WAJA DE ZEEUW Van bedrieselijke schittering TWEEDE BLAD. Brieven uit de Residentie. feuilleton. Uit de Provincie. HET GEVAL FRUYTIER. Inderdaad, zegt het „Ned. Weekblad", (C. H.), de „Standaard" heeft terecht opgemerkt, dat de Regeering ten opzichte van den heer Fruytier een niet al te beste beurt heeft gemaakt. Dat wij hier niets bedoelen ten opzichte of tegen den persoon van den heer Fruy tier, met wien wij eerder een zeker mede gevoel kunnen hebben, spreekt wel van zelf. Doch dat menschelijke gevoel moet zwijgen, wanneer de belangen van den Staat in het geding zijn. Het beleid van den gouverneur Fruytier op Curacao in den nacht van Urbino kan, met allen goe den wil, niet door den beugel. En het is niet aangenaam voor onzen nationalen trots in een buitenlandsch blad te lezen hoe generaal Urbino vertelt, dat hij met ongeveer 40 man, voornamelijk met kap messen gewapend, het geheele garnizoen van Curacao met al zijn geweren en an dere bewapening heeft overweldigd. Neen, dit is terecht, wat de 'Spanjaard noemt een „noche triste", een nacht der droefenis geweest. De regeering had dan ook den heer Fruytier niet moeten danken voor den Lande bewezen diensten, ook al worden deze woorden in het algemeen als een formule beschouwd. Het beste ware na het ontslag van dezen gouverneur ge weest, ook voor hemzelf, indien hij heel, heel rustigjes ergens in een afgelegen hoekje in ons land, of wellicht beter nog in het buitenland, voorloopig althans, vergetelheid had gezocht. Instede hiervan maakt de Regeering 'n tweede zaak-Fruytier; wordt deze als hoofdinspecteur van den Arbeid in Den Haag benoemd, waarbij anderen voor hem plaats moeten maken. De „N. R. Crt" heeft een goede daad gedaan, uit vaderlandsch oogpunt, om hierover het volle daglicht te doen schij nen. Toen op 1 Januari 1807, dus ruim een eeuw geleden, Curacao op eenigszins gelijke wijze als onlangs door de Ve- nezulanen door de Engelschen was overrompeld, werden de gouverneur en de garnizoenscommandant later in Ne Minister Deckers naar Vlis- simgen. Minister Deckers zal ziclhi he denavond naar Vlissingen begeven, ten einde Donderdag een bezoek te brengen aan de maritieme inrichtingen en het loodswezen aldaar. Goes. Gistermiddag te 12 uur, kwam de jongeheer G. K. uit de Mattheus Smallegangebuurt de 's-H. H. Kind.str. ingereden en botste op een aldaar pas- seerenide auto>, waardoor hij, van de fiets sloeg en bewusteloos bij den heer Ar- noldi werd binnengedragen. Na verbon den te zijn werd hij naar huis gebracht, waar hij na eenigszins bijgekomen te zijn, klaagde over pijn achter in het hoofd. Nader wordt gemeld, dat de toestand ernstig is en de jongen naar het Zieken huis „St. Joanna'" is overgebracht.. Kloetinge. De prijs van den in deze gemeente te leveren electrischen stroom is door de P. Z. E. M. voor het jaar 1930 bepaald op 39 cent per K.W.U. Kruiningen. Gemeenteraadsvergadering van Dinsdag. Aanwezig alle 10 leden (1 vacature). Na voorlezing der notulen deelt de voor zitter, Burgemeester Elenhaas mede: dat door het Hoofdstembureau be noemd is verklaard dhr J. Witte als raadslid in de vacature J. S. Visscher, dat gegevens verzameld zijn van deze gemeente in verband met de financiëele verhouding tusschen Rijk en Gemeente over de jaren 19261927 en 192®. dat Ged. Staten hun goedkeuring der be grooting over 1930 hebben verdaagd tot 1 April 1930, en machtiging verleenen tot uitgaven tot de helft der begrooting, dat B. en W. hebben voldaan aan het verzoek van Ged. Staten, om opgave van den afstand van O. L. seholen voor kin deren der O. L. school te Oostdijk in ver band met de opheffing dier school, dat door den Commisssaris der Konin gin het plan is kenbaar gemaakt tot op richting van een Prov. Brandweerbond als af deeling .van de