DE ZEEUW
Cadum
Zeep
JURG Co.
TWEEDE BLAD.
is prachtié voor
het behoud van
een èezonde
en mooie huid.
cousen
1-MASSEE
telde Personen,
R, Middelburg.
ES.
gevraagd
vak bekend zijn
eur.
nties verelscht.
takkerij.
houdster,
me Juffrouw
nstbode.
Jongens en
isjes
feuilleton
BOEREN VAN LOBITH.
Tal van generaals traden binnen, Con
dé, Turenne en De Guioha voorop. Allen
Binnenland
teerlng
Winter In Wol
Je is zeer uit-
vanaf f 1.15.
GOES.
ischrijvlng:
en boomgaard te
le Krommekreek".
AR, bij wien de
gewacht op Don-
nber a.s., voor
(N.T.)
|)0P:
.erkraft.
en gebruikte,
dkoop.
ONIJNEN
3d van heden tot
Lange Geere, na
K 27, bij W.
rg-
igt tegen 1 October
bileerde Zit- en
it volledig pen-
rarden ingewacht
n het Bureau van
ander letter II.
I!
Burgermeisje,
el en huishouding
:eftijd, verl. salaris
ijn te bekomen.
I. REINDERS,
16, Breda.
Dienstbode of
ing, voor Breda
>nvoudig kunnende
1. Goede behande-
rig. Loon 25 gulden
asch en reis.
[evr. COUWEN-
genstr. 18a, Breda.
lagd wegens ziekte
bij man alleen.
MIERAS, A 227,
ng van personeel
inrichting Talitha-
(Heldringgestich-
ding te geven aan
1 meisjes.
ocht
de
amer.
irstrekt gaarne
ilitha Kumi.
RRENTAK, Land-
en.
tendrogerij Kapelle
r geplaatst wordeni
VAN
MAANDAG 23 SEPT. 1929. No. 300.
POLEN.
Het onbekende Polen. De Fhenix uit
zijn aSdh herrezen. Het wonder aan
dein Weicihlael.
door Dr FELIX RUTTEN
I.
Toen ik mijin oude tante vertelde dat ik
voor «en tijd naar Polen vertrok, sloeg
het goede mensch de handen samen met
een soort van vertwijfeling; en ze keek
mij aan met een blik die aan duidelijk
heid niets te wemschen overliet, terwijl
ze zei: maar kind-lief, wat moet je dé.ar
nu wel beginnen?
Ik had verder mooi praten van „rond
kijken en studeeren" voor "haar wekte
Polen maar één beeld en één gedachte
n.l. Siberië.
Wat wist ik er zelf eigenlijk van, van
het land en van de menschen?
Vage beelden van een meer dan voor
de helft vergeten, romantische jeugdlec
tuur, en wat verwaaide herinneringen uit
een droog-verhalend geschiedenisboek:
bittere bladzijden van1 rampspoed en on
dergang, met vreemd-tjilpende namen
daarin als Sobicski en Koscius'zko.
Ja, ja: „De maaiers van den dood" en
„De martelaars van Siberië".
En dan ngg weer andere namieti: Cho
pin, Paderèwski en Sienkiewicz. Chopin,
die in de muziek van zijn land treurde
en stierf te Parijs; Sienkiewicz, die „Quo
Vadis" schreef, den roman van het
oude Rome; Paderewski, Europa's beste
pianist, die met minder geluk het klavier
der staatkunde bespeelde.
Nog een herinnering en nóg eeü naami:
de vrouw van den Poolschen minister van
financiën, die den eersten prijs behaalde
bij het discuswerpen op de Amsterdaml-
scha Olympiade; en de naam van Jo
seph Pilsouds'ki, die staat aan het hoofd
der jonge republiek van Polen op het
«ogenblik: de man, die eertijds socialist
en journalist en opstandeling, generaal
werd zonder dë fcrijigsschool bezocht te
hebben en nu met Krachtige handen liet
bewind voert; doet hiji niet aan Mussolini
denken?
Maar wat méér, wanneer we de schim?
men laten rusten van den' grooten Fre-
darik, van Maria Therasia en Qathari-
na II?
Wat was dit Polen eigenlijk voor ons,
vóór dat de kaart van Europa gewijizigd
werd bij den vrede van Versailles?
