DE ZEEUW Cadum Zeep JURG Co. TWEEDE BLAD. is prachtié voor het behoud van een èezonde en mooie huid. cousen 1-MASSEE telde Personen, R, Middelburg. ES. gevraagd vak bekend zijn eur. nties verelscht. takkerij. houdster, me Juffrouw nstbode. Jongens en isjes feuilleton BOEREN VAN LOBITH. Tal van generaals traden binnen, Con dé, Turenne en De Guioha voorop. Allen Binnenland teerlng Winter In Wol Je is zeer uit- vanaf f 1.15. GOES. ischrijvlng: en boomgaard te le Krommekreek". AR, bij wien de gewacht op Don- nber a.s., voor (N.T.) |)0P: .erkraft. en gebruikte, dkoop. ONIJNEN 3d van heden tot Lange Geere, na K 27, bij W. rg- igt tegen 1 October bileerde Zit- en it volledig pen- rarden ingewacht n het Bureau van ander letter II. I! Burgermeisje, el en huishouding :eftijd, verl. salaris ijn te bekomen. I. REINDERS, 16, Breda. Dienstbode of ing, voor Breda >nvoudig kunnende 1. Goede behande- rig. Loon 25 gulden asch en reis. [evr. COUWEN- genstr. 18a, Breda. lagd wegens ziekte bij man alleen. MIERAS, A 227, ng van personeel inrichting Talitha- (Heldringgestich- ding te geven aan 1 meisjes. ocht de amer. irstrekt gaarne ilitha Kumi. RRENTAK, Land- en. tendrogerij Kapelle r geplaatst wordeni VAN MAANDAG 23 SEPT. 1929. No. 300. POLEN. Het onbekende Polen. De Fhenix uit zijn aSdh herrezen. Het wonder aan dein Weicihlael. door Dr FELIX RUTTEN I. Toen ik mijin oude tante vertelde dat ik voor «en tijd naar Polen vertrok, sloeg het goede mensch de handen samen met een soort van vertwijfeling; en ze keek mij aan met een blik die aan duidelijk heid niets te wemschen overliet, terwijl ze zei: maar kind-lief, wat moet je dé.ar nu wel beginnen? Ik had verder mooi praten van „rond kijken en studeeren" voor "haar wekte Polen maar één beeld en één gedachte n.l. Siberië. Wat wist ik er zelf eigenlijk van, van het land en van de menschen? Vage beelden van een meer dan voor de helft vergeten, romantische jeugdlec tuur, en wat verwaaide herinneringen uit een droog-verhalend geschiedenisboek: bittere bladzijden van1 rampspoed en on dergang, met vreemd-tjilpende namen daarin als Sobicski en Koscius'zko. Ja, ja: „De maaiers van den dood" en „De martelaars van Siberië". En dan ngg weer andere namieti: Cho pin, Paderèwski en Sienkiewicz. Chopin, die in de muziek van zijn land treurde en stierf te Parijs; Sienkiewicz, die „Quo Vadis" schreef, den roman van het oude Rome; Paderewski, Europa's beste pianist, die met minder geluk het klavier der staatkunde bespeelde. Nog een herinnering en nóg eeü naami: de vrouw van den Poolschen minister van financiën, die den eersten prijs behaalde bij het discuswerpen op de Amsterdaml- scha Olympiade; en de naam van Jo seph Pilsouds'ki, die staat aan het hoofd der jonge republiek van Polen op het «ogenblik: de man, die eertijds socialist en journalist en opstandeling, generaal werd zonder dë fcrijigsschool bezocht te hebben en nu met Krachtige handen liet bewind voert; doet hiji niet aan Mussolini denken? Maar wat méér, wanneer we de schim? men laten rusten van den' grooten Fre- darik, van Maria Therasia en Qathari- na II? Wat was dit Polen eigenlijk voor ons, vóór dat de kaart van Europa gewijizigd werd bij den vrede van Versailles? Jaren lang hebben wij! het miet Ierland in één adem genoemd: óók uitgemergeld, óók in zijn bestaan bedreigd, óók onder het juk gebracht. Maar dit verschil was er dan nog altijd tusschen beide: Ierland was blijven voortbestaan; Polen was opge