id Haar |uws. Voor huis en hof. Het Vrouwenhoekje. Dammen. Voor de Jeugd. afschrijvin- ïeer pleizier fen, wanneer ils olie bij- Dmpen met racht iing is altijd van- jke kwaliteit :ens het ééne |et andere te Motor Oil is 2nd en overal LP.C. Motor \Gravenhage 33XX:U«1 |ikentjes die aan- Jeze richten zich |>gen een 'beetje, gaan dan weer den buitenkant achten naar hin de andere kui- Itdurend heen en naar binnen en liddelste kuikens (rust; de eenige zijln. zij! die een de dunner be- cirkel. lender de kunst- 1 de heele massa daalt de tem- |e naar binnen, as een voortdu- onder de kui- |.cht verder ver- aans door asch- Jrdt, en de bui lde heele schare ier het scherm |mte warmer is, kuikens buiten bkfcen zich dan liet onder het en daar buiten elkaar warm at wordt en He Itrekt dit troepje pet scherm, als die 's winters qu binnenko- kachel kruipt en door te buikentjes na |rgewarmd zijn, HENNEPE. ^treffende, kun- ingezonden. boor antwoord lallen en. wordt lj des morgens' p:l in de hoofd- Itevig door de leen schutters- |het noenmaal ames ziek ge- Iverschijnselen. let karweizaad lotel was toe- llekten scheer- selnemers zijn keert zelfs in jmiotorboot. (tstond op een aor anker lag, Vani het büvul- Iman bestaande |nd, terwijl de vonden werden De vijanden van den bmentuin en hun bestrijding. Het frambozenkevertje. Als over eenigen tijd de frambozenoogst voor de deur staat, dan worden de hoog gespannen ver wachtingen soms danig teleurgesteld, omdat zoowel de kwaliteit als de kwantiteit heel wat te wenschen overlaten. Een groot gedeelte der vruchten blijkt dermate door frambozenworm pjes aangetast, dat ze hoogstens nog eenige waarde hebben voor de jamfabrieken. Lekker, hoor ik al zeggen. Werkelijk eerste klas fram bozen worden sporadisch aangetroffen en als we in den pluktijd in verschillende tuinen eens rondneuzen en zien, hoe de frambozen het wel gemaakt hebben, dan zijn de resultaten maar al te bedroevend en blijken soms 80 pet ongenietbaar. De schuldige, die dit op zijn geweten heeft is het frambozenkevertje. dat een groot deel der bloemen grondig vernielt, dat zich de weelde van een overtalrijk na kroost veroorlooft en waarvan wif bff het oogsten de vieze wormpjes vinden. Met -een gelatenheid, een betere zaak waar dig, wordt dit telken jare met ergernis gecon stateerd, soms zelfs zonder zich af te vragen of hiertegen nu niets is te doen. Een afdoend bestrijdingsmiddel ontbreekt tot heden, doch met eenige moeite en volharding kunnen we dit -euvel tot een minimum beperken. Gewapend met een oude, omgekeerde parapluie inspec- teeren we in de morgenuren, als de rakkers nog wat traag in hun bewegingen zijn, de struiken en door afkloppen hiervan, vangen we heel wat van de plaaggeesten weg. Die geen oude parapluie heeft, kan dit ook doen door gebruik te maken van een plank, bestreken met teer of lijnolie. Zelfs oude beddelakens worden er wel voor gebruikt en onder de struiken uitgespreid. Aangetaste vruchten moe ten eveneens verwijderd worden en verbrand. Deze jacht moet geregeld worden herhaald en is oogenschijnlü'k -een heele karwei, doch in werkelijkheid valt dit heel wat mee. In een kwartiertje worden heel wat struiken nagezien en gezuiverd. Proefondervindelijk is bewezen, dat het de moeite loont. De bessenbladwesp. Een eveneens zeer schadelijke rakker in den bessentuin is de bessenbladwesp. Dit schadelijke insect komt in ons geheele land voor, overwintert in den grond en verschijnt ongeveer eind April. Het diertje lijkt wel wat op een gele vlieg, heeft evenwel vier vleugels en is dus hieraan al ts onderkennen. De lengte is ongeveer 7 4 8 m>.M., de vleugelspanningbedraagt 15 