DE ZEEDW Pijnlijke Spieren? SLOAN'S LINIMENT TWEEDE BLAD. HET ADRES A. WILKING Wat er deze week voorviel Over branden en brandblusschen te Middelburg in de Middeleeuwen FEUILLETON. ONDER VERDENKING. door LU BOSCH. DOODT PIJN Kerknieuws. VAX ZATERDAG 21 DEC. 1929. No. 71. De Tweede Kamerleden hebben het de ze week, althans naar de verslagen te oordeelen, druk gehad. Er is vaak verga derd, al is er reden om aan te nemen, dat lang niet alle vergaderingen behoor lijk bezocht zijn. De voorzitter had het er echter op gezet met den begrootings- arbeid vóór Kerstdag gereed te komen, zoodat soms de „avond"-vergaderingen tot ver na middernacht voortduurden. De Tweede Kamer besloot ook deze week tot afschaffing van de verdedigings belasting II en van de opcenten op den suikeraccijns. Straks komt er weer een andere drukte in de gebouwen op het Binnenhof. Op 3 Januari zal n.l. zeer waarschijnlijk de Haagsche Conferentie een aanvang ne men. We hebben dezer dagen kunnen lezen, dat het vaccin, dat uit Zwitserland be trokken is, het encephalitis-gevaar niet heeft kunnen bezweren. Ook de Zwit- sersche pokstof veroorzaakte enkele van deze ziektegevallen. Dit bewijst al weer, hoe onverantwoordelijk het zou zijn den vaccinatiedwang weer in te voeren. Dat het communistisch gevaar nog al tijd niet uit de wereld is, is.weer geble ken, doordat de justitie enkele dagen ge leden in tal van steden huiszoekingen deed bij communisten. Blijkbaar broei de er weer wat. Ontstellend groot was weer het aantal berichten omtrent fraudes ep moorden, waarvan we deze week kennis konden nemen. Hoever kan.de zonde een mensch brengen! Gisteren werden we opgeschrikt door het bericht van een vreeselijke ontplof fingsramp, waardoor te Groningen ver schillende personen werden gedood of ge wond, terwijl de aangerichte materiëele schade groot is. Een ramp als deze her innert er ons weer eens aan, hoe we alle uren van den dag in gevaar zijn! Een der stakingen, die zoolang reeds in Zeeuwsch-Vlaanderen voortduurden, is geëindigd, n.l. die te Sas van Gent. De arbeiders zagen daar de meeste van hun verlangens ingewilligd. Wat de buitenlandsche gebeurtenissen betreft, zij gemeld, dat twee kabinetten zich het leven zagen verlengd, n.l. het Engelsche, dat dreigde te zullen strui kelen over de mijnwet, welke wet echter met een kleine meerderheid werd aange nomen en het Duitsche, dat een motie van vertrouwen in zijn beleid zag aange nomen. Het schijnt wel, dat er voor het wets ontwerp der Belgische regeering tot Ver- vlaamsching der Gentsche Hoogeschool in de Kamer een meerderheid zal worden gevonden. Althans in de Kamercommis sies was die er wel. Ook in het buitenland kwamen ver schillende rampen voor. Wij herinneren slechts aan de aardbeving op de Aleoe- ten en aan den orkaan, die boven Noor wegen woedde. Nu pas een groote brand Middelburg heeft, geteisterd, willen wij1 in herinnering brengen, dat vroeger nog giootere branden in de stad hun vernielingswerk hebben ge daan. Een der laatste1 vrij grootte branden was die op den hoek Lange-D&lftBurgt in 1856. Deze was niet zoo groot als die op 7 Dec. 1.1. Oude mensch en spieken er nog treil eens over. Doordat er geen storm was, breidde de bramd zich niet zoo uit. Volgens den inventaris van het oud ar chief der stad Middelburg, beschreven door Mr J. H. de Stop'pelaar, is op St. Paulus (25 Jan.) 1568 des avonds de 38) Het ging Kees duizelen. Wat was er nu aan de hand? Hoe wist Flip nu, dat er thuis over hem gepraat was? Zou G er rit bet hem verteld hebben? Maar neen, dat kon ook niet, want die had Flip vanmorgen nog niet gezien. Maar hoe wist hij het dan? „Ik begrijp niet goed, wat je bedoelt", zei hij daarom. ,,'kHeb je heelemaal niet zwart gemaakt." „Dat