DE ZEEUW TWEEDE BLAD Niet door eigen kracht Staten-Generaal Uit de Provincie. EEN BEZOEK AAN DE MIJNSTREEK. t -r '0 - VAN WOENSDAG 19 MAART 1930. Nb 143. II. Een wandeling door Heerlen. Heerlen is een aardige stad. Het is een &itad met mooie, frissche gebouwen, die allo nog nieuw aandoen. Wat niet behoeft te verwonderen. Want Heerlen is niet al leen een aardige stad, maar het is ook een nog jonge stad; een stad die pas gebor ren werd uit het mijnbedrijf. Een Stad, die dus nog slechts weinig ouder 'is dan 25 jaa.r. Men hoeft dan ook heusch niet te zoe ken naar die menschen, die den grondi, w aar thans Heerlen op' gebouwd is, beb ben gekend als weiland, met wat boerde^- rijen en keuterijitjes, waarvan er nog een in Heerlen terug te vinden is, en die nog heel goed welen, dat waar thans Heerlens hoofdstraat is, een zandpad liep. Maar nu begrijpt men ook, dat de stad zeer modern is en dat men er nieit, als in de hoofdstraten van. andere steden, gebou wen vindt, 'die achter 'n fraaien gevel een gebouw veiborgen, dat meer in elkaar hangt, dan stevig in elkaar zit. Wat men in Heerlen aan gebouwen ziet is gaaf. En dat zegt wat in een stad van een 46.000 inwoners. En wal ziet men er nu voor gebouwen? Ifc wees er reeds op-, dat de heer Kok het voornemen had miji de stad te laten zien, om to-ch vooral de gedachte zoo die al mocht bestaan dat, wan neer men eenmaal in Heerlen zit, men. zich in 'zijln isolement heeft teruggetrok ken, te doen verdwijinen. Toen wij dan ook den volgenden mor gen door de stad liepen, klonk het tel kens uit zijn mond: „en wat zeg je er nu vajn? En dat gebouw? En kijk eensl" „Nu, „de spreker had gelijik Het eerste gebouw, dat ik stilstaande had te bewonderen was het massale ge bouw van de Staatsmijnen. Een proeve van misschien geen haute moderne ar chitectuur meer, maar toch van prima ar chitectuur. Dit gebouw zijn we binnengestapt. En bij de entrée treft -direct, dat hel haute moderne van binnein niet ontbreekt. Ter gelegenheid van het zilveren jubi leum der Staatsmijnen werd door hen, die in 't bedrijf werken, aan de directie een drietal gebrandschilderde ramen aan geboden, die een zinnebeeldige voorstel ling geven van 'den mijnaroeid. Deze ramen zijn recht tegenover den in gang aangebracht. Maar daar ze de trap penhui daardoor te veel in 't donker zou den zetten, zijln hoogst moderne schijfwer pers aangebracht, die men zelf niet ziet, maar die de hal in een licht zetten, dat stede aan goed daglicht herinnert. Ik zal de lezers geen taekening geven van de inrichting van 't gebouw, waarin de heer Kok en ik geruimen tijld ver toefden. Namelijk voor vean uitvoerige be spreking met een der h,oogera beambten van het bedrijf, Mr I. J. Bloem, die na mens de mijlndireotie alles, regelde wat betrekking had op mij® bezoek aan het mijnbedrijf. I'k zou in de gelegenheid ge steld worden te zien wat da Staatsmijnen deden voor den woningbouw; wat voor de ontspanning; de opleiding der mijn werkers; wat voor hun geestelijk' goed; ik zou het bedrijf onder- en bovengronds in volle werking zien. Er werd mij eenvoudig gevraagd: „wat wilt u zien?" En men stelde ter beschik king met het oog op het geleide en de voorlichting, die ambtenaren, die het, beste en het meeste zouden kunnen laten zien. Uit alles was te proeven, dat men het niet kwaad vond, dat eens een objectief oordeel over het Mijnwezen geveld werd. Na het bezoek aan den .zetel der mijn- directie richtten zich onze schreden naar het fraaie stadhuis. Fraai en groot; maar tengevolge van de snelle uitbreiding der FEU I LLETON. door Annie Lucas. 