id Haar
|uws.
Voor huis en hof.
Het Vrouwenhoekje.
Dammen.
Voor de Jeugd.
afschrijvin-
ïeer pleizier
fen, wanneer
ils olie bij-
Dmpen met
racht
iing
is altijd van-
jke kwaliteit
:ens het ééne
|et andere te
Motor Oil is
2nd en overal
LP.C. Motor
\Gravenhage
33XX:U«1
|ikentjes die aan-
Jeze richten zich
|>gen een 'beetje,
gaan dan weer
den buitenkant
achten naar hin
de andere kui-
Itdurend heen en
naar binnen en
liddelste kuikens
(rust; de eenige
zijln. zij! die een
de dunner be-
cirkel.
lender de kunst-
1 de heele massa
daalt de tem-
|e naar binnen,
as een voortdu-
onder de kui-
|.cht verder ver-
aans door asch-
Jrdt, en de bui
lde heele schare
ier het scherm
|mte warmer is,
kuikens buiten
bkfcen zich dan
liet onder het
en daar buiten
elkaar warm
at wordt en He
Itrekt dit troepje
pet scherm, als
die 's winters
qu binnenko-
kachel kruipt
en door te
buikentjes na
|rgewarmd zijn,
HENNEPE.
^treffende, kun-
ingezonden.
boor antwoord
lallen en. wordt
lj des morgens'
p:l in de hoofd-
Itevig door de
leen schutters-
|het noenmaal
ames ziek ge-
Iverschijnselen.
let karweizaad
lotel was toe-
llekten scheer-
selnemers zijn
keert zelfs in
jmiotorboot.
(tstond op een
aor anker lag,
Vani het büvul-
Iman bestaande
|nd, terwijl de
vonden werden
De vijanden van den bmentuin en hun
bestrijding.
Het frambozenkevertje. Als over
eenigen tijd de frambozenoogst voor de deur
staat, dan worden de hoog gespannen ver
wachtingen soms danig teleurgesteld, omdat
zoowel de kwaliteit als de kwantiteit heel wat
te wenschen overlaten. Een groot gedeelte der
vruchten blijkt dermate door frambozenworm
pjes aangetast, dat ze hoogstens nog eenige
waarde hebben voor de jamfabrieken. Lekker,
hoor ik al zeggen. Werkelijk eerste klas fram
bozen worden sporadisch aangetroffen en als
we in den pluktijd in verschillende tuinen eens
rondneuzen en zien, hoe de frambozen het
wel gemaakt hebben, dan zijn de resultaten
maar al te bedroevend en blijken soms 80 pet
ongenietbaar. De schuldige, die dit op zijn
geweten heeft is het frambozenkevertje. dat
een groot deel der bloemen grondig vernielt,
dat zich de weelde van een overtalrijk na
kroost veroorlooft en waarvan wif bff het
oogsten de vieze wormpjes vinden.
Met -een gelatenheid, een betere zaak waar
dig, wordt dit telken jare met ergernis gecon
stateerd, soms zelfs zonder zich af te vragen
of hiertegen nu niets is te doen. Een afdoend
bestrijdingsmiddel ontbreekt tot heden, doch
met eenige moeite en volharding kunnen we
dit -euvel tot een minimum beperken. Gewapend
met een oude, omgekeerde parapluie inspec-
teeren we in de morgenuren, als de rakkers
nog wat traag in hun bewegingen zijn, de
struiken en door afkloppen hiervan, vangen we
heel wat van de plaaggeesten weg. Die geen
oude parapluie heeft, kan dit ook doen door
gebruik te maken van een plank, bestreken
met teer of lijnolie. Zelfs oude beddelakens
worden er wel voor gebruikt en onder de
struiken uitgespreid. Aangetaste vruchten moe
ten eveneens verwijderd worden en verbrand.
Deze jacht moet geregeld worden herhaald en
is oogenschijnlü'k -een heele karwei, doch in
werkelijkheid valt dit heel wat mee. In een
kwartiertje worden heel wat struiken nagezien
en gezuiverd. Proefondervindelijk is bewezen,
dat het de moeite loont.
De bessenbladwesp. Een eveneens
zeer schadelijke rakker in den bessentuin is
de bessenbladwesp. Dit schadelijke insect komt
in ons geheele land voor, overwintert in den
grond en verschijnt ongeveer eind April. Het
diertje lijkt wel wat op een gele vlieg, heeft
evenwel vier vleugels en is dus hieraan al ts
onderkennen. De lengte is ongeveer 7 4 8 m>.M.,
de vleugelspanningbedraagt 15 m.M. Het wijfje
is overwegend geel, „terwijl het mannetje meer
naar oranje zweemt. Bij' het mannetje is d«
rugzijde van het achterlijf zwart, terwijl ook
het borststuk nagenoeg dezelfde kleur heeft.