lost en weggevaagd van de wereldkaart. Finis Poloniae. De herinnering leefde nog wel voort in het lied „Nog ia Polen niet verloren", maar feitelijk was er geen Polen meer na het ontbinden van het hertogdom van Warschau nadat zijn drie buren ook de laatste brokken van "het eenmaal zoo machtige rijk hadden opgeslokt. Toen de misdaad dan gepleegd was, moest zij nog vergoelijkt worden. En sedert .begon de veldtocht zonder oorlogstuig tegen deze natie zonder land. Do eenheid was ver scheurd, het leven was verstikt, de ziel was vergaan in den brand der "bibliothe ken en nationale kostbaarheden. Nu kwam het laatste: systematisch werd in schoolboeken, bladen en periodieken een campagne ingezet om den landroof te bewimpelen en het grootste onrecht dat, de moderne geschiedenis zag, te recht vaardigen een campagne van vergui zing en van laster zoo venijnig en valsch, als die alleen maar door een' 'kwaad geweten kon worden ingegeven en uitge voerd. Het. 'kwam hierop neer, de wereld zoodanig te bewerken, dat ze de drie schuldige^ roofstaten gelijk gaf. En hier mee eindigde de opzet, dat bijl heel Euro pa 'per slot de indruk was gevestigd, 30) -n— Wü zjjn niet te overwinnen". „Ik twijfel niet aan de overwinning, ojre was het antwoord. „Wie zou tegen ZlJn® Majesteit óp kunnen?" „Een verstandig woord, De Louvois. Maar ge blijft tegen het plan, den Rijn over te trekken?" «Ik heb in die zaken niet te advi- seeren, Sire". «Kom kom, dat weet ge wel beter". «Condé en Turenne zijn er immers *oor, Majesteit?" «Inderdaad. En ik neig er toe, hun lÜir °P te volgen. De Rijn is onbe- lermd en bij den IJssel is de Prins van Oranje met een leger. Het spreekt zen?"VanZe^' óten Rijn kie- «Is de Rijn onbeschermd, Sire?" "berichtgevers van ginds hebben het h.8 gemeld. Het is ook geconstateerd. verwonderen behoeft het niet. Men on t i nutte^°°ze ©r van in, tegen ons P ;e trekken. Binnen enkele dagen zijn ld 'n, Amsterdam. Hebt gjj vernomen van stoute plan van Condé?" iiMjj is mats bekend, Sire." dat de Polen, aan alle denkbare euvels mank gaande, zich onmogelijk zelf konden regeeren. Daarom werden zij zwart gemaakt op alle wijzen. Eerst moest de roof vergoelijkt worden voor de weldenkenden in de roofsteden zelf: en zoo werden de Polen aan de or thodoxe Russen voorgesteld als' heretikers, aan de fcath. Oostenrijkers als liberalen, aan de tuchtlievemde Duitschers als socia listen. En dan werd op de overige landen van Europa gemikt. Hun werd verteld van de Polen, dat zij lui waren, smerig, oni- beheerscht en onbetrouwbaar, drinke broers en herriemakers', halve wilden uit het onbeschaafde Oosten'. Hun nationale fouten welk volk heeft diei niet? werden onder "het vergrootglas getoonÜ en alle denkbare ondeugden hun daar naast aangewreven. Het geknechte volk was weerloos bij die aantijgingen, en had geen voorsprekers in de w'ereld. De Franschman vergelijkt een dronkenlap weer altijd bij een Pool, wanneer hij hen kenschetst met deze woorden „plein com ma toute la Pologne". Denken Hollanders bij den naam van Polen niet vooral aan twee miseries, aan Poolsche landverhui zers een luizig troepjei, waaraan je schielijk voorbij loopt -en aan een Poolschen landdag, waarbij1 je omvalt van de herrie? Zoo duurde het tientallen van jaren, zwarte jaren voor het ontredderde volk. De Russische literatuur 'kwam intusschen in de mode. Bestond daarnaast ook soms een Poolsche kunst? Duitschland en Oos tenrijk lagen aLs een ijzeren muur