DE ZEEUW Van bedriegelijke schittering TWEEDE BLAD HET ADRES A. WIL KING Wat er deze week voorviel TUBERCULOSE Uit den Middelburgschen Raad. ZoekSichtjes. FEUILLETON VAN ZATERDAG 1 FEBR. 1930. No. 104. Bij de opening van de Vlootconf eren tie te Londen werd de opmerking gemaakt, dat de oogen van de geheele wereld op Londen gericht zijn. En dat is ook zoo. Veel zal er afhan gen van de resultaten, die daar bereikt, of ook niet bereikt worden. Gelukt het niet tot een werkelijk bevredigende op lossing te komen, dan zal de bewape- ningswedstrijd krachtiger nog dan vroe ger worden voortgezet. Dan ziet net er voor Europa en voor heel de wereld ver van gunstig uit. Tot nu toe is er van de handelingen der Conferentie nog droevig weinig ie vertellen en moet men zich teverdoii sic! len met de telkens herhaalde betuhrsng, dat men hier met een uiterst moeilijk i-n ingewikkeld vraagstuk bezig is, maar dat de w e n s c h om tot beperking te komen en zoo den vrede te dienen, algemeen is. Wij zullen dus maar blijven hopen dat deze wensch straks in daden wordt om gezet, maar we willen toch ook niet ver geten de waarschuwing, om geen vertrou wen te stellen op prinsen of op de3 men- schen kind, bij hetwelk geen heil is ('oor Spanje is de afgeloopen week van groote beteekenis geweest doordat de dictator Primo de Rivera is afgetre den. Deze dictator heeft ongetwijfeld aan zijn land goede diensten bewezen, maar het valt te betreuren, dat hij geen po gingen heeft gedaan om een parlemen taire regeering voor te bereiden. Daardoor bestaat de kans, dat er thans in korten tijd meer wordt afgebroken, dan in jaren werd cpgebouwd en dat uit het kwaad van de dictatuur niets goeds wordt ge boren. In de Belgische Kamer is de beruchte documenten-affaire nogeens speciaal aan de orde gesteld. Veel wijzer zijn wij er niet door geworden. Het feit echter, dat de Regeering er belang bij schijnt te hebben een ernstig debat te ontwijken, wijst er op, dat bier meer achter zit dan velen het willen doen voorkomen. Voor ons land was deze week van meer door do eere-promotie van Prinses Ju- liana, waarmee zij haar studietijd zag be kroond. Wij zijn dankbaar, dat onze Prinses op zoo degelijke wijze voor haar moei lijke taak werd voorbereid, maar dat neemt niet weg, dat bij ons volk de vu rige hoop leeft, dat het nog vele jaren zal duren eer zij geroepen wordt, de plaats van onze geliefde Koningin, die zooveel voor ons volk geweest is en nög is, in te nemen. Do eerste maand van het jaar 1930 is wel reeds bijna verstreken, maar de burgemeester onzer Zeeuwscha hoofdstad wilde toch niet breken met de al meier in zwanjg komende gewoonte om in de eerste Raadsvergadering in het jaar een Niewwjaarsspe'ecn af te steken, en dus voor Manufacturen, Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST werden öp 29 Januari over en weer de beste wenschen voor 1930 uitgespro ken. Het deed iet-wat komisch aan. Verder gaf de burgemeester eien over zicht van de voornaamste gebeurtenissen in 1929, dat economisch niet als een slecht ja,ar voor Middelburg kan aange merkt worden. Natuurlijk werd èn door den burge meester èn door den heer Hondius (die geroepen was na de troonrede een adres van antwoord aan te bieden) gewag: ge maakt van den brand op 7 December 1.1. Ook lateT kwam men hierop nog eeni- keeren terug. Blijkens de mededeelingen van dien voorzitter zit er reeds gang in het werk. Een drielal bestuursleden van de Kon. Ned. Brandweer-vereeniging werkt reeds aan een advies aan B.. en W. over de boste wijze van reorganisatie der brandweer. Naar aanleiding van de vragen van den heer Jeronimus werd ook weer de aan dacht gevestigd op de brandweer. B. en W. deelden mede (de voorzitter was zoo ondeugend op te merken, dat dhr Jero- niimuis dit ook wel wist, vóór hij1 zijn vragen stelde), dat geen overeenkomst is te vinden inzake aanschaffing, onder houd en bediening van spuit L (de z.g. Landsspuit). 