DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Uit de Pers.
ONDER VERDENKING.
Staten-Generaal.
FEUILLETON.
VAN
WOENSDAG 13 NOV. 1929, No. 38.
Pre ei es als bij om, met een
klein verschil.
Wij lezen in „De Nederlander":
„De Nederland süihe lezer, die met eenige
zorgvuldigheid kennis nam van de be
richten uit Parjjs, omtrent de Regeerings-
verklaring van het Kabinet-Tardieu, grijpt
onwillekeurig naar de Memorie van Ant
woord van het Nederlandsche Kabinet,
over hoofdstuk I der Rijksbegrooting voor
193Ö.
En als hij dan de Fransclie Regeerings-
verklaring en de Nederlandsche Memorie
heeft vergeleken, roept hij verrast uit:
„Precies als bij onsechter met een
klein verschil!"
In de jongst verloopen jaren (zoo Ver
klaarde Tardieu) is veel goed werk ver
richt: herstel van het ovenwicht op de
begrooting, gezondmaking van 'de finan
ciën, consolidatie van de schulden, stabi
lisatie van het geld
„Precies als bjj' ons!"
Dank zij de beschikbare vlottende mid
delen (in Frankrijk) voor den dienst 1929
en de actieve posten van de schatkist
(overschot van 1928) zal een aantal maat
regelen van beteekenis, zonder belasting-
verhooging, tot stand kunnen komen
„Precies als bjj ons!"
Niet alleen zal bet uitvoeren dezer
maatregelen zonder eenige belastingver-
hooging, mogelijk zijn; er zal zelfs be
lastingverlaging worden voorgesleld. Deze
belastingverlaging zal voor de helft gei
den de Rijks-Inkomstenbelasting, en voor
de wederhelft, de accijnzen; zij zal wor
den uitgevoerd (zeide Tardieu) onder een
consequente politiek van budgetair even
wicht en amortisatie
„Precies als bij ons!"
Het. geheel der genomen en te nemen
maatregelen (riep Tardieu uit) zal aan
het 'land tonnen, wat een verstandig fi
nancieel beheer van evenwicht en amor
tisatie waard is
„Precies als b ij ons!"
Inderdaad ajles geeft den indruk, dat
er veel overeenkomst is tusscben den
toestand in Frankrijk en 'den toestanjd
in ons vaderland.
Beide rijken hadden in de laatste jaren
ruime overschotten op den gewonen
dienst. De opbrengsten blijven de ramin
gen overtreffen. Er is gelecenheid voor
schulddelging en voor belastingverlaging.
Ten slotte zal er ook geld zijn voor
eenige maatregelen van beteekenis op
economisch en sociaal gebied.
In beide landen stelt de Regeering ech
ter op den voorgrond den eisch van
evenwicht op de staatsbegrooting; geen
tekorten. Er moet dus zijn zuinigheid
en streng comptabel beheer. De leiding
moet blijven bij de Regeering. Tot zoo
ver is er werkelijk overeenkomst.
Maar toch is er een klein ver
schil, dat echter groote beteekenis
heeft.
Het Fransche Kabinet somt een aan
tal maatregelen op. wellce de Regeering
denkt te nemen of voor te stell-m. En zij1
voegt er bij. dat. al deze maatregelen van
nationale beteekenis als de Kamers zich
er mee vereenden binnen twee maan»
den in werking kunnen treden.
Ook het Nederlandsche Kabinet noemt
enkele maatregelen van nationale betee
kenis, welke in voorbe^e-'d'ng z'm
maar zij zullen eerst in werking kunnen
treden na ruim twee jaren, en dan
slechts gedeeltelijk.
Het tweede deel der in uitzicht gestelde
maatregelen zal ee-st naar voren komen,
nadat dit eerste deel in werking zal zijn
getreden.
Dit is het kleine verschil tusscben.
Frankrijk en Nederland. DMr noemt, de
Re"eering de hervormingen, die onnr'd-
d«dTijk uitvoerbaar zijn. Haar woord wekt
verrassing en geestdrift.
door
J. v. d. BOSCH.
9.) o—
Twee jaar geleden was oom Klaas er
ook bij. 'tWas toen net in de vacantie.
