till a§ I s»S-5|-s re —Jï re re <V 44# Jaar gang No 1. Voor den Zondag. Letterkundige bijdragen. LH B V <fi tf V. Km E CO g fre S- SrS? g re <r i— 2 <v voR-S <o N 5°" re CO* H re oj cu g-3 8<o c S-o b-9-° OJ cl® cr® *d ro 3 2. o o 9r tr" w M. *i S B 2 re-a. B o. 2.(5 *rt a£U ft a O M* «-»- EL. W O cr a. f9 n ca c cr n> o &S ix 8"? P Cl. re re j3 3 LLU w W B- g Tc 3 CL !?>re^2rS B re -r- O E >0 re O B Er? f a a. o o a S-» i 1 a 7.33 3 5=m w a. C ii J -o SSffi a^l PP s 3 ïzïM 3 o«!?3n s 3 a a 3 a a a o ro g (0 3 2 «- 03 I P I t— <a O s re s fil aT S3. CD 3 CD 3 St Maartensdijk. „Meiaartje". Na- teuilijk ben je weer welkom. Waar ben toch al dien tijd geweest? Had je er geen ■in meer in of geen tijd? Maar nu niet ■Beer wegblijven hoor. Je hebt snoezig post papier, met je verjaardag gekregen? Kortgene. „Azalia". Je raadsels warep goed, dat eene land kon je zeker niet vin- lien. Het hindert niet zoo erg, nu je het geheel toch hebt En alles zoo geurig uit geschreven. Ik vind het flink, dat je het toch niet opgaf. Ja, ik hoop ook, dat ze alle maal weer terug komen, dat is wel zoo gezellig. St Laurens. „Noobtiep". Zoo ben jij m ook weer, dat is gezellig hoor. Wat zijn jullie heerlijk uit geweest, het was zeker wel een prachtige tocht met de auto- Was ja al eerder in Bergen op Zoom geweest? - „Rozeknop". Ja, ik vind het prettig, dat ja vriendinnetje ook mee gaat doen. Schrijft Be den volgenden keer? Dan moet jij haar die eerste keer maar met de raadsels hel pen. De zomer is nu wel ^x>rbg. 'tls hier tenminste al echt najaarsweer. „Kerk- hantje" Nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Wat zal dat eer* feest geweest ■jjn, jullie haddeu daar heerlijk de ruimte Tc Had best eens om een hoekje willen kijken. Leuk, dat jij dat boek ook mocht lezen. Ja, je brief was erg lang. Colijnsplaat „Bakkerinnetj e". Dat vind ik nu eens echt gezellig, dat jij me weer eens schreef. Wat hebben jullie ge- Beten in de vacantie, je bent in heei wat plaatsen geweest. Vind je het Meisjesblad gezellig? Nee, die recensie zal niet mee gevallen zijn, dat is nog niet zoo gemak- teakkefijk hé? En teekenen, ja, daar moet je aanleg voor hebben, dat kan iedereen; niet. Ik krijg zeker nog wel eens een brief ▼an je, als je weer eens tijd hebt? „Zwartoogje". Ook al verkouden geweest, mi nn weer heelemaal beter? Nu, daar weet ft ook van mee te praten, hoor. '*t Is er nu wel weer voor. Ja, je opoe is al erg oud, woont ze ook in Colijnsplaat? Dat is zeker wel gezellig voor jullie. Oudeland e. „Moeders Jongste". Nee, lioor, ik dacht nog niet, dat je me vergeten had, omdat je toch nooit iedere veertien flagen schreef. Je vindt het zeker wel fijn dat jullie eind October feest hebben op school. Wat voor spelletjes moeten jullie doen? Dat was een vroege herfstvacanEe hé? Ja, ik heb je kaart ontvangen, nog wel bedankt hoor. Wolphaartsdijk. „Prins Maurits". Na tuurlijk mag jij ook meedoen. Dat zal wel sen heerlijke tocht geweest zijn, ik ben nr wel vaak langs gereden met den trein, fe, je broer zal het nu wel druk hebben m is ook zoo'n overvloed van groenten m fruit. Leuk, dat je naar den Bazar bent geweest, je had zeker wel een eersten prijs met sjoelen. „Roodborstje" Ik kan het best begrijpen, dat er in de vacantie niets ▼an kwam, maar nu blijf je wger trouw mee doen, hé? Ja, er komen geregeld nieuwe nichtjes en neefjes bij, maar dat is maar goed, want er zijn er ook wel, die niet meer meedoen. Goes. „Gladiolus". Ik zal maar met jouw Ërief beginnen want die is den vorigen keer blijven liggen. Je zult het nu wel weer drukker hebben voor de school en je hebt zeker ook wel wat voor den Bazar gemaakt. Ben je nog op de M. V.? „Talbot en Fiat". Jullie zijn als gewoonlijk weer kort van stof, maar de brieven zagen er keurig uit