DE ZEEUW
Van bedriegelijke schittering
TWEEDE BLAD
HET ADRES
A. WIL KING
Wat er deze week voorviel
TUBERCULOSE
Uit den Middelburgschen Raad.
ZoekSichtjes.
FEUILLETON
VAN
ZATERDAG 1 FEBR. 1930. No. 104.
Bij de opening van de Vlootconf eren tie
te Londen werd de opmerking gemaakt,
dat de oogen van de geheele wereld op
Londen gericht zijn.
En dat is ook zoo. Veel zal er afhan
gen van de resultaten, die daar bereikt,
of ook niet bereikt worden. Gelukt het
niet tot een werkelijk bevredigende op
lossing te komen, dan zal de bewape-
ningswedstrijd krachtiger nog dan vroe
ger worden voortgezet. Dan ziet net er
voor Europa en voor heel de wereld ver
van gunstig uit.
Tot nu toe is er van de handelingen
der Conferentie nog droevig weinig ie
vertellen en moet men zich teverdoii sic!
len met de telkens herhaalde betuhrsng,
dat men hier met een uiterst moeilijk i-n
ingewikkeld vraagstuk bezig is, maar dat
de w e n s c h om tot beperking te komen
en zoo den vrede te dienen, algemeen is.
Wij zullen dus maar blijven hopen dat
deze wensch straks in daden wordt om
gezet, maar we willen toch ook niet ver
geten de waarschuwing, om geen vertrou
wen te stellen op prinsen of op de3 men-
schen kind, bij hetwelk geen heil is
('oor Spanje is de afgeloopen week
van groote beteekenis geweest doordat
de dictator Primo de Rivera is afgetre
den. Deze dictator heeft ongetwijfeld aan
zijn land goede diensten bewezen, maar
het valt te betreuren, dat hij geen po
gingen heeft gedaan om een parlemen
taire regeering voor te bereiden. Daardoor
bestaat de kans, dat er thans in korten
tijd meer wordt afgebroken, dan in jaren
werd cpgebouwd en dat uit het kwaad
van de dictatuur niets goeds wordt ge
boren.
In de Belgische Kamer is de beruchte
documenten-affaire nogeens speciaal aan
de orde gesteld. Veel wijzer zijn wij er niet
door geworden. Het feit echter, dat de
Regeering er belang bij schijnt te hebben
een ernstig debat te ontwijken, wijst er
op, dat bier meer achter zit dan velen
het willen doen voorkomen.
Voor ons land was deze week van meer
door do eere-promotie van Prinses Ju-
liana, waarmee zij haar studietijd zag be
kroond.
Wij zijn dankbaar, dat onze Prinses
op zoo degelijke wijze voor haar moei
lijke taak werd voorbereid, maar dat
neemt niet weg, dat bij ons volk de vu
rige hoop leeft, dat het nog vele jaren
zal duren eer zij geroepen wordt, de
plaats van onze geliefde Koningin, die
zooveel voor ons volk geweest is en nög
is, in te nemen.
Do eerste maand van het jaar 1930
is wel reeds bijna verstreken, maar de
burgemeester onzer Zeeuwscha hoofdstad
wilde toch niet breken met de al meier
in zwanjg komende gewoonte om in de
eerste Raadsvergadering in het jaar een
Niewwjaarsspe'ecn af te steken, en dus
voor Manufacturen,
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
werden öp 29 Januari over en weer
de beste wenschen voor 1930 uitgespro
ken. Het deed iet-wat komisch aan.
Verder gaf de burgemeester eien over
zicht van de voornaamste gebeurtenissen
in 1929, dat economisch niet als een
slecht ja,ar voor Middelburg kan aange
merkt worden.
Natuurlijk werd èn door den burge
meester èn door den heer Hondius (die
geroepen was na de troonrede een adres
van antwoord aan te bieden) gewag: ge
maakt van den brand op 7 December 1.1.
