DE ZEEOff
TWEEDE BLAD.
Voor den Zondag.
LANGS EEN DIEPEN WEG
Slapeloosheid
Mijnhardt'sZenuwtabletten
Zoeklichtjes.
FEUILLETON
VAN
ZATERDAG 20 JULI 1929. Nr 245.
ZIJ VERGATEN DEN HEERE.
En de kinderen Israëls deden dat
kwaad was in de oog en des HEE
REN, en vergaten den HEERE hun
nen £od, en ziji dienden de Baals
en de bossehea.
Richteren 3:7.
Zoover komt het ten slotte met een
mensch, een geslacht, een volk, dat van
des Heeren wegen afwijkt, dat ze den
Heere vergeten, dat ze niet meer aan
Hem denken, dat de consciëntie niet meer
getuigt tegen de zonde.
Het volk Israëls staat voor alle volken
als een waarschuwend voorbeeld.
Hoe wonderlijk was dit volk er geko
men I Hoe wonderlijk was het verlost en
bewaard 1 Hoe wonderlijk door den Heere
geleid, en keer op "keer uitgered 1
En daarenboven hadden zijl het Woord
en de Wet huns Gods. De Heere had tot
hen gesproken, zooals Hij wel tot enkele
personen, maar anders nimmer tot een
geheel volk gesproken heeft, noch te vo
ren noch daarna'. Hij heeft hun zijn inzet
tingen en zijn rechten bekend gemaakt.
Heel hun volksleven was door den Heere
opzettelijk georganiseerd.
Dat volk had een roeping van geheel
buitengewone aard en beteekemis. Het was
niet een volk, dat door een of andere
natuurlijke begaafdheid uitmuntte, zooals
ieder volk zijin bijzondere eigenaardigheid
van volkskarakter en gaven heeft.
Neen, dit volk had alleen en uitslui
tend de roeping en taak om een volk
voor den Heere te zijn. „Dit volk heb
Ik mij geformeerd, zij zullen mijnen lof
vertellen."
Maar Israël heeft zijhe roeping niet
verstaan.
Het deed wat kwaald was in de oogen
des Heeren. Het vergat den Heere zijlnen
God.
Het maakte tot zijn volksgewoonten die
dingen, die de Heere op het strengste
verboden had en als groote en zware zon
den had gebrandmerkt.
Het waren dus niet slechts zonden,
die hun volksleven ontsierden, maar waar
toch nog iets beters, tegenover stond. Heit
waren geen bijkomstigheden. Neen, het
volksleven zelf week van den Heere af.
Het werd een verloochenen van den
Heere. Een verlaten van Hem, een breken
met zijn dienst en met zijn vreeze, en
eindelijk een dienen van ij0 heddeaische
Baals en de bósschen.
Zoo kwam het tot dat uiterste, dat ze
deden alsof de Heere niet bestond, dat ze
niet meer aan den Heere daichten.
Daarmede was het volk des Heeren
verheidenscht
Toch nog niet ten eenemale en get-
Heel. Toen de Heere hen overgaf in de
tyrannie van den koning van Mesopota-
mië, toen kwamen oude herinneringen
weer "boven, 'toen werd de consciëntie
wakker geschud; toen „riepen ze tot
den Heere".
Is wat van het volk Israiëls staat be
schreven niet ook de geschiedenis van zoo
menige familie, wier voorgeslacht bij de
vreeze des Heeren leefde, maar waar
nu aan den Heere niet meer wordt ge
dacht?
Is het niet de geschiedenis van zoo
menig leven? Eerst een zich vermengen
met wereldsche kringen. Dan een ver
slappen van de strenge levensus&ntie®,
een verdoezelen van de grenzen. Vervol
gens een overnemen van den toom, die in
die 'kringen heerscht. Gaandeweg een al-
meer vervreemden van den dienst des
Heeren. Niet meer fcerkgaan, niet meer
bijbellezen. Totdat Let leven daarheen
gaat, dag in dag uit, week in week uit,
jaar in 'jaJar uit ten leste, zonder dat
er meer aan den Heere gedacht wordt.
door
H. ZEEBERG.
24.) o—
„Nu, zooals je wilt, vind ik best, hoor.