Kop en sprieten zijn zwart en het borststuk
heeft op de rugzijde drie zwarte vlekjes. Na
het verschijnen in het laatst van April, leggen
de wijfjes al spoedig de langwerpig© eieren
in rijen langs de hoefdnerven aan de onderzijde
der bessenbladeren, vooral kruisbessen.
Binnen een week, bij ongunstig weer 10
12 dagen, verschijnen hieruit de jonge bas
taardrupsen, met bolronden kop en 11 paar
pooten, in het begin groenachtig van kleur,
later vaalgroen en m-et een gelen ring achter
den glimmend zwarten kop. Deze kleine veel
vraten beginnen direct met hun vernielend
werk en vreten kleine gaatjes in de bladeren,
waarop de eieren gelegd zijh. In den regej
worden eerst de onderste bladeren of de
onderste takken aangetast, doch daarna ver.
spreiden ze zich over de struik en vreten,
beginnende met de randen der bladeren, de
heele struik finaal kaal. Alleen de nerven
blijven over en daarna worden ook de vruoh-
ten min of meer aangetast. Na ongeveer vier
weken ziin de rupsen volwassen en poppen
zich in in den grond of onder een op den
grond liggend blad of takje in een perkament
achtig cocon en na veertien dagen verschijnt
de tweede generatie, gereed om hetzelfde
spelletje opnieuw te beginnen. Onder gunstige
omstandigheden ontwikkelt zich nog een der-
de generatie, welke tegen den herfst in den
grond ©en veilige overwintering zoekt, in een
cocon beschermd tegen vocht en koud©. Be>
halve kruisbessen worden ook roode en witte
aalbessen aangetast en een enkele maal ook
de zwarte. Die groei dier struiken wordt er
in ernstige mate door belemmerd en ook de
schade aan de vruchtm is werkelijk niet
gering. Bespuiten met een oplossing Phyto-
phyline of insectenpoeder en meerdere in
den handel zijnd© preparaten geeft uitstekende
resultaten. Om de overwinterende exemplaren
te bestrijden, wordt tegen den winter de grond
omgespit en gelijktijdig wat kalk er door
heen gemengd.
De wereld op haar kop.
Mevr. YVesterbrink-YVirtz schrijft in het
Schouwvenster:
Boven een artikel, dat Truus Eygen-
huyzen schreef, staat met groote listter®
deze stelling: „de moeder, die goed; be
taald werk kan krijgen, mag ter wille van
haar huishouden dit niet afslaan."
Als men deze regels leest, vraagt men
zich onwillekeurig af, of de wereld nu
geheel op haar kop staat. Hoe hebben
we niet, het lot betreurd van vrouwen
uit den werkenden stand, die het huis
uitgedreven werden, omdat de man al
leen niet genoeg verdiende.
En nu gelukkig de arbeidsvoorwaarden
voor Velen wat verbeterd zijln, nu -pro
clameert men voor de vrouw uit aen
middenstand (want over haar gaat het
voornamelijk) den plicht, om buitenshuis
werk te zoeken I Niet, wijl' er anders in
haar huis gebrek geleden wordt, maar
opdat, door haar arbeid buitenshuis, door
hetgeen zij op deze manier verdient,
haar aandeel in het onderhoud
van het gezin even groot zal
zijn, als het aandeel van den
man.
Met andere woorden: wanneer de man
drie-duizend gulden verdient, moet de
vrouw door haar wérk eyenveel inbren
gen, anders verstaat ze haar plicht niet.
Het is duidelijk, dat bij een 'dergelijke
redeneering in 't geheel niet wordt ge
rekend met de zeer verschillende taak
van man en vrouw. Men vraagt alleen
naar wat beiden inbrengen.
Als een man op die manier redeneer
de, zou de geheele vrouwenwereld hem
te lijf gaan.
„Ons werk in huis dan, beteekent dat
niets? Zou je anders daarvoor geen be
taalde hulp moeten nemen? En denk je,
dat zoo iemand er zin in zou hebben, al
tijd maar te rekenen en te passen en te
meten om te maken, dat de einden me
kaar ontmoeten? Om, als het kan, een
beetje over te sparen voor later, voor
moeilijke tijden, voor de studie der kin
deren? Omdat het je eigen gezin geldt,
doe je dat met pleizier, maar als het
voor vreemden is, pas je er natuurlijk
voor!"