35) - o „Margaret", vraagde hij eindelijk, „zoudt gij het kunnen verdragen Owen van avond te zien?" „Of ik het verdragen kan?" riep zij als door een plotselimgea sohok getrof fen. „O Allan, indien ik Blechts mocht!" „Owen verlangt bet. Het is moeilijk een stervende iets te weigeren." „Gij zult het toch niet weigeren?" kreet zij. „O, Allan, Allan, Allan! Heb mede lijden. Laat mij gaan, laat mij gaanl" De hartstochtelijkheid van dit angstig smeeken trof Allan zeer, en openbaarde hem een diepte van smart, waarvan bij geen vermeoden had gehad. „Ja, ja, lieve zuster, gij moogt gaan", antwoordde hij op geruststellenden toon. „Ik heb Owen beloofd, dat gij komen ■zoudt, ten minste als gij het verdragen kunt." „Ik zou het niet kunnen verdragen niet te gaan," snikte zij, thans al haar zelfbeheersching verliezende. „O, Allan, God is barmhartig. Hij neemt den angel weg uit de smart, die Hij mij zendt. Neen ik ben bedaard. Gij behoeft niet bang voor mij te zijn, Allan." stad toch al weer te klein geworden, zoo dat enkele gebouwen moesten worden bijgekocht ,om daarin enkele bureaux on der te brengen Van het stadhuis wandelden we naar bet grootsche gebouw der Ambachts school die tijdens het ministerschap van den heer Waszink is uitgebreid met het oog op de stichting van een middelbaar technische school, die natuurlijk aan de mijnindustrie heel wat van zijn afgestu- -deerde leerlingen aflevert. Daarna kwam .de mijnschool aan de beurt: een school, waarover we later neg breeder handelen, en die, haar naam duidt het voldoende aan, uitsluitend op leidt voor functies in het mijnbedrijf. Vccrts de Gere'f- Kerk, welker predikant Ds Pontier is, met daarbij de Gereformeer de driemansschool; de Hervormde kerk, die anders twee predikanten heeft, maar tengevolge van een vacature nu alleen in Ds Mol een herder en leeraar heeft, het traaie ziekenhuis, een Katholieke in richting er bestaan op het oogemblik plannen om ook een Protestantsch zieken huis op te richten dan het fraaie Aambosch met zijn prachtheuvels -en dicht geboomte, een zeer gezochte ontspan ningsplaats voor de bevolking van Heerlen eu ten slotte de oude, van binnen zeer 'rijke Katholieke kerk, die al vanaf 1600 dateert en aan het marktplein staat, waar het dien morgen juist markt was. Een keur van producten was uitgestald en er was druk bezoek. Iets dat wel bijzonder herinnert aan de godsdienstige richting van het over- grcetste deel der bevolking is wel het greote „Heilige Hart-beeld", en dan de kleine kruisbeelden bij de kruisingen van straten, deels geborgen in glazen kasten, met ter weerszijden lantaarns. Eén dier kruisbeelden herinnerde te vens aan het internationale Zuiden; en wel zeer speciaal aan het vooral vroeger speciaal Duitsche karakter van Heerlen en omstreken. Aan een dier kruisbeelden toch was een ijzeren bordje verbonden, waarop de volgende woorden: „Wier beten Dich an Christus und preisen Dich; den durch Dein Kreuz hast Du die Welt erlöst." Wat nc-g betreft dat Duitsche karakter, tot aan het begin van den groolen We reldoorlog werd er in tal van lagere scholen in het Duitsch onderwezen. Het betaalmiddel was heel veel de Mark, die naluurlijk toen het zijn waarde begon te verliezen door Hollandsch geld werd ver vangen. Nu kan men weer in Heerlen met Duitsch geld terecht, zooals men in Aken dat even over de grens ligt en waarheen