Als je miji maar niet zoo in je zaken
mengt, dat ik een pleidooi voior je schrij
ven moet." lachte Trude.
„Heb daarover maar geen zorg", grapte
hij terug.
Juist passeerden zijl een eeatete bias's©
meubelzaak, waarvan de étalage helder
verlicht was.
„Vind-je dat niet een beeldig ameuble
ment?" vroeg Trude.
Zoo kwam bet gesprek oip de inrichting
van hun huis, als hun huwelijk daar
zou zijn.
En vervuld met idealen kwamen zij
thuis.
i (VI 1
Half Januari veranderde Meerendonk
van gedachten: het leek hem beter, malar
'n hypotheek op zqü huis te nemen. Dan
was hij tenminste van de Bank af, wat de
zes müle betrof.
En dan komt er in de plaats van God
iets anders, waarop de mensch zijn ver
trouwen zet, waaraan hijl zijn leven
wijdt.
Totdat God soms, in zijb eindelooze
trouw, zulke ver afgedoolden door har
de kastijding tot inkeer brengt, en weer
naar Hem doet vragen.
En dan hoort Hij in zijin ontferming,
en redt ze uit, opdat ze Hem, en Hem,
alleen, zouden liefhebben en dienen.
DE STROOM.
'k Zag in de diepte van het dal den sterken
[stroom
Zich spoedend naar de vlakke, lage landen
Geen oogenblik vertoeft hij; wat wil hin-
[deren
Wordt overwonnen door zijn sterke ham
[den.
Hij duldt geen strijd, 'tls buigen dus, of
[sterven.
Dat is vertoon van. macht, de heerschar
[toont zich hier.
Nog wordt zijn macht vergroot door tal
[van kleine beekjes,
En alles lost zich op straks in de grens
rivier.
Zoo gaat het immer voort. Eerst klein, dan
[sterk, dan sterven
Want 'tednd der grensrivier is d'einde-
[looze zee,
Zoo 't leven is. Eerst klein, dan sterk, dan
[sterven.
En doodsjordaan voert straks uw levens-
[beekje mee.
Niet gansch gelijk toch 's Christens leven
[is
Wel klein in d' aanvang, later sterker
[weer,
Neemt toch aan 'teind die stroom een
[andere wending
En vloeit hij in de glazen zee van God, den
[Heer.
UIT DE MYSTIEKE VERZEN
van Guido Gezelle.
Hetgeen Alois Walgrave van den groo-
ten meester getuigde, is waar:
„Guido Gezelle was een dichter, ja,
maar hij was eerst een mensch, met hooge
menschelijke gaven, met menschelijke ge
breken ook, die in zijn levenservaringen
zeker hun aandeel hebben bijgebracht.
„Gezelle was een dichter, maar hij was
Priester 'bovenal, zeer bewust en innig
priesterlijk levend, die zijne gaven tot
priesterlijke doeleinden wilde aanwenden,
en die, zijne gebreken kennend, den oot
moed en de gehoorzaamheid van een w,a-
ren priester tot in de bitterste ondervin
dingen des levens 'beoefend heeft."
Dit getuigenis van den dankbaren leer
ling komt als vanzelf in onze gedachten
als wij lezen en herlezen deze keur uit Ge-
zelle's Mystieke Verzen, gebundeld door
Dr J. Aleida Nijland.
