erij
DE ZEEUW
Rheumatiek?
it"
GOES
TWEEDE BLAD.
HET ADRES
A. WILKING
DDEL3URG
3"
IERDE.
IARBANK
Wat er deze week voorviel
ONDER VERDENKING.
ieersdijk,
Arends-
Ide klok-
unt Uop
oor later.
land
FEUILLETON.
~T
lummer
It kost U
K-y
No. 32226
3V,
»nomen
JUDING!
|ant; GOES
ioziasse;
IERSEKE
JOEKERKE
Stations-
N. Nagt-
(E (W) P.
liK F. Caan.
VAK
ZATERDAG 4 JAN. 1930. No. 80.
Ons eerste weekoverzicht in 1930.
Het nieuwe jaar is begonnen, zooals het
oude eindigde. Er waren goede en er wa
ren minder goede tijdingen; licht en don
ker wisselden elkaar af. Tot de goede tij
dingen mogen we wel rekenen 't bericht,
dat de Senaat v. d. Leidsche Universiteit
besloot aan H. K. H. Prinses Juliana
het eere-doctoraat in de letteren en wijs
begeerte te verleenen, om op die wijze
uiting te geven aan de waardeering, die
men heeft voor de wijze, waarop onze
Prinses heeft gestudeerd.
Tot de minder goede tijdingen moet
naast de vele berichten omtrent ongeluk
ken, enz. gerekend worden de mededee-
ling omtrent het plotseling afsterven van
Mr. G. Sannes, in wien de Tweede Kamer
een zijner meest bekwame leden verliest.
Ook hier bleek weer, dat de dood ieder
uur wenkt. Aan den avond van den
Nieuwjaarsdag had hij nog rustig ge
werkt en een paar uur later had zijn
zwakke hart reeds opgehouden te klop
pen.
Zoo ontbreken ook in deze eerste week
alweer niet de roepstemmen om bereid te
zijn, bereid tot werken, dienen, kampen,
maar ook: tot scheiden als Gods ure
slaat.
In het buitenland was het vooral de
ontzettende^: amp in Schotland, waarbij
tientallen kinderen het leven verloren, die
de aandacht trok en verder het optreden
van de Chineesche regeering, die ver
klaard heeft de exterritoriale rechten van
de groote mogendheden niet langer te
willen erkennen.
China wil baas zijn in eigen huis. En
daar is ook niets tegen, als het maar zorgt
voor de veiligheid en de rechtszekerheid
van de vreemdelingen die daar vertoeven.
"Wat van dit optreden de gevolgen zullen
zijn moet worden afgewacht. In elk ge
val is er wel reden om hier van een don
kere, dreigende wolk te spreken.
Een ander feit van 'belang is de bijeen
komst van de Tweede Haagsche Confe
rentie. De eers'te conferentie, in Augus
tus van het vorige jaar gehouden, werd
aanvankelijk aangeduid als de Herstel
conferentie. Later is deze aanduiding zoo
ongemerkt weggevallen, 't Is zeer zeker
te wenschen, dat God mag geven, dat de
tweede conferentie inderdaad zal blijken te
zijn een bijeenkomst tot herstel van
de goede verhoudingen tusschen
de volken van Europa.
eaiKVEN UIT HET LMQ VAK
CADZAND»
XLIII.
Een derde predikant voor ons
land van Cadzand wenschelijk en
mogelijk?
Enkele dagen geladen las ik in enkele
Zeeuwsche bladen, dat op da aanstaande
vergadering van de classis Axel der Geref.
kerken. Aardenburg met een voorstel zal
komen om een derden predikant te beroe
pen voor het land van Cadzand.
Toen ik dat las, heb ik mijn plan om
in dezen brief het tweede kanaalplan,
dat onze Zuiderburen hebben, te bespre
ken, maar even laten rusten. Daar is geen
haast bij, de eerste spade is no-g niet
in den grond gestoken. Maar ik dacht, ik
ga eerst eens met de broeders te Aarden
burg spreken, wat ze eigenlijk willen.
