DE ZEEDW
Pijnlijke Spieren?
SLOAN'S
LINIMENT
TWEEDE BLAD.
HET ADRES
A. WILKING
Wat er deze week voorviel
Over branden en brandblusschen
te Middelburg in de Middeleeuwen
FEUILLETON.
ONDER VERDENKING.
door
LU BOSCH.
DOODT PIJN
Kerknieuws.
VAX
ZATERDAG 21 DEC. 1929. No. 71.
De Tweede Kamerleden hebben het de
ze week, althans naar de verslagen te
oordeelen, druk gehad. Er is vaak verga
derd, al is er reden om aan te nemen,
dat lang niet alle vergaderingen behoor
lijk bezocht zijn. De voorzitter had het
er echter op gezet met den begrootings-
arbeid vóór Kerstdag gereed te komen,
zoodat soms de „avond"-vergaderingen tot
ver na middernacht voortduurden.
De Tweede Kamer besloot ook deze
week tot afschaffing van de verdedigings
belasting II en van de opcenten op den
suikeraccijns.
Straks komt er weer een andere drukte
in de gebouwen op het Binnenhof. Op 3
Januari zal n.l. zeer waarschijnlijk de
Haagsche Conferentie een aanvang ne
men.
We hebben dezer dagen kunnen lezen,
dat het vaccin, dat uit Zwitserland be
trokken is, het encephalitis-gevaar niet
heeft kunnen bezweren. Ook de Zwit-
sersche pokstof veroorzaakte enkele van
deze ziektegevallen. Dit bewijst al weer,
hoe onverantwoordelijk het zou zijn den
vaccinatiedwang weer in te voeren.
Dat het communistisch gevaar nog al
tijd niet uit de wereld is, is.weer geble
ken, doordat de justitie enkele dagen ge
leden in tal van steden huiszoekingen
deed bij communisten. Blijkbaar broei
de er weer wat.
Ontstellend groot was weer het aantal
berichten omtrent fraudes ep moorden,
waarvan we deze week kennis konden
nemen. Hoever kan.de zonde een mensch
brengen!
Gisteren werden we opgeschrikt door
het bericht van een vreeselijke ontplof
fingsramp, waardoor te Groningen ver
schillende personen werden gedood of ge
wond, terwijl de aangerichte materiëele
schade groot is. Een ramp als deze her
innert er ons weer eens aan, hoe we alle
uren van den dag in gevaar zijn!
Een der stakingen, die zoolang reeds
in Zeeuwsch-Vlaanderen voortduurden, is
geëindigd, n.l. die te Sas van Gent. De
arbeiders zagen daar de meeste van hun
verlangens ingewilligd.
Wat de buitenlandsche gebeurtenissen
betreft, zij gemeld, dat twee kabinetten
zich het leven zagen verlengd, n.l. het
Engelsche, dat dreigde te zullen strui
kelen over de mijnwet, welke wet echter
met een kleine meerderheid werd aange
nomen en het Duitsche, dat een motie
van vertrouwen in zijn beleid zag aange
nomen.
Het schijnt wel, dat er voor het wets
ontwerp der Belgische regeering tot Ver-
vlaamsching der Gentsche Hoogeschool
in de Kamer een meerderheid zal worden
gevonden. Althans in de Kamercommis
sies was die er wel.
Ook in het buitenland kwamen ver
schillende rampen voor. Wij herinneren
slechts aan de aardbeving op de Aleoe-
ten en aan den orkaan, die boven Noor
wegen woedde.
Nu pas een groote brand Middelburg
heeft, geteisterd, willen wij1 in herinnering
brengen, dat vroeger nog giootere branden
in de stad hun vernielingswerk hebben ge
daan.
Een der laatste1 vrij grootte branden was
die op den hoek Lange-D&lftBurgt in
1856. Deze was niet zoo groot als die op
7 Dec. 1.1. Oude mensch en spieken er nog
treil eens over. Doordat er geen storm
was, breidde de bramd zich niet zoo uit.