heb je well Waarom kwam je vader anders gisteravond bij ons thuis? „Mijn vader?! Jó, je bent dwaasI" „Neen, jij. Jouw vader is wel bij ons geweest en die heeft allerlei kwaad zit ten vertellen van mij." Langzamerhand ging Kees begrijpen. Al leen snapte hij niet, waarom vader er heen gegaan was. En dat hij kwaad van Flip had verteld, neen, daar geloofde hij nu geen sikkepit van. Dat was nu heelemaal niets voor vader! Hij ging er zich dan ook over opwinden. Wie aan z\jn vader kwam, kwam aan hem. „Ik weet niet, of mijn vader bij jullie geweest is, maar als het wel zoo is, Abdijkerk met den tpren door het hemel vuur getroffen, waardoor kerk en toren geheel uitbrandden. Nog VToeger moet de Abdij zelf ook eens door brand verwoest zijn, waarbij de zeer oude librarie (kloosterbibliotheek) een prooi der vlammen werd. Bij dezen brand is het niet bij de Abdij gebleven- ook het derde deel der stad aan de noordzijde werd verwoest. De allergrootste brand, die Middelburg ooit trof, was die, waarbij het grootste deel der stad, nu het westelijk deel, met het raadhuis werd vernield (tusschen 1430 eo 1440). Het raadhuis stond toen op een andere plaats bij de markt. Het tegenwoordige raadhuis is jn 't begin der 16e eeuw gebouwd. Wie getuige geweest is van den laat- sten brand in de Lange Delft, kan zich zeer gemakkelijk voorstellen, dat een brand in vroeger tijden zulk een groeten omvang kon nemen, dat geheel© straten in de asch werden gelegd. Niet alleen waren de brandbluschmid'- delen zeer primitief (hierover straks meer), maar bovenal moeten wij beden ken, dat de meeste huizen toen van hout waren, veeial geteerd en dan nog vaak gedekt met riet of stroo. In den tuin van 't Zeeuwsch Genootschap wordt nog een gevel van een houten woning be waard. Natuurlek nam de regeering der stad besluiten met 'toog op1 't blusschen en op het uitbreiden van een brand. Elfeen nacht was op de Lange Jan een torenwachter, die moest waarschuwen als hij eigens in de stad brand zag. Dan moest hij eerst een brandenden lan taarn buiten den toren hangen aan de zjjde, waar de brand was en daarna kleppen of op den brandhoorn blazen. Te Vlissingen waren 3 torenwachters, die om beurt moesten waken. Op 1 Jan 1884 zijp zij bedankt. Ontstond de brand des avonds of des nachts, dan moest ieder een lantaarn met licht voor zijn deur hangen. Er was neg geen straatverlichting. In elk huis moesten minstens 2 ladders zijn, die rei ken konden tot boven de hoosdrope (dak goot), verder 2 lederen emmers of houten emmers met ijzer beslagen, waarop tot herkenning een merk of wapen moest zijn geteekend. Deze emmers moesten bij brand op de straat worden gezet, waar zij van stadswege 'werden opgehaald. Zoo later bij teruggave emmers vermist wer den, gaif de stad vergoeding. Zeer brandbare stoffen, zooals olie, pek en teer moesten alleen bewaard worden einder harde daken, d.z. daken bedekt met scaliën (leien) of met pannen. Die goederen moesten geborgen zijd op afge sloten plaatsen. Toen den 6en Juni 1566 te Arnemuiden een hevige brand had gewoed, die „deur faulte (ontbreken) van harde daecsken" zich zieer had uitgebreid, werden door Wet en Raad van Middelburg dadelijk nadere bepalingen gemaakt met 't oog op brandge- naax. Om te bevorderen, dat velen hun rieten daken zonden vervangen door da ken met leien of pannen, werd van stads wege voor elke roede leien dak 8 schellin gen gn idem pannendak 6 schellingen betaald. Zoo timmerlieden en knech ten te weinig waren in de stad, kon men werklui van andere plaatsen laten komen Aan smeden, bakkers en anderen, die bjj de uitoefening van hun ambacht vuur gebruikten en wier werkplaatsen nog met. daken van stroo waren gedekt, werd aan gezegd, dat zij' de daken niet