Want ik was wel wat verbaasd; zoo
veel voortvarendheid zijn wij tegenwoor
dig niet gewoon.
Mijn eerste vraag was, of ik het plan
ook eens mocht lezen. Waarop als ant
woord volgde, of ik ook al behoorde bij
de vele Gereif. broeders en zusters, die
het niet noodig vonden de Zeeuwsche
Kerkbode te lezen, want dat het voorstel
daar woordelijk in had gestaan. Enfin
broeders kerkeraadsleden kapittelen nogal
graag, ik heb dat, te meer, omdat ik een
door
J. r. d. BOSCH.
48) —o
„Ik beweer niet, dat je er toen bij ge
weest bent. Maar dezen nacht wel. Vertel
maar eens precies, hoe het gegaan is,
Je merkt'wel, dat ik op de hoogte ben.
Maar ik moet het weten voor het proces
verbaal."
Toen vertelde de man, hortend en stoo-
tend, zijn eigen aandeel zooveel mogelijk
verkleinend.wat de burgemeester moei
lijk verdragen kon, maar de commissa
ris blijkbaar heel gewoon vond. Wat de
verdachte meedeelde, kwam vrijwel over
een mei de veronderstellingen van den
politieman. De inbreker kon dan ook
spoedig daarop worden weggeleid naar
de oei in het politiebureau, die spoedig
zou worden verwisseld voor die in heit
Huis van Bewaring..
„En?" zei de commissaris tot den bur
gemeester.
„Ik bewonder u", antwoordde deze op
recht. „Die valt verbazend spoedig door
de mand. Alleen Is het stuitend, dat hij
trouw lezer van 4® Kerkbode ben, maar
voor kennisgeving aangenomen.
Het voorstel luidt dan:
De kerk van Aardenburg stelt voor: Op
de aanstaande classicale vergadering van
7 Jan. 1930 eene bespreking te houden
over de mogelijkheid van het .beroepen
van een derden predikant voor West-
Zeeuwsch-Vlaanderen, ten doel hebbende:
1. versterking van het Geref. kerkelijk
leven en
2. krachtiger aanvatten van het Evan
gelisatiewerk.
Nu is de mensch, vooral tegenwoordig,
critisch aangelegd en ook ik heb gevraagd,
of de broeders in Aardenburg niet te hoog
hebben gemikt.
Waarop een ondeugende broeder heeft
gezegd, dat zij op geestelijk gebied met
het voorstel van een derden predikant
niet zoo hoog mikten, als de Cadzand-
sche briefschrijver in „De Zeeuw" op
economisch gebied met zijn kanaalplan-
nen. Dat heeft me toch tot nadenken ge
bracht. Toen ik voor het eerst van het
voorstel hoorde, dacht ik, en misschien
menige broeder en zuster in onze ker
ken met mij, hoe komt die kleine kerk
ex toe om daarmee nu te komen, dragen
we nog niet genoeg bij voor kerk' eu al
lerlei stichtingen, kost de zending hiet
een massa geld en in 'de toekomst nog
meer? Zijn de tijden niet slecht? Is het
leven niet duur? Al deze vragen zijn zoo
gemakkelijk te stellen, critiek is, vooral als
ze alleen breekt en niet opbouwt, zoo
eenvoudig. En daarenboven Weet de cri
ticus of liever de afbreker, dat hij het
oor der massa heeft, met 'de bovenga
noemde vragen.
De broeders hebben mij toen eens ern
stig uiteen gezet wat hun bedoeling is
met hun voorstel. Ik kan dat hier niet in
den breede uiteenzetten, het is er trou
wens de plaats niet voör, maar ik hoop
van harte, dat de afgevaardigden op
Dinsdag a.s. met een open oor, maar
bovenal met een open hart zullen luiste
ren, als Aardenburg komt om zijn voor
stel toe te lichten en zoo noodig te ver
dedigen.