Kon. Ned. Brand weervereniging. B. en W. stellen voor een afwachtende houding aan te nemen in verband met de plannen en dan lid der beide bonden te worden daar de kosten maar f 5 per bond en per jaar bedragen. De voorzitter benoemt de heeren Sinke en Francoys tot het onderzoek der ge loofsbrieven van dhr J. Witte als raads lid. Na onderzoek adviseert deze com missie tot toelating, waartoe met algemee- ne stemmen besloten wordt. Dhr Burkink vraagt, waarom dhr Wit te nu niet toegelaten wordt, waarop de voorzitter antwoordt, dat zulks volgens zijn meening pas 8 dagen na dit besluit kan. Daarna warden verschillende wijziging gen in de begrooting der in- en uitgaven over 1929 voorgesteld, welke met alge- mecne stemmen worden goedgekeurd. Fveneers worden goedgekeurd de voor gestelde wijzigingen der begrootin - van de gascentrale „Oosteinde", 2e halfjaar 1929, waarbij verschillende klachten over de kwaliteit van het gas ter sprake wer den gebracht. Aan deze bespreking na men bijna alle leden deel, waarna de voor zitter toezegt één en ander met den direc teur te bespreken en in de Vergadering van de Commissie van Toezicht. Van de voetbalvereeniging „Kruinin- gen" is een verzoek ingekomen om f 35 subsidie voor de inrichting van haar ter rein, B. en W. stellen voor, het verzoek af te wiizen, aangezien het niet wensche- lijk is, in dezen een precedent te stellen. Dhr Burkink stelt voor, dit verzoek toe te staan. Hij ziet het nut der sport in, ter wijl toch reeds subsidie gegeven wordt aan de Burgerwacht en de beide Muziek verenigingen. De voorzitter merkt op, dat de vergelij king met de Burgerwacht niet opgaat. Dhr Francoys meent, dat elke liefheb berij-vereen. zich moet kunnen onderhou den van contributies, donaties, enz., doch niet uit de gemeentekas. Het verzoek wordt afgewezen met 7 tegen 3 stemmen. Besloten wordt om voor de wegen ter lengte van 1219,65 M., welke in onder houd van de gemeente op het rijk zullen overgaan, aan het Rijk jaarlijks een be drag van f 487,86 te betalen. Het primitief kohier hondenbelasting 1930 en het suppletoir kohier der hon denbelasting 1929 worden hierop vastge steld met 105 en 9 honden. Bij de rondvraag informeert dhr v. d. Berg of de opmeting van den Kanaalweg verband houdt met de bespreking in een vorige vergadering over de overname door het Rijk. De Voorzitter zegt, dat deze mee ting wel verband houdt met de plannen van wijziging waartoe besloten is, doch niet met de overname. Dhr Minnaar meent, dat de lantaarn op den Achterweg recht op de kleine ar- mengang beter effect zou geven, wanneer hij verplaatst werd recht op de Korte Viele. De voorzitter zegt overweging toe. Daarna sluiting. lerseke. Gisteren vergaderde de Ge meenteraad. Afwezig dhr C. Hartoog. In deze eerste vergadering in dit jaar spreekt de voorzitter zijn Beste wenschen voor het nieuwe jaar uit en geeft een kort overzicht van het afgeloopen jaar. Uit voerig werd bij tuin- en landbouw stil gestaan en ook speciaal de oestercultuur werd besproken. De uitvoer van 1928 en Jt929 werden yergeleken. Er is wel vooruitgang in hoeveelheid, maar niet in geld. Welke, factoren zijn hiervan de oor zaak? De Oesterverzendvereeniging, de „Cokzo", die den voorzitter cijfers en gegevens verschafte, schuift de schuld op de vele buiten de vereeniging staan de verzenders.Wat o-ok voor een deel waar is, maar niet de hoofdfactor der overproductie is. Het is de oude kwes tie (reeds van vóór 1890)Ieder wil zoo spoedig mogelijk opruimen I De heer J. L. Bom beantwoordde den voorzitter, zeide dank voor de uitspro ken wenschen en wenscht hem pok veel goeds toe. Wel zijn de oesterprijzen aan zienlijk gedaald en zal zuinig moeten geboerd worden. Daarom past ons een scherp opletten. In behandeling komt o<.a. het bekende adres van 