zenuwen '/fynfimdts Voor huis en hof. muimAoMdtm Dammen. Het Vrouwenhoekje. Voor de Jeugd. 1 9 mea dit hui» bowooad, mot dua bom bom hot hoofd tussohai do himobalkon. Do politie veronderstelt, dat werMiocta bij do oerste ro- paral ia in 1919 don bom met een handdoek bedekt, weggehangen hebben en er later met meer aan hebben godacht. DE WANDELENDE JOOD. In verband met de jongste onlusten in Palestina schreef Dr B. Wielinga in de „Amsterdammer": Vanwaar die plotseling uitlaaiende brand van haat tegen de Joden? De oorzaak schuilt ditmaal grootendeels niet bij den Arabier, maar bij den Jood zelf. Door de vorderingen van de kolonisa ties en vooral door de z.g. Balfourver- klaring (de belofte van Engeland het Sio- nislisch plan te zullen steunen) overmoe dig geworden, hebben de Joden bij den Klaagmuur een soort eeredienst ingericht, en voorts particulier en openbaar zich uitgesproken, alsof de tempelplaats en heel het land hun in beginsel reeds toe- behdoren. Daardoor is de Arabier ontwaakt. Volgens zijn Mohammedaansch geioof is de tempelberg door den profeet ge heiligd. Na Mekka is Sion voor hem de heiligste plaats der wereld. Vandaar dat hij er twee prachtige moskeeën heeft gebouwd. Nooit zal hij dulden, dat de Jood deze gewijde plek weer in bezit neemt, en evenmin, dat hij de heerschappij zal her krijgen over het Heilige Land, dat met moskeeën is bezaaid. Tot dusver duldde hij den Jood als bijwoner, maar nu de Jood optreedt met de pretentie: Het land met al zijn hei lige plaatsen behoort mij toel trekt hij grimmig het zwaard, niet uit wreedheid, bloeddorst of onverdraagzaamheid, maar uit geloofsfanatisme. De geschiedenis leert, dat dit gods dienstig fanatisme erger en feller is, dan eenige andere hartstocht des menschen. Thans is voorloopig de rust hersteld, met behulp van de Engelsche bajonetten. Maar feitelijk is de verhouding dezelf de gebleven. De Arabier blijft op de loer liggen als een toornige leeuw en Engeland waagt het niet de Mohammedaansche volksstammen tegen zich in het strijdperk te jagen. De Jood moet zijn eisoh ,op het bezit van den tempelberg laten varen. Hij blijft in Kanaan wonen als op den rand van een vulkaan. Bij den Klaagmuur schreit hij heeler tranen dan ooit. Professor Cohen schreef in „de Groene Amsterdammer", dat de Jongste gebeur tenissen in Palestina de zwaarste ramp waxen, die het Joodsche volk ooit getrof fen heeft. In zekeren zin is dit juist. Nooit was de verwachting, tengevolge van de belofte der machtige Engelsche natie, hooger gespannen dan nu. De Wandelende Jood zag het oogenblik reeds nabij, dat hij eindelijk rust zou vin den en weer een eigen eervolle, plaats zou innemen temidden van de volken der wereld. Thans ziet hij zich van Engeland ver laten; door de Arabieren bedreigd. Ook liet weinigje rust, clat hij in Kanaan vond is hem ontnomen. i Hij buigt zich neder en zijn ziel is onrustig in hem, zonder hoop op rust. De legende van den Wandelenden Jood blijkt een diepe waarheid te bevatten. Ahasveros werd tot zijne straf onster felijk. Dit zien wij voor oogen. Toen in Palestina eenige Joden ver moord werden, stond over de geheele 'wereld het Jo.odsche volk op, omdat het zich in zijin broeders geraakt voelde. Hoezeer ook verstrooid over He aarde bestaat dus de Joodsche natie als zooda nig nog. Men weet zich één, als leden van één' lichaam 1 Dit is het geheimzinnig wonder: Sinds eeuwen hebben de Joden geen vaderland .en toch zijn en blijven zij een volk! Tot den Wandelenden Jood werd ge zegd 'door Jezus: „Gij zult niet rusten, totdat ik wederkom 1" Ook