Want het is dat ten volle waard. De
nuchtere kijk op het leven in onze Gere
formeerde kerken ontbreekt niet, de broe
ders zijn zich ten volle bewust, dat er
om op zijn Cadzandsch te zeggen „heel
wat toe noodig zal zijn", dat een
offer gevraagd wordt, maar, en hier moet
ter andere zijde veel nadruk op vallen,
het is voor de broeders in Aardenburg
en niet alleen in Aardenburg, een zaak
des geloofs en des gebeds. Ik mag nog wel
niet schrijven, dat er open deuren zijn,
we houden nog al van grendels, maar
hier en daar is er toch een klein kiertje.
Als er met den Kerstdag in Oostburg
een Evangelisatieavond wordt gehouden
in de Geref. Kerk nog wel, dan is de kerk
stampvol en wel zwaar moet den leiden
den broeders daar de taak hebben gesche
nen, toen zij daar zoovelen zagen, die bij
na nooit hooren van den Eenigen Naam
tot zaligheid gegeven, en daar moesten,
neen, mochten brengen de Blijde Bood
schap des heils.
En als Derden Kerstdag te Aarden
burg het Kerstfeest gevierd werd met
de kinderen der Zondagsschool, dan
moesten de schutten uit het kleine kerkje,
om allen te kunnen plaatsgeven. Dan is
daar veel gezaaid, op hope tegen hope,
maar laat God er voor gedankt worden,
dat er gezaaid mocht worden. Daar is
op geestelijk gebied in ons land van Cad
zand een wolkje, als eens mans hand.
Het modernisme geeft ook hier niets
aan het naar rust zoekende zondaars-
hart. Daar is een onvoldaanheid, een
zoeken.
Maar die arbeid moet geleid worden,
daar moet in ons landje komen een per
soon, met een hart voor het werk der
Evangelisatie en die al zijn krachten er
aan kan besteden. Ik bedoel hiermee
niets te zeggen ten nadeele van de broe
ders, die thans het werk verrichten, er
zijn gelukkig onder de breede massa,
die in rustige rust Zondags naar de kerk
gaat en het werk aan de gewilligen over
laat, ook enkele broeders en zusters, die
met liefde het werk doen, maar er moet
leiding komen. De twee predikanten heb
ben hun handen vol met hun gemeen
ten, al willen ze ieder jaar slechts één
maal al hun huisgezinnen bezoeken, dan
hebben ze al heel wat te doen, en daar-
zijn kameraad alle schuld geeft."
„Dat is de gewoonte bij die lui. Als zij
met de politie in aanraking komen, is
meestal de vriendschap uit. Overigens
heeft de ander, naar ik geloof, de meeste
schuld. We zullen eens met dat heer
schap praten."
„Is hij dam.
„Ook die vogel is geknipt. Ik kreeg
daareven telefonisch bericht."
„Dat gaat alles vlug in zjjn werk",
oordeelde de burgemeester bewonderend.
Spoedig daarop werd het korte, ineen
gedrongen ventje met het stoppelbaardje
binnengeleid. Hij bleek goed van de tong
riem gesneden te zijn, want hij begon
op rappen toon zijn beklag te doen, dat
de politie hem gearresteerd had en hij
vroeg brutaal, waarom dat gebeurd was.
De politieman liet hem kalm even uit
razen en zei dan: „Ik zal je precies
vertellen, wat je gisteren en dezen nacht
hebt uitgevoerd. -«Dan weet je meteen
waarom je gearresteerd bent."
En de oommissaris, gebruik makend
van wat 'hij daareven had gehoord van
des inbrekers kameraad, vertelde alles
zoo nauwkeurig, dat de ander grauw op
bet gelaat werd en zijn brutaliteit ver
loor.