'Callantsoog, een verzoek yan Jacob Maas en de stokers der gasfabriek, om salarisverhooging. De heer M. Seheele geeft verslag van de gehouden bespre kingen in de gascommissie. Bij de gas fabrieken in Zeeland is geïnformeerd naar de loonschaal en nu blijkt, dat wij wel eenigszins achterstaan. Daarom stelt dhr Seheele voor het salaris van den gasfitter en de stokers te verhoogen met f 100 per jaar. Uitvoerig bespreekt de voorzitter de loonschaal van land- en oesterioeds-arbei- ders. Is die nu beter? Immers neen. En moet de overheid er nu maar een schepje opdoen Dhr Bom zag gaarne onderling overleg. Hij acht een direct verzoek aan den raad tiiet wenschelijk. Het voorstel-Scheele wordt verworpen 7 tegen, 3 voor (dhr Seheele, De Jager en Bakker). Waarna al de verzoeken voor kennis geving worden aangenomen. Goedgekeurd werden de rekening 1928 en begrooting 1930 Burg. Armbestuur. Verder werd de bebouwde kom der gemeente op verzoek van Ged. Staten eenigszips nader gepreciseerd en uitgei- breid. Het aantal dranklocaliteiten blijft gehandhaafd op 8. Een verzoek om grondruiling van het Burgerlijk Armbestuur (de tuin van den heuidenderwijzer J. Oom, tegen een ach ter de school liggend terrein) komt in bespreking. Daardoor komt de gemeente in de gelegenheid, bouwterrein te ver- kcopen, waarvoor reeds een gegadigde is gevonden. Met alg. st. aangenomen. Ook werdt in principe besloten een meter grond te verkoopen van den nieuw ver worven grond. Voorts wordt de Wed. van Stee vergunning gegeven om aanslui- lirig aan de waterleiding door gemeente grond. Een viertal wijzigingen in ,de politie verordening komen aan de orde. i. Maatregelen tegen vervuiling der straten. Aangenomen met alg. st. 11. Geen toelating van dronkaards of anderen (door den burgemeester aan te wijzen) in dranklokaliteiten. (Tegen dhm Seheele, Bakker en De Jager). lil. Winkelsluiting van 11 uur 'sav. tot 4 uur 's morgens. Tegen De Jager en Seheele. IV. Wijziging 4 is een poging om te verhinderen, dat de motorschepen in de haven hun „zates" met den motor uit diepen (uitdraaien). Dhr Seheele deze poging besprekend zegl. dat men goed kan merken, dat deze artikelen door 'n ondeskundige zijn samen gesteld. Aan de praktijk ontleent dhr Seheele een reeks argumenten, die zulks aantconen. De raad is niet-deskundig op dit punt. Dhr Bom onderstreept dit. B.v. hij het dikwijls voorkomende feit, dat de eige naar van een „zate" met het schip af wezig is en een ander die gebruikt en dat deze dan „uitdraait". Wat dan? Ieder VAN WOENSDAG 29 JAN. 1930. No. 101. De Haagsche Conferentie behoort al weer tot het verleden, niemand praat er bijna meer over. De internationale belangstelling verplaatst zich dadelijk van het Binnenhof in Den Haag naar de Vloot- conferentie te Londen. Wij leven in een tijd van conferenties; de eene conferentie draagt als het ware de andere in haar schoot. Aan het boveneind der conferentie-tar fels zitten tie >gro<oten en de machtigen, voor de kleinen en de zwakken wordt hoogstens een plaatsje aan het beneden eind ingieram/1. tiet ..gaat in de wereld der internationale politiek maar al te dikwij.s, als het ook gaat in het gewone leven: wie macht heeft, spreekt ook van zijn recht, maar wie recht heeft en meer niet, die heeft een heele toer om gehoor krijgen. Europa confereert. In conferenties ziet het nog zoo wat z'n ©enigste heil,' aan het „herstel" wordt doorloopend gewerkt Ons werelddeel is zat van z.g. bescha ving en z.g. cultuur. Het leven wordt voos en opgeblazen; men danst op een vulkaan. En dat alleen om toch maar niet te zien en niet te hooren, wanjt dat zou beangstigend en ontstellend zijn. Dat zou den mensch den lust benemen om te leven en van het leven te genie ten. En daarom gaat het toch alleen maar. Voor duizenden en