m.M. Het wijfje is overwegend geel, „terwijl het mannetje meer naar oranje zweemt. Bij' het mannetje is d« rugzijde van het achterlijf zwart, terwijl ook het borststuk nagenoeg dezelfde kleur heeft. Kop en sprieten zijn zwart en het borststuk heeft op de rugzijde drie zwarte vlekjes. Na het verschijnen in het laatst van April, leggen de wijfjes al spoedig de langwerpig© eieren in rijen langs de hoefdnerven aan de onderzijde der bessenbladeren, vooral kruisbessen. Binnen een week, bij ongunstig weer 10 12 dagen, verschijnen hieruit de jonge bas taardrupsen, met bolronden kop en 11 paar pooten, in het begin groenachtig van kleur, later vaalgroen en m-et een gelen ring achter den glimmend zwarten kop. Deze kleine veel vraten beginnen direct met hun vernielend werk en vreten kleine gaatjes in de bladeren, waarop de eieren gelegd zijh. In den regej worden eerst de onderste bladeren of de onderste takken aangetast, doch daarna ver. spreiden ze zich over de struik en vreten, beginnende met de randen der bladeren, de heele struik finaal kaal. Alleen de nerven blijven over en daarna worden ook de vruoh- ten min of meer aangetast. Na ongeveer vier weken ziin de rupsen volwassen en poppen zich in in den grond of onder een op den grond liggend blad of takje in een perkament achtig cocon en na veertien dagen verschijnt de tweede generatie, gereed om hetzelfde spelletje opnieuw te beginnen. Onder gunstige omstandigheden ontwikkelt zich nog een der- de generatie, welke tegen den herfst in den grond ©en veilige overwintering zoekt, in een cocon beschermd tegen vocht en koud©. Be> halve kruisbessen worden ook roode en witte aalbessen aangetast en een enkele maal ook de zwarte. Die groei dier struiken wordt er in ernstige mate door belemmerd en ook de schade aan de vruchtm is werkelijk niet gering. Bespuiten met een oplossing Phyto- phyline of insectenpoeder en meerdere in den handel zijnd© preparaten geeft uitstekende resultaten. Om de overwinterende exemplaren te bestrijden, wordt tegen den winter de grond omgespit en gelijktijdig wat kalk er door heen gemengd. De wereld op haar kop. Mevr. YVesterbrink-YVirtz schrijft in het Schouwvenster: Boven een artikel, dat Truus Eygen- huyzen schreef, staat met groote listter® deze stelling: „de moeder, die goed; be taald werk kan krijgen, mag ter wille van haar huishouden dit niet afslaan." Als men deze regels leest, vraagt men zich onwillekeurig af, of de wereld nu geheel op haar kop staat. Hoe hebben we niet, het lot betreurd van vrouwen uit den werkenden stand, die het huis uitgedreven werden, omdat de man al leen niet genoeg verdiende. En nu gelukkig de arbeidsvoorwaarden voor Velen wat verbeterd zijln, nu -pro clameert men voor de vrouw uit aen middenstand (want over haar gaat het voornamelijk) den plicht, om buitenshuis werk te zoeken I Niet, wijl' er anders in haar huis gebrek geleden wordt, maar opdat, door haar arbeid buitenshuis, door hetgeen zij op deze manier verdient, haar aandeel in het onderhoud van het gezin even groot zal zijn, als het aandeel van den man. Met andere woorden: wanneer de man drie-duizend gulden verdient, moet de vrouw door haar wérk eyenveel inbren gen, anders verstaat ze haar plicht niet. Het is duidelijk, dat bij een 'dergelijke redeneering in 't geheel niet wordt ge rekend met de zeer verschillende taak van man en vrouw. Men vraagt alleen naar wat beiden inbrengen. Als een man op die manier redeneer de, zou de geheele vrouwenwereld hem te lijf gaan. „Ons werk in huis dan, beteekent dat niets? Zou je anders daarvoor geen be taalde hulp moeten nemen? En denk je, dat zoo iemand er zin in zou hebben, al tijd