tus schen het verzonken land en de rest van Europa. Alle nieuws uit Polen, voor het westen bestemd, druppelde door den filter der bondgenooten. Elk goed woordje over '"dit gebied en zijn bevolking, in eenig Fransch tijdschrift van beteekenis, berokkende het ministerie te Parijs weer altijd moeilijkheden van wege den Russi- schen bondgenoot. Wie bereisde Polen? Voor toeristen bestond het niet: het groe ne strand van het oude rijk was in Duit- sche Tianden, en de sneeuw- en berg streek, die eens zijn natuurlijke grens vormde, was Oostenrijksch. Wie er kwa men zagen er overal de ellende en het verval, waarvan de schuld neerkwam op de onderdrukkers. Bleef Polen overigens niet voor 'iedereen een verzegeld boek, alreeds om de taal, Üe moeilijkste van het vaste "land? Hoe had de Poolsche ziel dan wel tot uitspreekbaarheid kunnen komen? Haar taal was verboden; haar kunst was con trabande. Maar moest men dë Polen, die Poolsch spraken, nog wel tot Europa rekenen, daar zij toch Slaven zijn? Hoe veel ge makkelijker was het, ze eenvoudig niet mee te tellen.,». Inderdaad tellen deze Slaven met ons Europeeërs mee, waar zij, wat hun gods dienst betreft, Roomscb zijd, en niet Rus- sisch-orthodox; daar zij' zich nooit bij Byzantium aansloten, maar zich altijd tot de Latijnen gewend hebben; daar hun cultuur juist niet bij' de Oostersche maar aldoor bij' de Westersche aansluit. Maar dit alles vergat Europa, zooals het vergat dat de Polen bet eenmaal, in den slag bij Weenen, gered hadden van' de Oostersche barbarij, Europa! had dit blijkbaar in zand geschreven en ging verder aan het ongelukkige land voorbij, zooals men voorbij gaat Uan een huis waar iets niet in den haak is. „Niet mee moeien", zegt de voorzichtigheid, ook als het geweten anders spreekt. En een waan, wijs gezegde wil, dat ieder zijn kastanjes zelf maar uit het vuur moet halen'. Doch hier was inderdaad iets niet rich- tig. Hier was een gezin met moord en doodslag uit elkaar gerukt, wals een' maag denroof gepleegd als zelfs in de oude tijdon een barbaarschhoid heet, Malar mo mand lette op het jammerlijk gekrijsch, Finis Poloniae: voor Europa was er geen Polen meer. Zoo was er voor Europa ook geen Ierland meer, waarmee Engelland had afgerekend. Mettertijd zouden die vuile hoeken wed grondig gereinigd worden. Niet meer over praten. Intusschen deed Rusland in bet oude Polen niets anders dan de ongelukkige bewoners sarren. Oostenrijk, milder ge stemd tegenover geloofsgenooten, liet be gaan. Duitschland, dat nu eenmaal nief kan 'coloniseerem, sarde óók, maar or- Lodewijk XIV lachte. Het was geen hartelijke, gulle lach. Zelfs in hot lachen was hij trotsch. „Het is een kostelijk idee! Zoo gauw wij over den Rijn zijn, wil hij De Roche- fort met twintigduizend cavalleristen naar Amsterdam zenden, achter ieder caval- lerist een infanterist in den zadel. Hij denkt er in drie dagen te zijn. Wat me dailles zal men dan te Parijs slaan?" „Het is verbazend, Sire", merkte De Louvois op; geestdriftig gestemd nu. „Begrijpt ge nu, dat wij ook daarom over den Rijn gaan? Al dat andere houdt maar op. Ik wil Over een week in Den Haag zijn". „De voorteekenen zijn gunstig, Sire, al is een week mogelijk te vlug. In ieder geval lijkt het mij toe, een kwestie van korten tijd te zijn". „Welnu, mijn goede vriend", zeide de koning minzaam, gevleid als hij was door deze taal, „waarom dan zoo mistroostig?" „Ik vertrouw den Rijn niet, Sire. Er moet toch dekking