DE ZEEOff TWEEDE BLAD. Voor den Zondag. LANGS EEN DIEPEN WEG Slapeloosheid Mijnhardt'sZenuwtabletten Zoeklichtjes. FEUILLETON VAN ZATERDAG 20 JULI 1929. Nr 245. ZIJ VERGATEN DEN HEERE. En de kinderen Israëls deden dat kwaad was in de oog en des HEE REN, en vergaten den HEERE hun nen £od, en ziji dienden de Baals en de bossehea. Richteren 3:7. Zoover komt het ten slotte met een mensch, een geslacht, een volk, dat van des Heeren wegen afwijkt, dat ze den Heere vergeten, dat ze niet meer aan Hem denken, dat de consciëntie niet meer getuigt tegen de zonde. Het volk Israëls staat voor alle volken als een waarschuwend voorbeeld. Hoe wonderlijk was dit volk er geko men I Hoe wonderlijk was het verlost en bewaard 1 Hoe wonderlijk door den Heere geleid, en keer op "keer uitgered 1 En daarenboven hadden zijl het Woord en de Wet huns Gods. De Heere had tot hen gesproken, zooals Hij wel tot enkele personen, maar anders nimmer tot een geheel volk gesproken heeft, noch te vo ren noch daarna'. Hij heeft hun zijn inzet tingen en zijn rechten bekend gemaakt. Heel hun volksleven was door den Heere opzettelijk georganiseerd. Dat volk had een roeping van geheel buitengewone aard en beteekemis. Het was niet een volk, dat door een of andere natuurlijke begaafdheid uitmuntte, zooals ieder volk zijin bijzondere eigenaardigheid van volkskarakter en gaven heeft. Neen, dit volk had alleen en uitslui tend de roeping en taak om een volk voor den Heere te zijn. „Dit volk heb Ik mij geformeerd, zij zullen mijnen lof vertellen." Maar Israël heeft zijhe roeping niet verstaan. Het deed wat kwaald was in de oogen des Heeren. Het vergat den Heere zijlnen God. Het maakte tot zijn volksgewoonten die dingen, die de Heere op het strengste verboden had en als groote en zware zon den had gebrandmerkt. Het waren dus niet slechts zonden, die hun volksleven ontsierden, maar waar toch nog iets beters, tegenover stond. Heit waren geen bijkomstigheden. Neen, het volksleven zelf week van den Heere af. Het werd een verloochenen van den Heere. Een verlaten van Hem, een breken met zijn dienst en met zijn vreeze, en eindelijk een dienen van ij0 heddeaische Baals en de bósschen. Zoo kwam het tot dat uiterste, dat ze deden alsof de Heere niet bestond, dat ze niet meer aan den Heere daichten. Daarmede was het volk des Heeren verheidenscht Toch nog niet ten eenemale en get- Heel. Toen de Heere hen overgaf in de tyrannie van den koning van Mesopota- mië, toen kwamen oude herinneringen weer "boven, 'toen werd de consciëntie wakker geschud; toen „riepen ze tot den Heere". Is wat van het volk Israiëls staat be schreven niet ook de geschiedenis van zoo menige familie, wier voorgeslacht bij de vreeze des Heeren leefde, maar waar nu aan den Heere niet meer wordt ge dacht? Is het niet de geschiedenis van zoo menig leven? Eerst een zich vermengen met wereldsche kringen. Dan een ver slappen van de strenge levensus&ntie®, een verdoezelen van de grenzen. Vervol gens een overnemen van den toom, die in die 'kringen heerscht. Gaandeweg een al- meer vervreemden van den dienst des Heeren. Niet meer fcerkgaan, niet meer bijbellezen. Totdat Let leven daarheen gaat, dag in dag uit, week in week uit, jaar in 'jaJar uit ten leste, zonder dat er meer aan den Heere gedacht wordt. door H. ZEEBERG. 