1 Wel zei de voorzitter, dat pogingen in 't werk worden gesteld, om voor de uitbrei ding der brandweer steun van het Rijk te krijgen. Inderdaad kan niet ontkend, dat Rij'k en Provincie er groot belang bij heb ben, dat de brandweer te Middelburg zoo ■goed mogelijk is uitgerust. E enige toezeg ging is er echter nog niet. Ook 'kwam dhr Jeronimus te weten, dat er in 1926 na den eersten brand in het hotel Verseput gecorrespondeerd en geconfereerd is tusschen de Brand weer-directie en den Hoofddirecteur der Gemeente-bedrijven over wijdere buizen voor de waterleiding: Dit is echter buiten B. en W. oim gegaan. Dhr Jeronimus vond hierin aanleiding de Brandweerdirec tie een verwijt te doen. Zij had B. en W. van een niet ten uitvoer gebrachte toe zegging in kennis moeten stellen. De voorzitter maakte echter al spoedig een eind aan het brandweerdebat. Er is blijkbaar in de vorige vergadering teveel in het openbaar gezegd. Een herhaling daarvan moest voorkomen worden. De voorzitter was ©enigszins bang, dat de verhoudingen op brandweergebied zóó scherp zouden worden (dat het lang geen pais en vreiê is, en dat kleine uitbarstin gen reeds voorgekomen zijn, is bekend), dat de stad zonder brandweer zou komen te zitten. De opgewonden gemoederen moeten wat bedaren, zei de burgemeester vaderlijk en de Raad gehoorzaamde. Voor- loopig hoort de burgerij' dus niets meer. Wat de wederopbouw der verbrande perceelen betreft, aan de voorbereiding daarvan wordt door de monumenten-com missie hard gewerkt en aanvankelijk (zoo zei de burgemeester voorzichtig) marcheert dat goed. Een interessant debat werd nog gevoerd over de loonen der arbeiders te Sluiskil. Men zal vragen, wat de Gemeenteraad van Middelburg daarmee te maken had. De zaak is deze: de Directeur van de Arbeidsbeurs had onderzocht of óök Mid- delburgsche arbeiders te Sluiskil en omget- ving konden worden te werk gesteld. Dat bleek niet te gaan. Daarmee zou de zaak uit geweest zijn. Maar die Directeur had ook terloops iets geschreven over de lage Iconen aldaar. En daar kwam dhr Jero nimus op' ai. Volgens hem moeten de werkloozen ge wezen worden op de werkgelegenheid in Zeeuwsch-Vlaanderen. Aan de loonen al daar moeten ze zich dan maar aanpassen. Gemakkelijk gezegd. Maar als er diet meer gebeurt, gebeurt er niets. Dhr Jero nimus zal consequent moeten zijn en de wez'kloozen dan moeten dwingen er heen te gaan, door iedere uitkaeving en werkverschaffing voor hen te Middelburg stop te zetten. Iïïtusschen .zullen B. en W. naar de loonen aldaar informeeren. Een prettige mededeeling was, dat ont- vajngen is van het Rijik de f55.000, die de (gemeente te veel voor de "H. B. S. heeft betaald. Later zal dat geld een bestem ming krijgen. Een aardig gedeelte daar van .zal wel noodig zijn voor de brand weer 1 Over de oommercieele boekhouding bjj gemeentewerken is uit den treure gepraat. Na „algemoene beschouwingen" en „arti- kelsgewijlze behandeling" werden eindelijk de voorstellen goedgekeurd. Deze boek houding zal o,p 1 Jan. 1931 ingaan. De leden van het college van R. en W, jriekehVt ojp sommige onderdeel en- niet e!ens te zijn, zoodat eenig overleg nog wel inoodig zal zijn. De Raad besloot met zeer groote meer derheid het tapverbod gedurende de ker mis te handhaven. De burgemeester was eens te zijn, zocdait eenig overleg nog wel emi .drong er bij den Raad krachtig op aan, het toch niet af te schaffen. Alleen dhrn Mes en Jeronimus waren blijkbaar van oordeel, dat het kermispu- bliek alleen bestaat uit volwassen per sonen van fijlne beschaving en standvas tig in de matigheid. Aan de jeugdige personen en zwakkelingen werd blijkbaar door hen niet gedacht. De meerderheid dacht echter wel aan hen en wilde de gelegenheid, die den dief maakt, nief, openstellen. Aan de salarisregeling van den Com missaris van Politie