mochten re pareerden, maar deze dadelijk moesten ver vangen door harde daken, welke koste-a de stad ten deele zou vergoeden. Men kende vroeger geen brandweercorp sen zooals thans. Toch mocht nog niet iedereen helpen om een brand te blus- -schen of goederen in veiligheid brengen, want er werd dan vgak te veel gesto len. Biij den genoemden brand te Arne muiden was die diefstal zoo erg, dat de regeering van Middelburg een publicatie uitvaardigde tegen het wegvoeren en ver bergen van goederen, toebehoorende aan de eigenaars der bjj den brand te Arne muiden vernielde huizen. Daarna moesten tot bescherming van de goederen der poorters bjj een brand tegenwoordig zjjn de baljuw, de burgemeesters, de sche penen en "de raden met hun 'dienaars. heeft hrj van jou geen kwaad verteld", barstte hij los, op nodigen toon. „Dat doet vader niet." „Poeh. Maak je niet dik; dun is de mode", smaalde Flip. „Maar zeg mij dan eens, waarom ik vanmorgen dan zulke standjes kreeg?" „Weet ik dat! Vertel jij mij maar eens, wat mijn vader dan allemaal gezegd heeft" „O, zooveel. Dat ik een dief was en weet ik wat meer", zei Flip brutaal. 't Werd voor Kees weer onbegrijpe lijk. „Heeft mijn vader dait gezegd?" vroeg hij verbaasd. „Ja, jouw vadert Wie anders?" „Dat kan mijn vader niet verteld heb ben, want dat weet hij niet." „Natuurlijk wist hij dat niet. Maar jij hebt hem dat verteld!" „Ik!l" riep Kees. „Nu begrijp ik er niets meer van. Je bent toch geen dief. Hoe kan ik dat dan zeggen?" „Je hebt toch gezegd, dat ik wel eens aaar de bioscoop ga en ook wal choco lade koop?" ..Ja, dat heb ik wel gezegd, dat is waér. Maar dan ben je toch geen dief. Ik mag niet naar de bioscoop. Je behoeft hat mij niet meer te vragen." „Ik mag ook niet, maar het kan me niets schelen." Kees kreeg au in éénon geweldig het land aan Flip. Vóór gister keek hij hoog Het eigenlijke blusschingswerk moest gedaan worden door de geestelijke per sonen, zoowel religieusen als priesters, giauwe ejn zwarte zusters, baginen, enz., alsmede de stadswakers. De cellebroeders moesten post vatten aan de waterputten en water putten. Het blusschen zelf moest geschieden door de andere mannelijke geestelijken, de vrouwelijke religieusen moesten het water aandragen in de em mers, die door de stadswakers overal waren opgehaald. Geen wereldlijke perso nen mochten bij den brand komen: ieder moest in zijn wijk blijven. Na den overgang van Midde^urg aan Oranje in 1574 verlieten alle Roomsch- Katholieke geestelijken de stad, behalve de cellebroeders. Deze mochten blijven, daar zij de verplegers waren van de pestlijders. Er moesten door de vroed schap dus andere personen aangewezen worden om een brand te blusschen. Zoo moesten de wevers en de oude schoen makers met hun knapen waterputten uit de vijvers, putten of andere wateren van de stad. De bakkers en brouwers moesten altijd een ton met twee ijzeren ooren ge reed hebben om water aan te kunnen dragen. Was de afstand wat ver, dan moesten de wagenaars (voerlieden) en de slepers het water aanvoeren. Als brandweerman nen werden aangewezen de bierwerkers, de zoutmeters, de korenmeters, de ba lanskinderen en anderen van St. Jams- gilde, personen dus die ten deele in dienst waren der stad. Ook de cellebroeders moesten helpen. „Knechten, vrouwen en meisjes mochten niet b(j den brand komen dan met een ketel, aker, emmer of kan met water". Schippers en kramers moesten zoo noodig hun zeilen geven. De timmerlie den. .de metselaars, de scalie- en de strocdekkers moesten met hun houten paarden bij den brand tegenwoordig zijn en zoo noodig op de daken klimmen. Over 't algemeen heeft de mensch, als hij iets wil afkeuren een weinig de zucht to-t overdrijving en spreekt dan van mid- deleeuwsche toestanden. In. 