Volgens den inventaris van het oud ar
chief der stad Middelburg, beschreven
door Mr J. H. de Stop'pelaar, is op St.
Paulus (25 Jan.) 1568 des avonds de
38)
Het ging Kees duizelen. Wat was er
nu aan de hand? Hoe wist Flip nu, dat
er thuis over hem gepraat was? Zou
G er rit bet hem verteld hebben? Maar
neen, dat kon ook niet, want die had
Flip vanmorgen nog niet gezien. Maar
hoe wist hij het dan?
„Ik begrijp niet goed, wat je bedoelt",
zei hij daarom. ,,'kHeb je heelemaal niet
zwart gemaakt."
„Dat heb je well Waarom kwam je
vader anders gisteravond bij ons thuis?
„Mijn vader?! Jó, je bent dwaasI"
„Neen, jij. Jouw vader is wel bij ons
geweest en die heeft allerlei kwaad zit
ten vertellen van mij."
Langzamerhand ging Kees begrijpen. Al
leen snapte hij niet, waarom vader er
heen gegaan was. En dat hij kwaad
van Flip had verteld, neen, daar geloofde
hij nu geen sikkepit van. Dat was nu
heelemaal niets voor vader! Hij ging er
zich dan ook over opwinden. Wie aan
z\jn vader kwam, kwam aan hem.
„Ik weet niet, of mijn vader bij jullie
geweest is, maar als het wel zoo is,
Abdijkerk met den tpren door het hemel
vuur getroffen, waardoor kerk en toren
geheel uitbrandden.
Nog VToeger moet de Abdij zelf ook
eens door brand verwoest zijn, waarbij
de zeer oude librarie (kloosterbibliotheek)
een prooi der vlammen werd. Bij dezen
brand is het niet bij de Abdij gebleven-
ook het derde deel der stad aan de
noordzijde werd verwoest.
De allergrootste brand, die Middelburg
ooit trof, was die, waarbij het grootste
deel der stad, nu het westelijk deel, met
het raadhuis werd vernield (tusschen 1430
eo 1440). Het raadhuis stond toen op
een andere plaats bij de markt. Het
tegenwoordige raadhuis is jn 't begin der
16e eeuw gebouwd.
Wie getuige geweest is van den laat-
sten brand in de Lange Delft, kan zich
zeer gemakkelijk voorstellen, dat een
brand in vroeger tijden zulk een groeten
omvang kon nemen, dat geheel© straten
in de asch werden gelegd.
Niet alleen waren de brandbluschmid'-
delen zeer primitief (hierover straks
meer), maar bovenal moeten wij beden
ken, dat de meeste huizen toen van hout
waren, veeial geteerd en dan nog vaak
gedekt met riet of stroo. In den tuin
van 't Zeeuwsch Genootschap wordt nog
een gevel van een houten woning be
waard.
Natuurlek nam de regeering der stad
besluiten met 'toog op1 't blusschen en op
het uitbreiden van een brand.
Elfeen nacht was op de Lange Jan
een torenwachter, die moest waarschuwen
als hij eigens in de stad brand zag.
Dan moest hij eerst een brandenden lan
taarn buiten den toren hangen aan de
zjjde, waar de brand was en daarna
kleppen of op den brandhoorn blazen.
Te Vlissingen waren 3 torenwachters,
die om beurt moesten waken. Op 1 Jan
1884 zijp zij bedankt.
Ontstond de brand des avonds of des
nachts, dan moest ieder een lantaarn
met licht voor zijn deur hangen. Er was
neg geen straatverlichting. In elk huis
moesten minstens 2 ladders zijn, die rei
ken konden tot boven de hoosdrope (dak
goot), verder 2 lederen emmers of houten
emmers met ijzer beslagen, waarop tot
herkenning een merk of wapen moest
zijn geteekend. Deze emmers moesten bij
brand op de straat worden gezet, waar zij
van stadswege 'werden opgehaald. Zoo
later bij teruggave emmers vermist wer
den, gaif de stad vergoeding.