Het is met schroom, met schuchteren
eerbied, dat men deze verzen leest. Want
zij brengen ons in de nabijheid van een,
wiens ziel doorhuiverd was van smarts
donker kampen; die van aanvechting en
beproeving weet, maar gelukkig ook van
zekerheid en rust. En het eene zoowel als
het andere deed in des kunstenaars hart
geboren worden liederen, 'die uitdroegen
naar buiten iets van hetgeen daar binnen
streed. Zoo zijn er liederen waarvan we
weten dat hittere beproeving, harde aan
vechting er den onstuimigen stoot toe ga
ven. En daarnaast wordt onze aandacht
geboeid en gebonden door verzen, waarin
de dichter Gods liefde en de scheppingen
Zijner handen bezingt op een wijze zóó
zuiver, dat wij ook dan ervaren te verkee-
ren in de tegenwoordigheid van een rijk
begenadigd kunstenaar.
Zeker, Gezelle was een dichter, maar hij
was priester bovenal! Het spreekt wel dui
delijk uit een zijner Zielgedichtjes:
TJw stemme, o Heer, heb ik vernomen.
„Gaet in mijn wijngaard", sprak ze mij.
Ik ben gehoorzaam er gekomen
Al is 't dat ik onweerdig zij.
En nauwlijks daer nog ingetreden,
Of, met den wille alleen tevreden
Zoo roept gij mij bij Uwen troon,
En geeft voor onverdienden loon
Te meer werd hij in die meening ver
sterkt, omdat hij harde noten had hooren
kraken over Zonruiter, die een brand-
stoffenhandel in Midstad dreef en aan
wiens soliditeit men twijfelen ging.
Als het waar was, hij hoopte maar, dat
het loos alarm was, dan zou hem dat ook
een strop bezorgen, al was de strop niet
zoo groot als.dat bij Hermans het geval
was. Maar die zou toch niet veel man-
keeren bij die van Jansen van Meerdorp.
'tWas dus erg genoeg.
Hij zette dus door.
Notaris Struman verleende hem galarne
een hypotheek op zijn onbezwaard pand,
al begreep hij eerst niet, waarom Meeren
donk dat geld noodig had.
Doch deze zei hem ronduit van de
stroppen met de borgstellingen.
„Wees voorzichtig, Meerendonk," waar
schuwde de notaris. „Te goed van vertrou
wen deugt niet. 'tls, dat weet ge even
goed als ik, tegenwoordig onnoemelijk slap
in zaken. Wat het is, weet ik niet. 't
Zal wel weer overgaan. Maar thans is
het zoo; alsof vele menschen met lamheid
geslagen zijn. Er is gebrek aan energie en
initiatief. En men kan het geld van de
menschen "niet 'loskrijgen. Schier ieder
heeft een verontschuldiging gereed'. Wees
dus voorzichtig."
,/k Heb me .vast voorgenotaen, mijnheer
de notaris, eens op te houden, met mijl
borg te stellen. 'feMag mij zelf er niet
Zoo veel aen mij als aen die 't ploegen
En 't daeglijksch strijden voor Uw kerk
En d'bitte van den dag verdroegen
Gegrijsd op 't heilig wijngaerdwerk.
Zij, die den dichter van nabij gekend
hebben, zijn werk en streven gade sloegen,
zij hebben het, op allerlei wijze, gezegd
en herhaald: Gezelle was een dichter,
maar hij was priester bovenal.
Eén was er slechts, Wiens glorie hij
wilde. Nooit heeft hij eigen eer gezocht,
en als ze hem toch werd geboden; 'dan
was hij degene die ze doorgaf aan God,
Wiens dienstknecht te zijn hem hoogste
eer was geworden.
Terecht kon van hem getuigd worden:
Gezelle, Gezelle, ge zijt gekruist,
gekruist met het kruise vau eere.
De glorie, de glorie ge eu wilt ze niet,
ge en wilt maar de glorie des Heeren.