duizenden is het leven feitelijk niets meer dan een prui menboom, ze schudden en ze rukken er aan, opdat ze toch maar zooveel mogelijk op kunnen vangen. En krijgen ze niet genoeg, of „genieten" ze niet genoeg, dan vloeken ze en razein tegen de omstandigheden en tegen het noodlot. Altijd blijft er nog één weg open, één middel ligt altijd vlak bjjl. Wanneer het leven teleurstelt, als het niet brengt, wat men zoo vurig had gewenscht, of gehoopt, wel dan is er toch altijd nog één weg, en dat is, dat de mensch zelf een eirid aan zij'n leven maakt, dat voor hem een last werd. „ie met name in de groote steden eenigszins het leven kent, die verstaat, dat er zoovelen, als ze ouder worden, vol desillusies aan de markt staan. Immers, hun leven is op een veel te hooge plank begonnen. Wij bedoelen dat nu alleen in maatschappelijken zin. Van velen begrijpt men zelfs bijl benadering niet, hoe zij leven en waarvan ze Teven. Het is, ook sociaal gezien, voor een kind een groot kwaad, wanneer bet op gevoed wordt in een gezin, waar de mui zen dood voor de kast liggen, maar waar vader in een auto rijdt en moeder in een bontmantel paradeert. Als gezonde regel begint men op den beiganen grond en is er 3an kans, wel dan stijgt men één, of twee sporten op den ladder, maar tegenwoordig loopen er heel wat op den beganen grond, die eefi air aannemen, of zijl op de tiende sport be kende en gewilde verschijningen zijln. En dan is het heel geen vreemd verschijn sel, als de jongen nog erger zijn dan de ouden. Wij weten heel goed, dat het leven nu anders is dan voor veertig en voor vijftig jaar en wij beweren ook allerminst, dat het toen alles en overal couleur de irise was. We denken daar niet aan en we weten wel beter ook. Maar toch heeft het "leven ons, met name in de laatste jaren, iets geleerd. En dat is wel dit, dat niet alleen op de'geldmarkt inflatie (opgeblazenheid) een gevaar is, maar overal in het leven. Ook op godsdienstig en ook op maat schappelijk gebied. Met name ligt er o.i. voor den christen in dezen tijd hier een zeer gewichtige roeping. Namelijk, om èn in het persoonlijk, èn in bet huiselijk, èn in het maatschappelijk door II. ZEEBERG. 15.) -o- jntusschen was het Kerstmis geworden. Zij had aan huis gedacht. Hoe gezellig het daar altijd was die dagen, ondanks hui; groote armoede. Toen had zij het niet langer kunnen uithouden. Zij had haar Bijbeltje opge zocht: het lag beschimmeld onder in een koffer. Doelloos bladerde zij. Toen las zij de Kerstgeschiedenis, die ze zeer goed kende. Maar die schonk haar geen troost. Ze _ag die als een geschiedenis. Meer niet. Zij voelde niet de betoekenis er van. Steeds meer las zij, tot zij zich kleed- 'e en uitging. Waarheen Zij wist het niet. .Ze werd gedreven aar een kerk, het kon haar niet schelen, ■elke. DaAr was er een. Ze ging naar "binnen, ging zitten etn achtte, tot de predikant sprak. leven, ja op elk terrein, waar het leven zich uit, met klem en kracht te strijden veor het bewaren van den eenvoud. Laten wij maar eerlijk bekennen, dat die, ook onder ons christenen, maar al te vaak zoek is. Dat het „uithangbord" dik wijls veel meer vraagt, dan te verantwoor den is. En nu volgt het eene geslacht op1 het andere. Kinderen, die komen uit gezin nen, waar de eenvoud des levens zoek is, zullen de waardiji van dat kostelijk goed niet alleen niet kennen, maar hun begeer ten zullen geprikkeld worden om meer te zijn en meer te krijgen, dan ziji thuiis waren en dan zij thuis hadden. En nu kan het best wezen, dat het leven hen juist lager plaatst en minder brengt. Dian komt de onbevredigdheid, het verzet. Dan ontmoet men van die maatschappelijk meelij-wekkende figuren, die te groot zijn voor servet en te klein voor tafellaken Dit alles wil natuurlijk niet zeggen, dat een