Ook lateT kwam men hierop nog eeni-
keeren terug. Blijkens de mededeelingen
van dien voorzitter zit er reeds gang
in het werk. Een drielal bestuursleden
van de Kon. Ned. Brandweer-vereeniging
werkt reeds aan een advies aan B.. en
W. over de boste wijze van reorganisatie
der brandweer.
Naar aanleiding van de vragen van den
heer Jeronimus werd ook weer de aan
dacht gevestigd op de brandweer. B. en
W. deelden mede (de voorzitter was zoo
ondeugend op te merken, dat dhr Jero-
niimuis dit ook wel wist, vóór hij1 zijn
vragen stelde), dat geen overeenkomst
is te vinden inzake aanschaffing, onder
houd en bediening van spuit L (de z.g.
Landsspuit). 1
Wel zei de voorzitter, dat pogingen in 't
werk worden gesteld, om voor de uitbrei
ding der brandweer steun van het Rijk te
krijgen. Inderdaad kan niet ontkend, dat
Rij'k en Provincie er groot belang bij heb
ben, dat de brandweer te Middelburg zoo
■goed mogelijk is uitgerust. E enige toezeg
ging is er echter nog niet.
Ook 'kwam dhr Jeronimus te weten, dat
er in 1926 na den eersten brand
in het hotel Verseput gecorrespondeerd
en geconfereerd is tusschen de Brand
weer-directie en den Hoofddirecteur der
Gemeente-bedrijven over wijdere buizen
voor de waterleiding: Dit is echter buiten
B. en W. oim gegaan. Dhr Jeronimus
vond hierin aanleiding de Brandweerdirec
tie een verwijt te doen. Zij had B. en W.
van een niet ten uitvoer gebrachte toe
zegging in kennis moeten stellen.
De voorzitter maakte echter al spoedig
een eind aan het brandweerdebat. Er is
blijkbaar in de vorige vergadering teveel
in het openbaar gezegd. Een herhaling
daarvan moest voorkomen worden. De
voorzitter was ©enigszins bang, dat de
verhoudingen op brandweergebied zóó
scherp zouden worden (dat het lang geen
pais en vreiê is, en dat kleine uitbarstin
gen reeds voorgekomen zijn, is bekend),
dat de stad zonder brandweer zou komen
te zitten. De opgewonden gemoederen
moeten wat bedaren, zei de burgemeester
vaderlijk en de Raad gehoorzaamde. Voor-
loopig hoort de burgerij' dus niets meer.
Wat de wederopbouw der verbrande
perceelen betreft, aan de voorbereiding
daarvan wordt door de monumenten-com
missie hard gewerkt en aanvankelijk
(zoo zei de burgemeester voorzichtig)
marcheert dat goed.
Een interessant debat werd nog gevoerd
over de loonen der arbeiders te Sluiskil.
Men zal vragen, wat de Gemeenteraad
van Middelburg daarmee te maken had.
De zaak is deze: de Directeur van de
Arbeidsbeurs had onderzocht of óök Mid-
delburgsche arbeiders te Sluiskil en omget-
ving konden worden te werk gesteld. Dat
bleek niet te gaan. Daarmee zou de zaak
uit geweest zijn. Maar die Directeur had
ook terloops iets geschreven over de lage
Iconen aldaar. En daar kwam dhr Jero
nimus op' ai.
Volgens hem moeten de werkloozen ge
wezen worden op de werkgelegenheid in
Zeeuwsch-Vlaanderen. Aan de loonen al
daar moeten ze zich dan maar aanpassen.
Gemakkelijk gezegd. Maar als er diet
meer gebeurt, gebeurt er niets. Dhr Jero
nimus zal consequent moeten zijn en de
wez'kloozen dan moeten dwingen er
heen te gaan, door iedere uitkaeving en
werkverschaffing voor hen te Middelburg
stop te zetten.
Iïïtusschen .zullen B. en W. naar de
loonen aldaar informeeren.
Een prettige mededeeling was, dat ont-
vajngen is van het Rijik de f55.000, die de
(gemeente te veel voor de "H. B. S. heeft
betaald. Later zal dat geld een bestem
ming krijgen. Een aardig gedeelte daar
van .zal wel noodig zijn voor de brand
weer 1
Over de oommercieele boekhouding bjj
gemeentewerken is uit den treure gepraat.