Zij hadden dolle schik gehad. En ook
heel wat a'fgevischt, want oom Klaas was
een erge liefhebber van hengelen. O, 't
was éénig geweest.
„Neen," zei vader, „tante Marie komt
alleen. Oom Klaas gaat dan een paar
dagen naar zijm broer in Aalsmeer."
„Daar zal ook wel veel visch zitten,"
meende Gerrit, tot groot vermaak der an
deren. „Jammer, dat oom niet meekomt."
„We hebben toch geen vacantie, jó,"
zei Kees. i
„Nou, buiten schooltijd toch," dacht
.Lien.
„Wat jammer, dat nou net de geit dood
is," vond Gerrit dan weer. „Tante is zoo
dol Qp geitenmelk."
„O ja, moeder, dat is waar ook'. We
mogen iederen dag wat geitenmelk halen
bij vrouw Jaarsma. De geit daar geeft
genoeg, heeft zij gezegd," riep Kees.
„Je "bobt toch niet gevraagd, Kees?"
Hieï Boeat "8e Regeeing «ee i
vorming, waarop echter nog drie jaar
zal moeten worden gewacht. Haar woord
wekt teleurstelling en droefheid.
Het was goed, dat de heeren Colijn,
Rutgers van Rozennurg en Van Vuuren
(als ware het afgesproken) allen aan
drongen op eene vervroegde totstandko
ming der toegezegde maatregelen; en dat
alle drie meenden, dat de financiën deze
vervroeging wed zouden veroonoven.
Met spanning is thans het oog geslagen
op de Rageering. „De uitgestelde hoop
krenkt hef hart." (Spreuken XIII: 12)".
TWEEDE KAMER.
Regeling werkzaamheden
De Voorzitter deelt mee, dat tengevolge
van de ongesteldheid van den heer De
Visser zijn interpelatie Donderdag niet zal
kunnen worden gehouden. Spr. is voor
nemens morgen voorsteden te doen ter
regeling van de werkzaamheden. Voorts
ligt het in zijn bedoeling, Vrijdag aan te
vangen met de a.gemeene beschouwingen
over hoofdstuk IV.
Rijksbegrooting voor 1930.
De Minister van Binnenland-
scho Zaken en Landbouw, de heer
Ruys de neerenorouck, voorzit
ter van den ministerraad, zet zijn rede
voort.
De wenschen, die de heer Kersten op
velerlei gebied voorstond, druischen in
diermate in tegen hetgeen de groote meer
derheid der bevolking wil, dat spr. het
betwijfelt of hij wel het begin der ver
wezenlijking van die eischen zal zien.
Do heer W ij n k o o p sprak van een
groot rijk, waarvan wij niet veel anders
weten, dan dat wij er niet gaarne zouden
wonen.
Met belangstelling bad spr. geluisterd
naar de beer Van Rappard. De groote
beteekenis der coöp. beweging voor de
ontwikkeling van bet boerenbedrijf wor
den door spreker ten volle beseft en de
organisaties kunnen dan ook evenals in
het verleden op spr.'s steun .rekenen.
Wat de deelneming van den landbouw
aan de Antwerpsche tentoonstelling be
treft, deelt spr. mee, dat de besprekingen
nog niet zjjn afgeloopen.
De heer Korten horst wilde een
commissie ter onderzoek van de staats
machine. ijle regeering heeft in de
M. v. A. reeds meegedeeld de gedachte
in verdere overweging te nemen.
Inzake internationale ontwape
ning meent de regeering, dat op de oplos
sing van het be- en ontwapeningsvraag-
stuk in de eerste plaats internationale fac
toren van invloed zijn. In geen enkel land
is ontwapening, zelfs niet in Denemar
ken, dat een socialistische regeering heeft,
die een rijksmarine wil .behouden, ter
voldoening aan de Volkenbonds verplich
tingen.
De landmacht zal 11 jaar 30.000 man
bedragen en daarna 19.000. Zij zal be
wapend zijn met mitrailleurs en geschut.