Zeer brandbare stoffen, zooals olie, pek
en teer moesten alleen bewaard worden
einder harde daken, d.z. daken bedekt
met scaliën (leien) of met pannen. Die
goederen moesten geborgen zijd op afge
sloten plaatsen.
Toen den 6en Juni 1566 te Arnemuiden
een hevige brand had gewoed, die „deur
faulte (ontbreken) van harde daecsken"
zich zieer had uitgebreid, werden door Wet
en Raad van Middelburg dadelijk nadere
bepalingen gemaakt met 't oog op brandge-
naax. Om te bevorderen, dat velen hun
rieten daken zonden vervangen door da
ken met leien of pannen, werd van stads
wege voor elke roede leien dak 8 schellin
gen gn idem pannendak 6 schellingen
betaald. Zoo timmerlieden en knech
ten te weinig waren in de stad, kon men
werklui van andere plaatsen laten komen
Aan smeden, bakkers en anderen, die
bjj de uitoefening van hun ambacht vuur
gebruikten en wier werkplaatsen nog met.
daken van stroo waren gedekt, werd aan
gezegd, dat zij' de daken niet mochten re
pareerden, maar deze dadelijk moesten ver
vangen door harde daken, welke koste-a
de stad ten deele zou vergoeden.
Men kende vroeger geen brandweercorp
sen zooals thans. Toch mocht nog niet
iedereen helpen om een brand te blus-
-schen of goederen in veiligheid brengen,
want er werd dan vgak te veel gesto
len. Biij den genoemden brand te Arne
muiden was die diefstal zoo erg, dat de
regeering van Middelburg een publicatie
uitvaardigde tegen het wegvoeren en ver
bergen van goederen, toebehoorende aan
de eigenaars der bjj den brand te Arne
muiden vernielde huizen. Daarna moesten
tot bescherming van de goederen der
poorters bjj een brand tegenwoordig zjjn
de baljuw, de burgemeesters, de sche
penen en "de raden met hun 'dienaars.
heeft hrj van jou geen kwaad verteld",
barstte hij los, op nodigen toon. „Dat
doet vader niet."
„Poeh. Maak je niet dik; dun is de
mode", smaalde Flip. „Maar zeg mij dan
eens, waarom ik vanmorgen dan zulke
standjes kreeg?"
„Weet ik dat! Vertel jij mij maar eens,
wat mijn vader dan allemaal gezegd
heeft"
„O, zooveel. Dat ik een dief was en
weet ik wat meer", zei Flip brutaal.
't Werd voor Kees weer onbegrijpe
lijk.
„Heeft mijn vader dait gezegd?" vroeg
hij verbaasd.
„Ja, jouw vadert Wie anders?"
„Dat kan mijn vader niet verteld heb
ben, want dat weet hij niet."
„Natuurlijk wist hij dat niet. Maar jij
hebt hem dat verteld!"
„Ik!l" riep Kees. „Nu begrijp ik er
niets meer van. Je bent toch geen dief.
Hoe kan ik dat dan zeggen?"
„Je hebt toch gezegd, dat ik wel eens
aaar de bioscoop ga en ook wal choco
lade koop?"
..Ja, dat heb ik wel gezegd, dat is
waér. Maar dan ben je toch geen
dief. Ik mag niet naar de bioscoop. Je
behoeft hat mij niet meer te vragen."
„Ik mag ook niet, maar het kan me
niets schelen."