zijn, als de brug ge bouwd wordt?" Buiten het vertrek werden stemmen vernomen .Luidruchtige voetstappen klon ken. Sporen rinkelden. „Daar komen de heoron, De Louvois. Gij zult straks volkomen op ,de hoogte zjjn". ganiseerde tevens en trok zijn profeten uit de Silezische industrie. Dan kwam de groote wereldoorlog. Wie dacht toen wel aan Polen? Wij hadden het al dien tijd te druk met staren op het westfront, waar het om onze belangen ging. Intusschen werden in het oosten de Duitsch-O'ostenrijksche Po len tegen hun broeders, de Russische Polen, in het vuur gedreven. Polen was het oorlogsterrein der oostelijke lagers. Pruisen, en Kozakken plunderden het land om beurten, dat voor géén van beiden als bevriend land gold. Over sommige streken vloeiden de vreemde legers zeven maal heen en weer in bestendige wisse ling als van eb en vloed. Zooals de Duitschers alle bruikbare din gen uit heit vijandelijke westen wegsleep ten, haalden Duitschers en Russen, ieder van zijn kant, alles wat naam had en dienstig zijn kon, uit Polen weg: leder, wol, ijzer, koper, brons, machines en kunstvoorwerpen, dieren en tuig, dakbe dekkingen en klokken van kerken eci kas- teelen, zelfs de zwarte aarde van de boven-Weicbsel die met heele treinladin gen naar Brandenburg vervoèrd werd, en de nachtegalen uit de Poolsche bosschen, die in kooien naar Duitschland verhuis den Dan eindelijk is er vrede. En nu gebeurt er een mirakel. Het is een heusch won der dat plaats grijpt. De phenix herrijst uit zijn asch. Op de wereldkaart wordt een nieuwe kleur ingelegd. Het oude Po len wordt hersteld, wel niet geheel, maar toch in zulk een omvang, dat bet nieuwe land in oppervlakte het zesde van Europa blijkt. En de witte adelaar kleppert, trillend van verwachting, met de wijdgespannen vleugels op het roode vaaudelveld. Wie schenkt er aandacht aan in het westen? Maar Versailles beteekent nog geen vrede voor den nieuwen Poolschen staat. Hier duurt die oorlog voort. Sovjet-Rusland heeft geen vrede met de nieuwe rege lingen. De strijd ontbrandt. De Bolsjewis ten dringen den nieuwen staat binnen, dringen door tot hij de hoofdstad. Hier wacht Pilsoudski hen op. En een tweede mirakel heeft plaats, een wonder dan de Weichsel, als dat andere in het westen bij de Marrus! Het jonge Poolsche rijk, waar alle akkers vernield zijn en hon gersnood heerscht, waar de asch der ver brande dorpen nog smeult, waar alles in ellende verbrijzeld ligt en niets geregeld, niets voorzien noch verzorgd kon wor den, waar soldaten loopeni ais benden zonder verband, gewapend met zeven ver schillende soorten van geweren terwijl munitie ontbreekt, waar noch leger is, noch bestuur, en alleen het genie van één bevelhebber en de wil-ten-leven van een' plotseling gevormde, verrezen natie dit jonge rijk, dat zich nauwelijks op zijn naam kon bezinnen, verslaat zijn erfvijand en redt Europa ten tweeden male, zooals Sobieski het redde voor Weenen, thans in den slag van Warschau, 1920. Met dit wapenfeit heeft het nieuwe Polen glansrijk en zegevierend de leugen achtigheid bewezen van de lastercam pagne die tientallen van jaren gevoerd is om het geloof aan zijn minderwaar digheid ingang te doen vinden in Europa. Ondanks alles, ondanks de verscheuring l«n hard stuk neep. dat tot het laatste vliesje 6ebruikt kan worden bogen de knie en kusten de hand van den koning, die hun genadig en neder- buigend werd toegestoken. „Ik heb heden deze medailles ont vangen, mijne heeren", zeide