„Je bemerkt dus, dat de politie alles
weet. Ontkennen baat niet. Je bekent
dus?"
bij, hoe dikwijls hebben we in de twee
gemeenten Oostburg en Schoondijke ook
twee predikanten. Als men ziet, hoe spoe
dig de dienaren van hun post worden
weggeroepen, dan is het om mismoedig
te worden. Te dien opzichte zou ik wil
len, dat wij in onze Geref. Kerken een
klein beetje van Rome kregen. Die zegt,
daar, daarginds in die streek, daar is
arbeid noodig en die zendt daar juist den
dienaar heen, die er voor geschikt is en
die daar vaak een levenstaak heeft. Wat
moet het toch een mooie gedachte zijn
voor een met hooggestemde idealen be
zield prediker, dat hij na jaren in een
gemeente gearbeid te hebben, kan zeg
gen onder Gods zegen, zie hier MIJNE
gemeente.
Maar ik dwaal af. Och lezer, vergeef
het me. Hij, die woont in een streek, waar
krachtige orthodoxe kerken zijn, kan zich
zoo moeilijk indenken de vele teleurstellin
gen van hen, die op de voorposten staan.
En nu vraagt een der voorposten hulp.
Hulp om het leven in eigen kring te ver
sterken, want ook dat is noodig, maar
dan ook hulp om in het geestelijk zoo
dorre land van Cadzand te zaaien en nai
te maken, in het geloof, dat God op Zijn
tijd den wasdom zal geven. Op Zijn tijd,
die meestal onze tijd niet is. Als wij zien,
dat op de tentdagen veel volk komt, dan
stelt het wel eens teleur, dat we op de
kermis in dezelfde week verscheidenen
zien, die aandachtig luisterden in de tent
of ook op het Kerstfeest. 'Onze tijd is
meestal eerder dan Gods tijd. Maar trots
alle teleurstellingen, willen onze broeders
voortarbeiden aan de taak, die zij zich
weten opgelegd van God. En zelfs, al
zouden wij geen vrucht zien op deze aar
de, al zou alle moeite vergeefs lijken, dan
nog zullen wij voortarbeiden.
En in die gesteldheid koint Aardenburg
Dinsdag a.s. op de classis om te vragen
of de broeders willen helpen in hun moei
lijk, maar heerlijk werk. En nu denk ik
Biet, dat Dinsdag „het er door gaat", dat
is ook niet de bedoeling als ik het goed
begrepen heb.maar als het zoover komt,
dat de afgevaardigden met een open oor
en hart de voorstellen bekijken, dan zal
er al dankbaarheid in de harten zijn en
kunnen verder de kerkeraden (Q, gij kej-
keraden van de sterken gemeenten Axel,
Terneuzen en Zaamslag, als gij eens wist,
hoe jaloersch we hier soms zijn op uw
grootte) rustig de zaak bekijken. En als
dit geschiedt in het geloof, dan twijfel ik
er niet aan, of or.s land van Cadzand
heeft straks, trots duurte en groote uit
gaven voor Kerk en Zending en nog zoo
veel meer, een derde predikant om aan
veel afgedwaalden de Blijde Boodschap
des Heils te brengen.
(Deze brief draagt een kerkelijk karak
ter en valt dus buiten het aangegeven
kader. Maar aangezien -het hier niet al
leen een kerkelijk, maar ook een algemeen
Christelijk belang geldt, hebben wij toch
tegen opname geen bezwaar gemaakt.
Redactie.)
De Lofzang.
Men schrijft aan de „Amsterdammer:
't Was op een Zondag tusschen Kerst
dag en Nieuwjaar, derhalve gedurende
den „geestelijken tiendaagschen Veld
tocht", zooals de dominee's dat wel onder
elkaar noemen.
Als wij dan nog melden, dat het hier
vermelde, zuivere historie is en in een
permanent vacante Zeeuwsche Gemeente
voorviel, meenen wij de lezers voldoende
georiënteerd te hebben.
De broeders kerkeraadsleden hadden
het er onder elkaar reeds herhaaldelijk
over gehad, dat het toch zoo erg was, dat
als de gemeente vacant was, men met de
Feestdagen, altijd op een leesdienst was
aangewezen; er werden meeningen geop
perd om dit euvel eens te ondervangen.