Noemt men dat ontwapening?
Met de mogelijkheid van oorlogsgevaar
wordt rekening gehouden door de Regee
ringen. Wa.s dat niet het geval, dan waren
de diepgaande besprekingen te Genève
overbodig.
Inzake de handelspolitiek be
toogt spr., dat de voorkeur der regeering
voor de meestbegunstiging niet is .ver
slapt. Er kan geen sprake van zijn onze
handelspolitiek om te buigen. Het is ech
ter buiten kijf, dat de eene maatregel
voor, de andere na, welke andere landen
hebben genomen, schadelijk voor onzen
uitvoer zijn. Moet ons land die maat
regelen geheel passief ondergaan? Deze
hoofdgedachten hebben de regeering ertoe
gebracht een onderhandelingstarief te
overwegen.
Inzake de bestrijding van de onzede
lijkheid is de regeering ervan door
drongen dat het hier om groote waarden
gaat.. Misschien zal blijken, dat het accent
eerder moet vallen op scherpe handhaving
van de bestaande bepalingen, dan op
wetswijziging. Van de noodzakelijkheid
der maatregelen is de regeering overtuigd.
De ontstellende tijdgeest is haar niet ont
gaan en wanneer zij meent, da\ bestrij
ding in de eerste plaats moet opkomen uit
de vrije maatschappij, dan beteeke-nt dat
vroeg Waanders verschrikt. Zulke jongens
konden soms zoo raar em vrijpostig doen I
„Weineen, vader. Vrouw Jaarsma zei
het uit haar eigen," antwoordde Kees.
„O, dan is het goed. 't Is toch wel aar
dig van haar, hé vrouw?" merkte va
der op.
„Ja, zij meent het heel goed met ons.
Maar 'twas me liever, dat het heelemaal
niet noodig was," meende vrouw Waan
ders.
In den toon van haar spreken viel eeni
ge bitterheid op te merken.
„Ja, moeder, daaraan valt nu niets
meer te veranderen. We moeten het geval
nemen, zooals het valt. En maar zien, dat
we gauw een irieuwe kunnen koopen.
Kees wil ook een handje meehelpen. Hoor
eens even, hoe denk je daarover?"
Alleen Joost was bij vader en moeder.
Kees en Herrit draafden heen en weer op
den weg vóór het huisje. En de meisjes
hadden het druk met elkaar over wat
tante Marie meebrengen zou.
Vader vertelde van Kees' plaunétje,
dat moeder onmiddellijk goed vond. 't
Was toch wel aardig van dien jongen,
vond zij.
„Net wat voor Kees,' 'zei Joost, ,,'k
Wed, dat mijnheer Van Henten hem
neemt. Verleden week bracht de dienst-
meid medicijnen voor „Bles" van den
boer. Dat is toch geen werk voor haar,"
gesBsaiöe, dat sjj te e&vessahilïig voos
zou zjjn.
Spr. wil een beroep doen op de vrije
maatschappij die gewaarschuwd mag wor
den tegen de zedelijke vrijjheidsberooving,
waarvan zij zich te vaag bewust is. De
waarborg voor een natuurlijk en sterk
zedelijkheidsbesef kan door geen over
heid worden opgelegd. De gemeenschaps
liefde van den enkeling, mits gesteund
door de overheid, moet in staat zijn het
zedelijk peil van ons volk te behouden.
Spr. komt thans tot het karakter
v a n h e t k a b i n e t. Tot den heer Knot
tenbelt zegt spr., dat, wanneer in de
M. v. A. van „rechtsche beginselen" ge
sproken wordt, dit niet bedoelt de anti
these in te leiden. Het valt echter niet
te ontkennen, dat de partijen der rech
terzijde veel gemeen hebben; haar in
zichten over tal van punten komen meer
overeen dan die van een andere meer
derheidscombinatie.
Daarom heeft spr., toen hem de op
dracht werd verleend een extra-parlemen
tair kabinet samen te stellen, in de eerste
plaats den blik laten rusten op mannen,
behoorende tot de rechterzijde. Daarbij
komt, dat het vorige kabinet zich onthou
den heeft van principieele vraagstukken.
