ding van den Christus .vormt hier den overgang. Het tweede deel spreekt over: Christus in den doorgang van Zijn lijden; het ver volgt de geschiedenis tot de overgave van Christus tot den kruisdood en de wegleiding naar Golgotha. Het vonnis .vormt hier den overgang. En het derde deel beziet: Christus bij den uitgang van Zijn lijden; het wordt afgesloten met den dood en de begra fenis". De vraag kan gedaan worden, of er bij de vele lectuur over de lijdensge- door Annie Lucas 53) o Maar toen Lucy werkelijk was heenge gaan „stond iedereen verbaasd over de leegte, die haar vertrek veroorzaakte. Haar kalmte had menigmaal een heil- zamea invloed gehad op al te groote dartelheid; haar praktische zin, waarom men dikwijls had gelachen, of waartegen men vaak in verzet was gekomen, was toeh iets, waarop men altijd rekenen kon, en hoewel hare belangstelling zich mis schien wat al te veel buiten den huise- lijken kring had uitgestrekt, had zij zich steeds met groote nauwgezetheid van de baar opgedragen plichten gekweten. Voor al voor Margaret was haar beengaan een groot verlies. En Margaret's leven werd niet gemak kelijk naarrpate de tijd verstreek. Haar „bahys" groeiden op tot drukke, vroo- lijfce schooljongens met een buitenge woon ontwikkelden aanleg voor allerlei ondeugd en kattekwaad. Maar zij gaven haar niet de minste moeite, zjj veroor zaakten niet de grootste onrust. Zij lieten zich gewillig leiden door de zachte hand, en Murray, de bedaarde, ernstige, liefheb bende Murray had tucht noch breidel noodig; vriendelijk, geduldig, gewillig en plichtmlaig als hij was. Maar met Cecil en Ella was bet een geheel ander geval. Van een schraal, onbehagelijk kind had Ella zich als het ware plotseling ontwikkeld, niet alleen tot een bevallig jong meisje, maar tot Margaret's onuitsprekelijke verbazing, tot een schoone, vroeg rijpe jonge vrouw. Weerbarstig en eigenzinnig was zij altijd geweest. Thans was zij rusteloos, onte vreden, met minachting neerziende op haar leven met alledaagsche plichten en eenvoudige genoegens. Minder dan ooit wilde zij iets weten van toezicht of lei ding, en in den laatsten tijd was haar hoofd als 't ware op hol geraakt door een ontwaken tot bet vreemde, nieuwe, ongekende besef van de macht, die zij bezat om te bekoren. Kortom zij was een geheel andere persoonlijkheid dan het ongevormde, weerbarstige doch har telijke kind van nog geen twee jaar ge leden. Cecil was fleurig, innemend, vermaak- lievend als altijd. Hij was nog steeds werkzaam aan de Bank echter niet omdat bij aanspraak kon maiken op de tevredenheid van zijn patroon. Integen deel, hij was in hooge mate onverschil lig, nalatig en lui, maar omdat de heer Stretton ter wille van zijn vader veel door de vingers zag. En wanneer zijn eigen vermaningen geen invloed hadden op den knaap, dan ging hij met zijn klachten naar diens zachte moederlijke, bezorgde zuster. Margaret deed wat zij kon zij pleitte, vermaande, berispte, emi dan was Cecil altijd aangedaiani en berouwvol, hij deed allerlei beloften, vatte de beste voornemens op, en deed gedu rende eenige dagen zijn best. Maar na korten tijd ging bet weer den ouden gang, en, zooals Margaret vreesde, van kwaad tot erger. Van den beginne af had zij onwille keurig een tegenzin opgevat voor Ber tram Hayes, die hoe langer hoe meer invloed op Cecil verkreeg. Thans wan trouwde zij hem bepaald. Allan echter deelde dit wantrouwen niet, en Marga ret beschuldigde zich zelf van liefdeloos heid, omdat zij zulk een bard oordeel velde over den aangenamen, knappen jongen man, van wien zij feitelijk niets kwaads wist. Toch kon zij den indruk maar niet van zich afzetten, dat hij nooit zich zelf was, maar altijd een rol speel- de, en te koop liep met mooie woorden, die niet uit zijn hart kwamen, maar dienen moesten om anderen een goeden dunk van hem te geven. Hij kwam veel bij de Mayburns aan huis, en niettegen staande haar vooroordeel, zag Margaret zich verplicht zijn bezoeken aan te moe digen. Dit niet te doen stond gelijk met Cecil het huis uit te jagen. Hrj was nu eenmaal op het gezelschap van Bertram gesteld, en zelfs Allan, zoo luidde zijn sarcastische opmerking, bad geen be zwaar tegen dit genoegen. Allan en Cecil konden het niet zoo goed samen vinden, als men wel zou gewenscht hebben. TDit was ook geens zins te verwachten. Allan wilde in zijne boedanigheid als hoofd van het gezin geen duimbreed wijken voor Cecil's jon gensachtige aanspraken om als een vol wassen mensch beschouwd te worden. Cecil maakte zich innerlijk boos, maar hij had nog te veel ontzag voor zijn oudsten broeder om openlijk in verzet te komen. Uil deze verhouding ontstond tot groote ontsteltenis en droefheid van de arm.e Margaret, die er niets aan ver anderen kon, een toestand van bedrog en misleiding, waarin zij zelf onwillekeurig en tegen haar zin betrokken werd. Daarin handelde zij verkeerd, dat leed geen twijfel. Het is even ongeoorloofd kwaad toe te laten als kwaad te doem, al geschiedt het met de prijzenswaardige bedoeling, om daarmee nog grooter kwaad te voorkomen. Dit mogen wij niet uit het oog verliezen met betrekking tot de moeilijkheden waarin Margaret zich weldra gewikkeld zag. Toen Cecil een vaste betrekking aan de Bank had gekregen, had Allan er op gestaan, dat bij een kleine som als kostgeld zou betalen, terecht inziende dat bet goed voor hem was, er zich aan te gewennen zich iets te ontzeggen, en gedeeltelijk voor zich zelf te moeten zor gen, en zulks te eerder, daar betgeen hij verdiende meer dan voldoende was voor zijn persoonlijke behoeften. Cecil moest het geld aan Margaret ter hand stellen, en om zeker te zijn van de geregelde betaling verminderde Allan haar maandelijksch huishoudgeld met een gelijk bedrag. Cecil had niets tegen deze schikking; integendeel, evenals iederen jongen, 'die trots is op zijn eerst verdiende geld, had hij gaam© het dubbele yan de .ge vraagde som willen geven. In den be ginne betaalde bij geregeld en gewillig hetgeen hjj schuldig was. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5