Kees kreeg au in éénon geweldig het
land aan Flip. Vóór gister keek hij hoog
Het eigenlijke blusschingswerk moest
gedaan worden door de geestelijke per
sonen, zoowel religieusen als priesters,
giauwe ejn zwarte zusters, baginen, enz.,
alsmede de stadswakers. De cellebroeders
moesten post vatten aan de waterputten
en water putten. Het blusschen zelf moest
geschieden door de andere mannelijke
geestelijken, de vrouwelijke religieusen
moesten het water aandragen in de em
mers, die door de stadswakers overal
waren opgehaald. Geen wereldlijke perso
nen mochten bij den brand komen: ieder
moest in zijn wijk blijven.
Na den overgang van Midde^urg aan
Oranje in 1574 verlieten alle Roomsch-
Katholieke geestelijken de stad, behalve
de cellebroeders. Deze mochten blijven,
daar zij de verplegers waren van de
pestlijders. Er moesten door de vroed
schap dus andere personen aangewezen
worden om een brand te blusschen. Zoo
moesten de wevers en de oude schoen
makers met hun knapen waterputten uit
de vijvers, putten of andere wateren van
de stad. De bakkers en brouwers moesten
altijd een ton met twee ijzeren ooren ge
reed hebben om water aan te kunnen
dragen.
Was de afstand wat ver, dan moesten
de wagenaars (voerlieden) en de slepers
het water aanvoeren. Als brandweerman
nen werden aangewezen de bierwerkers,
de zoutmeters, de korenmeters, de ba
lanskinderen en anderen van St. Jams-
gilde, personen dus die ten deele in
dienst waren der stad.
Ook de cellebroeders moesten helpen.
„Knechten, vrouwen en meisjes mochten
niet b(j den brand komen dan met een
ketel, aker, emmer of kan met water".
Schippers en kramers moesten zoo
noodig hun zeilen geven. De timmerlie
den. .de metselaars, de scalie- en de
strocdekkers moesten met hun houten
paarden bij den brand tegenwoordig zijn
en zoo noodig op de daken klimmen.
Over 't algemeen heeft de mensch, als
hij iets wil afkeuren een weinig de zucht
to-t overdrijving en spreekt dan van mid-
deleeuwsche toestanden. In. 't boven
staande heb ik een beeld trachten te ge
ven van het brandblusschen in de mid
deleeuwen. Er kwam een groote vetrbe-
tering, toen Jan van der Heiden je Am
sterdam in 1672 het octrooi kreeg voor
de inrichting van de slangenbrandspuit.
Hij is ook de uitvinder geweest der
straatlantaarns.
R., B. ,J. d. M.
voor Manufacturen,
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES
HULST
BRIEVEN UIT HET LAND VAN
CADZAND.
LII.
„Ons" landje. De kanaalplannen
in verband met plannen van onze
Zuiderburen.
Nu ik mij zet om mijn 52en brief
uit het land van Cadzand te schrijven,
denk ik zoo onwillekeurig aan de ver
schillende onderwerpen, waarover ik deze
twee 'jaar schreef.
Begonnen over .de Aardenburgsche
kwesties, zijn het als vanzelf brieven
geworden over allerlei uit ons land van
Cadzand, over ..politiek, over kerk en
school, over wegen en slechte verbindin
gen, over zwarte bessen... en zooveel
meer.
Dikwijls klaagzangen, misschien al te
dikwijls, maar er was ook vaak heel veel
reden toe. Ons land yan Cadzand heeft,
vele nooden, heeft een harden dobber om
op economisch gebied het hoofd boven
water te houden. En als men dan ziet.
dat van hóogerhand vaak niet die hulp
tegen hem aan. Tjonge, die durfde eens
wat zeggenI En dan altijd geld op zak!
Dat was eens de moeite waard I Maar
nu was Kees geheel veranderd.
„Als je van je vader en je moeder niet
mag, moet je het ook niet doen. Dat is
heelemaal niet goed", zei hij.
Flip lachte een valschen lach.
„Kom, kom", zei hij, „zóó erg is het
niet. Bij jullie op het dorp keken ze
misschien zoo nauw, maar in Rottendam
niet."