Met eenzelde „hands-off" kan men niet
weer in de volgende periode komen.
Welk kabinet ook, het kan onmogelijk
principieele vraagstukken ter zijde laten,
en welk kabinet kan voor dergelijke
vraagstukken een meerderheid vinden in
dien het niet steunt op de beginselen
der rechterzijde. De partjjen van rechts
zien toch heel wat liever deze vraagstuk
ken behandeld door een kabinet van man
nen van hun eigen beginselen.
De opmerking is gemaakt, dat het kabi
net niet extra-parlementair, doch parle
mentair is, terwijl de heer Kersten
zelfs sprak van een vermomd Coalitie
kabinet. Niemand heeft ooit den land
meter ontmoet, die in staat is de grens
te trekken tusschen parlementair en
extra-parlementair. Wanneer een partij de
meerderheid behaalt, is het vanzelfspre
kend, dat het kabinet het program van
deze partij uitvoert. Iets anders is het,
wanneer eenige partijen samen de meer
derheid behalen, in welk geval een pro
gram gevormd, moet worden, dat de
grootst gemeene dealer is van de pro
grams deir meerderheidspartijen. Is de ver
zekering van de instemming dier par
tijen van te voren niet te verkrijgen, dan
ontbreekt aan het kabinet de parlemen
taire grondslag.
Voor de vorming van een parlementair
kabinet was noodig de zekerheid, dat de
rechtsche partijen Let zouden steunen.
Toen één dier partijen -dit weigerde te
verklaren, meenden de beide andere par
tijen zich eveneens van steun te moeten
onthouden. Daarom moest een extra-parle
mentair kabinet worden gevormd. Waar
het kabinet, bijna dagelijks met de Kamer
moet verkeeren, is de samenstelling al
dus geschied, dat. zijn beginselen niet
botsen met die der Kamermeerderheid.
Juist het feit, dat spr. zich opzettelijk
en welbewust van élk overleg heeft ont
houden stempelt dit kabinet tot een extra
parlementair kabinet.
Met den heer C o 1 ij n stemt spr. voor
een groot deel in ten aanzien van enkele
vraagstukken als dat van den Zondags
rust. De heer C o 1 ij n zal echter "begrij
pen, dat de lijnen niet te sterk kunnen
worden doorgetrokken.
Wat de verhouding tot België
betreft, is het kabinet homogeen. De
samenwerking tusschen de departementen
blijft ten volle verzekerd en de benoeming
van een directeur-generaal van den water
staat zal die samenwerking niet verzwak
ken. De regeering meent, dat de periode
van schriftelijke stukken achter den rug
is en dat mondeling overleg meer aan
gewezen is.
Wat de koloniale politiek betreft, ver
zekert spr., dat het kabinet de rijkseen
heid als noodzakelijk ziet. Ten aanzien
van den politiekén toestand in Indië zal
de regeering waakzaamheid betrachten.
De regeering is niet blind voor de
bezwaren, welke de bestuurshervorming
in de practijk zal ondervinden. Een zoo
ingrijpende hervorming kan niet maar in
eens in kruiken en kannen zijn. Er wordt
ernstig gestreefd naar het wegnemen van
de bezwaren.
Het ligt in de bedoeling do horvorming
in de buitengewesten zooveel mogelijk
„Gerrit moest, ook maar zoo iet3 kun
nen doen," vond moeder.
„Die brengt er toch niets van terecht,
als Let diet „in de bloemen" is", dacht
Joost.
„Laat ons eerst maar een3 zien, wat
het met Kees wordt," besloot vader
„Keulen en Aken zijn niet op één dag
gebouwd. Zachtjes aan, dan breekt het
lijntje niet. Kees, boor eens even."
Kees en Gerrit kwamen aangehold.
„Ja, vader."
,,'k Heb er met moeder over gepraat,
hoor, over mijnheer Van Henten. Vraag
het hem morgen maar."
„Mhg het, moeder?" vroeg Kees met
stralendeoogen.