Na „algemoene beschouwingen" en „arti-
kelsgewijlze behandeling" werden eindelijk
de voorstellen goedgekeurd. Deze boek
houding zal o,p 1 Jan. 1931 ingaan. De
leden van het college van R. en W,
jriekehVt ojp sommige onderdeel en- niet e!ens
te zijn, zoodat eenig overleg nog wel
inoodig zal zijn.
De Raad besloot met zeer groote meer
derheid het tapverbod gedurende de ker
mis te handhaven. De burgemeester was
eens te zijn, zocdait eenig overleg nog wel
emi .drong er bij den Raad krachtig op
aan, het toch niet af te schaffen.
Alleen dhrn Mes en Jeronimus waren
blijkbaar van oordeel, dat het kermispu-
bliek alleen bestaat uit volwassen per
sonen van fijlne beschaving en standvas
tig in de matigheid. Aan de jeugdige
personen en zwakkelingen werd blijkbaar
door hen niet gedacht.
De meerderheid dacht echter wel aan
hen en wilde de gelegenheid, die den
dief maakt, nief, openstellen.
Aan de salarisregeling van den Com
missaris van Politie zijn heel wat woorden
gewijd.
Het bleek wel, dat deze vóór zijn be
noeming niet al te serieuó en zeker niet
aan het juiste adres, had geïnformeerd'
naar het salaris, aan die betrekkin® ver
bonden. Het was voor hem een tegen
valler, dat hij b.v. pensioen-premie moest
betalen.
De argumenten, die zijn advocaten in
den Raad aanvoerden, leken ons niet bij
zonder sterk. De betrokkene had zeker
vooraf behoorlijk moeten informeeren en
alle teleurstellingen dienaangaande kan
hij alleen aan zichzelf wijten.
Er was dan ook zeker geen enkel steek
band ent argument om het salaris te ver-
hoiogen, nadat de Raad zelf in 1923 aan
de Kroon had voorgesteld het salaris
te brengen op wat het nu is, waarop
de vorige commissaris ook steeds heeft
gewerkt.
Dat de tegenwoordige, omdat hij reeds
oip leeftijd is, moeite zal hebben om op
pensioen-gerechtigden leeftijd het volle
pensioen te krijgen, is juist. Maar ook dit
had hij vooruit kunnen weten, als hij even
een klein rekensommetje had gemaakt.
De meerderheid van den Raad voelde,
er dan ook niet voor, om mede te werken
het salaris te verhoogen. Het eenige,
waartoe de Raad bereid was, was de
periodieke verhoogingen zóó te vervroe
gen, dat de betrokkene op 65-jarigen leef
tijd met volledig pensioen kan gaan.
Bij de uitbreiding der zweminrichting
kwam het nu ein dan tot interessante de
batten.
De burgemeester stoof al spoedig op,
toen dhr Van der Feltz de begrooting
van B .en W. van weinig waarde noemde.
Toch bleek later, vooral uit de berekening
van dhr den Hollander, dat ze inderdaad
sterk is geflatteerd en voor een groot
deel rust op de gegevens uit een bij uit
zondering mooien zomer.
De hoeren S.D.A.P.'ers genoten, want
met deze zweminrichting is het aantal
gemeentelijke instellingen weer met één
vermeerderd. Of de bestaande particuliere
inrichting in 't gedrang komt zooals
dhrn Van der Feltz en Streefkerk vrees
den laat hen geheel boud. De heeren
lieten zich zelfs in dezen geest uiit, dat
da gemeente best een zeker bedrag per
jaar mag bijpassen voor deze sport. Als
of het maar voor heit opscheppen ligtl
Ook vingen we zelfs bij interruptie
uit de roode fractie enkele stemmen op,
dia pleitten voor zwemplicht voor de kin
deren
Mevr. de Graaf (v.d.) had het bij hare
roode halfbroers, met wie ze het meesta)
vrijwel eens is, dit keer verbruid. Ze was
ongehoord conservatief geweest, om te
pleiten voor èen verschillend tarief op
de verschillende uren. Oip het droge gaan
we nu eenmaal het liefst met onze eigen
menschei om, dus ook in het water.