't boven staande heb ik een beeld trachten te ge ven van het brandblusschen in de mid deleeuwen. Er kwam een groote vetrbe- tering, toen Jan van der Heiden je Am sterdam in 1672 het octrooi kreeg voor de inrichting van de slangenbrandspuit. Hij is ook de uitvinder geweest der straatlantaarns. R., B. ,J. d. M. voor Manufacturen, Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST BRIEVEN UIT HET LAND VAN CADZAND. LII. „Ons" landje. De kanaalplannen in verband met plannen van onze Zuiderburen. Nu ik mij zet om mijn 52en brief uit het land van Cadzand te schrijven, denk ik zoo onwillekeurig aan de ver schillende onderwerpen, waarover ik deze twee 'jaar schreef. Begonnen over .de Aardenburgsche kwesties, zijn het als vanzelf brieven geworden over allerlei uit ons land van Cadzand, over ..politiek, over kerk en school, over wegen en slechte verbindin gen, over zwarte bessen... en zooveel meer. Dikwijls klaagzangen, misschien al te dikwijls, maar er was ook vaak heel veel reden toe. Ons land yan Cadzand heeft, vele nooden, heeft een harden dobber om op economisch gebied het hoofd boven water te houden. En als men dan ziet. dat van hóogerhand vaak niet die hulp tegen hem aan. Tjonge, die durfde eens wat zeggenI En dan altijd geld op zak! Dat was eens de moeite waard I Maar nu was Kees geheel veranderd. „Als je van je vader en je moeder niet mag, moet je het ook niet doen. Dat is heelemaal niet goed", zei hij. Flip lachte een valschen lach. „Kom, kom", zei hij, „zóó erg is het niet. Bij jullie op het dorp keken ze misschien zoo nauw, maar in Rottendam niet." Kees kon er niet bij. Wat op een dorp niet mocht, mocht toch in een stad ook niet? En op school werd dat toch ook niet geleerd? Daar was het precies als bij meester Ringelberg. Neen, neen, daarmee kon hij zich niet vereenigen. Hij ging nu begrijpen, dat vader het bij het rechte eind had: Flip Strooband was geen goe de kameraad voor hem! Die bracht hem heelemaal op 't verkeerde pad. Mèt, dat hij aan zijn vader dacht, her innerde hij zich ook de woorden van zooeven. „Maar wat heeft dit alles nu met mijn vader te maken?" vroeg hij. .„Heeft vader nu gezegd, dat jij een dief bent, ja of neen? Ik gelooof er niets van." Flip Strooband kwam wat in de war. „Nu, een dief", zei hij, „dat misschien niet. Maar toch, dat ik geld had. Dat heb jij natuurlijk verteld. En dat vind ik nu zoo gemeen. Daar heeft niemand wat mee te maken." (Vanneer de gewrichten stram zijn en de spieren pijn doen kunt gij U door Sloan's Lini ment verlichting en welbe hagen verzekeren. Brengt het eenvoudig lichtelijk aan op de Verkrijgbaar bij* alle pijnlijke plek. Het liniment dringt van zelf door, brengt de pijn tot bedaren, maakt een eind aan bloedaandrang en doet alle sporen van stramheid en pijn snel verdwijnen. Apotheker» en Drogisten. wordt verleend, die kon verleond worden, dat wij met gebrekkige riemen moeten roeien, en dat veel roeiers, zoo gauw ze een mooiere schuit, of één, die dichter bij het vlaggeschip ligt, kunnen krijgen, overstappen, dan stemt dit den Cadzan- tenaar droef. Met Cadzantenaar bedoel ik natuurlijk den echten. Daar zijn ook van die Cadzantenaars, die naar „Holland" ge gaan, hun landje maar liefst vergeten, en in hun omgeving maar .liefst niet spre ken over dat land van die Zeeuwsche boertjes, en die het portret, waar moeder nog met de carcassemuts op staat, het eereplaatsje niet geven, dat het toekomt. Die, als je ze per ongeluk tegen het lijf Iocpt, graag zeggen: Zaag, vegeteer jij nog altijd in dat land? Maar daar zijn er gelukkig ook nog velen, die ook al wonen ze in Den Haag of Amsterdam, toch in hun hart echte Cadzantenaars zijn gebleven en nog dik wijls met een gevoel van heimwee