dit woord wordt door de historie bevestigd. Er is geen rust voior den Jood, noch in den weg van den arbeid, noch in den weg van de politiek. De eenige weg is, dat hjji de toevlucht neemt tot Hem, dien hij als godslasteraar uitwerpt en kruisigde. Het bloed, dat thans weer in' Kanaan uit zijne leden vloeide, mioet hemi met be rouw doen denken aan den vloekkreat: ;,Zijn bloed (kom© over ons en onze kin deren 1" Wanneer hij deze zonde beweent bij'den Klaagmuur zal het bloed van Je zus zijn redding zijn. Dan zal de Wandelende Jood rust vin- den bij Hem, die sprak: „Komt jtot Mij, 0u Ik .zal u ruste geven." Die vermenigvuldiging valn de Pelargoniums. Pelargoniums laten zich zoowel door zaad door stek vrij' gemakkelijk vermenigvuldi- doch het uit zaad opkweekeni verdient voor een amateur geen aanbeveling, omdat de Zantingen in het eerste jaar hoogst _zeld« Z bloeien, terwijl dit iruet de van Stek ?o weekte planten wel het geval is. Bovendien uit .zaad opkweeken nog de moeï- ®d, dat de zaailingen lang niet altijd 'db 'uga eigenschappen der moederplant heb- rnidat ze dikwijls terugslaan. (Wie zullen daarom bepalen tot het opikweeken van kalmeeren en worden gejterkt door Buuj» 75d Bij Apoth en Ito. |",ten Het stekken kan zoowel in het voorjaar als in het najaar plaats hebben. In Maart snijden we de oude planten in, waardoor de plant spoedig gaat uitloopen en deze jonge uitloo- pers (scheuten) nemen we als stek. Ook al ligt het niet in de bedoeling jonge scheuten te gebruiken als stek, dan is insnijden der oude planten gewenscht, omdat ze zich hierdoor beter ontwikkelen en rijker zullen bloeien. Planten, ouder dan 3 jaar, kan men beter opruimen, aangezien ze een .onooglijk aan zien krijgen en steeds minder gaan bloeien. De afgesneden stekjes worden in potjes zandige aarde gezet en voordat ze wortel gezet hebben, worden ze slechts matig be goten. Plaatsing van stekken in een gesloten bak is totaal verkeerd, aangezien daardoor ge vaar van wegsmeuling ontstaat. Zoodra de stekken geworteld zijn, worden ze overgepiot in groote potten en gedurende den zomer in een luchtige en zonnige bak verder gekweekt. Hebben de plantjes een hoogte van ongeveer 15 c.M. bereikt, dan worden de koppen uit gesneden, teneinde de vorming van zijsoheu- tsn te bevorderen. Met begin September wor- den alle zich ontwikkelende bloemknoppen eveneens verwijderd, doch na half September laat men de bloemknoppen zitten en heeft men 's winters fraai bloeiende planten. Het stekken van Pelargoniums, om deze het volgend jaar voor de perken te gebrui ken, geschiedt in Augustus. Men heeft dan in October mooi bewortelde planten. De blaad jes der scheuten moeten dicht op elkaar staan. Met deze wetenschap gewapend zijn we er echter nog niet. Hoe zit hot met de lengte? hoor ik al mompelen. Lezer, dat is in c.M. niet aan te geveen, doch bij' het anijiden of afscheuren der stekken hebben we er op' te letten, dat het onderste gedeelte der stek teer-kruidachlig is en niet houtig, onverschillig of verder de stek eenige c.M. is .dan wel 10 c.M. Het, maken van der gelijke fouten is dus gemakkelijk te vermij den. Zoowel kop- als zijscheuten zijn als stek te gebruiken. In het algemeen worden bij' de meeste planten de stekken direct in de aarde ge zet, doch bij de Pelargoniums doen we dit niet. De afgesneden stekken blijven een paar uur liggen en wel zoo lang, dat de bladeren neiging vertoonen te gaan verwelken. Door dit laten liggen droogt de snijwonde goed op, waardoor het optreden van rotting voor komen wordt (de bekende zwartbeenigheid). Als grondmengsel