hoor, alleen de laatste van „Fiat" was weer minder. „Roosje". Dat trof je zeg, dat je vriendinnetje juist naar Hansweert ging, ik kan begrijpen dat jullie pret hadden. Ja hoor, ik heb m'n dikke jurk ook al aan gehad, wat lekker warm. Jij ook? Nu, naar de kou verlang ik heelemaal nog niet. „Erica". Prettig dat het je op „Gym." zoo goed bevalt. Mogen jullie ook al aan de werktuigen? Ik wist niet, dat er een biblio theek op school was. Nu heb je zeker altijd wel wat te lezen. „Stormvogel". Wat gewichtig, dat jij een geweer hebt ge kregen, mag je nu in 't vervolg ook meedoen met de schietwedstrijden? En jij bent ook td met de auto uit geweest, hebben jul lie in B. o. Z. familie wonen? „Reseda". Ben je weer heelemaal heter, ja er zijn nu zooveel menschen verkouden. Dat vriendin netje, waar je naar toe bent geweest, was dat vroeger ook niet een nichtje? 's-H. R. kinderen. „De Gebroeders". Dus het boek viel wel iu den smaak? Nu hadden jullie meteen wat te lezen in de vacantie. Wie mocht het eerst Ja hoor, ik ben ook naar dem Bazar geweest. Heeft er één van jullie nog een prijs gewonnen met „sjoelen", of alle drie soma? „Made liefje". Je briefje was wel wat Iaat, maar 't kan toch nog net Een anderen keer wel weer beter op tijd hé. Waar had je bet zoo druk mee, zooveel huiswerk voor school? Serooskerke. Johanna D. Je bent har telijk welkom. Als je het toch altijd leest is '1 leuker om maar mee te doen, daar heb je gelijk aan. Je kunt .zelf misschien wel een schuilnaam bedenken. Jij bent ze ker in de huishouding of leer je ergens voor. Je vroeg me, hoeveel er in 't geheel meedoen, voor de vacantie heb ik ze eens geteld, toen waren er ongeveer 60. „Sam en Piet". Natuurlijk mogen jullie ook mee doen. In welke klas zitten jullie? Ik denk in de 6de en 7de. Heb ik het goed? Hoe oud ik ben? Nu daar moe ten jullie maar eens naar raden. „Wim en Cor". Dat is nog eens leuk allemaal uit één gezin. Jullie mogen je namen zoo wel laten, maar een schuilnaam vind ik toch wel leuker. Ik denk, dat er nog wel een paar te vinden zijn. Hebben jullie nog meer zusjes en broertjes? Schrijven jullie in 't vervolg een dagje eerder? 's- Gravenpolder. „Dahlia". Nog al 'zoo'n laat-komer. Dat is een ingewikkelde geschiedenis, die adresverandering, maar 'k zal 'tgoed onthouden, hoor! Wat een leuke raadsels, heb je ze zelf bedacht. Ze komen wel van pas, dan heb ik het ook eens gemakkelijk. Hier volgen de raadsels. I. Voor de grooteren: Mijn geheel bestaat uit 44 letters. Een 3. 16. 20. 10. 25. 9. 25. 2. 7. 29 39 wijst koude en warmte aan- 4. 17. 21. 35. draagt men in den winter- Een 31. 12. 5. 36. 27. L 13 18. ,22. 43 10. bewerkt het steen. 37. 38. 34. geeft vlekken. Een 28- 26. 19. 18. 8. 43 dééd een pen ningske in de schatkist 24. 17. 25. 23. 42. 36. 44 wordt in kassen gekweekt. Een 15. 23. 14. 40 gebruikt men Kp de kachel. Een 6. 32. 33. 38. 26. 10. 25. 38.31 gebruikt men bij het scheren. Een 11. 20. 30 is een boom. II. Voor de kleineren Mijn geheel bestaat uit 29 letters- Een naaimachine heeft een 19- 20. 21. 15. 3. Een 5. 13. 7. 8. 2. 16 wordt vet gemest. Veel vruchten worden naar de 1- '18. 24. 23. 24. 29. 26 gebracht. 14. 21. 28. 11. 9. 25. draagt men aan de beenen. In een 12. 6. 10. 17 draagt men bood schappen. Door de 27. 22. 28. 7 komt men in hum. 4 is een e. BERTHA. HOOFDSTUK L Moeder. 