maar te rekenen en te passen en te meten om te maken, dat de einden me kaar ontmoeten? Om, als het kan, een beetje over te sparen voor later, voor moeilijke tijden, voor de studie der kin deren? Omdat het je eigen gezin geldt, doe je dat met pleizier, maar als het voor vreemden is, pas je er natuurlijk voor!" Met deze en dergelijke argumenten zou rtien zijn meening, dat een vrouw, die haar huishouden goed beheert* toch altijd blyift staan beneden het peil van den man, die het geld verdient, bestrijden. En terecht. Maar er is nog een andere kant aan deze kwestie. Een maatschappelijke. Ik voor mij acht het al moeilijk ge noeg, dat zooveel jonge mannen geen betreikking kunnen krijlgen, wijl de plaats, die ziji zouden kunnen innemen, door jonge, ongetrouwde vrouwen wordt be zet. V 1 f" I j En laat men toch althans niet beginnen, de maatschappelijke moeilijkheden nog te vergroeien, door voor de gehuwde vróuw in het algemeen den plicht tot maat- schappelijken arbeid te proclameeren. Voor haar is er ander, even gewichtig werk. Enkele recepten. Huzarensla. 3 ons Koud vleesch, 2 ons gekookte aardappelen; 1 kleine ge kookte biet; augurken; uitjes in 'tzuur; 1 bosje peterselie; 2 hardgekookte eieren; mayonnaise-sauis of: azijn, olie, peper, zout en mosterd. Het vleesch wordt fijn gehakt, evenals de uitjes en de augurken, een gedeelte van de peterselie en het laatste de biet, omdat deze andera alles rood zou kleu ren. De aardappelen worden met een vork fijngewreven en ook van het een© hard gekookte ei wordt wit en geel afzonderlijk met een vork fijin gemaakt. Daarna schikken we het vleesch, de aardappelen, de uitjes, de augurken, de biet en het hard gekookte ei in verschil lende vakjes op een soort schotel. Zooveel mogelijk afstekende kleuren naast elkaar plaatsen en de verschillende vakjes afma ken met een rand peterselie. We moeten den schotel zoo opmaken, dat er in de rondte plaats overblijft voor de mayonnaise-saus. Het geheel kan daarna nog versierd worden met eenige mooie takjes peterselie en een in de lengte in reepjes gesneden hard gekookt ei. We kunnen de huzarensla ook veel eenvoudiger klaarmaken, n.l. door alle fijngehakte ingrediënten door elkaar te roeren, met olie, azijln, zoiut, peper e<n mosterd in de verhouding van 2 lepels olie tegen 1 lepel azijn. Dit alles wordt stevig in een met water omgespoelden puddingvorm) gedrukt en daarna op een schotel gestort. Op deze manier is het echter niet aan te raden de biet er door te doen, omdat alles daardoor een roode kleur krijgt. (Rott.) Rijstkoekjes. 4 ons' gaargekookte rijst, d.i. ongeveer li/* ons rauwe rij'st, die gekookt moet worden met 4 d.L. (bijna 72 L.) water; 2 eieren, 70 gram suiker, 70 gram bloem, de geraspte schil van een halve citroen of een theelepeltje fijne kaneel; 60 gram boter; iets zout. Bereiding: Scheid de eieren in wit en geel. Roer de dooier met de suiker en het smaakje zoolang, tot het geheel wat vloeibaar is. Voeg iets zout toe. Voeg de bloem langzamerhand, vooral bijl kleine hoeveelheden toe en werk haar door de eiermassa. Werk er ook de gare rijst door, zonder de korrels fijn te roeren. Klop het eiwit zeer stijf. Leg dit op de rjjstmassa en werk dit al scheppende door de rijstmassa, zóó dat alles goed en luchtig vermengd is. Zorg vooral, dat er geen kluitjes rijst tusschen zijn. Smelt wat boter in de koekepan. Leg wat van de rijstmassa er in, en vorm er met een vet gemaakt pannekoeksmes mooie, nette, ronde koekjes van. Bak ze langzaam (anders wordt het meel niet gaar) aan weerskanten mooi goudbruin van Meur en gaar. Beschuit met bessensap Van 1/4 L. bessensap, xk L. water, 80 gram suiker, 