Vrouw Waanders glimlachte.
„Ja, jongen, probeer "tmaar. Ieder kwar
tje is er één."
„Fijn. h Zal het morgen vragen", zei
Kees. „Hoeral"
„Wat ga je doen?" vroeg Gerrit. „Mag
ik dat niet weten?"
„Natuurlijk wel. 'k Ga morgen mijnheer
Van Henten vragen, of ik boodschap jon
gen bij hem worden mag. En wat ik er
mee verdien, is voor de nieuwe geit."
„Boodschapjongen", herhaalde Gerrit op
- a toon, waarin eenige minachting klonk.
„Is dat soms niet goed, Gerrit?" vroeg
vader opeens. Hij had het gehóórd en zag
het aan Gerrit's gezicht, dat deze het niet
op ia bouwe* op hetgeee bestaat i® vol
ken- en adatinstellingen. Tusschen den
heer C o 1 jj n en de regeering bestaat
daaromtrent in wezen geen verschil. De
uitwerking van de hier kort omschreven
denkbeelden vormt thans een onderwerp
van gedachtenwisseling tusschen den mi
nister van koloniën en den gouverneur-
generaal.
Het kabinet in zijn geheel is over
tuigd van het eminente belang van het
behoud van het financieel even
wicht. Welke maatregelen daartoe noo
dig zijn moet in ieder gegeven geval door
het geheele kabinet worden overwogen.
Zoodra aan de voorwaarde voor het be
houd van heit financieel evenwicht is
voldaan, zal de regeering haar aandacht
wijden aan de verdere welvaarts
pol i t i e k, waarvan het financieel even
wicht een factor is.
Bij haar plannen inzake de b e d r ij f s-
organisatie meent de regeering geen
nieuwe orde te moeten scheppen, doch
het gevondene verder te moeten ontwik
kelen. Consolidatie van hetgeen gewor
den is en bevordering van den verderen
groei is de gedachte, waardoor de regee
ring met betrekking tot den bedrijfsvrede
wordt gedragen. Dat hiervoor geen offers
van de schatkist mogen gevorderd wor
den, betwist spr.
Doch men moet laten voorgaan wat het
meest urgent .is. De regeering zal ,dan
ook aan een wijziging van de Invalidi
teitswet de voorkeur geven boven de
werkloosheidverzekering. Zij wil ook het
verkrijgen van ouderdomsrente veel
meer in het, bereik brengen van de ver
zekerde arbeiders. Zoo zal de verbetering
van de vrijwillige ouderdomsverzekering
wordeu ter hand genomen.
Op dein weg der verdere invoering van
de Arbeidswet valt nog veel te doen.
Allereerst zal de arbeid voor volwassenen
in kantoren aan de beurt zijn.
Wat betreft de onderwijsvraag
stukken zal de regeering haar aandacht
wijden aan het nijverheidsonderwijs voor
de metaalnijverheid. Een regeling van het
z.g. aanvullend onderwas voor de rijpere
jeugd maakt deel uit van het program
der regeering.
Zich bij haar optreden en beleid het
vertrouwen waardig te toonen, is het stre
ven van de regeering, waarbij zij het zich
een plicht rekent het vertrouwen te win
nen van dat deel van het volk, dat Chris
telijk geregeerd wil worden.
Op grond van eigen beginselen zijn
spr. en zijn ambtgenooten voornemens
hun beleid met opgewektheid te voeren,
gesterkt door de onmisbare hulp van
God, in wiens bestaan zij gelooven en
wiens leiding zij ook in het openbare
leven erkennen.
Rede minister de Geer.