24.) o— „Nu, zooals je wilt, vind ik best, hoor. Als je miji maar niet zoo in je zaken mengt, dat ik een pleidooi voior je schrij ven moet." lachte Trude. „Heb daarover maar geen zorg", grapte hij terug. Juist passeerden zijl een eeatete bias's© meubelzaak, waarvan de étalage helder verlicht was. „Vind-je dat niet een beeldig ameuble ment?" vroeg Trude. Zoo kwam bet gesprek oip de inrichting van hun huis, als hun huwelijk daar zou zijn. En vervuld met idealen kwamen zij thuis. i (VI 1 Half Januari veranderde Meerendonk van gedachten: het leek hem beter, malar 'n hypotheek op zqü huis te nemen. Dan was hij tenminste van de Bank af, wat de zes müle betrof. En dan komt er in de plaats van God iets anders, waarop de mensch zijn ver trouwen zet, waaraan hijl zijn leven wijdt. Totdat God soms, in zijb eindelooze trouw, zulke ver afgedoolden door har de kastijding tot inkeer brengt, en weer naar Hem doet vragen. En dan hoort Hij in zijin ontferming, en redt ze uit, opdat ze Hem, en Hem, alleen, zouden liefhebben en dienen. DE STROOM. 'k Zag in de diepte van het dal den sterken [stroom Zich spoedend naar de vlakke, lage landen Geen oogenblik vertoeft hij; wat wil hin- [deren Wordt overwonnen door zijn sterke ham [den. Hij duldt geen strijd, 'tls buigen dus, of [sterven. Dat is vertoon van. macht, de heerschar [toont zich hier. Nog wordt zijn macht vergroot door tal [van kleine beekjes, En alles lost zich op straks in de grens rivier. Zoo gaat het immer voort. Eerst klein, dan [sterk, dan sterven Want 'tednd der grensrivier is d'einde- [looze zee, Zoo 't leven is. Eerst klein, dan sterk, dan [sterven. En doodsjordaan voert straks uw levens- [beekje mee. Niet gansch gelijk toch 's Christens leven [is Wel klein in d' aanvang, later sterker [weer, Neemt toch aan 'teind die stroom een [andere wending En vloeit hij in de glazen zee van God, den [Heer. UIT DE MYSTIEKE VERZEN van Guido Gezelle. Hetgeen Alois Walgrave van den groo- ten meester getuigde, is waar: „Guido Gezelle was een dichter, ja, maar hij was eerst een mensch, met hooge menschelijke gaven, met menschelijke ge breken ook, die in zijn levenservaringen zeker hun aandeel hebben bijgebracht. „Gezelle was een dichter, maar hij was Priester 'bovenal, zeer bewust en innig priesterlijk levend, die zijne gaven tot priesterlijke doeleinden wilde aanwenden, en die, zijne gebreken kennend, den oot moed en de gehoorzaamheid van een w,a- ren priester tot in de bitterste ondervin dingen des levens 'beoefend heeft." Dit getuigenis van den dankbaren leer ling komt als vanzelf in onze gedachten als wij lezen en herlezen deze keur uit Ge- zelle's Mystieke Verzen, gebundeld door Dr J. Aleida Nijland. Het is met schroom, met schuchteren eerbied, dat men deze verzen leest. Want zij brengen ons in de nabijheid van een, wiens ziel doorhuiverd was van smarts donker kampen; die van aanvechting en beproeving weet, maar gelukkig ook van zekerheid en rust. En het eene zoowel als het andere deed in des kunstenaars hart geboren worden liederen, 'die uitdroegen naar buiten iets van hetgeen daar binnen streed. Zoo zijn er liederen waarvan we weten dat hittere beproeving, harde aan vechting er den onstuimigen stoot toe ga ven. En daarnaast wordt onze aandacht geboeid en gebonden door verzen, waarin de dichter Gods liefde en de scheppingen Zijner handen bezingt op een wijze zóó zuiver, dat wij ook dan ervaren te verkee- ren in de tegenwoordigheid van een rijk begenadigd kunstenaar. Zeker, Gezelle was een dichter, maar hij was priester bovenal! Het spreekt wel dui delijk uit een zijner Zielgedichtjes: TJw stemme, o Heer, heb ik vernomen. „Gaet in mijn wijngaard", sprak ze mij. Ik ben gehoorzaam er gekomen Al is 't dat ik onweerdig zij. En nauwlijks daer nog ingetreden, Of, met den wille alleen tevreden Zoo roept gij mij bij Uwen troon, En geeft voor onverdienden loon Te meer werd hij in die meening ver sterkt, omdat hij harde noten had hooren kraken over Zonruiter, die een brand- stoffenhandel in Midstad dreef en aan wiens soliditeit men twijfelen ging. Als het waar was, hij hoopte maar, dat het loos alarm was, dan zou hem dat ook een strop bezorgen, al was de strop niet zoo groot als.dat bij Hermans het geval was. Maar die zou toch niet veel man- keeren bij die van Jansen van Meerdorp. 