I BEZEEDW w ISELINES -MASSEE TWEEDE BLAD Niet door eigen kracht Staten-Generaal EEN BEZOEK AAN DE MIJNSTREEK. aparte dessin* perty. GOES. bi]- word! dat dl dl en 62 VAN DONDERDAG 27 MAART 1930. No. 150. VIII. 't Was niet het meest comfortabele vervoermiddel; vooral toen me bleek, dat steenkool en steenkoolgruis vlugger gle den dan ik, en ik zoowel achter mijn zo len een ophooping van steenkool voelde, als voor mij. Daarbij nog kwam, dat dit schuren langs den bodem van de goot mijn elle bogen geducht warm deed worden niet alleen, maar ze ook ging schaven. En niet alleen mijn ellebogen, maar ook mijn heupen. 'k Probeerde af en toe wel eens wat op zij te liggen, maar 't was mijn eerste reis per deze gelegenheid en dan gaat dat ook zoo makkelijk niet. Intusschen kreeg de heer Kok thans de straf voor zijn pronkzucht. Hij had, naar men weet, zijn riem om den jas ge trokken, in plaats van om zijn broek ge sjord. Nu bleef zijn riem soms haken achter een stang langs de goot, zoodat hij eens, om zich te bevrijden, zich zóó ver moest oplichten, dat het niet veel gescheeld had of hij was met zijn hoofd verstrikt geraakt in de electrische leiding boven hem. Ook ik voelde wel eens, dat erlangs de goot wat was, „geschikt om er achter te blijven haken", maar m'n linnen pakje ging dan even krakkrak, wat leer niet zoo gemakkelijk doet. Af en toe keek ik even op, om te zien of we vorderden. Maar 240 Meter in een goot geschud te worden, is niet in 5 of 10 of 15 minuten klaar gespeeld. Welkom was het mij, dat onderweg eens uitgestapt kon worden; waarbij ik als nieuweling in 't vak een handje moest worden geholpen; d.w.z. een paar handen grepen mij bij mijn plunje en trokken mij uit de voortdurende heen en weer schuddende goot. Zoo op mijn hurken zittend in de pijler had ik een schitterende gelegenheid om het kolenfont goed te zien en tevens den echten arbeid der mijnarbeiders. Op reis door de goot had ik af en toe bij 't schijnsel van mijn lamp en bij dat der hier en daar hangende lichten, wel mijnwerkers aan 't werk gezien, 'k Zag zwarte gestalten waarvan slechts het oogwit nog wat witachtig aandeed met afbouwhamers in een kolenlaag aan het werk. Maar nu zag 'k het op mijn dooie gemak. En daarbij had ik gelegenheid eens het belangrijke stutwerk te zien. De mijnwerkers hadden in deze pijler van 80 c.M. hoog, te maken met twee kolenlagen, elk van plusminus 30 c.M., die gescheiden waren door een steenlaag van 20 c.M. ongeveer. Zij verwijderden zoowel steen als kool. Met z'n tweeën veertigen zaten ze in den rechterzijwand te werken met hun afbouwhamers, alle gedreven door saamgeperste lucht. Zoo'n afbouwhamer is een eigenaardig instrument. Hij is gekoppeld aan de lei ding voor saamgeperste lucht en kan door een druk op de knop van het hand vat in werking gesteld worden. Afbouw hamer is de naam. Maar be ter zou gesproken kunnen worden van afbouw boor, want hij loopt op een punt uit, welke punt op de kolenlaag ge plaatst wordt. Door 't drukken op de knop boort zich de punt in den wand, waarna de kool losscheurt en naar beneden valt. Afbouwhamer. Op verzoek van den heer Posma demon streerde een der mijnwerkers ons de wer king van den afbouwhamer, waarna wij met een „goedendag" afscheid namen van den demonstrant, die onzen groet met een „Glück auf" beantwoordde. „Glück auf"! dat is de groet in 'tmijn bedrijf. De groet, die zoowel boven- als ondergronds wordt gehoord. Men snapt waaraan hij zijn beteekenis ontleent. Men wenscht elkaar een -„behou den boven komen". En deze groet is zoo ingeburgerd, dat hij overal gehoord wordt, in de tram, op de scholen, heusch niet alleen in 't bedrijfsleven. Voorloopig echter gingen wijl nog niet weer naar boven. Maarweer de goot in. Weer in dezelfde volgorde. We zochten een plek in de goot op, waar op dat oogembli'k de glimmende wand te zien was en daar ging het weer, glijdend en schuddend verder. 