Totdat een voorstel gedaan werd, dat
er door ging.
„Zie", had een broeder ouderling ge
zegd. „Als wij nu eens een Professor
vroegen I 't Is nu vacantie en dan hebben
die heeren toch geen les te geven! Wel
licht hebben wij een kans!"
Bezwaren van allerlei aard werden ge
opperd, als „die krijg je toch nie" en
„veel te deftig voor een durp" en „bie
mien mot hij nie leseeren", maar de prae-
ses wist alle bezwaren weg te praten en
„Wat heb ik te bekennen? De politie
beweert immers alles te weten? Laat
ze maar oppassen, dat zij zich niet ver
gist. Ik denk voor bet. naast, dat er
van heel het verhaal niemendal waar is",
meende de verdachte, die weer brutaal
werd. Hij dacht er niet aam. oogenblikke-
lijik te" bekennen.
Dat viel den burgemeester tegen. Maar
de commissaris bad het blijkbaar ver
wacht. Met een iijn, slim lachje zag hij
den man aan.
Dat is dus dezen nacht gebeurd", zei
hij. Maar nu nog eens wat. Den vorigen
zomer heb je des nachts ook een bezoek
aan Tervooren gebracht. En toen heb
je ingebroken bij boar Petersen, een por
tefeuille met geld gestolen, de portefeuille
verscheurd en een stuk daarvan gewor
pen in den tuin van een huisje dichtbij
den overweg
De burgemeester van Tervooren keek
den verdachte oplettend aan en bespeur
de, 'evenals de commissaris het zag, dat
de oogen van den man zenuwachtig knip
perden, dat hij onrustig werd
„Ik heb je laten roepen, om je dit alles
te vertellen", ging de politie-autoritedt
op kalmen toon verder, als sprak hij over
de meest gewone zaak ter wereld. „Je
begrijpt dus nu wel, waarom je aange
houden bent."
„Maar het is alles leugen", schreeuw
Het liniment dringt door,
brengt de pijn der weefsels
tot bedaren en maakt een eind
Verduurt de folteringen van
Rheumatiek niet opnieuw.
Gebruikt een beetje Sloan's
Liniment. Lichtelijk aan
brengen. Niet inwrijven
de brief mot het preekverzoek werd ver
zonden.
Een paar dagen later rende de scriba
opgewonden naar de andere broeders,
met een brief, waarin vermeld stond, dat
aan het preekverzoek gevolg werd gege
ven. Onderweg werden de andere leden
der Gemeente, op de hoogte gesteld, „dat
de Professor naar 't durp kwam om te
leeren".
Slechts twee waren er, die met het
preeken des professors niet bijster inge
nomen waren, n.l. de vrouw van den
ouderling, die aan de beurt voor het „lo
gies" was, en de voorzanger der Gemeente
Bij beiden rezen de bezwaren met de
minuut en hoe verheugder de Gemeente
was, hoe somberder het tweetal werd.
De vrouw van den „logies-ouderling"
kon het „maar nie begriepe, hoe ze zoo
iets verzonne adde, zie zat der mee in der
maeg en voe eur kwam 't er op an".
Maar gelukkig daagde er voor haar uit
komst, want een der meest notabelen
van 't dorp (ofschoon niet tot de kerk be-
hoorend, maar tamelijk trouw bezoekend,
als het geen ieesfcerk was) bood aan
„den Professer te leseeren", welk aanbod
natuurlijk gaarne werd aangenomen, want,
zeiden leden onder elkaar „dat komt
goed nut, ie oort daer toch beter thuus,
stand bij stand".
Was dus de zorg van do Ouderlmg-
vrouw weg, niet die van den Voorzanger.
Hoe meer de datum' naderde, hoogwaar-
der de last hem, drukte.
Dit werd nog erger, toen ^hjj leden
eener genabuurde Kerk tegenkwam, die
hom meedeelden 'dat „oik zij naer de Pro
fesser kwaemem luisteren".
Er was dus geen twijfel aan, otf het
aardige Kerkje zou stampvol zijn.