'tWas dus erg genoeg. Hij zette dus door. Notaris Struman verleende hem galarne een hypotheek op zijn onbezwaard pand, al begreep hij eerst niet, waarom Meeren donk dat geld noodig had. Doch deze zei hem ronduit van de stroppen met de borgstellingen. „Wees voorzichtig, Meerendonk," waar schuwde de notaris. „Te goed van vertrou wen deugt niet. 'tls, dat weet ge even goed als ik, tegenwoordig onnoemelijk slap in zaken. Wat het is, weet ik niet. 't Zal wel weer overgaan. Maar thans is het zoo; alsof vele menschen met lamheid geslagen zijn. Er is gebrek aan energie en initiatief. En men kan het geld van de menschen "niet 'loskrijgen. Schier ieder heeft een verontschuldiging gereed'. Wees dus voorzichtig." ,/k Heb me .vast voorgenotaen, mijnheer de notaris, eens op te houden, met mijl borg te stellen. 'feMag mij zelf er niet Zoo veel aen mij als aen die 't ploegen En 't daeglijksch strijden voor Uw kerk En d'bitte van den dag verdroegen Gegrijsd op 't heilig wijngaerdwerk. Zij, die den dichter van nabij gekend hebben, zijn werk en streven gade sloegen, zij hebben het, op allerlei wijze, gezegd en herhaald: Gezelle was een dichter, maar hij was priester bovenal. Eén was er slechts, Wiens glorie hij wilde. Nooit heeft hij eigen eer gezocht, en als ze hem toch werd geboden; 'dan was hij degene die ze doorgaf aan God, Wiens dienstknecht te zijn hem hoogste eer was geworden. Terecht kon van hem getuigd worden: Gezelle, Gezelle, ge zijt gekruist, gekruist met het kruise vau eere. De glorie, de glorie ge eu wilt ze niet, ge en wilt maar de glorie des Heeren. I t Dit getuigenis werd gepubliceerd in Rond den Heerd, naar aanleiding van twee onderscheidingen welke Gezelle in 1889 te beurt vielen. Maar deze eere- teekenen droeg hij niet, en de velen die hem hun gelukwensch zonden, bedankt bij met de echt GezeUiaansche woorden: „Om deswille dat het Uwer goedheid belieft heeft, onlangs leden, z'jnse Hei ligheid- den Paus en zijne Hoogmogend heid den Koning eere te bewijzen, door de aangename jgelukwenschen die ik van u ontvangen bebbe, zoo is 't dat ik u deze mijne nederige boodschap terugzen- de, dienende om U van herte te bedan ken wegens Uwe vriendelijke toegenegen heid." t Deze verzenbundel is een schoone gaar de; die wij niet dan aarzelend betreden; bier beluistert ge bet getuigenis van een geloovig kunstenaar, die bij alles heen- wijst naar den Schepper. Aan Hem brengt hij den lof, maar hij weet de teerste en diepste klanken ontoereikend om uit tei spreken wat zijn ziel beweegt. Hij weet dat zijn Got. „er is dan wat ook, in hemel of aarde. Met fiere zekerheid roept hij u 7ie is als God? (Mi-cha-eJ: Quis ut Deus! Wie is als God?) en het oude woord wordt ook zijn strijdkreet 1 i „Wie is als Godt" zoo wierd het woord, in lang verleden tijden, omtrent den throon van God, geboord als Michaël ging strijden. „Wie is als Godl" Hij wondenslag en satans voilk vernederd lag. De tusschenzang betuigt telkens geest driftig: De van© omhoogel en immer voort, die weerbaar is, gestreden! „Wie is als Godl" weergalm® 't woord des zegepraals, nog bedeel Den mensch die met tegenspoed kampt, die ook als hij 's levens bitter proefde en, den ondergang nabij, redding noch uitkomst ziet, roept hij toe: Hierl Een beker! Drinkt en Iaat er nooit uw gierige lippen van: Drinkt geloove aan Hem die 't wild© meer bewandelt en den vloed temt en. met eenen enkelen wil, de woeste wateren zwijgen doet; drinkt en drinkt, bij trage teugen, hope in Hem die 'thert vervroomt, als de wereld, valsche leugen, met heur bittere gunsten koomt; drinkt die poe te Liefdedranken, door uw stervend hert behoefd, en door mij, och armen kranken, reeds zoo dikwijls voorgeproefd; drinkt, wat, uit Gods bert gesproten, bron van edelen