De Minister van Financiën, de
heer De Geer, bespreekt allereerst de
vraag: waren de overschotten opzettelijk
uitgelokt? De heer Marchant beweerde^
van wel. Dit zcm gebeurd zijn om to kun
nen overgaan tot, sohu 1 cldobgingDeze re
deneering ia echter volgens Spr, Don
Quichotteric. Die politiek hoeft alleen be-
Maan in de fantasia wn dien spr,
Da overschotten zijn ontstaan door oor
zaken, die »pr, reeds hoeft opgesomd in
de Memorie van Antwoord, HjJ zet uil een,
dat achterstanden in da ramingen warden
ingehaald, Zou men, danken, dat, de Mi
nister vnn Financiën tot zijn ambtgenoo
ten had gezegd; Maak, dat or op uw be
groeting wat overblijft, opdat w(j kunnen
overgaan tot schulddelging? Dit is noodt
veel bizonders vond, „Is dat soms niet
goed, Gerrit? Valt er wat op aan te mar
ken? Alle eerlijke arbeid is goed en go-
schikt,, jongen. Je moogt er niet min
achtend over spreken,"
Gerrit zweeg, Maar boodschappen, neon,
dat léék hom niet. Tóch kon hij het slecht
hebben, dat Koos wat zou verdienen en
hjj niet.
De avond was nu geheel geval! mi, En al
was hot buiten koeler dan binnon, het was
morgen weer vroeg dag voor vader en
Joost, zoodat hoi, bod opgezocht werd en.
rondom hot, huisje aan don ovorwog zich
de stilte legerde,
Op den zolder, in don hook waarvan do
drie jongens sliepen, was hot nog ovon la
waaiig geweest; va,dor had zjjn waarschu
wende ft'om nog mooten doon opklinken.
Maar ook dat geluid was verstorven,
Tóch sliepen de jongens nog niet,, Zelfs
Joost, die altijd het curat „onder zeil" was,
omdat hij den hos!on dag In do buiten
lucht werkte, was nog klaar wakkor. Hat
kwam alleen, omdat Koos hom zoo ra
zend nieuwsgierig gemaakt had.
„Joost", had bij gefluisterd, toen zij
naar boven klauterden, „je moet me straks
helpen, hoor, als Gerrit niet wil. 'kHeb
een plannetje, om samen mei Gerrit wat
te verdienen."
Kees kon er al heel gauw over begin
nen. Want Gerrit was oorst, niat erg best
its ï&&aaÉe bï'sös tpg&dtmm.
Hebben de overschotten kwaad go-
daan? Veel kwaad zeker niet. Een andere
kwestie is, hoe die overschotten voortaan
kunnen, worden voorkomen. Bij ieder mid
del zal dat niet altijd mogelijk zijn. Bij
nog scherpere raming zal men toch altijd
aan den voorzichtigen kant moeten blij
ven. Die overschotten zullen overigens
nooit een basis kunnen vormen voor blij»
vende uitgaven.
Betreffende den accijns op gedis
tilleerd wijst de Minister op de lagere
opbrengst. Wanneer die opbrengst zich
binnen ©en jaar niet herstelt, zal men
moeten overwegen in hoever men het ta
rief kan wijzigen zonder de fraude in de
hand te werken. De smokkelhandel is nu
tat normale proporties teruggebracht.
De verlaging van den suikerac-
cjjns is bwloeld in het belang van den
consument, niet om het verbruik te sti-
muleeren.
Spr. komt dar* tot de kwestie der s ar
larieering van het Rijksperso
neel.
De groote verlaging in 1925 bedroeg
ongeveer 22 millioen gld.; het zooge
naamde gladstrijken der plooien in 1925
kostte vijf millioen; de herziening van
1928 kostte zeven millioen. Daarbij komt
nog twee millioen gld. wegens tech
nische herzieningen tusschentijds. Er is
dus een feitelijk resteerende verlaging van
acht millioen gulden. Daarbij' komt een
daling van het indexcijfer van meer dan
20 pet. Bovendien: een allen bevredigende
salarisverhouding is de quadratuur van
den cirkel.
Wat betreft de quaestie van de arbeids-
contracters, spr. hoopt, dat de commissie
voor, de axbeidscontracters zal bedenken,
dat bet betere de vijand is van hek goede
en haar advies nu niet lang zal uitblijven.
Intusschen is de toestand der contractors
niet zóó slecht» als de heer Ter Laan
meende.
De quaestie der oiud-gepensionïveerden
zal spr. bij Hoofdstuk VUB behandelen.