Hoe moest dat afloopen? Hij, als voor
zanger was een man van gewicht, en als
hij ^eus een flater beging, dan stond
hij voor schande..
In' ge®n geval zou' hij willen onder
vinden, wat een anderen Zeeuwschen col
lega overkwam. Deze had een verkeerd
vers voorgelezen' en toen de Classis-Do-
miné hem van den kansel zachtjes toe
riep „Je bent verkeerd!" keerde hij zich
om en ten aanschouwo en aanhoore der
gansohe gemeente, stak hp den Ds het
briefje toe met de woorden' „dan miot
jie maer beter schrievenl Ik herzegge.
da de voorgelezen Psalm werd gezongen.
De Zondag naderde, en vol verwach
ting klopte ieders hart. 'tWas Zaterdags
na den middag al spoedig bekend dat „de
Prafesser op 't durp" was. Verschillenden
hadden hem, gezien en aller oordeel was
„niks gin groozigfaeid an, ie knikt vrien
delijk goejendag."
Zondagmorgen.
Met een beklemd hart schreed de voor
lezer tempelwaarts. 't Eten had hean niet
gesmaakt, en ook de mededeeling dat de
Professer maar een eenvoudige man was,
bad zijn zorg niet verlicht.
Op weg naar de kerk belde hij bij den
Notabele aan om het „Verzenbriefje", wat
hem ter hand werd gesteld.
Daar las bij: Lofzang van Simeon vers
1 en 2.
Och, och, daar heb je het al: Daar
begint de ellende! Neen, neen, daar kon
niets van komen, 'tls verschrikkelijk! Was
het nu nog maar Psalm 42 't Hijgend hert,
of Psalm 25, Wie heeft lust, enz. geweest,
dan was het nog te wagen. Maar nu, de
Lofzang van Simeon, zoo onbekend mo
gelijk, zonder orgel en dan een professor
en een volle Kerk.
't Angstzweet brak den armen man uit,
die voor een flater beefde.
Wanhopig zag hij aan, hoe de Kerk
zich allengs vulde met menschen.
de het mannetje opeens, buiten zichzelf
van woede.
„Kom, kom", suste de oommissaris.
„Wat heb je aan dat ontkennen? De
politie weet toch alles. Dat heb je wel
gehoord."
„Maar ik ontken alles. Hot is alles
verzonnen, om mij maar te kunnen ver-
oordeelen", zei de ander, toch ongerust
heid toonend.
„Wees niet zoo dwaas", merkte de
commissaris op. „Je weet wel beter. Be
ken maar. Dat verlicht allicht je straf.
Al dat ontkennen baat niets. De politie
weet precies, wat er gebeurd is. Dat
heb je gehoord."
,,'kZou wel eens willen weten, hoe
de politie het weet", zei de man.
„Dat begrijp ik. Maar daarmee heb
je niets te maken. Je bekent dus?"
De verdachte vloekte.
„Welja, waarom niet? De politie weet
het tóch", zei hij dan.
Zijn oogen flikkerden.
De burgemeester van Tervooren stapte
van de stoppende electrische tram, ste
vende op een agent af en vroeg dezen
naar een straat in een volkrijke buurt.
Op het politiebureau had hij gebladerd
in bet adresboek en het adres van Waan-
ders gevonden.
Do politie-agent maakte hem wegwjjs,
Maar er is een spreekwoord dat zegt
„als de nood op het hoogst is, is de
redding nabij
Zoo ook hier.
Daar ziet hij een broeder uit een der
genabuurde kerken, binnenstappen, en hij
wist, dat deze goed kon zingen.
Als een drenkeling, die zich aan de
laatste stroohalm vastklampt, snelt hij op
hem af en zegt gejaagd:
„Broeder, och wil jij vanmorgen eens
voorzingen? Ik durf niet goed, zoovéél
volk en een professor. Ilier heb je het
briefje!" dat hij maar gelijkertijd in diens
handen duwde.