de Zuid-Limburgers heel gemakkelijk eens uitzwermen, met Hollandsch geld terecht kan. Intusschen genoeg over de stad. Over haar kolonies de klemtoon moet hier vallen op de laatste letter greep; dus kolonies, schrijf ik wanneer ik handel over woningbouw en sociale veerzorg. (Wordt vervolgd.) EERSTE KAMER. De Defensiebegrooting. Door de hernieuwde afdeelingen wer den gekozen tot voorzitters de heeren Van Wassenaar van Katwijk, Van Voorst tot Voorst, v. d. Berg, 'Polak en Foek. Een aantal wetsontwerpen van ge-rin gen omvang werd daarna .goedgekeurd, c-.a. dat betreffende de verbetering van de Vlissingsche haven. Hierna was aan de orde de Defensie begrooting. Eerste spreker was de heer Van Voorst tot Voorst, R.K., de oud voorzitter van den Senaat, die waar schuwde tegen de opvatting dat wij ons als weerloos zouden hebben te beschou wen. Ontwapenijig is nog nergens doorge voerd, zelfs niet in Denemarken, welks minister Rasmussen zeide: Breekt een oorlog uit, dan moet ook Denemarken klaar zijn om dien buiten de grenzen te houden. Indien onze .regeering datzelfde Standpunt blijft innemen, dan kan zij re kenen op den steun der R.K. partij. „Arm kindl" zeide Allan met innig medelijden neerziende op het bleeke ge zichtje, dat er bijna spookachtig uitzag in het half duister. „Het is een kalmte, die u duur te staan komt. Dat is geen gewone droefheid, Margaret." „Neen", zeide zij, „zoo iets ervaart men naar eens,in zijn leven. Doch niemand behoeft het te weten, Allan. God zal mij helpen om het te dragen". „Mijn arm zusjel" riep Allan. De .be vestiging van zijn vreés, dat zij die liefde van Owen, waarvan deze hem juist deel genoot bad gemaakt, beantwoordde, ver vulde hem met angst en schrik. .„Ben ik dan zoo blind geweest 1 Maar gij weet „Gij weet dat Owen u liefheeft, Mar garet?" „Neen," antwoordde zij fluisterend, en niettegenstaande haar bittere droefheid cvertoog een gloeiend rood haar gelaat. „Toch is het^ zoo, en al sedert ge- ruimen tijd. Niet alleen .als een vriend en een broeder, maar zooals gij hem lief hebt, arm kind." „Heeft hij het u gezegd?" vraagde zij nauw hoorbaar. „Ja vanavond. Het was om mij dit te zeggen, en om u te vragen, of gij zoudt willen komen, dat hij den .gehee- len dag zoo verlangend naar mij heeft uitgezien. Ja, hij heeft u oprecht lief gehad, de arme man." „En weet hij denkt hij Verder bepleitte spr. afschaffing van het dubbelrangenstelsel verbetering van het vooroefening'sinstituut en verbetering der cavalerie. De heer Koster, Lib., waarschuwde tegen verwaarloozing van de weermacht, vooral in verband met het Communis tische gevaar. De heer H-eerkens Thijssen, R.K., maakte eenige opmerkingen over de vloot waarhij hij speciaal de aandacht vestigde op onze belangen in de West. Mevr. PothuisSmit, S.D., en de heer Van Embden, V.D., die van daag zijn rede voortzet, voerden het pleit voor ontwapening. TWEEDE KAMER. De Wegenwet. In de vergadering van gisteren werd al lereerst een aantal kleine ontwerpen aangenomen. Daarna kwam aan de orde het ont werp-W egenwet. Dit ontwerp, dat berust op een voorstel van de staatscommissie voor de water staatswetgeving, geeft een regeling van verschillende punten, zonder te streven evenwel naar codificatie van het wegen- rccht in zijn geheel. Het ontwerp bepaalt o.a., wanneer een weg openbaar is, en stelt vast, dat aan een weg, de bestem ming van openbaren weg door rechtheb benden na tot standkoming dezer wet niet kan worden gegeven zonder