'tWas twee uur in den middag. De rust in het kleine huisje van de familie de Gunst, zooeven nog vol van vroolijke, drukke kin derstemmen, was weergekeerd. In het heer lijke vooruitzicht van twee rustige uren, liet juffrouw de Gunst zich met een zacht van verlichting in haar stoel vallen. Juffrouw de Gunst was altijd, een flinke bedrijvige huisvrouw geweest, die niet gauw tegen een beetje drukte Opzag. Maar de laatstel jaren was ze zwakker geworden. En in het bijzonder in den laatsten tijd gevoelde ze zich meermalen onwel. Daarbij kwam, dat de zorg in haar gezin steeds grceter werd. Haar man was schoenmaker, en vroeger ja, toen had hij genoeg verdiend om in da behoeften van zijn gezin te voorzien. Hg leverde best werk, was niet al te duur, dus aan klanten ontbrak het hem nooit Maar helaas, die tijd is reeds lang voorbij. En soms snikte juffrouw de Gunst het uit, als zij daarover dacht: 'tis haar man zgn eigen SGhuld, dat ze zoo hard achter uit zijn gegaan. 'tls nu reeds enkele jaren geleden, maar het heugt haar nog als den dag van gis teren. Op een avond was de Gunst veel later thuis gekomen dan hij gewoon was. Ze had zich erg bezorgd gemaakt, 'maar toen hij eindelijk kwam, was ze toch nog meer geschrokken. O ja, ze wist wel, dat haar man, als hij uit was, eens een glas bier dronk, maar nu, nu kwam hij dronken thuis. Schreiend luisterde ze naar het ver baal, dat hij haar stotterend deed, over een paar vrienden, die hem getraoteerd had den. Gelukkig waren de kinderen reeds op bed, dus die haddeu er niets van bemerkt Den volgenden dag had de Gunst zich erg geschaamd en berouw gehad en baar plechtig beloofd dat het nooit, neen nooit weer zou gebeuren. Maar ach ze had het gevreesd en 'twas zoo gebeurd ook, haar man had zijn belofte niet gehouden. 'tWas een tweede, een derde, een vierde maal gebeurd en toen was ze maar opgehouden met tellen. Steeds vaker was de Gunst thuisgekomen, zooals dien eersten avond. Op jjen duur had zij het ook niet voor de kinderen verborgen kunnen houden. Zé wisten het nu allemaal, behalve het klein ste, dat er nog geen begrip van Jisul: vader dronk. En *t sneed juffrouw de Gunst soms door 6e zieb wanneer ze zag hoe schuw haar kinderen voor hun vader waren. In 'teerst was h©t met de schoenmakerij nog goed gegaan, maar lang had dit niet meer geduurd. 'tWerk werd veel minder goed afgeleverd dan vroeger, en op den tijd, dat de schoenen gereed moestén zijn was vaak de schoenmaker nog niet eens begonnea. Zoo gebeurde het vanzelf, dat nu de eene, en dan de andere klant weg bleef, en naar een anderen schoenmaker ging. Toen konden ze de huur niet meer betalen van het aardige kleine huisje, waar in ze woonden. Ze verhuisden naar een veel kléiner huisje, in een smalle 'donkere steeg, een poort eigenlijk, die aan één kant doodliep. In dat huisje wonen ze nu nog, en menigmaal denkt juffrouw de Gunst met een zucht aan haar vroegere woning terug, 'tis his- ook eigenlijk al te klein en te ongeriefelijk voor zoo'n groot gezin. Ze heb ben slechts één kamer, waarin de gewitte muren zonder behangsel, je zoo ongezellig aankijken. In die ééne kamer moet alles ge beuren.. De bedstede is er, waarin vader en moeder slapen. In een hoek staat een. klein, schamel ledikant, dat tot slaapplaats van het jongste kind dient. Verder is or het fornuis waarop gekookt moet worden, en in ee* hoekje bij het raam heeft vaideirs schoenmakerstafel een plaats gevonden. Meu belen zgn er niet veel. Slechts een tafel en wat zwakke, sommige zelfs kapotte stoelen. Al de goede, mooie dingen zgn langzamer hand, het een na het ander, verkocht moé ten worden, om de kinderen het hoog nou dige te kunnen geven. Haar kinderen! Even komt er een glim lach op het gelaat van juffrouw de Gunst, als m -aan haar kinderen denkt. Ze heeft er zeven, en 'tzijn allemaal meisjes. Haar man heeft al zoo dikwijls gezegd toch .zoo naar oen jongen te verlangen, maar zij is met haar meisjes best tevreden. Wat kon den re lief zgn voor moeder, en wat dodeB vooral .de ouderen hun best om moeder ta helpen. Bertha was" de oudste. Ze was elf jaar. 0, hoe verlangde moeder naar hef oogen- blik, dat ze van school zou komen en waf aiee zou kunnen verdienen. Dan kwam Cato. Ze was pas tien jaar, maar ze hielp nog liever in hms dan Bertha. Bertha vloog altgd voor moeder wanneer er een bood schap te doen was, maar in 'thuiswerk had ze niet zoo heel veel zin. Toch moest ze het wel doen. „Je moet alles loeren, kind", zei moeder altgd. (Wordt vervolgd.) "V I y ÖNDÏISBLAD Het beeld van Adam en van Christns. En gelijkerwgs wij het beeld des aardschen gedragen hebben, alzoo zul len wij ook het beeld des hemelschan dragen. 