I t
Dit getuigenis werd gepubliceerd in
Rond den Heerd, naar aanleiding van
twee onderscheidingen welke Gezelle in
1889 te beurt vielen. Maar deze eere-
teekenen droeg hij niet, en de velen die
hem hun gelukwensch zonden, bedankt
bij met de echt GezeUiaansche woorden:
„Om deswille dat het Uwer goedheid
belieft heeft, onlangs leden, z'jnse Hei
ligheid- den Paus en zijne Hoogmogend
heid den Koning eere te bewijzen, door
de aangename jgelukwenschen die ik van
u ontvangen bebbe, zoo is 't dat ik u
deze mijne nederige boodschap terugzen-
de, dienende om U van herte te bedan
ken wegens Uwe vriendelijke toegenegen
heid." t
Deze verzenbundel is een schoone gaar
de; die wij niet dan aarzelend betreden;
bier beluistert ge bet getuigenis van een
geloovig kunstenaar, die bij alles heen-
wijst naar den Schepper. Aan Hem brengt
hij den lof, maar hij weet de teerste
en diepste klanken ontoereikend om uit
tei spreken wat zijn ziel beweegt.
Hij weet dat zijn Got. „er is dan
wat ook, in hemel of aarde. Met
fiere zekerheid roept hij u 7ie is als
God? (Mi-cha-eJ: Quis ut Deus! Wie is als
God?) en het oude woord wordt ook zijn
strijdkreet
1 i
„Wie is als Godt" zoo wierd het woord,
in lang verleden tijden,
omtrent den throon van God, geboord
als Michaël ging strijden.
„Wie is als Godl" Hij wondenslag
en satans voilk vernederd lag.
De tusschenzang betuigt telkens geest
driftig:
De van© omhoogel en immer voort,
die weerbaar is, gestreden!
„Wie is als Godl" weergalm® 't woord
des zegepraals, nog bedeel
Den mensch die met tegenspoed kampt,
die ook als hij 's levens bitter
proefde en, den ondergang nabij, redding
noch uitkomst ziet, roept hij toe:
Hierl Een beker! Drinkt en Iaat er
nooit uw gierige lippen van:
Drinkt geloove aan Hem die 't wild©
meer bewandelt en den vloed
temt en. met eenen enkelen wil, de
woeste wateren zwijgen doet;
drinkt en drinkt, bij trage teugen,
hope in Hem die 'thert vervroomt,
als de wereld, valsche leugen,
met heur bittere gunsten koomt;
drinkt die poe te Liefdedranken,
door uw stervend hert behoefd,
en door mij, och armen kranken,
reeds zoo dikwijls voorgeproefd;
drinkt, wat, uit Gods bert gesproten,
bron van edelen Liefdewijn,
ééns gedronken, 'ééns genoten,
naar de Bronne weêr wil zijn.
Ieder, die geen bloemlezing uit Ge-
zehle's gedichten bezit, zij dezen1 bundel
aanbevolen.'
En het is een zeer groot, gansch bi
zonder belang, de stem die hier tot ons
spreekt, met aandacht te beluisteren. Gij
zult de uren, met dezen edelen mensch
doorgebracht, nimmer betreuren. Ja
deze verzen zijn in staat U rijker te
maken dan ge zijt.
A. L. VAN OYEN.
aan wagen", zei Meerendonk.
„Goed gezien, man. Ge zit dan voor de
stroppen en een ander, loffelijke uitzon
deringen daargelaten, lacht in zijn
vuistje."
,,'kEou er mee op," herhaalde Meeren
donk.
Maar hijl zeide niet, dat hij nog voor
velen borg was. En dat verschillenden
nog bij hem in bet krijt stonden, al
was bet dan niet voor groote bedragen.
Maar alles bij elkaar genomen, was bet
een respectabel bedrag.
Opeens viel bet hem in, dat de notaris,
die van heel veel op de hoogte was,
daar bij zelf in veda zaken zat, wel iets
meer zou kunnen weten van het geval-
Zonruiter.
„Weet u ook," vroeg hij; „of het
praatje, dat van Zonruiter gaat, waar is?"
Staat hij er werkelijk slecht voor?"
Kunt ge daar ook een strop aan heb
ben?" was de voorzichtige wedervraag.
„Nu, heetlem'aal zonder kleerscheuren
zou ik' er niet af komen. 'kHoop ten
minste maar, dat het niet waar is."
De notaris werd opeens gereserveerd.