'kHad thans ook ©en achterlage, want er was een vierde schudgootreizigar, een der opzichters, die zijn bezoek in den pijl- Ier aflegde. Bij 't passeeren van andere mijnwerkers staakten ook zij even hun werk, en ter wijl hun afhouwhamer zweeg klonk tot ons den groet „glück auf". Zoo naderden wij langzaam de uitgang, 't Laatst© eind ging wat vluigger dan 't eerste, want de goot helde nu meer. Op ongeveer 5 M. van het eind moesten we de goot uit. En'k was er nu vaardig in. Tenminste zonder hulp kwam ik ©r uit. En ook de heer Kok, die in zijn Hierboven nog een foto van de Groote Kerk te Goes, die doet zien dat het restauratiewerk aan den buitenkant nog niet is afgeloopen. FEU I LLETON. 40.) door Annie Lucas. o „Zij zijn niet mooi geschikt, ze slaan zoo stijf, en Murray heeft diie azale's voel te kort afgeknipt. Ik bogryip niet waarom hij hot niet aan my wilde overlaten." „Maar ik begrijp het wel," fluisterde, Owen, Margaret met een blik van ver standhouding, en een ■ondeugend lachje aanziende. Daarop den knaap zijta hand toestekende, zeide hij: „Dank je wel mijin jongen." Murray, als op hoeterdaad betrapt kreeg een kleur, en zag Margaret vangend aan Zij lachte hem geruststellend toe, en legde haar hand liefkozend op zijn schouder. ,,'tDoet er niet toe, Murray," sprak zij met bewogen stem. „Misschien hebt ge geen slag van bloemen schikken,, maar van andore dingen hebt gij wel slag." Murray zag hon beiden aan met een ernstiigen blik uit zijn diepe, donkere Qcgem, en zij wisten, dat er heel wat moest gebeuren eer hij hun geheim zou verraden. „Waar praat gij toch over?" vraagde Emmelin© een beetje ongeduldig. „Wij praten veel 1© veel voor Dr Charl ton," zeide Margaret opstaande. „O noen, noem mij niet meer zoo," verzocht de zieke. „Dat doen wij ook niet," zoide Emme- lino openhartig, „ten minste thuis niet 't Is net, of gij een va.n ons allen geworden zijl, sedert uw ziokte. En wij zullen u wel good verzorgen als gij te Crowhurst komt, Maiwot vooral. Maak maar dat giji gauw kunt komen." Owen kroeg eon kleur, .terwijl hij Marga ret vragend aankeek. „Wij hebben afge sproken, dat gij bij ons zoudt komen, zoodra gij vervoerd moogt worlen," sprak zij op kalmen toon. „Allan oordeelt dat de beste schikking, en wij wensohen het allen. Gij hebt er immers niets tegen?" „Er iets tegen hebben 1 Ach, ik ben schandelijk hoogmoedig geweest." „Neen, gij hebt gehandeld uit een edel gevoel van onafhankelijkheid", sprak Mar garet met vuur. „Zeg liever, een onedel gevoel van zelfgenoegzaamheid", antwoordde Owen met een glimlach. „Maar daar spreken wij later wel over als ik kom". „Ja, als gij komt", herhaalde zij niet een zucht van verlichting. Zij, wist nog niet welk een geheele verandering er met hem had plaats gegrepen, en zij had gevreesd, dat zijn trots bun vriendelijk plan in den weg zou staan. „Gaat gij weer eeme gauw naar hem voortvarendheid met z'n leeren petje te gen een stut opbotste. Weer maakten we een praatje met een der mijnwerkers. Nu over 't stutten. Hij was reeds een aardig eindje in den wand weggebroken. Bedrijfsveiligheid. 'tWas aardig te zien, hoe de kolen en steenlaag 'tegen elkaar gezeten hadden. Na 't wegbreken van de bovenste kolen laag kwam een steenen zoldering bloot, die zoo vlak was als een tafel, 't Geval leek hecht en sterk. Maar toch, 'twerd tijd om te stutten. Want die kolossaal dikke aardlaag, zoo'n 480 M., drukt na tuurlijk gjeweldig op den steenen zoldering, die van onder geen steun meer heeft. 't Stutten van pijlers is dan ook een van de voornaamste werkzaamheden. Zoo spoedig mogelijk moeten stutten, van bo ven verbonden door dwarsbalken, ondei de zoldering geplaatst worden. De pijler verplaatst zich iederen dag. En gaat zoo langzamerhand onder 't maai veld door. Wanneer de kool, die zich terzijde van de schudgoot bevindt, is weggevoerd, dan wordt de goot verlegd en komt op de plaats te liggen, waar zoo juist de kool is weggehakt, waardoor de goot ten op zichte van de nog onberoerde kool op de juiste plaats is gekomen. De plaats, waar de goot gelegen heeft, en die geheel met stutten