1 Corinthe 15:49. Wij dragen het beeld des .aardschen. Allen zijn wij Adams kinderen, en met hem, den eersten mensch, jiit de aarde aardsch, en iederen dag gevoelen wg onze gebondenheid aan het stof, dat ons kluis tert met tal van harde, ijzeren ketenen. Maar er 'is nog een ander beeld. Wij mogen ook het beeld des hemelschén kennen. Het beeld van Hem, Die de "Jaatste Adam Is, de tweede Mensch, de Eeere uit den hemel, het Hoofd der nieuwe puensohheid, Wiens beeld gedragen zal worden door alle hemelschen voor wie Hij den dood heeft verslonden tot overwinning. Maar.... Zijn beeld? En„Hij bad geen gedaante noch heer lijkheid; als wij Hem aanzagen, zoo was er geen gestalte, dat wg, Hem zouden be geerd hebbenl" Zeker, doch dit is juist dé verlossing én de zaligheid in dien Heere uit den hemel, dat Hij de heerlijkheid, die Hij nu bezit en waarin de Zgnen deelen zullen, verworven en bereikt heeft, door onze emaadheid te dragen en al ons "lijden en el onze krankheden en al onze smarten op Zich te neme^n. Hij heeft Zich' eerst onder de wet yan het aardsche gesteld. Hg is geworden, en zelfs vleesch geworden. Hij is ingegaan in de gelijkenis van ons zondig vleesch. Hij heeft zich willen binden aan spijze en drank, aan rust en slaap, enHij Cs nedergedaald in .de diepste diepten van ons lijden. Hij buigt zich onder de macht des doods. Hij zinkt neer .in het graf, en dan zoudt ge ook van Christus zeggen: „aardsch uit de aarde". Maar Hij staat ten derdé dage op uit fla dooden. Hü verbreekt de boeien van graf en hel. Hg legt al het aardsche en verderfelijke af en nu is Hij verheven boven alle ge bondenheid pan het stof. Zijn lichaam is verheerlijkt. Zijn goddelijke luister straalt volkomen .uit. Zijn mensehalijke natuur is verlost van alle vernedering. In Zgn handen liggen de sleutels van hel en dood, en de scepter over hemel on aarde, enja nu is duidelijk, wat hier op aarde achter "het floers zijnes- verach ting schuil ging, dat Hij. is do Heara uit den hemeL Doch onze Heiland bezit die glorie niet alleen voor Zichzelf. Hg is geworden tot oen lévendma- Verzekerdheid. Rom. 8:38, 39. Niets kan mij scheiden, leven noch sterven, heden noch toekomst, klove noch rots, niets mij vervreemden, niets mij berooven van 'theilig erfdeel: de Liefde Gods. Niets doet mij weiflen, niets mij vertwifflan, niets mij" verdenken de Liefde Gods: van vóór alle eéuwen is ^rfj gegrondvest in Christus Jezuis, de machtige Rots. Niets kan verflauwen, niets kaü doen tanen^ niets kan ooit blusschen de Liefde Gods, God is mijn burcht en mijn zeer sterke veste in Christus Jezus, de eeuwige Rots. Niets kan doen wanMea 'thuis dat ik bouwde, Thuis mijns geloofs, top de eeuwige Rots; 'thuis is onwrikbaar als zijn fundeerimg: in Christus Jezus, de Liefde Godsl (Uit: „Stamelingen".) kenden geest, die anderen levend maakt, en de Zgnen verlost van alle banden des doods, want „gelijkerwgs wij het beeld des aardschen gedragen hebben, alzoo zullen wij ook bet beeld des hemelschen dragen". Wat een heerlijk verschiet 1 Het beeld des aardschen valt weg. Het beeld des hemelschen zal uw beeld zijn, en met uw vernieuwing naar dat beeld is God nu reeds bezig. Nu reeds wordt gij door den Heiligen Geest in gedaante veranderd naar des Heie ren beeld. Nu reeds is in het innerlijke van uw ziel dat heerlijke beeld