Jaren lang hebben wij! het miet Ierland
in één adem genoemd: óók uitgemergeld,
óók in zijn bestaan bedreigd, óók onder
het juk gebracht. Maar dit verschil was
er dan nog altijd tusschen beide: Ierland
was blijven voortbestaan; Polen was opge
lost en weggevaagd van de wereldkaart.
Finis Poloniae.
De herinnering leefde nog wel voort
in het lied „Nog ia Polen niet verloren",
maar feitelijk was er geen Polen meer
na het ontbinden van het hertogdom van
Warschau nadat zijn drie buren ook de
laatste brokken van "het eenmaal zoo
machtige rijk hadden opgeslokt. Toen de
misdaad dan gepleegd was, moest zij nog
vergoelijkt worden. En sedert .begon de
veldtocht zonder oorlogstuig tegen deze
natie zonder land. Do eenheid was ver
scheurd, het leven was verstikt, de ziel
was vergaan in den brand der "bibliothe
ken en nationale kostbaarheden. Nu
kwam het laatste: systematisch werd in
schoolboeken, bladen en periodieken een
campagne ingezet om den landroof te
bewimpelen en het grootste onrecht dat,
de moderne geschiedenis zag, te recht
vaardigen een campagne van vergui
zing en van laster zoo venijnig en valsch,
als die alleen maar door een' 'kwaad
geweten kon worden ingegeven en uitge
voerd. Het. 'kwam hierop neer, de wereld
zoodanig te bewerken, dat ze de drie
schuldige^ roofstaten gelijk gaf. En hier
mee eindigde de opzet, dat bijl heel Euro
pa 'per slot de indruk was gevestigd,
30) -n—
Wü zjjn niet te overwinnen".
„Ik twijfel niet aan de overwinning,
ojre was het antwoord. „Wie zou tegen
ZlJn® Majesteit óp kunnen?"
„Een verstandig woord, De Louvois.
Maar ge blijft tegen het plan, den Rijn
over te trekken?"
«Ik heb in die zaken niet te advi-
seeren, Sire".
«Kom kom, dat weet ge wel beter".
«Condé en Turenne zijn er immers
*oor, Majesteit?"
«Inderdaad. En ik neig er toe, hun
lÜir °P te volgen. De Rijn is onbe-
lermd en bij den IJssel is de Prins
van Oranje met een leger. Het spreekt
zen?"VanZe^' óten Rijn kie-
«Is de Rijn onbeschermd, Sire?"
"berichtgevers van ginds hebben het
h.8 gemeld. Het is ook geconstateerd.
verwonderen behoeft het niet. Men
on t i nutte^°°ze ©r van in, tegen ons
P ;e trekken. Binnen enkele dagen zijn
ld 'n, Amsterdam. Hebt gjj vernomen van
stoute plan van Condé?"
iiMjj is mats bekend, Sire."
dat de Polen, aan alle denkbare euvels
mank gaande, zich onmogelijk zelf konden
regeeren.
Daarom werden zij zwart gemaakt op
alle wijzen.
Eerst moest de roof vergoelijkt worden
voor de weldenkenden in de roofsteden
zelf: en zoo werden de Polen aan de or
thodoxe Russen voorgesteld als' heretikers,
aan de fcath. Oostenrijkers als liberalen,
aan de tuchtlievemde Duitschers als socia
listen. En dan werd op de overige landen
van Europa gemikt. Hun werd verteld van
de Polen, dat zij lui waren, smerig, oni-
beheerscht en onbetrouwbaar, drinke
broers en herriemakers', halve wilden uit
het onbeschaafde Oosten'. Hun nationale
fouten welk volk heeft diei niet?
werden onder "het vergrootglas getoonÜ
en alle denkbare ondeugden hun daar
naast aangewreven. Het geknechte volk
was weerloos bij die aantijgingen, en had
geen voorsprekers in de w'ereld. De
Franschman vergelijkt een dronkenlap
weer altijd bij een Pool, wanneer hij hen
kenschetst met deze woorden „plein com
ma toute la Pologne". Denken Hollanders
bij den naam van Polen niet vooral aan
twee miseries, aan Poolsche landverhui
zers een luizig troepjei, waaraan je
schielijk voorbij loopt -en aan een
Poolschen landdag, waarbij1 je omvalt van
de herrie?