voor de jonge stekjes ne men we zandige bladaarde, waaraan al of niet wat verteerden stalmest of turfmolm is toegevoegd. Om ruimte te besparen kunnen we heel goed drie of vier stekjes in een potje plaatsen, doch zoodra de stekjes be- worteld zijn, komen ze ieder afzonderlijk in een pot. Na het eerste ompottea wordt voor zichtig „gegoten en blijven de potjes een dag of drie nat staan, doch daarna gewoon be goten als de andere planten. We vergaten nog op te merken, dat bij het snijden der stekkien het onderste blad wordt* afgesneden, de stengel ietwat schuin indien er één blad zit en recht als er twee bladeren nagenoeg even hoog zitten. Half Mei worden de plantjes uitg-eplant in den tuin voor verdere ontwikkeling. Voor eenige dubbeltjes koopt men gezonde planten en kan men verder door stekten het aantal planten sterk uitbreiden, of de oudere planten door jonge vervangen. Stand na den 24»teu zot van zwart: 12 8 4 5 Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan P. Mons, Westerstraat 221, Amsterdam. Probleem No. 111. J, Gortemulder, Harlingen. 1 2 8 4 5 6 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Zwart: 16 sch. op 7 tot 11, 13, 15, 17 tot 22, 24, 27 en 35. Wit: 15 scb. op 26, 28, 29, 33, 34, 36, 37, 38, 41, 43, 45, 47 tot 50. Massakamp R. K. D.C. D. A. De volgende partij' werd gespeeld tus- schen W. H. met wit en N. N. met zwart. 1. 33—28 2. 39—33 3. 31—27 4. 28X17 5. 36X27 6. 44—39 7. 50-44 8. 41—36 9. 46-41 10. 33—28 11. 36—31 12. 41—36 18—23 12—18 17—22 11X31 7—12 1— 7 20—24 1420 10—14 5—10 20—25 15—20 13. 31—26 14. 37—31 15. 34—30 16. 49X30 17. 44—39 18.-40X20 19. 38—33 20. 42—38 21. 47—42 22. 49—44 23. 44—40 24. 39-34b) 10—15 4—10 25X34 20—25 25X34 15X24 1045a) 14—20 2025 9—14 14—20 16—21 47 48 49 50 25. 27 X 16c) 18-22 26. 28X17 12X21 27. 16^27 24—30 28. 35X24 19X37 29. 43—39 13—19 30. 27-22e) 25-30f) 31. 40—35 8—13 32. 35X24 19X30 33. 31—27 23—29 34. 42X31g) 20-25 35. 26—21 13—19 36. 22—18 30—34 37. 39X30 88. 31—20 39. 27—22 40. 21-17h) 41. 18—12 42. 45—40 43. 26—21 44. 12— 7 45. 7X16 46. 17-12i) 47. 38X29 48. 48X39 25X34 15—20 20—24 7—11 34—29. 24—30 30—35 35 YU 44—50 29—33 39—43 50 X 8 Zwart gaf op. a) Het is duidelijk, dat zwart's spel nu is ingericht op aanvallen met den lin kervleugel. b) Wij geven de voorkeur aan 4039. Na den tekstzet beeft wit aanvankelijk moeilijk spel. c)' Op 26X17 zwart 12X21 wit 27X16 zwart .1822 wit 28X17 zwart 2430 wit 35X24 zwart 19X26 en 711. d) Ook op 26X17 volgt 2430 en 7—11. e) Om straks 3127 te spelen en het verloren stuk terug te winnen. f) Belet 3127 te spelen. g) Wit beeft zijn schijf terug, echter ten koste van zijn stand. h) Dreigt met 1712 en 127. i) Ook 2218 helpt niet meer, daar zwart met 5045 en 3944 vervolgt. Verzorging van de Palm. Over het algemeen wordt nog al eens beweerd, dat palmen, vooral omdat zij uit de tropische gewesten afkomstig zijn, niet sterk zijn voor de 'kamer. Dit is evenwel niet juist, al zijn natuur lijk alle kamers niet geschikt voor het kweeken van palmen. Het is niet de warmte, doch veel meer een geregelde verzorging, die de planten goed doet groeien. Het is dan tijdens den winter, dat de meeste planten, dus ook de palman, niet veel noodig hebben, daar haar rusttijd aangebroken is. Om een gezonde plant te houden, heb ben zij daar beslist behoefte aan. Die rusttijd duurt tot ongeveer Maart. Tot zoolang houdt men de palmen matig vochtig, en plaatst ze goed in het licht, doch niet te warm. Een temperatuur van 55 is voldoende. Zij mogen dan ook vol strekt niet verpot worden en men geeft ze dan