Hoe 'durfde ze het te zeggen I
En even daarna was de vrede al weer
verstoord. Want mevr. de Graaf meende,
dat een zekere categorie kinderen wel
gratis mag zwemmen, wat dhr Paul hee-
Toen, voor het eerst sinds langen tijd,
zag hij' haar goed in de oogen.
„Dank-je", zei hij alleen.
In het vertrek heerschte doodsche stil
te, 'n moment...
„Corl"
Ze zette het kopje neer, vol emotie.
Hij zei het zoo anders dan gewoonlijk:
„Cor."
„Ja, Herman."
„Cor, weet je, wat de menschen van
ons hebben verteld?"
„Neen, maar hecht je daar zooveel
waarde aan?"
Zij vroeg het een weinig stug; iets an
ders had zij verwacht. En nu vroeg hij
dót. Ze begreep niet, waar hij heen wilde.
„Ja", antwoordde hij op haar vraag.
„Daaraan hecht ik veel waarde, want
het is waar".
Weer een oogenblik stilte.
Zij keek hem aan. Hij staarde vóór zich
uit, vol gedachten.
„De menschen hebben gezegd, dat ons
huwelijk ongelukkig is. Is dót waar?"
Lang had zij zich goed gehouden.
Toen zij binnen kwam en hem zag zit
ten had zij willen weenen, en ze wist
niet waarom
Toen hij zei: „Broer slaapt lekker", had
zij willen schreien, en ze wist niet waar
om
Maar nü kwam het losal de door
leefde zielestrijdal de emoties van
de laatste wekensinds Kerstavond
haar tot God had gevoerd, en nu dit met
HermanNu kwam het los
lenraal niet noodig vond. Ieder kan best
21/j eemt betalen, wat mevr. de Graaf
weer bestreed.
Mevr. de Graaf vond de bediening en
de controle bij' het urentarief veel gemak
kelijker dan bij het tarief naar het in
komen, zooals B. en W. wilden.
De Raad besloot echter de tariefskwes
tie aan te houden maar de uitbreiding
der zwemgelegenheid te doen uitvoeren.
Dit laatste echter (met de stemmen der
S,D.A.P.'ers tegen, die natuurlijk de voor
beur geven aan eigen beheer) bij' aanbe
steding
BRIEVEN UIT HET LAND VAN
CADZAND.
LIV.
De moeilijkheden voor een brief
schrijver. De Waterleiding.
Ja, 't is waar ook. Mijn brief voor „De
Zeeuw" van Zaterdagavond, 'k Heb het
nu twee jaar volgehouden om de veertien
dagen een brief uit het landje te schrij
ven, over al de nooden die er zijn en "k
had er nu eigenlijk gezegd het bijltje,
of liever de pen bij neer willen leggen.
Maar op verzoek van de redactie hoop ik
voorloopig maandelijks nog wat uit „Ca-
zand" te laten hooren.
Zoo nu en dan eens een brief schrijven
is wel leuk, maar als men om de 14
dagen moet schrijven en men heeft soms
heel weinig tijd en ook wel eens weinig
stof, dan „valt het niet mee".
In vroeger jaren ben ik nog in huis
geweest bij een Mevrouw, die graag ver
telde, dat haar verloofde iederen morgen
bij zijn ontbijt een brief van haar had.
Ik denk daar nog altijd aan terug met
ontroerende bewondering. En als ik haar
naam aan de redactie mocht noemen,
zou ik aanraden haar tot briefschrijfster
te promoveeren. Nu kwamen haar brie
ven uit dien tijd misschien wel altijd
op hetzelfde neer, maar dat heeft ook
zijn goede kant, zooals de historiebladen
bewijzen. Ik meen tenminste uit die bla
den te weten (als ik mis ben, o, school
meesters bedenk dan, dat het al zoo lang
geleden is, dat ik het Algemeene Geschie
denisboekje van Rijsens uit mijn hoofd
moest leeren), ik meen dan te weten,
dat Cato in de Romeinsche Senaat altijd
weer terugkwam op zijn oude thema:
Carthago moet verwoest worden. En dat
hij tenslotte zijn zin kreeg. En zoo zou
ook elke brief kunnen luiden: „Het Land
van Cadzand moet geholpen worden".