Liefdewijn, ééns gedronken, 'ééns genoten, naar de Bronne weêr wil zijn. Ieder, die geen bloemlezing uit Ge- zehle's gedichten bezit, zij dezen1 bundel aanbevolen.' En het is een zeer groot, gansch bi zonder belang, de stem die hier tot ons spreekt, met aandacht te beluisteren. Gij zult de uren, met dezen edelen mensch doorgebracht, nimmer betreuren. Ja deze verzen zijn in staat U rijker te maken dan ge zijt. A. L. VAN OYEN. aan wagen", zei Meerendonk. „Goed gezien, man. Ge zit dan voor de stroppen en een ander, loffelijke uitzon deringen daargelaten, lacht in zijn vuistje." ,,'kEou er mee op," herhaalde Meeren donk. Maar hijl zeide niet, dat hij nog voor velen borg was. En dat verschillenden nog bij hem in bet krijt stonden, al was bet dan niet voor groote bedragen. Maar alles bij elkaar genomen, was bet een respectabel bedrag. Opeens viel bet hem in, dat de notaris, die van heel veel op de hoogte was, daar bij zelf in veda zaken zat, wel iets meer zou kunnen weten van het geval- Zonruiter. „Weet u ook," vroeg hij; „of het praatje, dat van Zonruiter gaat, waar is?" Staat hij er werkelijk slecht voor?" Kunt ge daar ook een strop aan heb ben?" was de voorzichtige wedervraag. „Nu, heetlem'aal zonder kleerscheuren zou ik' er niet af komen. 'kHoop ten minste maar, dat het niet waar is." De notaris werd opeens gereserveerd. „Och," zei hijl, op lucbtigen toon. „met praatjes moet men altijd voorzichtig zijn. Feit is, dat de man eerst royaal leefde, te royaal. Maar ik geloof, dat hijl dat zelf wel is gaan inzien. En dan kan het nog best in het reine komen, op dm duur. Hoewel het natuurlek altijd goed is, zich UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN. Door A. M. Wessels. Een Hagepreek bij Brigdamme. LXXXVI. Een der vriendelijkste buurtschappen van het eiland Walcheren is Brigdamme, een buurt in de gemeente St. Laurens, aan den weg van Middelburg naar Dom burg. i Vroeger was Brigdamme van grooter aanzien dan thans, want in den jare 1196 of 1197 vergunde de Utrechtsche Bisschop Dirk van Ahr, aan de bewoners dezer plaats het recht om een nieuwe kerk te stichten. Deze Kerk werd echter in den Vrijheidsoorlog tegen de Span jaarden verwoest. Ook in den tijd der Reformatie heeft Brigdamme een naam gekregen, doordat er een openbare Hagepreek werd gehou den, die door een bijzonder voorval een yérstrekkende beteekenis kreeg. Het was echter niet de eerste op Walcheren. Nadat zulk een openluchtsamenkomst in Slokerduin bij Dijkshoek, niet ver van Koudekerke, was gehouden, die door ruim 300 personen uit Walcheren was bezocht, staken ook verschillende Middelburgers, die daar eveneens naar verlangden, de hoofden big elkaar en besloten, alles in het werk te stellen om te Brigdamme zulk een Hagepreek te doen houden. Als spreker zou dan optreden de be kende prediker Gelein 'dHoorne uit Vlis- singen. Wel liepen er geruchten, dat, indien de Middelburgsche Magistraat dit te weten kwam, hij de stadspoorten sluiten zou, opdat de poorters er niet heen gouden kunnen gaan, maar ondanks deze ge ruchten besloot men het er toch maar op te wagen. En het lekte uit, dank zijl de spionnen der stadsregeering, die, hoewel zon der eenigen bepaalden last, nochtans hunne oogen goed den kost gaven. De Raad van Middelburg werd in aller ijl bij elkaar geroepen, teneinde te beraad slagen, om de Hagepreek te beletten. Im mers Middelburg was goed Roomsch en moest dit ook blijven. Was er niet pas een nieuw Bisdom opgericht, met de hoofdstad als zetel en Nicolaas de Castro als Bisstóhop? Merkwaardig was het zeker, dat dit Mid delburgs eerste, maar tevens ook' laatste Bisschop was, die in de Abdij zijin intrede deed. En dan kan tevens gemeld, dat het een streng heerschap was, want nauwe lijks had hij den Bisschopszetel beklom men of hijl trad