Zoo duurde het tientallen van jaren,
zwarte jaren voor het ontredderde volk.
De Russische literatuur 'kwam intusschen
in de mode. Bestond daarnaast ook soms
een Poolsche kunst? Duitschland en Oos
tenrijk lagen aLs een ijzeren muur tus
schen het verzonken land en de rest
van Europa. Alle nieuws uit Polen, voor
het westen bestemd, druppelde door den
filter der bondgenooten. Elk goed woordje
over '"dit gebied en zijn bevolking, in
eenig Fransch tijdschrift van beteekenis,
berokkende het ministerie te Parijs weer
altijd moeilijkheden van wege den Russi-
schen bondgenoot. Wie bereisde Polen?
Voor toeristen bestond het niet: het groe
ne strand van het oude rijk was in Duit-
sche Tianden, en de sneeuw- en berg
streek, die eens zijn natuurlijke grens
vormde, was Oostenrijksch. Wie er kwa
men zagen er overal de ellende en het
verval, waarvan de schuld neerkwam op
de onderdrukkers. Bleef Polen overigens
niet voor 'iedereen een verzegeld boek,
alreeds om de taal, Üe moeilijkste van het
vaste "land?
Hoe had de Poolsche ziel dan wel tot
uitspreekbaarheid kunnen komen? Haar
taal was verboden; haar kunst was con
trabande.
Maar moest men dë Polen, die Poolsch
spraken, nog wel tot Europa rekenen,
daar zij toch Slaven zijn? Hoe veel ge
makkelijker was het, ze eenvoudig niet
mee te tellen.,».
Inderdaad tellen deze Slaven met ons
Europeeërs mee, waar zij, wat hun gods
dienst betreft, Roomscb zijd, en niet Rus-
sisch-orthodox; daar zij' zich nooit bij
Byzantium aansloten, maar zich altijd
tot de Latijnen gewend hebben; daar
hun cultuur juist niet bij' de Oostersche
maar aldoor bij' de Westersche aansluit.
Maar dit alles vergat Europa, zooals
het vergat dat de Polen bet eenmaal,
in den slag bij Weenen, gered hadden
van' de Oostersche barbarij, Europa! had
dit blijkbaar in zand geschreven en ging
verder aan het ongelukkige land voorbij,
zooals men voorbij gaat Uan een huis waar
iets niet in den haak is. „Niet mee
moeien", zegt de voorzichtigheid, ook als
het geweten anders spreekt. En een waan,
wijs gezegde wil, dat ieder zijn kastanjes
zelf maar uit het vuur moet halen'.
Doch hier was inderdaad iets niet rich-
tig. Hier was een gezin met moord en
doodslag uit elkaar gerukt, wals een' maag
denroof gepleegd als zelfs in de oude
tijdon een barbaarschhoid heet, Malar mo
mand lette op het jammerlijk gekrijsch,
Finis Poloniae: voor Europa was er
geen Polen meer. Zoo was er voor Europa
ook geen Ierland meer, waarmee Engelland
had afgerekend. Mettertijd zouden die vuile
hoeken wed grondig gereinigd worden.
Niet meer over praten.
Intusschen deed Rusland in bet oude
Polen niets anders dan de ongelukkige
bewoners sarren. Oostenrijk, milder ge
stemd tegenover geloofsgenooten, liet be
gaan. Duitschland, dat nu eenmaal nief
kan 'coloniseerem, sarde óók, maar or-
Lodewijk XIV lachte. Het was geen
hartelijke, gulle lach. Zelfs in hot lachen
was hij trotsch.
„Het is een kostelijk idee! Zoo gauw
wij over den Rijn zijn, wil hij De Roche-
fort met twintigduizend cavalleristen naar
Amsterdam zenden, achter ieder caval-
lerist een infanterist in den zadel. Hij
denkt er in drie dagen te zijn. Wat me
dailles zal men dan te Parijs slaan?"
„Het is verbazend, Sire", merkte De
Louvois op; geestdriftig gestemd nu.
„Begrijpt ge nu, dat wij ook daarom
over den Rijn gaan? Al dat andere houdt
maar op. Ik wil Over een week in Den
Haag zijn".