zijn heel wat woorden gewijd. Het bleek wel, dat deze vóór zijn be noeming niet al te serieuó en zeker niet aan het juiste adres, had geïnformeerd' naar het salaris, aan die betrekkin® ver bonden. Het was voor hem een tegen valler, dat hij b.v. pensioen-premie moest betalen. De argumenten, die zijn advocaten in den Raad aanvoerden, leken ons niet bij zonder sterk. De betrokkene had zeker vooraf behoorlijk moeten informeeren en alle teleurstellingen dienaangaande kan hij alleen aan zichzelf wijten. Er was dan ook zeker geen enkel steek band ent argument om het salaris te ver- hoiogen, nadat de Raad zelf in 1923 aan de Kroon had voorgesteld het salaris te brengen op wat het nu is, waarop de vorige commissaris ook steeds heeft gewerkt. Dat de tegenwoordige, omdat hij reeds oip leeftijd is, moeite zal hebben om op pensioen-gerechtigden leeftijd het volle pensioen te krijgen, is juist. Maar ook dit had hij vooruit kunnen weten, als hij even een klein rekensommetje had gemaakt. De meerderheid van den Raad voelde, er dan ook niet voor, om mede te werken het salaris te verhoogen. Het eenige, waartoe de Raad bereid was, was de periodieke verhoogingen zóó te vervroe gen, dat de betrokkene op 65-jarigen leef tijd met volledig pensioen kan gaan. Bij de uitbreiding der zweminrichting kwam het nu ein dan tot interessante de batten. De burgemeester stoof al spoedig op, toen dhr Van der Feltz de begrooting van B .en W. van weinig waarde noemde. Toch bleek later, vooral uit de berekening van dhr den Hollander, dat ze inderdaad sterk is geflatteerd en voor een groot deel rust op de gegevens uit een bij uit zondering mooien zomer. De hoeren S.D.A.P.'ers genoten, want met deze zweminrichting is het aantal gemeentelijke instellingen weer met één vermeerderd. Of de bestaande particuliere inrichting in 't gedrang komt zooals dhrn Van der Feltz en Streefkerk vrees den laat hen geheel boud. De heeren lieten zich zelfs in dezen geest uiit, dat da gemeente best een zeker bedrag per jaar mag bijpassen voor deze sport. Als of het maar voor heit opscheppen ligtl Ook vingen we zelfs bij interruptie uit de roode fractie enkele stemmen op, dia pleitten voor zwemplicht voor de kin deren Mevr. de Graaf (v.d.) had het bij hare roode halfbroers, met wie ze het meesta) vrijwel eens is, dit keer verbruid. Ze was ongehoord conservatief geweest, om te pleiten voor èen verschillend tarief op de verschillende uren. Oip het droge gaan we nu eenmaal het liefst met onze eigen menschei om, dus ook in het water. Hoe 'durfde ze het te zeggen I En even daarna was de vrede al weer verstoord. Want mevr. de Graaf meende, dat een zekere categorie kinderen wel gratis mag zwemmen, wat dhr Paul hee- Toen, voor het eerst sinds langen tijd, zag hij' haar goed in de oogen. „Dank-je", zei hij alleen. In het vertrek heerschte doodsche stil te, 'n moment... „Corl" Ze zette het kopje neer, vol emotie. Hij zei het zoo anders dan gewoonlijk: „Cor." „Ja, Herman." „Cor, weet je, wat de menschen van ons hebben verteld?" „Neen, maar hecht je daar zooveel waarde aan?" Zij vroeg het een weinig stug; iets an ders had zij verwacht. En nu vroeg hij dót. Ze begreep niet, waar hij heen wilde. „Ja", antwoordde hij op haar vraag. „Daaraan hecht ik veel waarde, want het is waar". Weer een oogenblik stilte. Zij keek hem aan. Hij staarde vóór zich uit, vol gedachten. „De menschen hebben gezegd, dat ons huwelijk ongelukkig is. Is dót waar?" Lang had zij zich goed gehouden. Toen zij binnen kwam en hem zag zit ten had zij willen weenen, en ze wist niet waarom Toen hij zei: „Broer slaapt lekker", had zij willen schreien, en ze wist niet waar om Maar nü kwam het losal de door leefde zielestrijdal de emoties van de laatste wekensinds Kerstavond haar tot God had gevoerd, en nu dit met HermanNu kwam het los lenraal niet noodig vond. Ieder kan best 21/j eemt betalen, wat