terug denken aan het landje ver weg, over de Schelde, met z'n slik en modder in den winter, met zijn slechte verbindingen, met zijn raar taaltjeja, maar ook met zijn vruchtbare landouwen, met zijn mooie vischrijke kreken, zijn Groote Gat, en Nieuwekerksche kreek en Liejeput, met zijn mooie Cadzandsche strand, met zijn eenig mooie, rustige avonden, met zijn och, daar is zooveel, dat ons weer terugtrekt, naar dat plekje grond, waarvan onze Zeeuwsch-Vlaamsche dichter, Jan Eekhout zingt in zijn: Aan Zeeuwsch- Vlaanderen. Zoo ligt mijd wereldje Kleen en bloot Een schitterpereltje In de schoot Van 'tgroot Heelal: Gods stralend gebied! En velen weten "het niet Ja, waar was ik oofc weer, vóór de poëzie me te pakken kreeg, o, ja, dat er dikwijls reden is voor den echten Cadzantenaar om' een klaagzang aan te heffen. Hel is zeer te betreuren, dat de landbouw, eens de hoofdbron van be staan, niet, meer voldoende is, om alle gezinnen brood te geven. Velen hebben reeds elders een toevlucht moeten zoeken. Was het jaren geleden Amerika, dat uit komst bood, de laatste jaren zijn het de industriecentra, waar velen werk vin den. Denk maar aan Philips in Eind hoven. En in deze streek is er, behalve de suikerwerk/abrieken in Breskens, geener lei industrie, waar velen werk en brood zouden kunnen vinden. En als we het over industrie hebben, dan komen we als vanzelf weer terug op ons kanaal. En nu vraagt de lezer misschien, of ik er dan al weer over ga beginnen? Of het dan werkelijk van zóó groot belang is te achten? Ja, want het staat, om met mijn oude onderwijzer te spreken: als een paal boven water, dat industrie niet mogelijk is, wanneer er geen scheepvaartverbinding is, om grondstoffen op goedkoop© wijze aan-, en afgewerkte producten weg té voe ren. En -i— daarbij! komt, dat de plannen bin nenkort misschien urgent zullen worden, als de verschillende plannen, die thans bij onze Zuiderburen in de pers bespro ken worden, tot uitvoering zouden komen. Het is eigemirjk wonderlijk, dat deze plalnnen, bij' ons niet méér de a(andacht trekken. i u r I Het Rrusselsche blad „Le Soir" be spreekt ia zijn nr. van 2 Oct. 1.1. het groote plan van generaal De Selliers de Moranville. Deze wil de Schelde bij Ant werpen in verbinding brengen door een gToot kanaal (zoo iets als het Noord- zeekanaal) met Zeebrugge, om alzoo een verbinding voor de grootste zeeschepen te krijgen zonder afhankelijk te zijn van Holland. De zeer vijandige toon, die in het artikel te beluisteren valt tegenover Nederland zullen we nu maar voor reke ning laten van het Belgische blad. Maar het plan kan verstrekkende gevolgen heb ben voor ons Zeeuwsch-Vlaanderen. Op het kaartje, dat er bij is afgedrukt, zien we, dat het kanaal vlak langs Sas van Gent en Ede zou Ioopen, dat hlet de kanalen Terneuzen—Gent en Brugge Sluis zou snijden. Wat een mogelijkheden worden er geopend voor de gronden in de onmiddellijke nabijheid van het kanaal. Het is nog zoo ver niet, zal de le zer zeggen. Er zal nog heel wat water door de Schelde Ioopen, vóór het door het kanaal gaat Ioopen. Ja, dat zal wel waar zijn, maar dat dit plan in de Bel gische kranten druk bespraken wordt, dat genoemde generaal er een boek van 140 bladzijden met vele teekeningen aan ge wijd heeft met een heele berekening van kosten enz., toont toch wel, dat het maar nipt een los daarheen geschreven kran tenartikel is. Laten de Nederlandsche autoriteiten dan zorgen op de hoogte te blijven. Een flink kanaal, dat Sluis met Breskens verbindt, zou wel eens kunnen blijken meer te zijn dan alleen een plannetje van die zeurpotten uit het land van Cadzand. De plannen, die een andere Belgische kiant bespreekt en die ons land nog nauwer raken, een volgend maal. -WJL „Waarom