mensch, dat ook een christen, geen gebruik mag maken van de cultuur- goe deren van zijn tijd. Dat. te beweren, is dwaasheid. Galvijn heeft zoo duidelijk ge zegd, dat een recht gebruik t)er cultuur onzen loop kan bevorderen tot het ko ninkrijk Gods. jVIaar, om dat rechte gebruik gaat het juist. Dat 'blijkt een gebruik met omzichtig heid en met voorzichtigheid, Er wordt heel wat als cultuur aan den man ge bracht, wat absoluut niet dien naam ver dient. Ook hier wordt heel wat doublé voor goud aan de markt gebracht. VooraJ vcor onze jonge menschen, die nog voor de poort staan, is het zoo goed om daar Cip te letten. Nergensis het zoo waar, dan in den strijd des levens, dat schijn bedriegt. Gelukkig is hij, die zich geen doublé voor goud in de handen Iaat stop pen, maar die den keursteen kent en Hem, bij Wiens licht wij alleen het licht zien. Het licht ook in de donkerte van dezen geweldigen en grooten tijd, waarin zoo- velen daar, op hoop van. zegen heen zwalken op de levenszee, als schepen zender roer. J. H. Eerst hoorde zij niet, maar werd lang zamerhand opmerkzaam. Over de komst van Jezus in het vleesdh sprak hij. En later verbond hij daarmee den oorlog, den nood der tijden. Lasten des levens noemde bij dat al les. Maar voorbij gaan ze: we behoeven ze niet te dragen als een last, want Jezus kwam voor ons op aarde. En daar om is alle last geworden .een lichte last, mits we in oprechtheid gaan tot Hem, die gezegd heeft: „Komt tot Mijl allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven." In haar ziel daalde vrede neer, een in nerlijke vrede. Ja, dat, zou ze doen, ze zou tot 'Hem gaan en Hem vragen, haar te helpen den last des levens, waaronder zij dreig de te bezwijkenKlaar en helder zag zij hl haar zonden vóór zichVerge ving zou zij vragen, en zij gevoelde, dat die vergeving haar geschonken zou wor den VeiTuimd haalde zij adem: de menigte was uiteengegaan. Vóór haar liepen enkele militairen: zr| schonk er geen aandacht aan. Maar toen schokte het van binnen. Zij hoorde haar taal, haar Friesche taal. Het waren landslui 1 Dat. bracht haar 1 opeens terug naar vroeger jaren. derland beiden tot den kogel veroordeeld, al kregen zij ook gratie. En hier wordt daarentegen het zij herhaald, dat wij den persoon van den heer Fruytier er geheel buiten laten een vffn de beste kluiven voor een, in zijn ambt gefaald hebbenden, gouverneur gereserveerd. Een dergelijke wijze van handelen kan men niet zeer gezaghebbend noemen. Wat ons in dit geval bijzonder leed doet is, dat verschillende R. K. bladen, wan neer ten deze terecht aanmerking wordt gemaakt op het beleid der regeering, het willen voorstéllen, alsof het hier een anti- Roomsch relletje zou heteekenen. Indien men niet meer in ons land objectief een re- geeringsdaad zou kunnen beoordeelen, bij zonderlijk, wanneer deze van een voor het welzijn van den Staat zoo nadeeligen in vloed is geweest, als wat op Curagao heeft plaats gegrepen, dan is er toch iets m i s. Wij moeten in Nederland het recht heb ben om de daden van een publiek per soon, van welk geloof deze ook moge zijn, en van welke partij, aan het landsbelang te blijven toetsen. Het verheugt ons, Roomsche landgenoo- ten te kennen, die daar precies zoo over denken. Electrificatie. Voor aanleg huisinstallaties in alle plaatsen: J. M. Pol derman, Goes. Tel. 129. Adv. Sleepschip aan den grond. Het sleepschip „Vijf Gezusters", schip per Verboom, geladen met 137 ton ijzer en op weg van Walsoorden naar Tem- scbe (België), is gistermorgen met hoog water tijdens den hevigen mist op den Westhavendam omhoog gevaren en blijven zitten. Door Smit's Bergingsbedrijf *za1 werden getracht het schip, dat veel wa ter maakt, boven water te houden. Onder het rundvee van den land bouwer I. M. de Bruijine-Van