„Och," zei hijl, op lucbtigen toon. „met
praatjes moet men altijd voorzichtig zijn.
Feit is, dat de man eerst royaal leefde, te
royaal. Maar ik geloof, dat hijl dat zelf
wel is gaan inzien. En dan kan het nog
best in het reine komen, op dm duur.
Hoewel het natuurlek altijd goed is, zich
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
Een Hagepreek bij Brigdamme.
LXXXVI.
Een der vriendelijkste buurtschappen
van het eiland Walcheren is Brigdamme,
een buurt in de gemeente St. Laurens,
aan den weg van Middelburg naar Dom
burg. i
Vroeger was Brigdamme van grooter
aanzien dan thans, want in den jare
1196 of 1197 vergunde de Utrechtsche
Bisschop Dirk van Ahr, aan de bewoners
dezer plaats het recht om een nieuwe
kerk te stichten. Deze Kerk werd echter
in den Vrijheidsoorlog tegen de Span
jaarden verwoest.
Ook in den tijd der Reformatie heeft
Brigdamme een naam gekregen, doordat
er een openbare Hagepreek werd gehou
den, die door een bijzonder voorval een
yérstrekkende beteekenis kreeg. Het was
echter niet de eerste op Walcheren.
Nadat zulk een openluchtsamenkomst
in Slokerduin bij Dijkshoek, niet ver van
Koudekerke, was gehouden, die door ruim
300 personen uit Walcheren was bezocht,
staken ook verschillende Middelburgers,
die daar eveneens naar verlangden, de
hoofden big elkaar en besloten, alles in het
werk te stellen om te Brigdamme zulk
een Hagepreek te doen houden.
Als spreker zou dan optreden de be
kende prediker Gelein 'dHoorne uit Vlis-
singen.
Wel liepen er geruchten, dat, indien de
Middelburgsche Magistraat dit te weten
kwam, hij de stadspoorten sluiten zou,
opdat de poorters er niet heen gouden
kunnen gaan, maar ondanks deze ge
ruchten besloot men het er toch maar
op te wagen.
En het lekte uit, dank zijl de spionnen
der stadsregeering, die, hoewel zon
der eenigen bepaalden last, nochtans
hunne oogen goed den kost gaven.
De Raad van Middelburg werd in aller
ijl bij elkaar geroepen, teneinde te beraad
slagen, om de Hagepreek te beletten. Im
mers Middelburg was goed Roomsch en
moest dit ook blijven.
Was er niet pas een nieuw Bisdom
opgericht, met de hoofdstad als zetel en
Nicolaas de Castro als Bisstóhop?
Merkwaardig was het zeker, dat dit Mid
delburgs eerste, maar tevens ook' laatste
Bisschop was, die in de Abdij zijin intrede
deed. En dan kan tevens gemeld, dat het
een streng heerschap was, want nauwe
lijks had hij den Bisschopszetel beklom
men of hijl trad streng qp tegen hei),
die een anderen godsdienst beleden.
De strenge plakkaten gaven hem hiertoe
ruimschoots gelegenheid. Hij verkreeg den
naam van „hatelijk schrikdier", en in
deze zaak werd hijl trouw terzijde ge
staan door den Baljuw Martin de Yosa.
Ook in de Middelburgsche Abdij bleef
de aangekondigde Hagepreek niet onbe
kend. Er gingen brieven van de Abdij
naar het stadhuis en omgekeerd, maar
de Raad besloot eindelijk het advies van
den Bisschop; om gewapender hand de
preek bij Brigdamme te beletten, niet
op te volgen.
"tWas derhalve op; den 2en Juli 1566
een drukte van belang. Lang voor bet
bepaalde uur was de vlakte met eenige
honderden preefcgangers gevuld.
Zes kloeke Middelburgsche jongeman
nen waren naar Vlissingen gegaan, om
den piediker af te halen. Op een afge
sproken plaats stonden er nog 10 te
wachten, teneinde voor een veilig geleide
te zorgen, aangezien men het gerucht ver
nomen had, dat een aanslag op den pre
diker zou plaats hebben.