„De voorteekenen zijn gunstig, Sire,
al is een week mogelijk te vlug. In ieder
geval lijkt het mij toe, een kwestie van
korten tijd te zijn".
„Welnu, mijn goede vriend", zeide de
koning minzaam, gevleid als hij was door
deze taal, „waarom dan zoo mistroostig?"
„Ik vertrouw den Rijn niet, Sire. Er
moet toch dekking zijn, als de brug ge
bouwd wordt?"
Buiten het vertrek werden stemmen
vernomen .Luidruchtige voetstappen klon
ken. Sporen rinkelden.
„Daar komen de heoron, De Louvois.
Gij zult straks volkomen op ,de hoogte
zjjn".
ganiseerde tevens en trok zijn profeten
uit de Silezische industrie. Dan kwam de
groote wereldoorlog.
Wie dacht toen wel aan Polen? Wij
hadden het al dien tijd te druk met
staren op het westfront, waar het om
onze belangen ging. Intusschen werden in
het oosten de Duitsch-O'ostenrijksche Po
len tegen hun broeders, de Russische
Polen, in het vuur gedreven. Polen was
het oorlogsterrein der oostelijke lagers.
Pruisen, en Kozakken plunderden het land
om beurten, dat voor géén van beiden
als bevriend land gold. Over sommige
streken vloeiden de vreemde legers zeven
maal heen en weer in bestendige wisse
ling als van eb en vloed.
Zooals de Duitschers alle bruikbare din
gen uit heit vijandelijke westen wegsleep
ten, haalden Duitschers en Russen, ieder
van zijn kant, alles wat naam had en
dienstig zijn kon, uit Polen weg: leder,
wol, ijzer, koper, brons, machines en
kunstvoorwerpen, dieren en tuig, dakbe
dekkingen en klokken van kerken eci kas-
teelen, zelfs de zwarte aarde van de
boven-Weicbsel die met heele treinladin
gen naar Brandenburg vervoèrd werd, en
de nachtegalen uit de Poolsche bosschen,
die in kooien naar Duitschland verhuis
den
Dan eindelijk is er vrede. En nu gebeurt
er een mirakel. Het is een heusch won
der dat plaats grijpt. De phenix herrijst
uit zijn asch. Op de wereldkaart wordt
een nieuwe kleur ingelegd. Het oude Po
len wordt hersteld, wel niet geheel,
maar toch in zulk een omvang, dat bet
nieuwe land in oppervlakte het zesde van
Europa blijkt.
En de witte adelaar kleppert, trillend
van verwachting, met de wijdgespannen
vleugels op het roode vaaudelveld.
Wie schenkt er aandacht aan in het
westen?
Maar Versailles beteekent nog geen
vrede voor den nieuwen Poolschen staat.
Hier duurt die oorlog voort. Sovjet-Rusland
heeft geen vrede met de nieuwe rege
lingen. De strijd ontbrandt. De Bolsjewis
ten dringen den nieuwen staat binnen,
dringen door tot hij de hoofdstad. Hier
wacht Pilsoudski hen op. En een tweede
mirakel heeft plaats, een wonder dan
de Weichsel, als dat andere in het westen
bij de Marrus! Het jonge Poolsche rijk,
waar alle akkers vernield zijn en hon
gersnood heerscht, waar de asch der ver
brande dorpen nog smeult, waar alles in
ellende verbrijzeld ligt en niets geregeld,
niets voorzien noch verzorgd kon wor
den, waar soldaten loopeni ais benden
zonder verband, gewapend met zeven ver
schillende soorten van geweren terwijl
munitie ontbreekt, waar noch leger is,
noch bestuur, en alleen het genie van
één bevelhebber en de wil-ten-leven van
een' plotseling gevormde, verrezen natie
dit jonge rijk, dat zich nauwelijks
op zijn naam kon bezinnen, verslaat zijn
erfvijand en redt Europa ten tweeden
male, zooals Sobieski het redde voor
Weenen, thans in den slag van Warschau,
1920.
Met dit wapenfeit heeft het nieuwe
Polen glansrijk en zegevierend de leugen
achtigheid bewezen van de lastercam
pagne die tientallen van jaren gevoerd
is om het geloof aan zijn minderwaar
digheid ingang te doen vinden in Europa.