streng qp tegen hei), die een anderen godsdienst beleden. De strenge plakkaten gaven hem hiertoe ruimschoots gelegenheid. Hij verkreeg den naam van „hatelijk schrikdier", en in deze zaak werd hijl trouw terzijde ge staan door den Baljuw Martin de Yosa. Ook in de Middelburgsche Abdij bleef de aangekondigde Hagepreek niet onbe kend. Er gingen brieven van de Abdij naar het stadhuis en omgekeerd, maar de Raad besloot eindelijk het advies van den Bisschop; om gewapender hand de preek bij Brigdamme te beletten, niet op te volgen. "tWas derhalve op; den 2en Juli 1566 een drukte van belang. Lang voor bet bepaalde uur was de vlakte met eenige honderden preefcgangers gevuld. Zes kloeke Middelburgsche jongeman nen waren naar Vlissingen gegaan, om den piediker af te halen. Op een afge sproken plaats stonden er nog 10 te wachten, teneinde voor een veilig geleide te zorgen, aangezien men het gerucht ver nomen had, dat een aanslag op den pre diker zou plaats hebben. In goeden welstand arriveerde 'dHoor ne te Brigdamme. Het was een zeer schil derachtig gezicht. Rondom de vrij hooge spreekstellage waren in bijna evenwijdige cirkels de hoorders geschikt. De buitenste kring bestond schier uit een keten van wagens en voertuigen van allerlei vorm. Men schatte het aantal bezoekers op duizend menschen. tengevolge van de zomerwarmte, overwint men spoedig door het gebruik van een paar Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten. op alle mogelijke gebeurlijkheden voor te bereiden. ,Dat behoef ik trouwens niet te zeggen. Het spreekt wel vanzelf." Meer liet notaris Struman niet uit, hoe wel hij vrij zeker wist, dat het geval- Zonruiter hopeloos was. Maar Meerendonk ha'd er toch wat moed door gekregen. Misschien kwam het nog wel in orde. Dan had hij toch gelukkig die kleine twee duizend gulden niet te verliezen. Het oordeel van den notaris over den stand van zaken in het algemeen bleek juist te zijn: Meerendonks debiteuren kwamen al heel slecht over de brug; het nieuwe jaar was reeds eenigen tijd inge zet, maar van het betalen der rekeningen waarvan vele tot een boog bedrag, kwam bitter weinig terecht. En zijn geld zat er allemaal in. Want zijn crediteuren had hij betaald, daar deze niet zoo lang crediet gaven, hoogstens drie maanden. Zoo geviel het, dat in Maart Meeren donk voor het eerst in zijn leven een van zijn grootste leveranciers verzoeken moest, om uitstel van betaling, daar hem zelf zoo slecht werd betaald. Het uitstel werd verleend. Maar Meeren donk was ©r niet blij om. Hij had het land, dat hij het had moeten vragen. Uit reactie begon hij' zijn klanten te manen. Het resultaat was, dat er wat geld in het laadje kwam. Maar ook, dat Wat deze week te Amsterdam gebeur de, is van genoegzaam belang om ei even bij stil te staan. Daar kwam in den Gemeenteraad aan de orde de benoeming vajx twee gemeen telijke inspecteurs bij bet lager onder wijs. Onder de sollicitanten bevond zich ook Dr J. C. v. d. Does, een man van het Christelijk onderwijs, die als no. 2 op de voordracht geplaatst was. Dat hij daar op niet als no. vjorkwam, was naar de wethouder openlijk verklaarde, niet omdat hij de noohge bekwaamheid mis^ maar omdat hij voorstander is van bij zonder onderwijs. Of eigenlijk, omdat Lij voorstander is ran Christelijk on derwijs. Want op no. 1 was geplaatst de heer Vrijburg, werkzaam bjj bet neu traal bijzonder onderwijs. Er is over deze kwestie heel wat ge- praat in den Amsterdamschen Raad. Maar de weihouder bleef bij zijn stand punt, dat de man van 'het Christelijk onderwijs moest worden uitgesloten. Dat is dus nog precies hetzelfde oud-liberale uitsluitingssysteem, da.t vroeger op elk gebied werd toegepast! En merkwaardig heel de linkerzijde schaarde zich om den onverdraagzainen wethouder. Heel de linkerzijde