Mischien dat het tenslotte doordrong
door alle ambtenaarsmuren en den mi
nister bereikte. Misschien ook, dat ik
gauw een beleefd briefje van de Redac
tie ontving, dat het genoeg was en mijn
gevoel van eigenwaarde verbiedt me ont
slag te vragen, maar is er erg op gesteld
het zelf te nem^n.
En dan na tijds- en stofgebrek ook de
critiek. De critiek van den lezer, die des
Zaterdagsavonds „De Zeeuw" leest onder
het genot van een kommetje koffie en
een pijp of sigaar. Was het niet Multa-
tuli, die schreef over den wreeden lezer,
(als ik mis ben, zie boven), die las of niet
las, wat hem (Multatuli) zijn hartebloed
kostte. Ja, die lezer van de kranten. Om
een voorbeeld te noemen, ik zal niet zeg
gen, dat mijn laatste, 53e brief, mijn har
tebloed heeft gekost, maar ik schreef hem
toch onder den indruk van het moedig
streven der Aardenburgers met eenig en
thousiasme, dat streven ziende als een
daad des geloofs. En ik wilde gaarne ook
een klein duwtje geven in de goede rich
ting. En ik moest al gauw, nog wel van
e,en voorganger vernemen, dat het heele-
maal verkeerd gezien was, daarover in de
krant te schrijven. En ik zat diep in den
put. Maar gelukkig hoorde ik, dat een
ander, ook voorganger, had gezegd, dat
het heel best was, dat de Cadzandsche
briefschrijver daaraan een brief had ge
wijd, dat die zaak moest gaan leven in
het hart van alle broeders en zusters, en
toen heb ik mijn vulpenhouder weer op
nieuw gevuld. Zoodat ik maar wil zeggen,
die lezer weetjel
En nu ga ik, na deze lange inleiding,
van wal steken, en het dezen keer nog
even hebben over de waterleiding. Ik had
het plan mijn Nieuwjaarsbrief te schrij-
In hevig snikken barstte zij uit, het
hoofd op de tafel leggend, schokschou
derend
Hij liet haar begaan, terwijl hem de
tranen in de oogen sprongen.
Toen kón hij niet meer, sloeg de armen
om haar heen, trok haar naar zich toe
en kuste haar de tranen van de oogen.
Hoe lang was dat geleden, dat hij haar
gekust had!
„Kan dat niet veranderen, Cor?" vroeg
hij met gesmoorde stem.
„Ik snak er naar, dat het anders
wordt'", antwoordde zij, en hem toen
glimlachend aanziend: „en het zal,
met Gods hulp, anders worden ook"'.
Zij verbaasde er zich over, dat hij geen
aanmerking maakte op haar gezegde
„met Gods hulp". Zij vond dit een ver
blijdend teeken en dankte er in stilte
God voor.
Toen kuste zij hem
'n Oogenblik later zei hij: „Leefde klei
ne Cor nu nog maar!"
Uit die verzuchting maakte zij op, hoe
ontzaglijk hij geleden had sinds den dood
van z'n lieveling.
„We kunnen en mogen daar niet in
komen, Herman. Wat God doet, doet hij
tot ons bestwil."
„Ik kan heit niet gelooven," zuchtte
hijl smarteljjlk. „Ik kan niet in Hem ge-
looven, wil-je me helpen?"
„Het gevoel, den vrede, dien ik sinds
Kerstmis heb ontvangen, kan ik je niet
geven, lieveling. Ik kan ie er alleen over
spreken en voor je bidden."
Een profeet is niet altijd geëerd in
zijn vaderland, terwijl de vreemdeling
vaak wel wat al te gemakkelijk als .pro
feet wordt gevierd.