Ondanks alles, ondanks de verscheuring
l«n hard stuk
neep. dat tot het
laatste vliesje
6ebruikt kan
worden
bogen de knie en kusten de hand van
den koning, die hun genadig en neder-
buigend werd toegestoken.
„Ik heb heden deze medailles ont
vangen, mijne heeren", zeide de koning
al spoedig, „Onze roem wordt reeds over
geheel Frankrijk verbreid".
De penningen gingen van hand tot
hand. Elk had een vleiende beoordeeling.
Van vleien hingen deze generaals aan
elkaar. Alleen Turenne, van huis uit Pro
testand, maar Roomsch-Katholiek gewor
den, was er karig mede, wat den koning
wel eens niet aanstond, hoewel hij den
uiterst bekwamen militair wel lijden
mocht
De bedoeling was, dat er krijgsraad
zijn zou. Er was evenwel weinig te be
spreken, althans er waren geen hesluiten
te nemen. Condé en Turenne hadden ge
sproken en dan vond Zijne Majesteit het
goed. Over den Rijn zou het gaan, in
den vroegen morgen. En niet over den
IJssel.
De Louvois werd wat milder gestemd,
toen hij vernam, dat er ,een goed door
waadbare plek was.
„Een regiment cavallerio waadt door
de rivier", zeide De Guicho, „zoodat de
pontonniers gemakkelijk werk hobbon
voor het geval er aan tegenstand mocht
worden gedacht, wat niet waarschijnlijk
is. Het is best mogelijk, dat het door
waden niet noodig ui".
van het land, de kolonisatie door de
Duitschers, door Bismarck wreed genoeg
als „depolonisation" bestempeld, ondanks
de afbakening door tolgrenzen en ver
snippering door militaire en administra
tieve verdeelingen, en welke kunstgrepen
ook, bleef de moreele eenheid van dit
volk toch ongerept. Hoe meer het om zijn
taal, om zijn nationaliteit en geloof gele
den heeft, hoe dieper het zich bewust
geworden is van deze eenheid. Nauwelijks
hebben de vreemde beerschots dan ook,
en op het onverwachts, de hielen gelicht,
of Polen bestaat weer, één, land, één
volk, één ziel.
Maar niet alleen bestaat het weer in
1918, als telden twee eeuwen voor niets,
zelfs is het in 1920 overwinnaar van zijn
ergsten heul. Aldus in de gegeven om
standigheden, na de eindelooze ellende
en bij het heerschend gebrek, de ongere
geldheid in alle opzichten, toch als David,
de knaap met de kiezelsteentjes, den
rammelenden Goliath te verslaan, is het
groote bewijs geweest van de kracht en
de energie waarover dit volle, dat als
waardeloos weggevaagd heette, in de
eerste ure vap zijn nieuw bestaan te
beschikken wist.
Moreele eenheid, kracht, energie: met
dezen drievoud-zang begon het nieuwe
Polen zegevierende Perseus over de
So'vj et-hydra zijn nieuw bestaan.
En dit vervult ons, nog eer wij de
grenzen van het jonge rijk overschreden
hebben, met een grenzelooizen eerbied.
Want het woord van den Franschem
dichter Alpbonse de Lamartine is bewaar
heid in den strijd dien Polen streed te
gen Sovjet-Rusland: „Si la Pologne se
sent défendue par la barrière du Rhin,
la France wij mogen hier wel van heel
West-Europa spreken est aussi défen
due par Te barrière de la Vistule".
Indrukken van de Bondsvergadering van
Patrimonium.
De agenda.
Niet alleen om te feesten waren wij
naar Groningen gegaan; al liepen wij ge
vaar door de vriendelijke gastheeren op
gehouden te worden, en alleen aan de
voortvarend'heid van dhr Smeenk was het
te danken dat men niet deed als de Le-
vietische man uit het boek der Richteren,
die, omdat hij niet kon weggaan toen het
daarvoor de tijd was, zulk een 'droevige
reis had.
Des voorzitters horloge heeft dienst ge
daan. Dit bleek reeds den eersten middag
waarop naast de belangrijke historische
openingsrede van den voorzitter de 'huis
houdelijke zaken afgedaan konden wor
den, zonder dat de vastgestelde tijd over
schreden werd.