Kees kon er niet bij. Wat op een dorp
niet mocht, mocht toch in een stad ook
niet? En op school werd dat toch ook niet
geleerd? Daar was het precies als bij
meester Ringelberg. Neen, neen, daarmee
kon hij zich niet vereenigen. Hij ging nu
begrijpen, dat vader het bij het rechte
eind had: Flip Strooband was geen goe
de kameraad voor hem! Die bracht hem
heelemaal op 't verkeerde pad.
Mèt, dat hij aan zijn vader dacht, her
innerde hij zich ook de woorden van
zooeven.
„Maar wat heeft dit alles nu met mijn
vader te maken?" vroeg hij. .„Heeft vader
nu gezegd, dat jij een dief bent, ja of
neen? Ik gelooof er niets van."
Flip Strooband kwam wat in de war.
„Nu, een dief", zei hij, „dat misschien
niet. Maar toch, dat ik geld had. Dat heb
jij natuurlijk verteld. En dat vind ik nu
zoo gemeen. Daar heeft niemand wat mee
te maken."
(Vanneer de gewrichten stram
zijn en de spieren pijn doen
kunt gij U door Sloan's Lini
ment verlichting en welbe
hagen verzekeren. Brengt het
eenvoudig lichtelijk aan op de
Verkrijgbaar bij* alle
pijnlijke plek. Het liniment
dringt van zelf door, brengt
de pijn tot bedaren, maakt een
eind aan bloedaandrang en
doet alle sporen van stramheid
en pijn snel verdwijnen.
Apotheker» en Drogisten.
wordt verleend, die kon verleond worden,
dat wij met gebrekkige riemen moeten
roeien, en dat veel roeiers, zoo gauw
ze een mooiere schuit, of één, die dichter
bij het vlaggeschip ligt, kunnen krijgen,
overstappen, dan stemt dit den Cadzan-
tenaar droef.
Met Cadzantenaar bedoel ik natuurlijk
den echten. Daar zijn ook van die
Cadzantenaars, die naar „Holland" ge
gaan, hun landje maar liefst vergeten, en
in hun omgeving maar .liefst niet spre
ken over dat land van die Zeeuwsche
boertjes, en die het portret, waar moeder
nog met de carcassemuts op staat, het
eereplaatsje niet geven, dat het toekomt.
Die, als je ze per ongeluk tegen het lijf
Iocpt, graag zeggen: Zaag, vegeteer jij nog
altijd in dat land?
Maar daar zijn er gelukkig ook nog
velen, die ook al wonen ze in Den Haag
of Amsterdam, toch in hun hart echte
Cadzantenaars zijn gebleven en nog dik
wijls met een gevoel van heimwee terug
denken aan het landje ver weg, over de
Schelde, met z'n slik en modder in den
winter, met zijn slechte verbindingen, met
zijn raar taaltjeja, maar ook met zijn
vruchtbare landouwen, met zijn mooie
vischrijke kreken, zijn Groote Gat, en
Nieuwekerksche kreek en Liejeput, met
zijn mooie Cadzandsche strand, met zijn
eenig mooie, rustige avonden, met zijn
och, daar is zooveel, dat ons weer
terugtrekt, naar dat plekje grond, waarvan
onze Zeeuwsch-Vlaamsche dichter, Jan
Eekhout zingt in zijn: Aan Zeeuwsch-
Vlaanderen.
Zoo ligt mijd wereldje
Kleen en bloot
Een schitterpereltje
In de schoot
Van 'tgroot Heelal: Gods stralend gebied!
En velen weten "het niet
Ja, waar was ik oofc weer, vóór de
poëzie me te pakken kreeg, o, ja, dat
er dikwijls reden is voor den echten
Cadzantenaar om' een klaagzang aan te
heffen. Hel is zeer te betreuren, dat de
landbouw, eens de hoofdbron van be
staan, niet, meer voldoende is, om alle
gezinnen brood te geven. Velen hebben
reeds elders een toevlucht moeten zoeken.