15 gram sago, een stukje pijp kaneel of citroenschil maakt men een bessensapsaus. In die saus weekt men een twaalftal groote beschuiten stuk voor stuk. Daarna legt men ze in een vlar schotel en overgiet ze met de overgeble ven saus. Eetnige wenken. Het is goed. om een traplooper altijd een el langer te nemen dan noodig is om de trap geheel te beleggen. Daardoor kunnen we den looper van tijd tot tijd opschuiven (naar onder of naar boven) zoodat er telkens een ander stuk beloop en wordt. Door dus die eene el meer te ne men, doet u twee keer zoo lang met den heelen looper. U zult minder last hebben, dat de melk zuur wordt op warme dagen, wan neer u, zoodra u ze in huis heeft, er een snuifje soda doorroert. Glimmende jaskragen kunt ge schoon maken met wat azijln of aimmonia op een doekje en dan flink wrijVen. Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseren aan P. Mons, Westerstraat 221, Amsterdam. Probleem No. 98. Auteur: „Dammer", Amsterdam. 1 2 8 4 5 Zwart: 13 sch. op 4, 7, 8, 9, 12, 16, 20, 24, 25, 26, 30, 35, 36 en dam op 13. Wit: 14 sch. op 15, 22, 27, 28, 29, 32, 33, 34, 37, 38, 39, 42, 47, 49 en dam op 6. Wit speelt en wint. 'Oplossingen binnen 8 dagen na laatste plaatsing in elke maand. Om het kampioenschap van Nederland. De volgende partij werd gespeeld tus schen G. W. Spittuler met wit en A. K. W. Damme met zwart. 1. 3-te-29 2. 40-34a) 3. 45—40 4. 50—45 5. 31-26tb) 6. 29X20 7. 37—31 8. 35—30 9. 40—35 10. 44—40 11. 41—37 12. 49—44 13. 31—27 14. 37—31 15. 26X17 16. 27-22f) 17. 31X22 18. 33—29 19—23 14—19 20—25 15—20 20—24 25X14 14—20 20-25c) 10—14 1420 5—10 20-24d) 10—14 17-21e) 12X21 18X27 410 24X33 19. 33X18 20. 30X19 21. 42—38 22. 32—27 23. 22X11 24. 46—41 25. 4842 26. 38X27 27. 41—37 28. 39—33 29. 44-39j) 30. 43—38 31. 37—32 32. 42—37 33. 47—42 34. 35-30m) 35. 36X27 36. 33—28 19—24 14X12 21-26g) 11-17ih) 6X17 17-21D 21X32 12—17 7—12 1— 7 12—18 7-12k) 17-2H) 12—17 17—22 22X31 8-12n) 2—8o) Wit geeft op. Stand na den 36sten zet van zwart: a) Beter dan 3228, waarop zwart naar 32 slaat, wit 37X28, zwart 1419. 3832 of 4237 gaat nu tegen het plan in, dat wit met deze opening heeft. b) Wit wil het spel onregelmatig maken. De beste zet is 3328. c) Toch is het niet zoo eenvoudig voor zwart. Deze kan niet rechts spelen, want op 1722 raakt wit met 3127 de rand- schijf kwijt. d) Wel kan wit nu de opsluiting met 34—29 verbreken, doch dan krijgt zwart ook vrij spel om tegenover schijf 26 een gunstige positie in te nemen, b.v. 34—29 40X20 23X34 25X14 18—23 12—18 enz. e) Beter dan 2429 waarop wit de randschijf 'kwijt raakt en de keuze heeft van 3329 of 28 b.v. 33X24 32X23 27—22 26—21 31X33 24—29 23—28 18X20 17X 28 16X 27 f) Het blijkt dat deze zet fout is, doch zwart heeft bij den 21sten zet bijna het uur verbruikt en laat zich in tijd nood een eenvoudige schijfwinst ontgaan. g) Eenvoudig 12—17 (3228) en 712 enz. doet een stuk winnen. h) Op 12—18 wit 36—31 en 27—21. Op 2631 wit 2218, steeds met goed resultaat. Nu zwart het voordeel heeft laten glip pen moet het opnieuw verkregen worden. j) Op 43—38 zwart 2631, 1721 en 12 X 43. k) Toch heeft wit bij de verdediging van schijf 27 eenig nadeel behouden. Een mooie combinatie gaat nu de partij beslissen 1) Dreigt 2631. Speelt wit 3328 dan zwart 1217, dreigt zoowel 26—31 als 18—22. m) De eenige. Op 3631 zwart 2228. Op 3429 speelt zwart 1823 na. n) Dwingt tot 3328, daar anders 1217 weer volgt. o) Wit geeft op, want zoowel 1823, 13X33 als 18—22, 8—12 en 13X24 dreigt. Er zou dus 2822 moeten vol gen, waarop zwart 1823 speelt. Nu dreigt 23—29, 25X43 en 12—18. Op 2217 zwart 2328. Wit moet dus 3024 spelen, zwart 1218 en