ondersteund is, wordt nu met Steen, die zoo juist is weggehakt, zoo .goed mogelijk opgevuld, de houten stutten worden weggeslagen, om weer dienst te doen op de plaats waar de goot nieuw is gelegd, en de druk van de deklagen van het „gebergte" dus zorgt er verder voor, dat de stee nen zich weer tot een compacte massa aansluiten. De werkzaamheden ondergronds zijh zoo geregeld, dat deze drie bewerkingen! het winnen van de kool, het verleggen van de goot en het aanvullen van de vrijgekomen ruimte met steenen, door drie ploegen, die ieder 8 uur werken, bin nen 24 uur wordt verricht. Men begrijpt intusschen, dat door het dichtpersen van het gedeelte van den pjjler, dat niet meer gestut wordt nu die stutten over de volle lengte van den pjjler weer iets zijwaarts zijn gebracht, er licht werking in den grond komt, tot zoolang het geheele gebied er boven „doorgewerkt" i,s. En de daling van het maaiveld te merken is. Dat de bodem niet overal zakt, of dat hij ongelijk verzakt, bewijst wel het' front v.an de gehouwen van de Hendrik. Naast den breeden ingang bevinden zich twee pilaren, waarvan men boven de eene een paar cementlagen heeft moeten aanbren gen om den bovenbouw in evenwicht te houden. (Wordt vervolgd.) TWEEDE KAMER. Interpellatie over de Landbouwcrisis. Gisteren is de behandeling van de in terpellatie-Van den Heuvel over de land bouwcrisis voortgezet. De heer v. d. S1 u i s, S. D., betoogt, dat er een steekje los moet zijn aan een maatschappij, waarin overvloed leidt tot armoede. Daar er overproductie is, be staan geen middelen om den toestand di rect te verbeteren. De heer v. d. Heuvel schijnt er een soort uitdragerij op na te houden, maar geen zijner middelen is in Nederland bruikbaar. Verlaging van de spoorwegtarieven acht spr. wensche- lijk. Spr. ziet in gemeenschappelijk bezit van den grond de oplossing en meent, dat onder het socialisme overvloed een ze gen zal beteekenen voor het heele volk. De heer Van Voorst tot Voorst, R.-K., zegt, dat de Nederlandsche land bouwproducten minder opbrengen dan die van de meeste andere landen, ter wijl de productiekosten hier het hoogst zijn. De regeering dient er voor te zor gen, dat de geest van Genève niet strekt tot nadeel van ons land, m moet de vrijheid behouden om over te gaan tot actieve handelspolitiek. De heer Schouten, A.-R., betoogt,dat de crisis in den landbouw terugslag vindt in het geheele volksleven. toe, Margaret?" vraagde Emmeline op weg naar huis. „Neen, kindje." „Dat is heel onvriendelijk van u, en ik weet zeker dat die arme Owen da.t ook dacht, want hij keek zoo treurig toen gij zeidet: „goeden dag, tot zoo lang". „Waarom gaal: gij niet, Margaret?" een vraag, die deze moeilijk kon beantwoor den, zonder het meisje op ongewenschte gedachten te brengen. Owen stortte niet in, en na verloop van tien dagen was hij in staat zijn onbe haaglijk, eenzaam logies te verwisselen voor de prettige kamers, en het gezellige familieleven te Crowhurst, en met een dankbaar en getroffen gemoed de ver vulling te ervaren van Emmeline's be lotte, dat allen goed voor hem zouden zorgen, vooral Margaret. Dit laatste be schouwde iedereen als iets dat vanzelf sprak. Owen was altijd een gunsteling van haar geweest, en het was Margaret's bijzonder domein altijd voor allen en voor iedereen te zorgen. Allan hield zich aan het besluit, het- welke 'hij, je recht of ten onrechte, betref fend Cecil genomen had, hoewel deze ontdaan en berouwvol smeekte, dat men nog een enkele maal de proef met hem zou nemen, en Margaret zijn verzoek drin gend ondersteunde. Verbetering van onderwijs en voorlich ting is goed, maar geen middel om in den acuten nood te voorzien. Ook inkrim ping van den akkerbouw zou geen ver betering beteekenen. Spr. vraagt of ver laging van de vrachttarieven te verwach ten is, en wenscht bijslag voor eenmaal voor suikerbieten en een crediet aan aardappelmeelfabrieken. De heer H i e m s t r a, S. D., verwacht verbetering, als het grondbezit aan de gemeenschap