Het H d b 1 d. gaf daarvan onlangs een
aardig staaltje;
„In Pulchri te Amsterdam exposeerde
een zekere „Professor Ernst Vollbehr"
uit Munchen een groot aantal indische
schilderijen, onder patronaat van de Ver
een iging Oost en West.
Deze heer, aldus genoemd blad, kan
schilderen noch teekenen. Maar dan ook
in het geheel niet. Zijn figuren zijn hou
terig en misteekemd, zijn kleurèn krijschen
en zijn factuur is die van een scheeps-
schilder die een boot in de menie moet
zetten
Wat de voorstellingen belangt, die heb
ben een zekere uiterlijke gelijkenis
veel ervan hebben wij ter plaatse gezien
maar ze missen elke Indische sfeer.
En nu zal men nota bene een aantal
dezer producten van een buitenlandschen
kladschilder gaan reproduceeren om te
dienen als schoolplaten, die onze Neder-
landsche jeugd eenig "begrip van Indië
moeten bijbrengen 1
Alscf wij geen schilders hadden die
Indië honderdmaal beter hebben afge
beeld dan deze Duitscher.
Maar wie van buiten de grenzen komt
is in Nederland nog altijd licht profeet!"
OPMERKER.
ven maar dat moet nu maar achterwege
blijven zeer tot genoegen denk ik van een
ouwe moeie (zie brief van verleden jaar)
die mij met haar levenslange ongenoegen
heeft bedreigd, als ik haar weer in de
krant breng.
Dus nog eens de waterleiding. Maandag
a.s. vergadert in Terneuzen weer eens de
„waterleiding". En nu staat als eenig punt
op het program het voorstel van St.-Jan-
steen en Axel tot ontbinding der maat
schappij. 'k Had gedacht, dat deze gemeen
ten na 't dezer dagen bekend gewordene
over de actie van de „Groote onbeken
de" hun voorstel wel zouden hebben in
getrokken, maar dit schijnt niet het ge
val te zijn geweest.
Het blijkt nu officiëel, dat achter de
actie van enkele personen uit het land
van Axel, die niet als deskundig kon
den! worden aangemerkt, zat de heer
Jenny W eiijieirman, ook iemand in
's Rijks dienst. De minister heeft toen
zeer terecht (ik had daar verleden jaar
Augustus ook al op gewezen, maar de
Redactie was het niet met me eens schijn
baar en liet een stuk uit mijn brief weg)
dat zijn critiek thuisbehoorde in Den
Haag en niet in Axel.
Genoemd persoon heeft toen den mi
nister twee nota's toegezonden, en om
deze te onderzoeken "is een sub-commis
sie ingesteld bestaande uit enkele hee
ren, wier namen niet de eerste de beste
zyn. Deze hebben alles nauwkeurig on
derzocht. Het ging over de abonnements
tarieven, het vermogen van de waterwin-
plaats. waterverbruik voor het vee, af
schrijvingspolitiek en tempo van aanslui-
ting.
Op al deze punten acht de
commissie de geleverde cri
tiek ten eenenmale onjuist, en
T. B. C.-Patiënten, bespoedigt Uwe
genezing door een kuur met uranuline.
Leest wat Dr. J. H. VAN GRAF
HORST, arts schrijft in zijn brochure
„Wenken en raadgevingen bij de be
handeling van Tuberculose en Scro-
fulose" over de gunstige resultaten,
daarmee verkregen bij tuberculose en
klierziekte. Deze brochure, die o. a.
talrijke attestenbevat van geneesheeren
en gewezen patiënten, wordt U, op
aanvrage, in gesloten enveloppe, gratis
toegezonden door de Pharm. Ond,
Dr. J. H. VAN GRAFHORST. Schevenin-
gen, Alkmaarsche straat, D 9.
Dien avond was er een man en een
vrouw
Zij hadden elkaar weergevonden I
En de man biechtte, terwijl zijl weende,
tóch ondanks al het zondige, dat hij
haar vertelde niet tronen van. vreugde
in, de oogen.