Als heerlijke muziek klonk het antwoord
in zijn ooren:
„Wel jae, waerom niet! 'k Durf best
oorl Een prefesser is ok maer een mensch
van gelijke beweging als wulder! en de
daad hij het jvoord voegende stapte hij
onbeschroomd naar de voorzangersbank.
De gemeente kijkt vreemd op, als de
Pseudo-Voorzanger zich in postuur zet.
Onverschrokken kijkt deze op het brief
je en ziet als voorzang staan: De Lof
zang van Simeon!"
„Nou eerlijk gezegd, dat is geen alle-
daagsch vers!" mompelde hij. „De wijs
ken ik ook zoo goed niet! Weet je wat
de gemeente weet toch niet wet er op
het briefje staat en daar zijn in de Psal
men nog andere Lofzangen genoeg! en tot
een besluit komende, klinkt het uit zijn
mond:
„De voorzang der Gemeente zij uit Ps.
65:1: ,De Lofzang klinkt uit Zions za
len! Tot U met stil ontzag!"
Van den echten voorzanger, die wan
hopig teekens geeft, trekt hij zich niets
aan en weldra klinkt deze Psalm door de
Kerk onder welk gezang Kerkeraad en
Professor de kerk binnenkomen.
De Kerkeraad keek vreemd op, toen hij
een vreemden voorzanger op da gebrui
kelijke plaats zag staan, maar tijd voor
nadere uiteenzetting was er niet.
De dienst verliep uitstekend en 't volk
genoot ten zeerste.
Na de beëindiging van den dienst kwam'
de Kerkeraad bijeen en vroeg de Professor
naar den voorzanger.
Deze verscheen dadelijk en onmiddel
lijk zeide de Hooggeleerde:
„Bieste broeder, je bent abuis geweest!""
„Ik Prefesser, eb ik dan niet goed
voprge,zongen? vroeg deze z.g. ten zeerste
verwonderd.
„„Ja, ja, ik zeg, niet, dat je niet goed
voorzong, maar je was abuis met de Psal
men. Ik had opgegeven Simeon's Lofzang
en jijl hebt de gemeente laten zingen „De
Lofzang klinkt uit Zions zalen!"
„O Professer!" klonk bet. „Is 't anders
nie! Diat was geen abuus oor! 'tWas te
moeilijk! En noei docht ik bie me zelve,
beter de Lofzang Davids goed, dan Si
meons Lofzang slecht gezongen
Wat de Professor lachend moest bea
men. I ![f"
Een paar jaar later kreeg de Gemeente
haar orgel; rmem beweert, dat deze „Lof-
voor Manufacturen,
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES
HULST
zoodat hij na verloop van een tien mi
nuten uitkeek naar de nummers der hui
zen in de straat.
Eindelijk 'had hij het huis gevonden
en schelde aan. Het was intusschen al
half tien geworden. De duisternis was
zoo goed als geheel ingevallen. Hij be
greep wel, dat hij met moeite nog den
laatsten stoptrein .naar Tervooren kon
halen. Als het niet meer zou gaan, moest
hij maar een auto nemen. Hij stond er
op, om 'het gezin van Waanders het
blijde nieuws te ga.cn medeelen.
Harder dan misschien op het late uur
wel gewenscht was, trok hij aan de bel.
Bijna onmiddellijk daarop werd de deur
opengetrokken en stond de burgemeester
van Tervoren in het nauwe, donkere por
taal beneden aan de trap.
„Is Waanders ook thuis?" riep hij.
.„Die ben ik zelf, mijnheer", was het
antwoord van hoven. Vader Waanders
kwam naar beneden.
„Ik hoor het al", zei de burgemeester
opgewekt. „Ik vreesde, dat je, net als in
Tervooren, vroeg naai bed gingt, maar
ik bemerk al, dat je Rotterdammer bent".
Intusschen stond Waanders beneden
aan de trap.
„U hebt een bekende stem, maar....
Ja toch! De.
(Wordt vorvolgd.)