komt. Beschermende maat regelen brengen z.i. geen verbetering; in landen, waar zij bestaan, is de toestand niet beter. De heer Van Rappard, V. B., vraagt verlaging van de vrachttarieven, afschaf fing van de opcenten op de grondbelas ting, verbetering en uitbreiding van den voorlichtingsdienst. Spr. betoogt verder, dat men er naar moest streven den weg te bekorten tusschen producent en con sument Totale uitschakeling van den tusschenhandel is natuurlijk niet moge lijk en niet wenschelijk. Doch spreker wijst er op, dat bijv. de aardappelen in de steden vaak 100 pet. duurder zijn dan op het land. Is er, zoo vraagt hij, al eens onder zocht of onze aardappelen naar Indië kunnen worden uitgevoerd? Spr. dringt voorts aan op verbetering van het Ne- derlandschDuitsch handelsverdrag wan neer dat in 1932 wordt herzien. De heeren WijnkoopendeVisser, Comm., betoogen, dat de schuld van de crisis ligt bij het kapitalistische stelsel. De heer Lovink, C.-H., heeft zich eenigszins verwonderd over het tijdstip waarop de interpellatie is gehouden, om dat men eigenlijk niet zeggen kan of de crisis van tijdelijken of van blijvenden aard zal zijn. Het is dan ook terecht ge weest, dat de minister op de vragen van den interpellant heeft geantwoord, dat het hem in deze omstandigheden uiterst moeilijk valt te zeggen wat er zal moe ten gebeuren. Ook heeft het spr. verwonderd, dat de interpellant op invoerrechten heeft aan- gcdiongen, daar de regeering dezer dagen machtiging heeft gegeven om de tarief overeenkomst van Genève te teekeneh, waarin de deelnemende staten zich ver binden hun rechten niet te verhoogen. In de laatste jaren is er verschuiving gekomen; de uitvoer van vleesch, levende dieren, aardappels, graan, is niet toegeno men. liet zijn niet alleen de geweldige oogsten, maar ook is het de vermindering van het graangebruik, waardoor de ver schuiving is ontstaan. Er worden meer eieren en vruchten gebruikt dan graan. Wanneer blijkt, dat de gewijzigde toe standen in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeeling van de ver schuiving, dan moet in de eerste plaats gelet worden op de wijziging, die ver moedelijk in onzen landbouw heeft plaats gegrepen. De vraag is of de tegenwoor dige regeeringsbemoeiïng daarop is bere kend en spreker meent, dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. De inrichting van de directie van den land bouw is zwakker geworden. De minister heeft onlangs de benoe ming van een directeur-generaal voor den landbouw absoluut afgewezen, maar dan wil spr. toch met kracht aandringen op de aanstelling van een paar economische krachten. De directie moet zoo zijn in gericht, dat zij haar taak behoorlijk kan vervullen. Spr. dringt er met den heer Schouten op aan, dat zoo snel mogelijk onderzocht wordt of door een toeslag aan de aard appelmeelfabrieken de prijs van het pro duct kan worden verlaagd en de afzet voor allerlei doeleinden mogelijk wordt. De heer B r a a t, Plattel., klaagt over de hooge loonen en belastingen, die ver laagd dienen te worden, terwijl hij maat regelen wenscht tegen den invoer van buitenlandsche producten. De heer Kampschoër, R. K., dringt aan op bevordering van den export, de heer F 1 o r i s Vos op een betere voor lichtingsdienst en een minder kostbare distributie en de heer Loerakker, II. K., op verlaging der vrachttarieven, bevordering van den suikerbietenteelt door een teeltpremie, herziening van de Pachtwet. De heer 'Zandt, S. G., meent, dat de regeering den ernst van den toestand niet doorziet. De boeren verkeeren in nood, omdat, zij de rente van den grond niet kunnen opbrengen, geen werktuigen kunnen aanschaffen. Dit jaar is er verlies over de geheele linie, er is geen compen satie voor verlies op het eene product door winst op het andere1. De vraag rijst, welke maatregelen de regeering zal nemen. "Do heer v. d. Heuvel heeft er verschillende aan de hand gedaan, maar één ding vergeten: verlichting der lasten van de sociale wetgeving. Spr. dringt ver der aan