niet? Je hebt mij toch zelf gezegd dat je dat geld van je moeder krijgt?" „Krijgen; krijgen", smaalde Flip. Stomverbaasd keek Kees den jongen aan. Zij waren wat op zij geloopen, maar stonden nu vlak vóór het schoolgebouw. Het was op slag van negenen. „Krijg je het dan niet van je moeder?" vroeg Kees. „Och, jó, zeur niet", viel Flip ruw uit, te laat bemerkend, dat hij zich ver sproken had. „Krijg je het dan niet van je moeder?" vroeg Kees weer. Tot geluk van Flip .Strooband ging op dat oogenblik met ratelend geluid de schoolbel. Hij behoefde geen antwoord te geven. Maar blijkbaar had hij in de school nog eens over het gesprek nagedacht en. begrepen, dat hij door zijn woorden in de achting van Kees gedaald was. Om twaalf uur wilde hij tenminste zoete broodjes gaan bakken. Maar hij kreeg er de kans niet toe. want vóór hij er erg in had, was Kees verdwenen. Deze liep met Gerrit naar huis en ver telde, wat Flip Strooband dien morgen gezegd had. Gerrit luisterde aandachtig. „Zou hij dat geld dan stelen?" vroeg hij. „Ik denk het wel", zei Kees. De jongens waren er een oogenblik Kerkelijke toestanden in Amerika. Een medewerker van het H d b 1. schrijft over bovenstaand onder werp: Het kost een Amerikaanschen dominee tegenwoordig heel wat moeite en geld zich een blijvende populariteit te verze keren. Vaak gebeurt "het, zoo meldt de „Am. Mercury", dat een predikant maan delijks 100 tot 150 dollars aan redac ties van leidende bladen aanbiedt voor de opneming van excerpten uit zijn pree- ken en aankondigingen van de diensten in zijn kerk. De Maandagmorgenbladen in New York hebben in den regel tien a twaalf kolom men kerknieuws. De belangrijkheid van een predikant komt overeen met de lengte van hetgeen over hem geschreven wordt Vandaar een felle jacht, elkander door sensationeele berichten te overtroeven. Onderwerpen als: „De religieus-weten schappelijke weg tot gezondheid"; „Po pulariteit en succes door persoonlijkheids- ontwikkeling"; „Hoe uw zaken-capaciteit in een voordeelig, saldo om te zetten" zijn er op berekend, de nieuwsgierigheid' te prikkelen. Velen hebben slechts één eerzucht; zich op te hebben tot de onbe twiste hoogte van het groote drieman schap der Amerikaansche kanselwelspre kendheid: Harry E. Fosdick, John Boach Slraton en S. Parker Cadman, de wereld beroemde radio-predikant. Het kerkelijke nieuws is in twee cater 'gorieën verdeeld; de één® soort geldt meer den kerkelijken arbeid als geheel, afge- stil van. Dat hadden ze in hun leven nog niet meegemaakt, dat eemi jongen thuis geld stal, om te kunnen snoepen en naar de bioscoop te gaan. „Op een dorp is het toch heel anders, hè?" vroeg Gerrit. „Ja" peinsde Kees hardop, ,,'k Vind het niets prettig meer in de stad." „En je wilde er zoo graag heen?" „Ja, eerst wel. Maar in Tervooren had den we toch meer pret. Je zit nu altijd maar op zoo'n bovenhuis en als je naar buiten wil. dan kom je op straat terecht. En daar zijn maar rare jongens onder, vind je niet?" Kees drukte zich wat onbeholpen uit. Maar Gerrit snapte het wel. Hij bedoelde natuurlijk de jongens uit de buurt. Zii wisten eigenlijk zelf niet, wat zij van hen denken moesten. Er waren ruwe jongens onder, ook wel, die vloekten, ma.ar er waren er ook, die hartelijk wa ren en prettig in den omgang. Doch als zij alles en alles bij elkaar namen, dan waren zij toch heel anders dan de jongens in Tervooren. Zij konden er eigenlijk geen naam aan geven. Deze jongens waren veel levendiger. Als Kees en Gerrit nog met een mond vol tanden stonden, war ren zij al klaar met een woordenstroom, die verbaasde. En zij haalden kwajongensstreken uit, waaraan op het dorp heel niet gedacht werd zelfs. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 5