mevr. de Graaf weer bestreed. Mevr. de Graaf vond de bediening en de controle bij' het urentarief veel gemak kelijker dan bij het tarief naar het in komen, zooals B. en W. wilden. De Raad besloot echter de tariefskwes tie aan te houden maar de uitbreiding der zwemgelegenheid te doen uitvoeren. Dit laatste echter (met de stemmen der S,D.A.P.'ers tegen, die natuurlijk de voor beur geven aan eigen beheer) bij' aanbe steding BRIEVEN UIT HET LAND VAN CADZAND. LIV. De moeilijkheden voor een brief schrijver. De Waterleiding. Ja, 't is waar ook. Mijn brief voor „De Zeeuw" van Zaterdagavond, 'k Heb het nu twee jaar volgehouden om de veertien dagen een brief uit het landje te schrij ven, over al de nooden die er zijn en "k had er nu eigenlijk gezegd het bijltje, of liever de pen bij neer willen leggen. Maar op verzoek van de redactie hoop ik voorloopig maandelijks nog wat uit „Ca- zand" te laten hooren. Zoo nu en dan eens een brief schrijven is wel leuk, maar als men om de 14 dagen moet schrijven en men heeft soms heel weinig tijd en ook wel eens weinig stof, dan „valt het niet mee". In vroeger jaren ben ik nog in huis geweest bij een Mevrouw, die graag ver telde, dat haar verloofde iederen morgen bij zijn ontbijt een brief van haar had. Ik denk daar nog altijd aan terug met ontroerende bewondering. En als ik haar naam aan de redactie mocht noemen, zou ik aanraden haar tot briefschrijfster te promoveeren. Nu kwamen haar brie ven uit dien tijd misschien wel altijd op hetzelfde neer, maar dat heeft ook zijn goede kant, zooals de historiebladen bewijzen. Ik meen tenminste uit die bla den te weten (als ik mis ben, o, school meesters bedenk dan, dat het al zoo lang geleden is, dat ik het Algemeene Geschie denisboekje van Rijsens uit mijn hoofd moest leeren), ik meen dan te weten, dat Cato in de Romeinsche Senaat altijd weer terugkwam op zijn oude thema: Carthago moet verwoest worden. En dat hij tenslotte zijn zin kreeg. En zoo zou ook elke brief kunnen luiden: „Het Land van Cadzand moet geholpen worden". Mischien dat het tenslotte doordrong door alle ambtenaarsmuren en den mi nister bereikte. Misschien ook, dat ik gauw een beleefd briefje van de Redac tie ontving, dat het genoeg was en mijn gevoel van eigenwaarde verbiedt me ont slag te vragen, maar is er erg op gesteld het zelf te nem^n. En dan na tijds- en stofgebrek ook de critiek. De critiek van den lezer, die des Zaterdagsavonds „De Zeeuw" leest onder het genot van een kommetje koffie en een pijp of sigaar. Was het niet Multa- tuli, die schreef over den wreeden lezer, (als ik mis ben, zie boven), die las of niet las, wat hem (Multatuli) zijn hartebloed kostte. Ja, die lezer van de kranten. Om een voorbeeld te noemen, ik zal niet zeg gen, dat mijn laatste, 53e brief, mijn har tebloed heeft gekost, maar ik schreef hem toch onder den indruk van het moedig streven der Aardenburgers met eenig en thousiasme, dat streven ziende als een daad des geloofs. En ik wilde gaarne ook een klein duwtje geven in de goede rich ting. En ik moest al gauw, nog wel van e,en voorganger vernemen, dat het heele- maal verkeerd gezien was, daarover in de krant te schrijven. En ik zat diep in den put. Maar gelukkig hoorde ik, dat een ander, ook voorganger, had gezegd, dat het heel best was, dat de Cadzandsche briefschrijver daaraan een brief had ge wijd, dat die zaak moest gaan leven in het hart van alle broeders en zusters, en toen heb ik mijn vulpenhouder weer op nieuw gevuld. Zoodat ik maar wil zeggen, die lezer weetjel En nu ga ik, na deze lange inleiding, van wal steken, en het dezen keer nog even hebben over de waterleiding. Ik had het plan mijn Nieuwjaarsbrief te schrij- In hevig snikken barstte zij uit, het hoofd op de tafel leggend, schokschou derend Hij liet haar begaan, terwijl hem de tranen in de oogen sprongen. Toen kón hij niet meer, sloeg de armen