En terwijl hijs beleed, i.i diep schreiend
schuldbesef, was er een God, die zag
en zich verblijdde, om hem, die beleed
voor zijn vrouw, maar het ©erlang ook
voor Hem zou doen, als hijl had leeren
inzien, dat zijn doel en streven vóór dieto
tyd, z(jln jagen naar bezit, zijn opgaan
in den handel, zijin speculeeren, zijn genot,
zooals hjj dat toen noemde als hiji had
loeren inzien, dat dat alles was een fata
morgana; als hij had leeren inzien dat het
leven zander God is een 'leeg, doelloos
koud bestaan, dat geen warmte geeft aan
da ziel, die hunkert naar warmte en licht.
XIII.
'Zonder zich aan de praatjes der men
schen te sloren (die natuurlijk „reusach
tig" stof tot praten hadden!) liep Cor Jan
sen door haar dorpje.
Twee dagen bleef ze thuis.
Toen ging ze >veer terug>naar Amster
dam. Men trachtte haar langer te hou
den, maar ze weigerde. Gauw zou ze nog
eens terugkomen.
Maar nu niet langer. Neen, want: „Ik
moet naar Herman en naar mijn ventje."
Dót was de jubel van een liefhebbende
vrouw!
Dót was ook moederjubel I
door
H. ZEEBERG.
18) (Slot.)
Maar zoo redeneerde hij als die
godsdienst nu inderdaad^ kracht geeft (en
dat zag hij dagelijks aan z'n vrouw die
vriendelijk deed, waar hijl verstokt als
hij nóg bleef onvriendelijk en stug
was), dan is dat toch iets, dan is dat
toch geen hallucinatie, geen hersenschim.
Dit kwelde hem, op het kantoor, op reis,
als hij voor zijn zaken uit was, die lang
zamerhand weer opbloeiden omdat hij,
aanpakte met energie, en steun ontving
van den heer Hansen; als hij op z'n
kamer des avonds zat te werken. Het
liet hem niet los. De heer Hansen, fijn
opmerker als-ie was (zij spraken elkaar
schier dagelijks), zag 'het ook wel, ver
blijdde zich er over, en verzuimde niet
hem op het éénige noodige te wijzen.
En met innigen dank aan God zag hij,
dat zijn woorden insloegen, iets achter
lieten bij hem, die eerst afkeerig het hoofd
had gewend.
Zoo verliepen ettelijke weken, tot hij
het niet meer kon uitstaan, tot hij vrede,
volkomen vrede móést maken met z'n
vrouw, die hij in den grond van zijn
hart toch zoo oneindig lief had!
Op 'n Zondagavond verliet hij z'n werk
kamer, ging naar de huiskamer, rakelde
het vuur wat op,- en wachtte. Hij begreep,
dat Cor naar de kerk was. Daar hoorde
hij de voordeur opengaan. Hij keek ver
langend naar de kamerdeur.
Cor kwam binnen.
„Goeden avond", zei hij vriendelijker
dan ooit.
„Dag, Herman."
„Ben je uit geweest?"
„Ja, ik ben naar de, kerk geweest",
antwoordde zij.
„Zoo', zei hij.
„Moet je nog eten?" vroeg zij.
„Neen, ik heb het al gedaan; ik wist
niet waar je was."
Ze ging heen om hoed en mantel af
te doen. Niets begreep ze er meer van.
„Ik heb de dienstbode weggestuurd,"
zei hij, toen ze weer binnenkwam; „ze
wou uitgaan en ik heb het toegestaan.
Ik wou alleen zijn. Broer slaapt lekker."
Verwonderd keek zij hem aan, maar
hij staarde alweer een andere richting
uit.
„Broer slaapt lekker", had Herman ge
zegd.
Anders bemoeide hij zich nooit met den
jongen. Zou er verandering komen? In
haar hart smeekte zij God het goede in
hem te werken, evenals Hij het in haar
had gedaan.
Vlug liet zij water koken en zette thee,
schonk hem in, schoof het kopje bij en
keek hem aan.