Met deze en dergelijke argumenten zou
rtien zijn meening, dat een vrouw, die
haar huishouden goed beheert* toch altijd
blyift staan beneden het peil van den
man, die het geld verdient, bestrijden. En
terecht.
Maar er is nog een andere kant aan
deze kwestie. Een maatschappelijke.
Ik voor mij acht het al moeilijk ge
noeg, dat zooveel jonge mannen geen
betreikking kunnen krijlgen, wijl de plaats,
die ziji zouden kunnen innemen, door
jonge, ongetrouwde vrouwen wordt be
zet. V 1 f" I j
En laat men toch althans niet beginnen,
de maatschappelijke moeilijkheden nog te
vergroeien, door voor de gehuwde vróuw
in het algemeen den plicht tot maat-
schappelijken arbeid te proclameeren.
Voor haar is er ander, even gewichtig
werk.
Enkele recepten.
Huzarensla. 3 ons Koud vleesch,
2 ons gekookte aardappelen; 1 kleine ge
kookte biet; augurken; uitjes in 'tzuur;
1 bosje peterselie; 2 hardgekookte eieren;
mayonnaise-sauis of: azijn, olie, peper,
zout en mosterd.
Het vleesch wordt fijn gehakt, evenals
de uitjes en de augurken, een gedeelte
van de peterselie en het laatste de biet,
omdat deze andera alles rood zou kleu
ren.
De aardappelen worden met een vork
fijngewreven en ook van het een© hard
gekookte ei wordt wit en geel afzonderlijk
met een vork fijin gemaakt.
Daarna schikken we het vleesch, de
aardappelen, de uitjes, de augurken, de
biet en het hard gekookte ei in verschil
lende vakjes op een soort schotel. Zooveel
mogelijk afstekende kleuren naast elkaar
plaatsen en de verschillende vakjes afma
ken met een rand peterselie.
We moeten den schotel zoo opmaken,
dat er in de rondte plaats overblijft voor
de mayonnaise-saus.
Het geheel kan daarna nog versierd
worden met eenige mooie takjes peterselie
en een in de lengte in reepjes gesneden
hard gekookt ei.
We kunnen de huzarensla ook veel
eenvoudiger klaarmaken, n.l. door alle
fijngehakte ingrediënten door elkaar te
roeren, met olie, azijln, zoiut, peper e<n
mosterd in de verhouding van 2 lepels
olie tegen 1 lepel azijn.
Dit alles wordt stevig in een met water
omgespoelden puddingvorm) gedrukt en
daarna op een schotel gestort. Op deze
manier is het echter niet aan te raden
de biet er door te doen, omdat alles
daardoor een roode kleur krijgt. (Rott.)
Rijstkoekjes. 4 ons' gaargekookte
rijst, d.i. ongeveer li/* ons rauwe rij'st,
die gekookt moet worden met 4 d.L.
(bijna 72 L.) water; 2 eieren, 70 gram
suiker, 70 gram bloem, de geraspte schil
van een halve citroen of een theelepeltje
fijne kaneel; 60 gram boter; iets zout.
Bereiding: Scheid de eieren in wit en
geel. Roer de dooier met de suiker en
het smaakje zoolang, tot het geheel wat
vloeibaar is. Voeg iets zout toe. Voeg
de bloem langzamerhand, vooral bijl kleine
hoeveelheden toe en werk haar door de
eiermassa. Werk er ook de gare rijst
door, zonder de korrels fijn te roeren.
Klop het eiwit zeer stijf. Leg dit op
de rjjstmassa en werk dit al scheppende
door de rijstmassa, zóó dat alles goed
en luchtig vermengd is. Zorg vooral, dat
er geen kluitjes rijst tusschen zijn.
Smelt wat boter in de koekepan. Leg
wat van de rijstmassa er in, en vorm er
met een vet gemaakt pannekoeksmes
mooie, nette, ronde koekjes van. Bak
ze langzaam (anders wordt het meel niet
gaar) aan weerskanten mooi goudbruin
van Meur en gaar.
Beschuit met bessensap Van
1/4 L. bessensap, xk L. water, 80 gram
suiker, 15 gram sago, een stukje pijp
kaneel of citroenschil maakt men een
bessensapsaus. In die saus weekt men een
twaalftal groote beschuiten stuk voor
stuk. Daarna legt men ze in een vlar
schotel en overgiet ze met de overgeble
ven saus.
Eetnige wenken.
Het is goed. om een traplooper altijd
een el langer te nemen dan noodig is
om de trap geheel te beleggen. Daardoor
kunnen we den looper van tijd tot tijd
opschuiven (naar onder of naar boven)
zoodat er telkens een ander stuk beloop en
wordt. Door dus die eene el meer te ne
men, doet u twee keer zoo lang met den
heelen looper.