om haar heen, trok haar naar zich toe en kuste haar de tranen van de oogen. Hoe lang was dat geleden, dat hij haar gekust had! „Kan dat niet veranderen, Cor?" vroeg hij met gesmoorde stem. „Ik snak er naar, dat het anders wordt'", antwoordde zij, en hem toen glimlachend aanziend: „en het zal, met Gods hulp, anders worden ook"'. Zij verbaasde er zich over, dat hij geen aanmerking maakte op haar gezegde „met Gods hulp". Zij vond dit een ver blijdend teeken en dankte er in stilte God voor. Toen kuste zij hem 'n Oogenblik later zei hij: „Leefde klei ne Cor nu nog maar!" Uit die verzuchting maakte zij op, hoe ontzaglijk hij geleden had sinds den dood van z'n lieveling. „We kunnen en mogen daar niet in komen, Herman. Wat God doet, doet hij tot ons bestwil." „Ik kan heit niet gelooven," zuchtte hijl smarteljjlk. „Ik kan niet in Hem ge- looven, wil-je me helpen?" „Het gevoel, den vrede, dien ik sinds Kerstmis heb ontvangen, kan ik je niet geven, lieveling. Ik kan ie er alleen over spreken en voor je bidden." Een profeet is niet altijd geëerd in zijn vaderland, terwijl de vreemdeling vaak wel wat al te gemakkelijk als .pro feet wordt gevierd. Het H d b 1 d. gaf daarvan onlangs een aardig staaltje; „In Pulchri te Amsterdam exposeerde een zekere „Professor Ernst Vollbehr" uit Munchen een groot aantal indische schilderijen, onder patronaat van de Ver een iging Oost en West. Deze heer, aldus genoemd blad, kan schilderen noch teekenen. Maar dan ook in het geheel niet. Zijn figuren zijn hou terig en misteekemd, zijn kleurèn krijschen en zijn factuur is die van een scheeps- schilder die een boot in de menie moet zetten Wat de voorstellingen belangt, die heb ben een zekere uiterlijke gelijkenis veel ervan hebben wij ter plaatse gezien maar ze missen elke Indische sfeer. En nu zal men nota bene een aantal dezer producten van een buitenlandschen kladschilder gaan reproduceeren om te dienen als schoolplaten, die onze Neder- landsche jeugd eenig "begrip van Indië moeten bijbrengen 1 Alscf wij geen schilders hadden die Indië honderdmaal beter hebben afge beeld dan deze Duitscher. Maar wie van buiten de grenzen komt is in Nederland nog altijd licht profeet!" OPMERKER. ven maar dat moet nu maar achterwege blijven zeer tot genoegen denk ik van een ouwe moeie (zie brief van verleden jaar) die mij met haar levenslange ongenoegen heeft bedreigd, als ik haar weer in de krant breng. Dus nog eens de waterleiding. Maandag a.s. vergadert in Terneuzen weer eens de „waterleiding". En nu staat als eenig punt op het program het voorstel van St.-Jan- steen en Axel tot ontbinding der maat schappij. 'k Had gedacht, dat deze gemeen ten na 't dezer dagen bekend gewordene over de actie van de „Groote onbeken de" hun voorstel wel zouden hebben in getrokken, maar dit schijnt niet het ge val te zijn geweest. Het blijkt nu officiëel, dat achter de actie van enkele personen uit het land van Axel, die niet als deskundig kon den! worden aangemerkt, zat de heer Jenny W eiijieirman, ook iemand in 's Rijks dienst. De minister heeft toen zeer terecht (ik had daar verleden jaar Augustus ook al op gewezen, maar de Redactie was het niet met me eens schijn baar en liet een stuk uit mijn brief weg) dat zijn critiek thuisbehoorde in Den Haag en niet in Axel. Genoemd persoon heeft toen den mi nister twee nota's toegezonden, en om deze te onderzoeken "is een sub-commis sie ingesteld bestaande uit enkele hee ren, wier namen niet de eerste de beste zyn. Deze hebben alles nauwkeurig on derzocht. Het ging over de abonnements tarieven, het vermogen van de waterwin- plaats. waterverbruik voor het vee, af schrijvingspolitiek en tempo van aanslui- ting. Op al deze punten acht de commissie de geleverde cri tiek ten eenenmale onjuist, en T. B. C.