ook geen mest in welken vorm ook. Hoofdzaak is, de potten zoowel als de plant zelf goed schoon houden en moch ten er af en toe eens gele punten aan de blaren komen, dan knipt men ze tot het levende gedeelte er af, doch behoeft niet bang te zijn, dat dit een bewijs is, dat de plant achteruit gaat. Men ziet dus, dat palmen tijdens den winter al zeer weinig moeite en zorg ver oorzaken. Begin Maart geeft men de planten, in dien noodig een grooteren pot, maar dit moet dan ook beslist noodig zijn, en dat is als de pot volgroeid is met de wortels. Het boven den grond komen van de wor tels is geen reden om een grooteren pot te geven. Is het verpotten noodig, dan geeft men een pot, die een nummer grooter is, legt eerst potscherven op den bodem en vult de verdere ruimte goed met voedzamen grond aan, terwijl de hoven den grond gegroeide wortels er niet onder behoeven geplant te worden, daar deze groeiwijze een eigenschap van de palmen is, die in de natuur geregeld voorkomt. Als grondsoort kan men het beste ge bruiken drie achtsten bladaarde, één achtste Verteerden koemest en een vijfde lekzand. Na het verplanten begint men de plan ten meer water te geven en plaatst men ze, zoo dit kan, op een warmere plaats flink in het licht, doch buiten de zon. Op warme dagen laat men ze ook zoo veel mogelijk van do buitenlucht profitee- ren, want lucht, licht en warmte, vooral als de groedtijd aanbreekt, zijn de voor naamste zaken voor den plantengroei. Na verloop van een maand 'kan men er toe overgaan, ze elke week wat kunstmest te geven. Enkele "recepten. Appelgelei. 2 K.G. zure appelen; plm. 6Y ons suiker; 1 citroen. Wasch de appelen; schil ze niet, snijd ze in vieren en kook ze in ruim water met de schil van de citroen tot ze zacht zijn. Leg alles op een zeef en laat het sap uitlekken, meet dit en neem 2/3 van het gewicht aan suiker. Kook het sap, tot het 1/3 aan gewicht verloren 'heeft, voeg daarna de suiker en het citroensap toe. Laat ze verder inkoken, tot de ver- eischte dikte verkregen is en giet zo zoo 'heet mogelijk in goed schoongemaakte potten, die daarna met vochtig perka mentpapier luchtdicht worden afgesloten. Het restant der appelen kan nog tot appelmoes verwerkt worden. Qocoskookjes. Benoodigd: 1 Yt, ons bloem, Y ons gemalen cooosnoot, Y ons suiker, ons boter, Y theelepeltje bakpoeder, 1 ei. Bereiding; Roer de boter tot room, voeg er de bloem bij, de cooosnoot, de suiker, het bakpoeder en het geklopte ei. Maak hiervan een goed samenhangend deeg, leg er kleine hoopjes van op een beboterd bakblik en bak de koekjes in een matig warmen oven. (VI. G.) Sjalotjes en uitjes in azijn. 1 K.G. uitjes of sjalotjes, pl. m. 1 flesoh inmaakazijn, 2 Spaansche pepers, gr. laurierbladen. Bereiding: Zet de sjalotjes of uitjes met zout bestrooid een nacht weg, liefst geschild en gewasschen. Doe zo met de kruiden in de uitgekookte flesch of pot en giet er den kokenden azijn op. Zorg, dat de uitjes 2 vingers breed onder staan. Sluit den pot of flesch met vochtig per- kamentpapier en dun touw. Knoeien met wijn. Hot knoeien met wijn, aldus het Maand blad, tegen vervalschingen, heeft zeer groo ve afmetingen aangenomen. Als port wordt zoete Spaansche wijn of Grieksche wijn verkocht met een, voor echto port, veel te laag alcohol-gehalte. Verschillende z.g. Bordeauxwijnen bleken niets anders te zijn dan kunstmatig gekleurde vruchten wijnen, geconserveerd met soms tamelijke hoeveelheden salicylzuur of bonzoözuur. Boerejongens, oorspronkelijk een drank met een hoog alcoholgehalte, werd in den handel aangetroffen mot 8 ,'i 10 pet al cohol, eveneens geconserveerd met in vele gevallen een zeer groote hoeveelheid ben- zoëzuur of salicylzuur, 'terwijl daarnaast bovendien nog zwavoligzuur in niet on belangrijke hoeveelheden werden gevon den. Vrij groote .partijen dezer alcohol houdende dranken moesten aan do betrok ken fabrikanten worden terug gezonden. Beste meisjes en jongens. Zooals jullie wel gezien zult hebben is ons verhaal verhuisd naar de plaats van het gewone feuilleton, 'tls nogal een groot verhaal en daar wij hier slechts eens per week een stukje kunnen gebrui ken zou 'twel wat erg lang duren eer 't geheel geplaatst was. Nu komt er eiken dag een stuk en is 't beter te volgen. In de plaats van 't vorige beginnen we met October in ons hoekje met een nieuw verhaal van „Erancina", die al meer dan eens een hoekje geschreven heeft. Het lijkt me heel mooi en ik denk dat jullie het met veel genoegen zult lezen. Deze week heb ik nog niet veel briefjes gekregen. 'tViel me eigenlijk wel een beetje tegen, maar ik denk dat er binnen kort wel heel wat meer zullen komen, vooral nu 't mooie weer langzamerhand afscheid gaat nemen en de zomer plaats gaat maken voor den herfst. Als de avon den langer worden blijven we vanzelf meer in huis en is er ook meer liefhebberij om h.v. eens raadsels te raden. De nieuwe raadsels zijn wat anders dan we gewoon zijn; ik geloof echter niet dat jullie er al te veel moeite mee zult hebben. Voor ik eindig heb ik nog een vriende lijk verzoek, n.l. om de briefjes wat vroe ger in te zenden. Meerdere briefjes kreeg ik pas Vrijdagmorgen. Dat is te laat, en daarom spreken we af dat de briefjes uiterlijk Donderdagmiddag hier moeteta zijn. Ik heb dan nog behoorlijk gelegen heid om ze te 'beantwoorden. Nu jongelui, nu maar weer flink aan 't werk. Bergen opZoom. „Doolaard, je." Jij hebt een prettige vacantie gehad. Ja, die fietstocht door Walcheren zal wel heerlijk zijn geweest. Leuk hé, op diei markt, 's zo mers zijn er altijd zooveel vreemdelingen. Van dat meisje heb ik gelezen; wat zal dat vreeselijtk zijn voor haar ouders. Col ij! na plaat. „Zwartoogje." Na tuurlijk mag je nu nog schrijven, ik kan best begrijpen, dat je er niet aan toe kwam, zoo gaat het mijl ook wel eens. 'tWas zeker wel gezellig in Souburg met zooveel nichtjes en neefjes. Nee iÈ ben er nooit geweest. Hoe gaat 'tnu met Saar- tje haar armen, is da brand er al weer uit? Do© je de groeten aan Bakkerinr netje? Ierseke. „Mulderinnetje." Ja, dat was jammer voor je, maar 'kwist ril et, 3at je al weer in Ierseke was, je hebt er nu wel lang voor moeten wachten hé. 'fcVind je raadsel erg leuk, misschien kan ik het nog wel eens gebruiken. Vind je het prettig dat je weer in Ierseke bent? Kor tg ene. „Azalia." 'kVind het pret tig dat je er weer bent, maar alle nich tjes en neefjes zijn nog bÜet terug hoor. 'feheb nog niet zoo erg veel briefjes deze keer. Maar over een paar weken zullen ze er wel weer zijtn. Nee, wij hebben nog geen gebrek aan water, dat zal wel vreeselijk lastig zijD. N i e u w d o r p. „Bloemenmeisje". Jij bent net de heele vacantie weg geweest hél Ja, 'tis een leuk gezicht al die boo ten voorbij te zien varen, jammer dat je het toen 's av.onds niet hebt gezien, want dat is prachtig met al die lichten. En vind je 'tnu op school ook alweer prettig? Krabbendjjke. „Tulpje". Ik ben blij, dat je me nog niet heelemaal vergeten bent. Wat hebben jullie een heerlijk feest gehad hé. Heb je al veel met het dominee- spel gespeeld? Waar heb je het mee ge wonnen, met den stoelendans? Thomas en Henkie kunnen nu mooi samen mu ziek maken. „Waterlelie". Het waren do vorige week wol prijsraadsels, heb .jo ze nog bewaard? Ja, wo hebbon heerlijk weer gehad, den laatsten tijd, maar ik geloof, dat het nu zoowat voorbij is. 