mede werking \an den laad der gemeente, waarin de weg ligt. Het bepaalt, onder welke voorwaarden een weg aan het openbaar verkeer kan worden onttrokken, het sle-lt vast, dat de eigendom van we gen, zoolang niet het tegendeel blijkt, wordt vej'moed te zijn bij provincie, ge meente of waterschap, die den weg onder houdt, behalve, wanneer uitsluitend het ooderboud en niet het eigendom is -over genomen van rechthebbenden. Het onder houd komt ten laste van het openbare lichaam, dat een weg tot openbaren weg heeft bestemd. De wet verplicht gemeen ten tot het houden van een legger der buiten de kom gelegen wegen. In de twee laatste hoofdstukken voor de overgangs bepalingen wordt geregeld de onteigening en de tolheffing (daar vindt men o.a. de bepaling, dat geen tolheffingen van kracht zijn, dan die vóór de indiening van dit voorstel zijn ingesteld) en de ver vallenverklaring van tollen, nadat het onderhoud, door een openbaar orgaan is overgenomen, en schadevergoeding aan dengeen, die recht op tolheffing heeft, is gegeven. Debat werd over dit ontwerp zoo goed als niet gevoerd, wat een bewijs is voor de goede voorbereiding door de commis sie voor Openbare Werken, Verkeers- en Waterstaatsaangelegenheden, die aanvan kelijk bestond uit de heeren Van der Waerden, J. J. C. van Dijk, Krijger, Ebels, Drooglever Fortuyn eti- Kortenhorst, in- plaats van de twee laatsten zijn thans de heeren Bongaerts, Feber en prof. Van der Bilt, leden dezer commissie. Het gold hier een zeer moeilijke materie, en het werk van deze commissie mag dan ook wel op bijzonderen prijs worden gesteld. Interpellatie over de werkloosheid. Hierna is aan de orde een interpellatie van den heer L. de Visser, Comm., over het werkloosheidsvraagstuk. Spr. stelt de volgende vragen: 1. Heeft de regeering kennis genomen van de zich in de kapitalistische wereld uitbreidende werkloosheid, waarvan de gevolgen ook in Holland zich reeds ter dege doen gevoelen? 2. Welke maatregelen heeft de regeering genomen om de gevolgen van de werk loosheid zooveel mogelijk te doen bestrij den? 3. Is het de -regeering bekend, dat een groote afkeer bestaat onder de werkloo- zen, tegen de verplichte uitzending naar werkverschaffingen en dat omtrent de daar betaalde loonen, huisvesting en ge zondheidszorg regelmatig vele klachten worden geuit? 4. Is de regeering met ondergeteekende niet van oordeel, dat op veel deugdelijker wijze dan tot nu toe de gevolgen van de werkloosheid dienen te worden bestre den? 5. Zoo de regeering het met het sub 4 „Dat gij hem liefhebt? Neen Maggie. Hij verwacht van u vriendschap, zuster lijke genegenheid, meer niet. Maar het viel hem moeilijk om te sterven, zeide hij, zonder nog eenmaal het gelaat aan schouwd te hebben, dat hem het liefst op aarde was." Thans liet Margaret haar tranen da® vrijen loop. Allan begreep dat deze haar verlichting brengen zouden. Terwijl zij daar stond, ,als in een droom, Me han den in elkaar gestrengeld, rolden groote druppels haar langs de wangen en op haar kleed. Allan "trok haar zachtjes naar zich toe. „Mijn lieve Maggie, mijn arm zusje," sprak hij teeder. Maar eensklaps bedwong zij zich. „Terwijl wij hier staan _te praten, ligt hij misschien te sterven. Kom, Allan, kom! Laten wij toch dadelijk gaan." „Ja wij zuilen gaan, als gij u be daard kunt houden." En zij hield zich bedaard. Toen zij eeni- igie oc-genblikken later met hoed en mantel beneden kwam, had zij haar gewone zelf- beboe-rschirag teruggekregen, tot. Allan's niet geringe verbazing. 