op verlaging van belastingen en afschaffing van de grondbelasting en be rekening van de vermogensbelasting naar een billijker maatstaf. Spr. dringt verder aan op een beteren voorlichtingsdienst, verlaging van .spoor wegtarieven en een reductie op pulp, die van de fabrieken naar de boeren wordt vervoerd. En de regeering deinze niet terug voor beschermende maatre gelen. De Minister van B.innen 1. Za ken en Landb., de heer Ruys de Beerenbrouck, dupliceert en con cludeert uit de besprekingen, dat alleen in den akkerbouw een crisis heerscht, die niet van den laatsten tijd is, doch in hevigheid is toegenomen. Daaruit af te leiden, dat er in den geheelen land bouw een crisis heerscht, acht spr. voor alsnog onjuist. De crisis is voorts igeen Nederlandisch, doch een wereldverschijinsel. Er zijn vele middelen 'genoemd ter bestrijding: voor de Land liggende middelen, bij' de hand lig gende middelen en ver verwijderde mid delen. De eerste twee groepen zijn te verdeelen in groote en kleine. De groote zijn.le. een bij'slag op aardappelmeel, ten aanzien waarvan gevraagd is of hij niet een voorzichtige toezegging lean doen, n.l. dat hiji deskundigen zal raadplegen over de mogelijkheden van het gebruik van aardappelmeel; 2e een crediet aan de aardappelmeelfabrieken, waarover spr. Maandag j.l. is, doordat de bewoner een kip van hiet dak wilde wegschieten, brand ontstaan in de schuur van den landbouwer Van 't West einde in den Ko- niagspoddier te Borsse'.en.. Hierboven: wat er van de schuur overbleef. Of hot misschien verstandiger geweest zou zijn hieraan gehoor te geven, in de hoop, dat de harde les Cecil voor goed van zijne noodlottige zorgeloosheid zou genezen hebben, dat was een vraag, die Allan zich in later jaren meermalen deed. Maar op dat tijdstip werd hij door geen twijfel gekweld. Het, in der haast genomen besluit werd door nader in denken slechts meer versterkt. Pijnlek getroffen door hetgeen zijn goe den naam geleien had, geprikkeld door de voortdurende toespeling op of door onhandige betuigingen van deelneming met het „ongelukkig geval", ontstemd door zijn beslist ontslag te Oakburst, dat weldra, dat wist hij, door meer ver lies van patiënten gevolgd zou worden, en met het oog op Cecil's veranderde stemming, waarin hij een bewijs te meer van diens onstandvastigheid meende te zien, was het geen wonder, dat hij bij zijn eens opgevat voornemen bleef volharden. Afgezien van de pijnlijke bijomstandig heden was het opgeven van zijn plan of liever dat van zijn vader be treffende Cecil de bron van veel teleur stelling en groote moeilijkheden voor Al lan. Hij kon er niet toe komen Cecil met diens voor indrukken vatbaar ge moed, diens vele innemende hoedanig heden, diens zucht naar genot en goed keuring, diens gemakzucht, toegevend heid voor zichzelf, en zijn zwak karak ter te vertrouwen, en hem zelfs maar voor korten tijd onder zijn wakend oog te laten weggaan. Hij had daarentegen een onbepaald vertrouwen in zijn eigen toezicht en leiding. Hij zou Cecil, zoo meende hij, van diens gebreken genezen. Maar het kwam niet bij hem op, dat de knaap onder zijn strenge tucht weer barstig zou kunnen worden. In het eerst verdrongen het verdriet en de schande van deze beslissing uit Cecil's gemoed elk gevoel van blijdschap en verlichting voor goed ontslagen te zijn van het hem zoo onaangename werk. Hij had de verkeerdheid van zijn licht zinnig en zorgeloos gedrag eerst recht ingezien in die vreeselijtee 'uren, toen er, door zijn schuld, een menschenelven op het spel stond. En toen het gevaar, waar in Mevrouw Stansfield verkeerde, gewe ken was, kwam de ziekte van Owen, en hij kon de gedachte niet van zich afzetten, dat zijn noodlottige vergissing ook daaraan grootendeels schuld was. Bo vendien .werd er algemeen beweerd, en AJlan kon het niet tegenspreken, dat Me vrouw Stansfield met haar zenuwachtig gestel een schok had gekregen, dien zij rtooit geheel te boven zou komen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5