nu dreigt 2329 of 23—28. Wit offert het beste met 2419 zwart 23x14 en wit behoudt met een schijf minder een slechten stand. Beste jongens en meisjes, Als ik eens ging vragen, wat wel de meest belangrijke gebeurtenis was in de afgeloopen week, dan denk ik, dat de meesten zouden antwoorden: de land bouwtentoonstelling te Goes. Ik zag tenminste belangstellenden uit alle deelen van Zeeland. Een echt mooi gezicht vond ik het, vooral ook door dat het geheel door het schitterend zon licht beschenen werd. Wat een rijkdom van kleuren en wat een gezellige drukte. Naar ik van de re dactie hoorde zullen nog verschillende kiekjes van de landbouwdagen in „,De Zeeuw" worden opgenomen. Wie weet, misschien staan er ook nog wel enkele neefjes of nichtjes op en anders mis schien wel familieleden. Schrjjf het me maar eens als dat het geval is, dan zal ik ze eens extra goed bekijken. En hebben jullie ook nog familie of ken nissen hij de prijswinnaars b.v. van het ringrijden? 'De winnaars van den eersten prijs zullen wel in. hun nopjes zijn dunkt me. 'i Is ook maar 'geen kleinigheid, zoo'n beker, door de Koningin beschikbaar ge steld. Maar ik mag niet langer praten, want dan neem ik teveel ruimte in beslag. En dus zet ik fa'ier maar haastig een punt. Hier volgen weer nieuwe raadsels: Hier volgen de prijsraadsel. I. Voor de grooteren: Mijn geheel bestaat uit 44 letters. Een 39. 40. 22. 24. 23. 4. is voor kinderen Tèen bekend gebouw. 31. 3. 6. 4. 34. 43. is zomersport. Naar de 27. 13. 40. 19. 14. 8. 2. 16. wordt al weer verlangd. 27. 10. 5. 40. 41. 26. 37. 20. zijn er zomers overvloedig. 18. 9. 35. 33. 2. 36. is niet veel. I. 32. 17. perst men van druiven. Een 30. 23. 31. 28. 30. is een vreemde soldaat. Een 25. 29. 12. 15. 7. 9. 4. is soms moeilijk te raden. Een 8. 42. 38. 11. is ih den mond. 21. 44. zijn medeklinkers. II. Voor de kleineren. Mijn geheel bestaat uit 30 letters. Vlijtig is niet 21. 14. 8. Het tegenovergestelde van alles is 15. 11. 2. 26. 25. Het tegenovergestelde van oost is J. 1. 18. 26. Het tegenovergestelde van wijd Is 4. 9. 30. Het tegenovergestelde van heerschen is 28. 16. 20. 3. 27. 5. Een ander woord voor yrees is 29. 23. 12. 18. 6. 17. 19. 22. is een meisjesnaam. 13. is een medeklinker. 24. 2. 16. 10. is een dier. DE BOEREN VAN L0BITH. XII. „Het zou belachelijk zijn, als het niet ergerlijk ware. De heeren hebben van legerzaken niet het minste verstand. En zonder hen mag ik niets doen. Is het al niet erg genoeg, dat ik, ook nog tegen den wil van mijnheer De Witt en zoovele anderen, slechts voor één veldtocht tot kapitein-generaal ben benoemd? Moet ik door die Gedeputeerden ook nog belem merd worden in mijn vrijheid van be weging? Maar ik beloof ze, als het er op aankomt, doe ik mijn eigen zin", besloot hij met een keiharde stem, om dan, zach ter, nog op te merken, met een voor een jongeling zeldzame menschenkennis„Per saldo komt het er toch niet op aan. A'is de zaken misloopen, krijg ik de schuld. En als het goed gaat, trekken de heeren de eer aan zich". Er heerschte in de torenkamer even een pijnlijke stilte. Fagel begreep maar al te wel, welke gevoelens het gemoed van den Prins bestormden. Twee en twintig jaar lang had men hem de waar digheid van zijn geslacht onthouden. En nu de nood aan den man kwam en het volk roepen ging om Oranje, nu besloot men, toegevend aan den aandrang, hem den onervarene, te belasten met het op perbevelhebberschap der landmacht, met een hem nog zooveel mogelijk knottend. Er werd bescheiden op de deur ge tikt. Willem Bentinck, de boezemvriend van den Prins, die in zijn dienst was, trad binnen, maar wilde zich verwijde ren, toen hij' den