'Hij stond beneden aan de trap met een 'glas wijn in de hand. „Dank u, dat heb ik niet noodig," zeide zij, doch toen hij er op aandrong, dronk zij het gehoorzaam leeg. „Ik heb het hun gezegd," zeide hij' met. een blik in de richting van de gesloten gevraagde eens is, op welke wijze meent zij dan de gevolgen van de werkloosheid te bestrijden en is ze bereid daarbij vóór alles op de eischen der werkloozen acht te geven? Voorts vraagt hij den arbeidstijd te ver korten .tot 7 uur per dag en 40 uren per week, geen overwerk te doen verrichten en geen verdere rationalisatie van staats bedrijven door te voeren. Minister Ruys de Beeren- b r o u c k zegt met instemming te hebben gehoord, dat de werkloosheid een wereld verschijnsel is. Spr. heeft de vragen slechts een half uur te voren ontvangen, zoodat hij wellicht niet volledig kan zijn. De eerste vraag beantwoordt hij beves tigend. Intusschen wordt in Nederland meer gedaan ter bestrijding van het euvel dan in vele andere landen. In Januari 1930 waren 76.800 werkzoekenden inge schreven bij 218 organen. In 1928 bedroeg dit aantal 69.500. Er is dus stijging van het werkloosheidscijfer. De regeering is echter diligent. In Febr. 1930 waren in de Noordelijke provincies van Rijkswege te werk gesteld 6333 arbeiders, in 1928 5877. Ontginningsarbeid en ontwateringswer- ken zijn de voornaamste middelen tot werkverschaffing. Voorop moet staan, dat het loon zooda nig moet zijn, dat de werklooze bij de werkverschaffing moet blijven verkiezen tewerkstelling bij het vrije bedrijf. Na tuurlijk moet het ook zoodanig zijn, dat een bescheiden levenswijze mogelijk is. Het is nu niet gemakkelijk den gulden middenweg te bewandelen. Wanneer hoo- gere loonen werden-betaald, dan zou de landbouw op den duur in groote moeilijk heden komen. Het is de regeering niet bekend, dat groote afkeer bestaat tegen de uitzending. Een zoo radicale verkorting van den arbeidsdag als hier gevraagd, zou met zich brengen verhooging der productie kosten. De Nederlandsche industrie die voor de buitenlandsche markt werkt, zou nog moeilijker concurreeren dan nu. Rationalisatie heeft het gevolg, dat ar beidskracht gespaard wordt, die voor de productie elders kan worden aange wend. De heer De Visser repliceert. Hij zegt, dat de burgerlijke regeeringen niet in staat zijn het werkloosheidsvraagstuk op te lossen. Dat kan alleen gebeuren door de proletarische dictatuur. De heer v. d. Tempel, S. D. A. P., betoogt, dat de crisis in ons economisch leven waarschijnlijk niet van korten duur zal zijn. Het werkloozenpercentage is de laatste jaren weliswaar afnemende ge weest, doch de groote werkloosheidsgolf tengevolge van de jongste crisis is nog niet over ons land gekomen, zoodat spr. een groote uitbreiding verwacht. De aller laatste cijfers leveren symptomen voor deze verwachting. Kunnen wij nu vol doende bouwen op het inzicht der regee ring? Spr. is verre van gerust. Laat de regeering de industrie steunen zonder in protectie te vervallen, de werkloosheids verzekering verbeteren en deze wettelijk regelen, de werkverruiming krachtig ter hand nemen. De heer Vos, lib., gelooft, dat de heer v. d. Tempel behartigenswaardige wen ken heeft gegeven. Spr. volgt hem niet in diens beschouwingen over de toekomst, al gelooft spr. wel, dat er geen reden is optimistisch te zijn. Spr. dringt aan op het verstrekken van volledige gegevens te dezen aanzien. De Kamer dient ieder