Was het jaren geleden Amerika, dat uit
komst bood, de laatste jaren zijn het
de industriecentra, waar velen werk vin
den. Denk maar aan Philips in Eind
hoven.
En in deze streek is er, behalve de
suikerwerk/abrieken in Breskens, geener
lei industrie, waar velen werk en brood
zouden kunnen vinden. En als we het
over industrie hebben, dan komen we
als vanzelf weer terug op ons kanaal.
En nu vraagt de lezer misschien, of ik er
dan al weer over ga beginnen? Of het
dan werkelijk van zóó groot belang is te
achten? Ja, want het staat, om met mijn
oude onderwijzer te spreken: als een paal
boven water, dat industrie niet mogelijk
is, wanneer er geen scheepvaartverbinding
is, om grondstoffen op goedkoop© wijze
aan-, en afgewerkte producten weg té voe
ren.
En -i— daarbij! komt, dat de plannen bin
nenkort misschien urgent zullen worden,
als de verschillende plannen, die thans
bij onze Zuiderburen in de pers bespro
ken worden, tot uitvoering zouden komen.
Het is eigemirjk wonderlijk, dat deze
plalnnen, bij' ons niet méér de a(andacht
trekken.
i u r I
Het Rrusselsche blad „Le Soir" be
spreekt ia zijn nr. van 2 Oct. 1.1. het
groote plan van generaal De Selliers de
Moranville. Deze wil de Schelde bij Ant
werpen in verbinding brengen door een
gToot kanaal (zoo iets als het Noord-
zeekanaal) met Zeebrugge, om alzoo een
verbinding voor de grootste zeeschepen
te krijgen zonder afhankelijk te zijn van
Holland. De zeer vijandige toon, die in
het artikel te beluisteren valt tegenover
Nederland zullen we nu maar voor reke
ning laten van het Belgische blad. Maar
het plan kan verstrekkende gevolgen heb
ben voor ons Zeeuwsch-Vlaanderen. Op
het kaartje, dat er bij is afgedrukt, zien
we, dat het kanaal vlak langs Sas van
Gent en Ede zou Ioopen, dat hlet de
kanalen Terneuzen—Gent en Brugge
Sluis zou snijden. Wat een mogelijkheden
worden er geopend voor de gronden in
de onmiddellijke nabijheid van het kanaal.
Het is nog zoo ver niet, zal de le
zer zeggen. Er zal nog heel wat water
door de Schelde Ioopen, vóór het door
het kanaal gaat Ioopen. Ja, dat zal wel
waar zijn, maar dat dit plan in de Bel
gische kranten druk bespraken wordt, dat
genoemde generaal er een boek van 140
bladzijden met vele teekeningen aan ge
wijd heeft met een heele berekening van
kosten enz., toont toch wel, dat het maar
nipt een los daarheen geschreven kran
tenartikel is.
Laten de Nederlandsche autoriteiten dan
zorgen op de hoogte te blijven. Een flink
kanaal, dat Sluis met Breskens verbindt,
zou wel eens kunnen blijken meer te
zijn dan alleen een plannetje van die
zeurpotten uit het land van Cadzand.
De plannen, die een andere Belgische
kiant bespreekt en die ons land nog
nauwer raken, een volgend maal.
-WJL
„Waarom niet? Je hebt mij toch zelf
gezegd dat je dat geld van je moeder
krijgt?"
„Krijgen; krijgen", smaalde Flip.
Stomverbaasd keek Kees den jongen
aan. Zij waren wat op zij geloopen, maar
stonden nu vlak vóór het schoolgebouw.
Het was op slag van negenen.
„Krijg je het dan niet van je moeder?"
vroeg Kees.
„Och, jó, zeur niet", viel Flip ruw
uit, te laat bemerkend, dat hij zich ver
sproken had.
„Krijg je het dan niet van je moeder?"
vroeg Kees weer.