de koning al spoedig, „Onze roem wordt reeds over geheel Frankrijk verbreid". De penningen gingen van hand tot hand. Elk had een vleiende beoordeeling. Van vleien hingen deze generaals aan elkaar. Alleen Turenne, van huis uit Pro testand, maar Roomsch-Katholiek gewor den, was er karig mede, wat den koning wel eens niet aanstond, hoewel hij den uiterst bekwamen militair wel lijden mocht De bedoeling was, dat er krijgsraad zijn zou. Er was evenwel weinig te be spreken, althans er waren geen hesluiten te nemen. Condé en Turenne hadden ge sproken en dan vond Zijne Majesteit het goed. Over den Rijn zou het gaan, in den vroegen morgen. En niet over den IJssel. De Louvois werd wat milder gestemd, toen hij vernam, dat er ,een goed door waadbare plek was. „Een regiment cavallerio waadt door de rivier", zeide De Guicho, „zoodat de pontonniers gemakkelijk werk hobbon voor het geval er aan tegenstand mocht worden gedacht, wat niet waarschijnlijk is. Het is best mogelijk, dat het door waden niet noodig ui". van het land, de kolonisatie door de Duitschers, door Bismarck wreed genoeg als „depolonisation" bestempeld, ondanks de afbakening door tolgrenzen en ver snippering door militaire en administra tieve verdeelingen, en welke kunstgrepen ook, bleef de moreele eenheid van dit volk toch ongerept. Hoe meer het om zijn taal, om zijn nationaliteit en geloof gele den heeft, hoe dieper het zich bewust geworden is van deze eenheid. Nauwelijks hebben de vreemde beerschots dan ook, en op het onverwachts, de hielen gelicht, of Polen bestaat weer, één, land, één volk, één ziel. Maar niet alleen bestaat het weer in 1918, als telden twee eeuwen voor niets, zelfs is het in 1920 overwinnaar van zijn ergsten heul. Aldus in de gegeven om standigheden, na de eindelooze ellende en bij het heerschend gebrek, de ongere geldheid in alle opzichten, toch als David, de knaap met de kiezelsteentjes, den rammelenden Goliath te verslaan, is het groote bewijs geweest van de kracht en de energie waarover dit volle, dat als waardeloos weggevaagd heette, in de eerste ure vap zijn nieuw bestaan te beschikken wist. Moreele eenheid, kracht, energie: met dezen drievoud-zang begon het nieuwe Polen zegevierende Perseus over de So'vj et-hydra zijn nieuw bestaan. En dit vervult ons, nog eer wij de grenzen van het jonge rijk overschreden hebben, met een grenzelooizen eerbied. Want het woord van den Franschem dichter Alpbonse de Lamartine is bewaar heid in den strijd dien Polen streed te gen Sovjet-Rusland: „Si la Pologne se sent défendue par la barrière du Rhin, la France wij mogen hier wel van heel West-Europa spreken est aussi défen due par Te barrière de la Vistule". Indrukken van de Bondsvergadering van Patrimonium. De agenda. Niet alleen om te feesten waren wij naar Groningen gegaan; al liepen wij ge vaar door de vriendelijke gastheeren op gehouden te worden, en alleen aan de voortvarend'heid van dhr Smeenk was het te danken dat men niet deed als de Le- vietische man uit het boek der Richteren, die, omdat hij niet kon weggaan toen het daarvoor de tijd was, zulk een 'droevige reis had. Des voorzitters horloge heeft dienst ge daan. Dit bleek reeds den eersten middag waarop naast de belangrijke historische openingsrede van den voorzitter de 'huis houdelijke zaken afgedaan konden wor den, zonder dat de vastgestelde tijd over schreden werd. Met bekwaamheid heeft do voorzitter geïllustreerd de ontwikkeling van de stad staat