In goeden welstand arriveerde 'dHoor
ne te Brigdamme. Het was een zeer schil
derachtig gezicht. Rondom de vrij hooge
spreekstellage waren in bijna evenwijdige
cirkels de hoorders geschikt.
De buitenste kring bestond schier uit
een keten van wagens en voertuigen van
allerlei vorm. Men schatte het aantal
bezoekers op duizend menschen.
tengevolge van de zomerwarmte, overwint
men spoedig door het gebruik van een paar
Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
op alle mogelijke gebeurlijkheden voor te
bereiden. ,Dat behoef ik trouwens niet
te zeggen. Het spreekt wel vanzelf."
Meer liet notaris Struman niet uit, hoe
wel hij vrij zeker wist, dat het geval-
Zonruiter hopeloos was.
Maar Meerendonk ha'd er toch wat moed
door gekregen. Misschien kwam het nog
wel in orde. Dan had hij toch gelukkig
die kleine twee duizend gulden niet te
verliezen.
Het oordeel van den notaris over den
stand van zaken in het algemeen bleek
juist te zijn: Meerendonks debiteuren
kwamen al heel slecht over de brug; het
nieuwe jaar was reeds eenigen tijd inge
zet, maar van het betalen der rekeningen
waarvan vele tot een boog bedrag, kwam
bitter weinig terecht.
En zijn geld zat er allemaal in. Want
zijn crediteuren had hij betaald, daar deze
niet zoo lang crediet gaven, hoogstens
drie maanden.
Zoo geviel het, dat in Maart Meeren
donk voor het eerst in zijn leven een
van zijn grootste leveranciers verzoeken
moest, om uitstel van betaling, daar hem
zelf zoo slecht werd betaald.
Het uitstel werd verleend. Maar Meeren
donk was ©r niet blij om. Hij had het
land, dat hij het had moeten vragen.
Uit reactie begon hij' zijn klanten te
manen. Het resultaat was, dat er wat
geld in het laadje kwam. Maar ook, dat
Wat deze week te Amsterdam gebeur
de, is van genoegzaam belang om ei
even bij stil te staan.
Daar kwam in den Gemeenteraad aan
de orde de benoeming vajx twee gemeen
telijke inspecteurs bij bet lager onder
wijs.
Onder de sollicitanten bevond zich ook
Dr J. C. v. d. Does, een man van het
Christelijk onderwijs, die als no. 2 op
de voordracht geplaatst was. Dat hij daar
op niet als no. vjorkwam, was naar
de wethouder openlijk verklaarde, niet
omdat hij de noohge bekwaamheid mis^
maar omdat hij voorstander is van bij
zonder onderwijs. Of eigenlijk, omdat Lij
voorstander is ran Christelijk on
derwijs. Want op no. 1 was geplaatst
de heer Vrijburg, werkzaam bjj bet neu
traal bijzonder onderwijs.
Er is over deze kwestie heel wat ge-
praat in den Amsterdamschen Raad.
Maar de weihouder bleef bij zijn stand
punt, dat de man van 'het Christelijk
onderwijs moest worden uitgesloten. Dat
is dus nog precies hetzelfde oud-liberale
uitsluitingssysteem, da.t vroeger op elk
gebied werd toegepast!
En merkwaardig heel de linkerzijde
schaarde zich om den onverdraagzainen
wethouder. Heel de linkerzijde trok één
hjn. Alle andere verschillen vielen plot
seling weg. Men stond daar als een dicht
aaneengesloten blok.
Toch wel leerzaam zoo'n geschiedenis.
Een bewijs 'hoe er toch eigenlijk van
pacificatie nog heelemaal geen sprake is.
OPMERKER.
De prediker 'd Hoorne, bezield door
zulk een groote schare, sprak naar aan
leiding van de Bergrede: „Saligh zijn die
treuren". De ademlooz© stilte, die er
heerschte, getuigde ervan, met welk een
aandacht en onverdeeld genot men den
eenvoudigen Vlissinger volgde. Men hing
als 'tware aan zijin lippen.