-Patiënten, bespoedigt Uwe genezing door een kuur met uranuline. Leest wat Dr. J. H. VAN GRAF HORST, arts schrijft in zijn brochure „Wenken en raadgevingen bij de be handeling van Tuberculose en Scro- fulose" over de gunstige resultaten, daarmee verkregen bij tuberculose en klierziekte. Deze brochure, die o. a. talrijke attestenbevat van geneesheeren en gewezen patiënten, wordt U, op aanvrage, in gesloten enveloppe, gratis toegezonden door de Pharm. Ond, Dr. J. H. VAN GRAFHORST. Schevenin- gen, Alkmaarsche straat, D 9. Dien avond was er een man en een vrouw Zij hadden elkaar weergevonden I En de man biechtte, terwijl zijl weende, tóch ondanks al het zondige, dat hij haar vertelde niet tronen van. vreugde in, de oogen. En terwijl hijs beleed, i.i diep schreiend schuldbesef, was er een God, die zag en zich verblijdde, om hem, die beleed voor zijn vrouw, maar het ©erlang ook voor Hem zou doen, als hijl had leeren inzien, dat zijn doel en streven vóór dieto tyd, z(jln jagen naar bezit, zijn opgaan in den handel, zijin speculeeren, zijn genot, zooals hjj dat toen noemde als hiji had loeren inzien, dat dat alles was een fata morgana; als hij had leeren inzien dat het leven zander God is een 'leeg, doelloos koud bestaan, dat geen warmte geeft aan da ziel, die hunkert naar warmte en licht. XIII. 'Zonder zich aan de praatjes der men schen te sloren (die natuurlijk „reusach tig" stof tot praten hadden!) liep Cor Jan sen door haar dorpje. Twee dagen bleef ze thuis. Toen ging ze >veer terug>naar Amster dam. Men trachtte haar langer te hou den, maar ze weigerde. Gauw zou ze nog eens terugkomen. Maar nu niet langer. Neen, want: „Ik moet naar Herman en naar mijn ventje." Dót was de jubel van een liefhebbende vrouw! Dót was ook moederjubel I door H. ZEEBERG. 18) (Slot.) Maar zoo redeneerde hij als die godsdienst nu inderdaad^ kracht geeft (en dat zag hij dagelijks aan z'n vrouw die vriendelijk deed, waar hijl verstokt als hij nóg bleef onvriendelijk en stug was), dan is dat toch iets, dan is dat toch geen hallucinatie, geen hersenschim. Dit kwelde hem, op het kantoor, op reis, als hij voor zijn zaken uit was, die lang zamerhand weer opbloeiden omdat hij, aanpakte met energie, en steun ontving van den heer Hansen; als hij op z'n kamer des avonds zat te werken. Het liet hem niet los. De heer Hansen, fijn opmerker als-ie was (zij spraken elkaar schier dagelijks), zag 'het ook wel, ver blijdde zich er over, en verzuimde niet hem op het éénige noodige te wijzen. En met innigen dank aan God zag hij, dat zijn woorden insloegen, iets achter lieten bij hem, die eerst afkeerig het hoofd had gewend. Zoo verliepen ettelijke weken, tot hij het niet meer kon uitstaan, tot hij vrede, volkomen vrede móést maken met z'n vrouw, die hij in den grond van zijn hart toch zoo oneindig lief had! Op 'n Zondagavond verliet hij z'n werk kamer, ging naar de huiskamer, rakelde het vuur wat op,- en wachtte. Hij begreep, dat Cor naar de kerk was. Daar hoorde hij de voordeur opengaan. Hij keek ver langend naar de kamerdeur. Cor kwam binnen. „Goeden avond", zei hij vriendelijker dan ooit. „Dag, Herman." „Ben je uit geweest?" „Ja, ik ben naar de, kerk geweest", antwoordde zij. „Zoo', zei hij. „Moet je nog eten?" vroeg zij. „Neen, ik heb het al gedaan; ik wist niet waar je was." Ze ging heen om hoed en mantel af te doen. Niets begreep ze er meer van. „Ik heb de dienstbode weggestuurd," zei hij, toen ze weer binnenkwam; „ze wou uitgaan en ik heb het toegestaan. Ik wou alleen zijn. Broer slaapt lekker." Verwonderd keek zij hem aan, maar hij staarde alweer een andere richting uit. „Broer slaapt lekker", had Herman ge zegd. Anders bemoeide hij zich nooit met den jongen. Zou er verandering komen? In haar hart smeekte zij God het goede in hem te werken, evenals Hij het in haar had gedaan. Vlug liet zij water koken en zette thee, schonk hem in, schoof het kopje bij en keek hem aan.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5