Groningen uit de 14e en 15e eeuw, tot de moderne stad en zijn plaats in ons economisch leven, en met groote duidelijk heid heeft hij aangetoond dat het ge- wenscht is, ook gezien in het licht der historie, dat alle maatschappelijke groe pen in staat zijn, en in staat worden ge steld om aan het bestuur der stad deel te nemen. Het meest belangrijke uit de rede was voor ons de 'teekening van den .in vloed der gilden op het stadsbestuur, en het verliezen van deze onder het liberale regiem, met als slot de opwekking tot ons om de teekenen van onzen tijd te verstaan. Deze kloeke openingsrede was een waardige inzet voor de 46e algemeene vergadering van het verbond „Patrimo nium". Hoofdschotel voor de vergadering wa ren de heide referaten „Patrimonium in de stad" en „Patrimonium op het platte land". D; t het eerste moest worden in geleid door iemand uit 's lands hoofdstad is begrijpelijk, doch dat vanuit do H o f- stad naar hot platteland werd gekeken bewijst dat men in Den Haag de waarde van. het platteland niet onderschat. Beide referaten bedoelden wenken te geven hoe de werkwijze wezen moet. Die voor groote stad en dorp verschillen zullen, en zeker anders moeten aange pakt. De sociale verhoudingen zijn in de stad anders dan op het land, de vraagstukken, als .b.v, sociale evangelisatie, zal nood zakelijker wezen in de groote stad dan op het dorp. „Het is wel noodig", zeide Turenne met klem. Wij moeten zekerheid hebben, dat aan de overzijde alles veilig "is". „Er is niets te ontdekken van tegen stand. De berichten luiden -ook zoo", hield De Guiche vol. Maar de ander gaf geen kamp. „Er kunnen van nacht wel troepen komen. De Guiche", oordeelde hij. De jongere generaal zweeg. Daarop ontvouwde Condé de plannen, die onmiddellijk werden goedgekeurd. „De Rochefort moet gewaarschuwd wor den, mijne heeren", zeide de koning. „Hij moet jjlings terug keeren om onzen over tocht te dekken". „De order is reeds gegeven, Sire", antwoordde Condé. „Dan is het goed. Het wordt een wa penfeit van beteekenis". „Tot meerdere glorie van ons onover winnelijk leger, Sire", vleide De Guiche. „Is de boer, die de doorwaadbare plaats zal aanwijzen, te vertrouwen?" vroeg De Louvois. „Hij is een werktuig van Francois, Ex cellentie", zeide De Guiche. „Dat zegt genoeg". „Die spion is voor ons onbetaalbaar" meende Zijne Majesteit. „Hij werkt zeld zaam zeker en braaal. Hij kan ons nog goede diensten bewijzen,". De Louvois scheen volkomen gerust gestald. H|j lachte weer. Samenwerking met intellectueelen is alleen in de stad mogelijk; wij denken b.v. aan organiseeren- van avonden voor stu denten; de jeugdbeweging vraagt voor de stad andere maatregelen dan voor het dorp. Daarom was het wel juist gezien om deze twee te scheiden. Speciaal voor het platteland hebben wij aandacht gehad, al onderschrijven wij niet alles wat gezegd werd. Dat in Zeeland en op de Z.-Hollandsche eilanden anti-sociale groepen zijn is ze ker, doch wij kuïmen toch ook dankbaar constateeren, dat in menigen Kerkeraad en in tal van gemeenteraden Patrimo niummannen zitting hebben. Dat voor de sociale beweging de offervaardigheid niet groot is, wie zal het ontkennen? Enkele centen in de week voor P. meent men vol doende. Willen wij echter vooruit, vooral in Zeeland, dan zullen wij moeten trach ten de inkomsten te vermeerderen. Onze actie, wil ze aan invloed winnen, zal breeder moeten worden gevoerd. Dat zag Hollander zeer juistI Zeeland's afgevaardigde meende te moeten protesteeren; en al kunnen wij dit verklaren, het komt ons toch voor, dat hij goed indenken grootendeels het stand punt van den inleider zal moeten worden gedeeld. Al hadden wij dit misschien wat anders gezegd. M. H. C.