Tot geluk van Flip .Strooband ging op
dat oogenblik met ratelend geluid de
schoolbel. Hij behoefde geen antwoord te
geven.
Maar blijkbaar had hij in de school
nog eens over het gesprek nagedacht en.
begrepen, dat hij door zijn woorden in
de achting van Kees gedaald was. Om
twaalf uur wilde hij tenminste zoete
broodjes gaan bakken.
Maar hij kreeg er de kans niet toe.
want vóór hij er erg in had, was Kees
verdwenen.
Deze liep met Gerrit naar huis en ver
telde, wat Flip Strooband dien morgen
gezegd had. Gerrit luisterde aandachtig.
„Zou hij dat geld dan stelen?" vroeg
hij.
„Ik denk het wel", zei Kees.
De jongens waren er een oogenblik
Kerkelijke toestanden in
Amerika. Een medewerker van het
H d b 1. schrijft over bovenstaand onder
werp:
Het kost een Amerikaanschen dominee
tegenwoordig heel wat moeite en geld
zich een blijvende populariteit te verze
keren. Vaak gebeurt "het, zoo meldt de
„Am. Mercury", dat een predikant maan
delijks 100 tot 150 dollars aan redac
ties van leidende bladen aanbiedt voor
de opneming van excerpten uit zijn pree-
ken en aankondigingen van de diensten
in zijn kerk.
De Maandagmorgenbladen in New York
hebben in den regel tien a twaalf kolom
men kerknieuws. De belangrijkheid van
een predikant komt overeen met de lengte
van hetgeen over hem geschreven wordt
Vandaar een felle jacht, elkander door
sensationeele berichten te overtroeven.
Onderwerpen als: „De religieus-weten
schappelijke weg tot gezondheid"; „Po
pulariteit en succes door persoonlijkheids-
ontwikkeling"; „Hoe uw zaken-capaciteit
in een voordeelig, saldo om te zetten"
zijn er op berekend, de nieuwsgierigheid'
te prikkelen. Velen hebben slechts één
eerzucht; zich op te hebben tot de onbe
twiste hoogte van het groote drieman
schap der Amerikaansche kanselwelspre
kendheid: Harry E. Fosdick, John Boach
Slraton en S. Parker Cadman, de wereld
beroemde radio-predikant.
Het kerkelijke nieuws is in twee cater
'gorieën verdeeld; de één® soort geldt meer
den kerkelijken arbeid als geheel, afge-
stil van. Dat hadden ze in hun leven
nog niet meegemaakt, dat eemi jongen
thuis geld stal, om te kunnen snoepen
en naar de bioscoop te gaan.
„Op een dorp is het toch heel anders,
hè?" vroeg Gerrit.
„Ja" peinsde Kees hardop, ,,'k Vind
het niets prettig meer in de stad."
„En je wilde er zoo graag heen?"
„Ja, eerst wel. Maar in Tervooren had
den we toch meer pret. Je zit nu altijd
maar op zoo'n bovenhuis en als je naar
buiten wil. dan kom je op straat terecht.
En daar zijn maar rare jongens onder,
vind je niet?"
Kees drukte zich wat onbeholpen uit.
Maar Gerrit snapte het wel. Hij bedoelde
natuurlijk de jongens uit de buurt.
Zii wisten eigenlijk zelf niet, wat zij
van hen denken moesten. Er waren ruwe
jongens onder, ook wel, die vloekten,
ma.ar er waren er ook, die hartelijk wa
ren en prettig in den omgang. Doch als
zij alles en alles bij elkaar namen, dan
waren zij toch heel anders dan de jongens
in Tervooren. Zij konden er eigenlijk geen
naam aan geven. Deze jongens waren
veel levendiger. Als Kees en Gerrit nog
met een mond vol tanden stonden, war
ren zij al klaar met een woordenstroom,
die verbaasde.
En zij haalden kwajongensstreken uit,
waaraan op het dorp heel niet gedacht
werd zelfs.
(Wordt vervolgd.)