'kKan begrijpen, dat je moe was van dat lange opblijven, dat ben je niet ge wend hé. Kamperland. „Zangvogeltje". Nu, jg hebt het druk gehad hoor, vind jo het prettig jn de huishouding? En nu al plannen voor 't volgend jaar, alleen maar jammer, dat 'tnog zoo lang duurt. Mag je nog doorgaan met je orgelles? St.-Laurens. „Rozckuop". Dat hen ik niet van je gewend, dat je 't raadsel niet kunt vinden, 't kwam zekor door dat het de eerste keer was. Ja ik heb ook veel plezier gehad, maar nu is het voorbjj hoor, we moeten nu weer hard aan 't werk. Goes, „B'oschviooltje". Zoo, vond jij het raadsel ook al lastig. Nu 'k denk dat het.nu wel weor beter zal gaau. 't Is nu haast weer gedaan met buiten spelen, in den regen vind je het toch niet ple zierig hé. Prettig dat je nu iu de zesde klas zit. Ik heb nog van niet één nichtje gehoord dat ze niet overging. „Resida". Ja, 'tis nu weer aanpakken hé, hebben jullie al huiswerk voor do school? Pret tig dat jo zoo veel genoten hebt, nu ik ben ook heerlijk uit geweest. „Roosje". Zoo, ben jij in een hangmat geweest, vind je het niet vreeselijk leuk onn zoo heen en weer te schommelen. Fijn dat je over bent gegaan, 'tis nu zeker wel weer moeilijker. „Stormvogel". Je bent hartelijk welkom hoor, dat is nog eens gezellig, direct na de vacantie een nieuw neefje er bij. Als nu de anderen ook maar weer komen, dan wordt het nog gezelliger. Je raadsels waren goed. „Eri ca". Jo briefje was wel erg laat, maar 'k zal 't toch. nog maar even beantwoor den. In Vlissingen is 't ook Jjijn hoojj, daar hoef je heusch niet zoo' ver voor weg. Hoe gaat hot met do gymnastiekles, vind je het prettig? Nog hartelijk gefelici teerd met moeders verjaardag. 'sH. H.kinderen. „Madeliefje". Wat gezellig dat jullie logo's hadden.. Uitgaan is prettig, maar dan thuisblijven ook. Ik vond het toch nog wel een langen brief, al leek 't dan niet zoo groot als anders. Heb jij jo ook al laten inenten? I. Voor de grooteren. Vul de ho'kjes van onderstaand figuur zoo in, dat de bovenste regel van links naar rechts gelezen en de eerste letters van de woorden van boven naar beneden gelezen een woord vormen, dat den laat sten tijd veel wordt gehoord en waarmoe een nieuw verkeersmiddel wordt aange duid. p Tweede regel; Een eiland in Z.-Hol- land. Derde regel: Een stad op Java. Vierde regel: Een der groote Indische eilanden. Vijfde regel; Een fabrieksstad in Lim burg. Zesde regel: Een deel van den mond. Zevende regel: Een klinker. Achtste regel: Een oneven getal. Negende regel; Een stad, hekend door z'n pijpenfabrieken. Tiende regel: Een stad in N. Brabant. Elfde regel; Een nest dat men veel in torens vindt. Twaalfde regel: Een ander woord voor inlichtingen. Dertiende regel: ''t Zelfde als de eerste regel, maar dan van rechts naar links gelezen. II. Voor de kleineren. Dit is een soortgelijk raadsel als dat voor de grooteren. Be bovenste regel van links naar rechts en 'de voorste letters van boven naar onder gelezen vormen do naam van een luchtschip. Tweede regel: Een groot land aan do Noordzee. Derde regel: Een slanke boom. Vierde regel: Brengt de brieven rond. Vijfde regel: Een-groote plaats in Over- ijsel. Zesde regel: Worden gebruikt om lij nen te trekken. Zevende regel: Eon dorp in Z.-B., he kend oi> z'n oesterputten. Achtste regel: Het water langs ons W. strand.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 7