bezoeker bespeurde. „Treed nader, Willem", zeide Oranje op vriendelijken toon. „Mijnheer Fagel en ik bespreken geen geheimen. Ik heb", dit meer tot Fagel dan tot Bentink, die boog voor den griffier en plaats nam aan de tafel, „ik heb, wat ik nu zeg, gister middag ook mijnheer De Wittgezegd." „Ilij was zeer verstoord, Hoogheid?" „Mijnheer De Witt en ik hebben elkaar nooit verstaan. Maar in dezen tijd In het geheel niet. H ij is het voornamelijk, die mij tegenwerkt. Hij bezorgde mij ook de Gedeputeerden te velde en stelde vast, wie mijn onderbevelhebbers zullen zijn. Ik mag die niet eens kiezen en moest mijnheer De Witt onderdanig vragen, er twee van de lijst te schrappen. Wat piet eens werd toegestaan." Bitter als gal waren deze woorden. De Prins wond zich op, als hij, souverein vorst van Oranje-Nassau, dacht aan de ondervonden vernedering. Een hevige hoestbui overviel hem. Willem Bentinck was daaraan gewoon, maar Fagel schrok er hevig van en vroeg zich ai met angst in het hart, of deze aamborstige jonge man bestand zou zijn tegen de vermoeid heden van een veldtocht en dan nog wel een veldtocht onder deze benarde om standigheden. „Is Uw Hoogheid dan niet tevreden met zijn generaals?" vroeg de griffier, toen de hoestbui bedaard was. „Ik heb niets tegen de generaal-ma- joors Prins Maurits van Nassau en Wirtz; ook niets tegen Frederik van Nassau, graaf Stirum, Rijngraai Magnus en zoo-' vele anderen. 'kHeb alleen bezwaar te gen Markies De Montbas en kolonel Bumpfield." Caspar Fagel had deze twee namen verwacht. Beide waren geen vrienden van den Prins. De griffier kon dat inzicht evenwel niet deelen en meende, dat hier alleen sprake was van een vooroordeel. Toch sprak hjj, voorzichtig diplomaat, als hjj was, zjjn oordeel niet uit, ook al niet, omdat hij Oranje niet ontstemmen wilde. „Ik vertrouw geen van beiden", ver volgde de Prins met schorre stom. De Montbas, al iB hij Protestant, blijft toch een onderdaan van Lodewijk, en Bump field is een Zweed. Ik moét eerlijk zeggen, dat ik mijnheer De Witt niet begrijp. En De Montbas krijgt dan nog wel het bevel over de Betuwe, één der meest bedreigde puntenI Het is God geklaagdI" „Ik hoop toch, dat Uwe Hoogheid bei den door een te donkeren bril bekijkt", waagde Fagel op te merken. „Ik laat u die illusie, mijnheer Fagel. De tijd zal het wel leeren. Maar de volle verantwoordelijkheid komt voor mijnheer De Witt en de zijnen. Ik heb mjjn be zwaren kenbaar gemaakt". Dan wendde hij zich tot Bentinck, die zwijgend toehoorder was. „Hebt ge het nieuws al gehoord, Wil lem?" „Bedoelt Uwe Hoogheid het gerucht, dat de Franschen in het Kleefsche zitten en Maastricht links laten liggen?" „Het is geen gerucht meer, Willem. Het is feit. Wij vertrekken morgenochtend zoo vroeg mogelijk naar Dieren." „De Kleefsche barrièresteden houden het niet," meende Bentinck botweg. „Ik ben van hetzelfde gevoelen,, mijn vriend. Maar wat zegt dat?" „Dat het land ten onder gaat,, Hoog heid." Verschrikt zag Fagel eerst den spreker, daarna den Prins aan. Hij zou het zóó niet hebben durven zeggen. Maar Willem van Oranje glimlachte. „Ge zijlt wol somber gestemd, Bentinck. Gaat ge morgenochtend zóó mee?" „Uwe Hoogheid weet, dat ik Haar zeer genegen ben. Deze onzalige krijg met een verwaarloosd leger beteekent Haar dood. Ik smeek Uwe Hoogheid, te den ken aan Haar zwakken gezondheidstoe stand. Het is onbegonnen werk, op te trékken tegen Lodewijk." „Het is maar gelukkig, Fagel, dat deze jonge man niet benoemd is tot kapitein- generaal", merkte de Prins op drogen toon op. „Hij zou den moedigsten ont moedigen."

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 7