jaar een overzicht te ontvangen van hetgeen gebeurd is op het gebied der werkverschaffing. Bij de laatste begrooting heeft spr. aangedron gen op een uitgebreid onderzoek naar de werkloosheid in ons land. Hij heeft er nog niets van gemerkt. Spr. heeft de over tuiging, dat duizenden, die nog te boek staan als werkloozen, thans meer tot de groep van invaliden behooren. Spr, dringt aan op bevordering van het bedrijfsleven, en betere economische voorlichting. -- Ultraphoon platen en N.S.F. koffer-grammaphoons. (f48). J. M. Pol derman, Goes. Tel. 129. (Adv.) Goes. Binnen enkel© dagen, hoopt de Na het .gebied van Montauban geteisterd te hebben, heeft de overstrooming in Frajnkrijk zich verplaatst naar de streken van Bordeaux. Hierboven: Fransche troe- pen, die te hulp geroepen zijln, werpien een datn van zandzakken op-, oon een der electriciiteitsfabrieken bij Bordeaux t© beschermen. deur der eetkamer. „Zij weten waar wij been gaan, en ho© het met hem gesteld is. Gij behoeft niemand te zien." Met een erkentelijiken bli'k dankte zij- hein voor dez,e vriendelijke opmerk zaamheid. ""In de duisternis van den winteravond begaven zij zich naar buiten, en vervolg den hun weg door de stille straten. Ge en wo ord werd er tusschen broei er en zuster gewisseld, voordat zij de deur van Owen's woning bereikt hadden. Toen zeide Allan„Gij zult hem zeer veranderd vinden, Margaret veranderd ©n lijdend, en niet in staat om veel te spréken, ja, misschien zal hij u niet eens herkennen. Zijt gij daarop voorbereid?" „I'k bon er op voorbereid hem te zien sterven, Allan," zeide zij met de berus ting van iemand, die bet ergste weet. Mevrouw Morrison kwam aansloffen om d© deur open te doen. Zij hield een druipende kaars in de hoogte, to-en zij zag dat Allan niet alleen was. „Juffrouw Mayburnl" riep zij verrast en teleurgesteld tevens toen het licht o-p Margaret,s gelaat vit!. „Ik dacht dat het misschien iemand van D-r Charlton's eigen vleesch en bloed was, die hemV -de oogen kwam sluiten." „D-r C-harlton verlangt mijn zuster te zien," sprak Allan kortaf. „Wees zoo- good, en zot de kaars hier neer, Mevrouw Mor- risson. Ga even zitten Margaret, terwijl ik O-wem qp uw 'komst voorbereid. Ik zal Mevrouw Caro-11 naar beneden zenden." Hij had haar in Owen's kleine zitkamer gebracht. 't Waren slechts enkele minuten, maar 't leek Margaret, of zijl daar wel een uur gezeten had, luisterende naar elk geluid boven haar hoofd, voordat Nancy Carroll beneden kwam. Margaret schonk even weinig aandacht aan haar gejammer, als aan het gepraat van Mevrouw Morrison, Zij ontdeed zich van hoed en mantel, en begaf zich, zonder een woord te spre ken, naar boven. De twee vrouwen 'keken haar na, terwijl zij de trap' opging, en za gen daarop elkander aan. Nancy gaf lucht aan haar gevoel door een geluid, dat het midden hield tusschen een zucht, en een snik, en een kreet, terwijl zij Me vrouw Morrison in -de keuken volgde. „Och, och! Och, ochl" kreunde zij, zich op een stoel latende vallen, terwijl zij het gelaat met haar boezelaar bedekte. „Ik dacht dat niets mijn oud hart nog bedroefder zou kunnen maken, maar bet zien van dit jonge schepsel sneed mij door de ziel. Eén ding is zek-er, die goede man zal ni-et onbetreurd heen gaan. Die arm-e, jonge schepsels. Och, ochl" en zij bewoog het lichaam been en weer, geheel van streek gebracht door het treur spel, dat onder haar oogen werd afge speeld. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5