Maar er waren niet alleen luisteraars,
maar ooi tei van nieuwsgierigen opgeko
men, die zich in de achterste rijen bevon
den. Men kon het aan hun wrevelig gelaat
zien, dat zijl er niet bij' hoorden; ook
gaven zij luide blijk van hun gevoelens.
Toen een. der Hagepreekbezoekers, die
er hinder van. had, een dezer spotters ver
maande stil te zijn, daar hij anders door
de beschermende gewapende macht van
het terrein zou worden gezet, werd de
aangesprokene zoo woedend, dat hijl zijn
vuurroer greep; en brutaal een schot loste,
dat gelukkig niemand trof.
Die geweerknal veroorzaakte groote be
weging en ontroering en scheen een
groote verwarring ten gevolge te zullen
hebben.
De prediker bleef echter zeer kalm; en
verzocht een Psalmlied te zingen, waar
door de rust weerkeerde.
Toen het lied geëindigd was, deed niets
meer aan de verwarring, die 't schot ver
oorzaakt had, denken en genoot men
weer van de verklaring der Bergrede.
Onder het zingen van Psalm 133:1 ver
liet men de Bxigdamsche wedde, allen
hopende weer spoedig zulk een bijeen
komst te mogen bijlwonen.
Intusschen had 't gebeurde ook te Mid
delburg de aandacht getrokken. De geeste-
lij'kheid was woedend, maar de Magistraat
weigerde in te grijlpen.
De Hervormden begonnen een macht uit
te maken, waarmede niet meer te spotten
viel, en wenschten recht van bestaan. Vast
waren zij besloten rp het punt van het ter
preeke gaan niet toe te geven.
Het geweerschot te Brigdamme, deed
het smeulend vuur in laaie vlammen uit
barsten. Dat schot deed velen de oogen
opengaan. Waarom moest men in de
open lucht, aan zulk .een voorval bloot
staan? Hadden zij ook niet het recht
om God .in een fcerkgehouw te dienen?
En de historic, leert, dat Middelburg,
na zwaren strijd, ook eenmaal vrij kon sa
menkomen om God te verheerlijken.
De strenge Bisschop Nicolaas de CaStro
had juist door zijn streng optreden de
Reformatie aangemoedigd. De Hagepreek
bij Brigdamme zal steeds in de historie
voort blijven leven, omdat het geweer
schot het sein tot doortasten was.
brieven kwamen, met vriendelijk verzoek,
om wat ifitstel.
Hij kon het moeilijk weigeren, om geen
klanten te verliezen. Zijn aanmaning had
trouwens reeds het gevolg gehad, dat een
paar goede hl anten hem verlieten, om,
naar hij1 zeker wist, te gaan betrekken
van Klaverman, in Middelburg, zijin groot-
sten corcurrent.
Het was een cirkelgang: hij' kon niet
betalen, omdat hij zelf niet betaald werd
en men kon hem niet betalen, omdat zij'n
klanten niet betaald werden.
Hij zag geen uitweg uit dien kringloop.
Voor het eerst na ruim twintig jaren
zat hij in moeilijkheden, die hem gewel
dig neerdrukten, ook al, omdat zij opeens
zich zoo opstapelden, aanstormden, als
was het alleen om hem te doen.
Zijn humeur leed er onder.
Mevrouw Meerendonk vroeg zich vaak
beangst af, ,wat haar man toch scheelde,
dat hiji zoo somber en zoo ongestadig was.
En Trude cn Wies begrepen soms vader
niet, als hij aanmerkingen maakte, die
niet gemotiveerd waren, hijl, die op den
gang van het huishoudelijk: leven nooit
een aanmerking had gemaakt.
Blijkbaar leden Trade's brieven aan
Henk er onder. Want hijl vroeg haar, wat
Ier toch was, dat zij zoo somher schreef.
i i I
(Wordt vervolgd.)