Melle te Cadzand werd j.l. Zaterdag mond- en klauwzeer geconstateerd. Dat bracht haar denken op huis. Zij snakte er naar, er heen te gaan. Op staanden voet wou ge; vliegen er heen en vergeving vragen voor haar lief deloosheid van vroeger. Maar dat ging niet. Ten minste van avond niet meer. Ze zou maar een brief schrijven. IX. Troosteloos was Herman Zondervan dien .avond uitgegaan. Even was-ie maar thuis geweest, om te eten. Zijn vrouw- vond hij niet thuis. Hij wist niet, waar ze heen was. Vroeger had-het hem niet kunnen schelen, verbeeldde hij zich ten minste, dat het hem koud liet. Maar in wendig voelde hij wel. dat hij nog even sterk aan zijn vrouw gehecht was, als toen zij nog een meisje was. Als zij maar niet piekerde over den godsdienst, dan zou het wel in orde komen! Maar het zag er niet naar uit, dat het veranderde. Sinds den dood van kleine Cor was het nog erger geworden. Het pijnde hem zoo van binnen, als hij aan z'n lieveling dacht... Hij had wel eens advertenties gelezen, die zulk een overlijden aan fa milie en kennissen meedeelden. „De ver- bondsbelofte is ons tot troost" herinnerde hij zich dan gelezen te hebben. Hij be greep dat niet. Wat was dat: verbonds- belofte, die troost schenkt? Daar stond er in een andere weer: „God troost ons in dit zwaar verlies", God troost ons! Hoe konden de menschen troost vinden in iets, dat niet bestond! Het was hem een raadsel. Hij snakte er naar, ei meer van te weten te komen. Dan dacht hij weer aan z'n zaken, die er zoo diep-droevig bij stonden. Als hij niet werd geholpen, dan was hij binnen enkele weken failliet. En wie zou hem helpen? Overal had hij den neus gestooten. Niemand wilde hem helpen. Het was immers zijn eigen schuld! Waarom had hij ook gespecu leerd! Tot niemand wist hij zic'h meer te wenden. Het eene lichtpuntje, dat er de ze week nog was geweest, toen hij den heer Hansen op het perron van het Cen traal station ontmoette, was gedoofd. De heer Hansen, de respectabele Christen koopman, als Herman wist, was de laat ste stroo'halm geweest, waaraan hij zich had vastgeklemd. Maar die had geen hulp geboden. Den volgenden morgen, op het privé-kantoor van den graanhande laar, was het hem ronduit gezegd. Nog hoorde hij des heeren Hansen's woorden naklinken: „Als ik zei: ik kan u niet helpen, dan zou ik onwaarheid spreken, in dien zin dan, dat ik u finantieel wel zou kunnen helpen, uw zaak er bovenop te brengen. Maar ik kan om een andere reden niet. Ik weet wel, dat de oorlog achteruitgang in uw zaken heeft gebracht maar niet zoo, dat ge failleeren moet. Daar is een andere reden voor, die gij zelf zeer goed weet. Gij hebt gespeculeerd, wat ik persoonlijk, uit kracht van mijn beginsel, altijd afkeur. Maar bovendien hebt ge onverantwoordelijk gespeculeerd. Gij hebt uw hartstocht niet kunnen in- toomen en de gevolgen bleven niet uit. Gij zijt geruïneerd. En dat alles was nog te overkomen, maar neem me niet kwa lijk, dat ik het zeg; ik zeg het niet uit leedvermaak, maar alleen om m'n wei gering te motiveeren, ik weet uit zeer betrouwbare bron, dat uw 'particulier le ven niet,in het reine is, dat ge misbruik maakt van sterken drank, om verder maar niets meer te noemen; gij weet het beter dan ik. Aan zoo iemand vertrouw ik mijn geld niet toe. Ge zult dat misschien met uw cynisme ik weet, dat ge cynisch zijt, we kennen eikaar langer dan vandaag of gister van een Christen-koopman erg hardvochtig noemen. Ge zult daarin mis schien weer een reden te meer vinden, om te' schelden op de Christenen, die gij haat; maar dat kan mij niet van mijn besluit afbrengen. Ik kan nóch voor God, nóch voor m'n vrouw en dochter verant woorden, wanneer ik m'n geld werp in een bodemloozen put". x (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1930 | | pagina 5