trok één hjn. Alle andere verschillen vielen plot seling weg. Men stond daar als een dicht aaneengesloten blok. Toch wel leerzaam zoo'n geschiedenis. Een bewijs 'hoe er toch eigenlijk van pacificatie nog heelemaal geen sprake is. OPMERKER. De prediker 'd Hoorne, bezield door zulk een groote schare, sprak naar aan leiding van de Bergrede: „Saligh zijn die treuren". De ademlooz© stilte, die er heerschte, getuigde ervan, met welk een aandacht en onverdeeld genot men den eenvoudigen Vlissinger volgde. Men hing als 'tware aan zijin lippen. Maar er waren niet alleen luisteraars, maar ooi tei van nieuwsgierigen opgeko men, die zich in de achterste rijen bevon den. Men kon het aan hun wrevelig gelaat zien, dat zijl er niet bij' hoorden; ook gaven zij luide blijk van hun gevoelens. Toen een. der Hagepreekbezoekers, die er hinder van. had, een dezer spotters ver maande stil te zijn, daar hij anders door de beschermende gewapende macht van het terrein zou worden gezet, werd de aangesprokene zoo woedend, dat hijl zijn vuurroer greep; en brutaal een schot loste, dat gelukkig niemand trof. Die geweerknal veroorzaakte groote be weging en ontroering en scheen een groote verwarring ten gevolge te zullen hebben. De prediker bleef echter zeer kalm; en verzocht een Psalmlied te zingen, waar door de rust weerkeerde. Toen het lied geëindigd was, deed niets meer aan de verwarring, die 't schot ver oorzaakt had, denken en genoot men weer van de verklaring der Bergrede. Onder het zingen van Psalm 133:1 ver liet men de Bxigdamsche wedde, allen hopende weer spoedig zulk een bijeen komst te mogen bijlwonen. Intusschen had 't gebeurde ook te Mid delburg de aandacht getrokken. De geeste- lij'kheid was woedend, maar de Magistraat weigerde in te grijlpen. De Hervormden begonnen een macht uit te maken, waarmede niet meer te spotten viel, en wenschten recht van bestaan. Vast waren zij besloten rp het punt van het ter preeke gaan niet toe te geven. Het geweerschot te Brigdamme, deed het smeulend vuur in laaie vlammen uit barsten. Dat schot deed velen de oogen opengaan. Waarom moest men in de open lucht, aan zulk .een voorval bloot staan? Hadden zij ook niet het recht om God .in een fcerkgehouw te dienen? En de historic, leert, dat Middelburg, na zwaren strijd, ook eenmaal vrij kon sa menkomen om God te verheerlijken. De strenge Bisschop Nicolaas de CaStro had juist door zijn streng optreden de Reformatie aangemoedigd. De Hagepreek bij Brigdamme zal steeds in de historie voort blijven leven, omdat het geweer schot het sein tot doortasten was. brieven kwamen, met vriendelijk verzoek, om wat ifitstel. Hij kon het moeilijk weigeren, om geen klanten te verliezen. Zijn aanmaning had trouwens reeds het gevolg gehad, dat een paar goede hl anten hem verlieten, om, naar hij1 zeker wist, te gaan betrekken van Klaverman, in Middelburg, zijin groot- sten corcurrent. Het was een cirkelgang: hij' kon niet betalen, omdat hij zelf niet betaald werd en men kon hem niet betalen, omdat zij'n klanten niet betaald werden. Hij zag geen uitweg uit dien kringloop. Voor het eerst na ruim twintig jaren zat hij in moeilijkheden, die hem gewel dig neerdrukten, ook al, omdat zij opeens zich zoo opstapelden, aanstormden, als was het alleen om hem te doen. Zijn humeur leed er onder. Mevrouw Meerendonk vroeg zich vaak beangst af, ,wat haar man toch scheelde, dat hiji zoo somber en zoo ongestadig was. En Trude cn Wies begrepen soms vader niet, als hij aanmerkingen maakte, die niet gemotiveerd waren, hijl, die op den gang van het huishoudelijk: leven nooit een aanmerking had gemaakt. Blijkbaar leden Trade's brieven aan Henk er onder. Want hijl vroeg haar, wat Ier toch was, dat zij zoo somher schreef. i i I (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 5