Met bekwaamheid heeft do voorzitter
geïllustreerd de ontwikkeling van de stad
staat Groningen uit de 14e en 15e eeuw,
tot de moderne stad en zijn plaats in ons
economisch leven, en met groote duidelijk
heid heeft hij aangetoond dat het ge-
wenscht is, ook gezien in het licht der
historie, dat alle maatschappelijke groe
pen in staat zijn, en in staat worden ge
steld om aan het bestuur der stad deel te
nemen. Het meest belangrijke uit de rede
was voor ons de 'teekening van den .in
vloed der gilden op het stadsbestuur, en
het verliezen van deze onder het liberale
regiem, met als slot de opwekking tot ons
om de teekenen van onzen tijd te verstaan.
Deze kloeke openingsrede was een
waardige inzet voor de 46e algemeene
vergadering van het verbond „Patrimo
nium".
Hoofdschotel voor de vergadering wa
ren de heide referaten „Patrimonium in
de stad" en „Patrimonium op het platte
land". D; t het eerste moest worden in
geleid door iemand uit 's lands hoofdstad
is begrijpelijk, doch dat vanuit do H o f-
stad naar hot platteland werd gekeken
bewijst dat men in Den Haag de waarde
van. het platteland niet onderschat.
Beide referaten bedoelden wenken te
geven hoe de werkwijze wezen moet.
Die voor groote stad en dorp verschillen
zullen, en zeker anders moeten aange
pakt.
De sociale verhoudingen zijn in de stad
anders dan op het land, de vraagstukken,
als .b.v, sociale evangelisatie, zal nood
zakelijker wezen in de groote stad dan op
het dorp.
„Het is wel noodig", zeide Turenne
met klem. Wij moeten zekerheid hebben,
dat aan de overzijde alles veilig "is".
„Er is niets te ontdekken van tegen
stand. De berichten luiden -ook zoo",
hield De Guiche vol.
Maar de ander gaf geen kamp.
„Er kunnen van nacht wel troepen
komen. De Guiche", oordeelde hij.
De jongere generaal zweeg.
Daarop ontvouwde Condé de plannen,
die onmiddellijk werden goedgekeurd.
„De Rochefort moet gewaarschuwd wor
den, mijne heeren", zeide de koning. „Hij
moet jjlings terug keeren om onzen over
tocht te dekken".
„De order is reeds gegeven, Sire",
antwoordde Condé.
„Dan is het goed. Het wordt een wa
penfeit van beteekenis".
„Tot meerdere glorie van ons onover
winnelijk leger, Sire", vleide De Guiche.
„Is de boer, die de doorwaadbare
plaats zal aanwijzen, te vertrouwen?"
vroeg De Louvois.
„Hij is een werktuig van Francois, Ex
cellentie", zeide De Guiche. „Dat zegt
genoeg".
„Die spion is voor ons onbetaalbaar"
meende Zijne Majesteit. „Hij werkt zeld
zaam zeker en braaal. Hij kan ons nog
goede diensten bewijzen,".
De Louvois scheen volkomen gerust
gestald. H|j lachte weer.
Samenwerking met intellectueelen is
alleen in de stad mogelijk; wij denken b.v.
aan organiseeren- van avonden voor stu
denten; de jeugdbeweging vraagt voor de
stad andere maatregelen dan voor het
dorp. Daarom was het wel juist gezien
om deze twee te scheiden.
Speciaal voor het platteland hebben wij
aandacht gehad, al onderschrijven wij
niet alles wat gezegd werd.
Dat in Zeeland en op de Z.-Hollandsche
eilanden anti-sociale groepen zijn is ze
ker, doch wij kuïmen toch ook dankbaar
constateeren, dat in menigen Kerkeraad
en in tal van gemeenteraden Patrimo
niummannen zitting hebben. Dat voor de
sociale beweging de offervaardigheid niet
groot is, wie zal het ontkennen? Enkele
centen in de week voor P. meent men vol
doende. Willen wij echter vooruit, vooral
in Zeeland, dan zullen wij moeten trach
ten de inkomsten te vermeerderen. Onze
actie, wil ze aan invloed winnen, zal
breeder moeten worden gevoerd. Dat zag
Hollander zeer juistI
Zeeland's afgevaardigde meende te
moeten protesteeren; en al kunnen wij dit
verklaren, het komt ons toch voor, dat hij
goed indenken grootendeels het stand
punt van den inleider zal moeten worden
gedeeld.