reeds in wording, en daarom is er in u, kind van God, ook zulk een scherpe 'tweeheid. Het kind der wereld kent niet die .twee heid. Het is in- en uitwendig, maar ziel en lichaam, een Adamskind. Het is een mensch uit één stuk, doch gij hebt in u een machtige tegenstrijdigheid. Gij draagt het beeld van Adam en van Christus èn terwijl gij innerlijk vernieuwd wordt naar de gelijkenis Gods, zijt ge in uw vleiesch nog een Adamskind. Die tweeheid kan 't u bang maken. Paulus klaagt over die tweespalt in zgn ontroerend: Ik ellendig mensch! En gij, die in uw eigen leven ervaren hebt, hoe fel die worsteling tussehen vleesch en geest zijn kan, zucht hem na: Hetgeen ik wil dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. Doch die tweeheid blijft niet bestaan. Het beeld des aardschen sterft weg. Uw lichaam daalt neer in hot graf om tot stof weer te keeren, en daar té ont binden tot de zaadkiem waaruit Jezus Chris tus, de Heere uit den hemel, in den dag der opstanding uw verheerlijkt lichaam zal doen verrijzen, dat in ongebroken glans het beeld des hemelschen draagt Het werk van L. E. Er rijn oude vergeelde familie-papieren, die geschreven portretten rijn. De personen leven nog na hun dood; in de documenten, die bewaard bleven, spreken rij tot ons, dia -enkele honderden jaren later leven. Wij zien ze voor ons ia hun statige, ouderwetsche kleedij; en hat komt ons voor, dat de tijdsruimte tuasche* toen en nu niet zoo heel groot is. iWjj lezen van hun moeiten en zorgen, hup, ge luk en hun voorspoed; en wij vragen ons af, of er in de eeuwen die sindsdien ver liepen, nu wel zóóveel veranderd is! Bij het lezen van die oude papieren ft bet, alsof onze aandacht gevraagd wondt voor een oud schilderij, door de eeuwen bewaard voor een ver nageslacht, dat, onder geheel andere omstandigheden levend, rich toch ,één gevoelt met dat verleden, .zich daaraan verbonden weet door hechte t*. sterke banden. Het is mogelijk, dat door deze docu menten een tip wordt opgelicht van dem sluier die een donker en somtijds droef gebeuren voor langen tijd geheïmzumïg om hulde; ja het is niet uitgesloten, dat rij licht werpen op vele duistere dingen, dia nog immer om opheldering vragen- Het oude bezit sterke bekoring, en hét is een genot te lezen van "het rustige kalme leven dier personen een leven dat veel laantrekkelijks vertoont en toch zeker ook zijn mooie zijde had- Vaak zal het gebeuren, dat wij iets van ons eigen bestaan terug vinden in die oude verhalen; en we er varen, dat de ontroeringen, die door het menschenhart drijven, niet kunnen worde* ingedeeld bij ouden of nieuwen tijd, omdat ze dezelfde zgn In alle eeuwen. Aan dergelijke oude familiepapieren heeft de schrijfster L- EL, mej. Franck Juliana Geertruid Wflhelmina Constantma Engel- berts, vele gegevens ontleend, die haar boeken in zoo hooge mate interessant 'e* leerrijk maken. Hoofdzakelijk uit het eindb van de achttiende en "het begin der negen tiende eeuw dateert de stof van vele dezer schetsen en verhalen, de tijd toen de vrou wen Neeltje, Kaatje of Miebet en Aimemie heetten, toen de mannen blauwe rokken met gouden knoopen droegen en dé vrou wen witte kousen met kruisbanden. In al die verhalen gaat het over tie* ouden tijd, den „goeden" ouden tijd, zooals een der schetsen het zegt: Het was in den goeden ouden tijd, toen de menschen nog den tijd hadden, toen zg niet door spoor treinen, telegrafie of telefoon werden voort gejaagd en vervolgd; toen men nog per diligence óf trekschuit reisde en slechts driemaal in de week, bniten althans, door de post werd wakker geschud uit de rus tige rust en een courant „De Oprechte Haar lemmer" ter hand nam; in den jijd, toen men nog geen lucifers kende, maar toodel-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 9