Ten slotte een woord over den algemee-
nen financieelen toestand. Spr. meent, dat
de Kamer tlhans iets optimistischer dan
cenigen tijd geleden oordeelt over de ge
volgen van do herziening van de financi
eels verhouding tussChen rijk en gemeen
ten, ten opzichte van de rijksfinanciën.
Spr. heeft bij de behandeling der wet
op een pertinente vraag van den heer
Schouten geen absoluut antwoord kunnen
geven. De heer 'Schouten vroeg n.l. of do
wet zou kunnen worden ingevoerd zon
der belastingverhooging. Spr. kende toen
noig niet Let verloop der middelen en het
program van het in Sept. 1029 opgetreden
Kabinet, alsmede den rentestand. De laat
ste is niet gunstig; de beide andere punten
laten hoop, dat het in 1981 zonder belas
tingverhooging zal lukken.
'De vraag, welke uitgaven den voorrang
moeten hebben is een kwestie van regee-
ringsbeloid. Do regoering is 'hot met den
heer Van Vuuren eens, dat eenige soci
ale en cultureele uitgaven noodig zullen
zijn voordat verdere belastingverlaging
kan plaats hebben. Aan afschaffing van
den gesladhtaccijns kan dus in den eersten
tijd niet worden gedacht. En het is zeer
de vraag of bot aanbeveling zou verdie
nen (zooals de heeren Golijn en Van Vuu
ren aanbevolen) ter afschaffing van som
mige belastingen «en weeldebelasting in
te voeren.
Spr. wijst er vorder op, dat bij het doen
van uitgaven de Regoering verantwoorde
lijk is, omdat zij zelfs, aïs het misloopt,
als gevolg van den onstulmigen aandrong
«ft de Kamer voor den ongunstigen afloop
verantwoordelijk wordt gestéld.
Do scherpste aanvallen pp het beleid
van den minister die tijdens do hoogcon
junctuur de portefeuille van financiën
had, kwamen tater van degenen, die do
grootste uitgaven 'hebben goëlscht in die
dagen, Spr. herinnert eraan, dat In die
dagen de aalarisnidtie-Otto, die 80 millioen
zou hebben gekost, maar met één stem
moord arbeid 'is 'verworpen,
We leven 'in oen tijd, waarin de opbloei
een ongeloof olijk abnormaal n-ecre» hooft
veroorzaakt van de middelen. Een kente
ring kan komen, sommigen rownon, dat
de kentering reeds gnknmsn Spr, laat
dit daar, deoh hij waarmhuwt, zooals hij
indertijd gewaarschuwd heeft.
Do beer B o oga erts, H, K, heep ronkt
de auaegtie va,n de tu&fmhopwateiwi tos
te spreken geweest en mopperde er du
dat Kees roet vader over hot plannetje
roet mijnheer Van Henten had gepraat,
zonder er eerst, met hem over to spreken.
Zij deden toch alios samen?
Het was do herrie geweest, die voder
aanleiding had gegeven, om te laten hoo-
ron, dat hij er ook n&g was
Maar toen was hot stil gewerden, omdat
Koes had opgemerkt: „Waarom begin je
or ook over? 'k H«b nóg oen, plannetje.
Voor ons belden, En daarover moeten
wo oerst eens praten."
Nieuwsgierig gemaakt, lagen Jouwt en
Gerrit in afwachting, op de groote matras,
eigenlijk wared hot twee aan elkaar ge
naaide matrassen, die voor bed dienden
en die dan hoek van den zolder vulden.
Vader bad geza jd, dat hij tegen dein win lor
van oude planken eens oen paar bedste
den zou timmeren, zonula de andere kin
deren hadden gekregen. Dat was warmer.
Maar nu bet, zomer was, vonden de jon
gens het fijn, dat zij „zoo maar op don
grond", op ecni matras lagen» alle drie
naast elkaar,
„Nu, wat heb je nu?" vroeg Gerrit
ongoduldig. ,,'t Zal wel Liet veel bizon-
dors wezen, anders had je het al lang
gezegd."
(Wordt vervolgd.)
II 'I I lI