Al hadden wij dit misschien wat anders
gezegd.
M. H.
C.-H. Eerste-Kamerfractie.
Naar het Ned. Weekblad meldt, is
prof. jhr mr B. C. de Savornin Lobman
benoemd tot voorzitter van de Chr.-Hist
Eerste-Kamerfractie. Naar men weet,
was baron De Vos van Steenwijk, die on
langs tot president van onzen Senaat is
benoemd, tot dusver voorzitter van go-
noemde fractie.
Coen's sterfdag herdacht.
De 300ste sterfdag van Jan Pietersz.
Goen is Zaterdag in geheel Nederlandsc'h
Oost-Indië herdacht.
In de Oude Kerk te Batavia is een
plechtige dienst gehouden, die diepen in
druk maakte.
Een groote betooging werd gehouden hij
het standbeeld van Jan Pietersz. Coen op
het Wateiiooplein. Het standbeeld was
fantastisch verlicht door krachtige zook-
liohten, en op den grond was kwistig illu-
minatio aangebracht tusschen de bloem
bedden.
Vertegenwoordigers van de regeering,
van den handel, en van tientallen veree-
nigingen plaatsten honderden kransen
aan den voet van het standbeeld.
De Engelsche consul-generaal, Sir Jo-
siah Crosby, legde, als deken van het
consulaire corps., een schitterenden krans
neer.
De landsarchivaris, prof. Godee Mols-
hergen, hield een herdenkingsrede, waar
aandachtig naar geluisterd werd door
duizenden belangstellenden uit 'alle krin
gen, ook door inheemschon, die er in ge
slaagd waren een plaats te veroveren in
de omringende hoornen en op do daken.
De postvluchten naar IndiiL
Het oerste vliegtuig to
Batavia lal an gekomen.
Bij de IC. L. M. is bericht ingekomen,
dat het eerste postvliegtuig op weg naar
Ned.Indië Zaterdagochtend t»; 7.50 van
Bangkok vertrokken en te, 15.30 te Medan
is aangekomen.
Aneta seinde uit Batavia, d.d. 21 Sept.;
Het eerste postvliegtuig uit Nederland,
dat hedenmiddag te Medan is aangeko
men, vertrekt morgenochtend naar Bata
via, waar hot des middags om vier uur
wordt vorwacht.
Eeni nadar telegram van Zondag meldt t
Hot ccrsto postvliegtuig, do P.H.A.E.Z.
is heden te 17.65 to Batavia aangekomen,
morgen wordt dn reis voortgezet naar
Bandoeng. Aan boord is allee wol.
Aneto-Vaz Dias meldt, daJt het tweede
postvliegtuig op weg naar Nederla.udscb-
Indiö Zaterdag te 5.55 uur uit Caustauti-
nopel is vertrokken au te 12.07 uur te
Aleppo is gearriveerd. ,Aau boord is alles
wol.
„Het is oen grootsche onderneming"
zeide hjj, „ons leger waardig".
„Er moet voor mij een plaats worden
hitgezocht, waar ik een goed overzicht
over het gehoel heb", gelastte de ko
ning. „Zooiets keert allicht niet weer.
Het tooneel möet in mijn geheugen ge
grift zijn".
Generaal Condé boog hoffelijk.
„Er is reeds aan gedacht, Sire", ant
woordde hij, om, met den vinger wij
zend op de kaart, te vervolgen: „bij
den Eltenschen berg, vlak bij een mo
len, zal voor Uwe Majesteit een troon'
worden opgericht. Zij heeft dan_ een
keurig overzich over de verrichtingen
van haar roemrijk leger".
„U denkt toch aan alles, mijnheer
Condé".
„Het is eenvouding mijn plicht, Sire.
Wanneer het besluit gevallen is, den Rijn
over 'te trekken, kan met de werkzaam
heden bij den molen onméddellijk be
gonnen worden."
„Dat besluit is reeds gevallen", zeide
koning Lodewjjk. „Ons leger staat im
mers voor niets? De rivier houdt oma
niet tegen." I
Hjj glimlachte verwaten.
(Worilt vervolgd.J