-H. Eerste-Kamerfractie. Naar het Ned. Weekblad meldt, is prof. jhr mr B. C. de Savornin Lobman benoemd tot voorzitter van de Chr.-Hist Eerste-Kamerfractie. Naar men weet, was baron De Vos van Steenwijk, die on langs tot president van onzen Senaat is benoemd, tot dusver voorzitter van go- noemde fractie. Coen's sterfdag herdacht. De 300ste sterfdag van Jan Pietersz. Goen is Zaterdag in geheel Nederlandsc'h Oost-Indië herdacht. In de Oude Kerk te Batavia is een plechtige dienst gehouden, die diepen in druk maakte. Een groote betooging werd gehouden hij het standbeeld van Jan Pietersz. Coen op het Wateiiooplein. Het standbeeld was fantastisch verlicht door krachtige zook- liohten, en op den grond was kwistig illu- minatio aangebracht tusschen de bloem bedden. Vertegenwoordigers van de regeering, van den handel, en van tientallen veree- nigingen plaatsten honderden kransen aan den voet van het standbeeld. De Engelsche consul-generaal, Sir Jo- siah Crosby, legde, als deken van het consulaire corps., een schitterenden krans neer. De landsarchivaris, prof. Godee Mols- hergen, hield een herdenkingsrede, waar aandachtig naar geluisterd werd door duizenden belangstellenden uit 'alle krin gen, ook door inheemschon, die er in ge slaagd waren een plaats te veroveren in de omringende hoornen en op do daken. De postvluchten naar IndiiL Het oerste vliegtuig to Batavia lal an gekomen. Bij de IC. L. M. is bericht ingekomen, dat het eerste postvliegtuig op weg naar Ned.Indië Zaterdagochtend t»; 7.50 van Bangkok vertrokken en te, 15.30 te Medan is aangekomen. Aneta seinde uit Batavia, d.d. 21 Sept.; Het eerste postvliegtuig uit Nederland, dat hedenmiddag te Medan is aangeko men, vertrekt morgenochtend naar Bata via, waar hot des middags om vier uur wordt vorwacht. Eeni nadar telegram van Zondag meldt t Hot ccrsto postvliegtuig, do P.H.A.E.Z. is heden te 17.65 to Batavia aangekomen, morgen wordt dn reis voortgezet naar Bandoeng. Aan boord is allee wol. Aneto-Vaz Dias meldt, daJt het tweede postvliegtuig op weg naar Nederla.udscb- Indiö Zaterdag te 5.55 uur uit Caustauti- nopel is vertrokken au te 12.07 uur te Aleppo is gearriveerd. ,Aau boord is alles wol. „Het is oen grootsche onderneming" zeide hjj, „ons leger waardig". „Er moet voor mij een plaats worden hitgezocht, waar ik een goed overzicht over het gehoel heb", gelastte de ko ning. „Zooiets keert allicht niet weer. Het tooneel möet in mijn geheugen ge grift zijn". Generaal Condé boog hoffelijk. „Er is reeds aan gedacht, Sire", ant woordde hij, om, met den vinger wij zend op de kaart, te vervolgen: „bij den Eltenschen berg, vlak bij een mo len, zal voor Uwe Majesteit een troon' worden opgericht. Zij heeft dan_ een keurig overzich over de verrichtingen van haar roemrijk leger". „U denkt toch aan alles, mijnheer Condé". „Het is eenvouding mijn plicht, Sire. Wanneer het besluit gevallen is, den Rijn over 'te trekken, kan met de werkzaam heden bij den molen onméddellijk be gonnen worden." „Dat besluit is reeds gevallen", zeide koning Lodewjjk. „Ons leger staat im mers voor niets? De rivier houdt oma niet tegen." I Hjj glimlachte verwaten. (Worilt vervolgd.J

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 5