U zult minder last hebben, dat de
melk zuur wordt op warme dagen, wan
neer u, zoodra u ze in huis heeft, er
een snuifje soda doorroert.
Glimmende jaskragen kunt ge schoon
maken met wat azijln of aimmonia op
een doekje en dan flink wrijVen.
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseren aan P. Mons, Westerstraat
221, Amsterdam.
Probleem No. 98.
Auteur: „Dammer", Amsterdam.
1 2 8 4 5
Zwart: 13 sch. op 4, 7, 8, 9, 12, 16, 20,
24, 25, 26, 30, 35, 36 en dam op 13.
Wit: 14 sch. op 15, 22, 27, 28, 29, 32,
33, 34, 37, 38, 39, 42, 47, 49 en dam op 6.
Wit speelt en wint.
'Oplossingen binnen 8 dagen na laatste
plaatsing in elke maand.
Om het kampioenschap van Nederland.
De volgende partij werd gespeeld tus
schen G. W. Spittuler met wit en A. K. W.
Damme met zwart.
1. 3-te-29
2. 40-34a)
3. 45—40
4. 50—45
5. 31-26tb)
6. 29X20
7. 37—31
8. 35—30
9. 40—35
10. 44—40
11. 41—37
12. 49—44
13. 31—27
14. 37—31
15. 26X17
16. 27-22f)
17. 31X22
18. 33—29
19—23
14—19
20—25
15—20
20—24
25X14
14—20
20-25c)
10—14
1420
5—10
20-24d)
10—14
17-21e)
12X21
18X27
410
24X33
19. 33X18
20. 30X19
21. 42—38
22. 32—27
23. 22X11
24. 46—41
25. 4842
26. 38X27
27. 41—37
28. 39—33
29. 44-39j)
30. 43—38
31. 37—32
32. 42—37
33. 47—42
34. 35-30m)
35. 36X27
36. 33—28
19—24
14X12
21-26g)
11-17ih)
6X17
17-21D
21X32
12—17
7—12
1— 7
12—18
7-12k)
17-2H)
12—17
17—22
22X31
8-12n)
2—8o)
Wit geeft op.
Stand na den 36sten zet van zwart:
a) Beter dan 3228, waarop zwart naar
32 slaat, wit 37X28, zwart 1419.
3832 of 4237 gaat nu tegen het plan
in, dat wit met deze opening heeft.
b) Wit wil het spel onregelmatig maken.
De beste zet is 3328.
c) Toch is het niet zoo eenvoudig voor
zwart. Deze kan niet rechts spelen, want
op 1722 raakt wit met 3127 de rand-
schijf kwijt.
d) Wel kan wit nu de opsluiting met
34—29 verbreken, doch dan krijgt zwart
ook vrij spel om tegenover schijf 26 een
gunstige positie in te nemen, b.v.
34—29 40X20
23X34 25X14 18—23 12—18 enz.
e) Beter dan 2429 waarop wit de
randschijf 'kwijt raakt en de keuze heeft
van 3329 of 28 b.v.
33X24 32X23 27—22 26—21
31X33
24—29 23—28 18X20 17X 28 16X 27
f) Het blijkt dat deze zet fout is,
doch zwart heeft bij den 21sten zet bijna
het uur verbruikt en laat zich in tijd
nood een eenvoudige schijfwinst ontgaan.
g) Eenvoudig 12—17 (3228) en 712
enz. doet een stuk winnen.
h) Op 12—18 wit 36—31 en 27—21.
Op 2631 wit 2218, steeds met goed
resultaat.
Nu zwart het voordeel heeft laten glip
pen moet het opnieuw verkregen worden.
j) Op 43—38 zwart 2631, 1721 en
12 X 43.
k) Toch heeft wit bij de verdediging
van schijf 27 eenig nadeel behouden.
Een mooie combinatie gaat nu de partij
beslissen
1) Dreigt 2631. Speelt wit 3328 dan
zwart 1217, dreigt zoowel 26—31 als
18—22.
m) De eenige. Op 3631 zwart 2228.
Op 3429 speelt zwart 1823 na.
n) Dwingt tot 3328, daar anders
1217 weer volgt.
o) Wit geeft op, want zoowel 1823,
13X33 als 18—22, 8—12 en 13X24
dreigt. Er zou dus 2822 moeten vol
gen, waarop zwart 1823 speelt.
Nu dreigt 23—29, 25X43 en 12—18.
Op 2217 zwart 2328.
Wit moet dus 3024 spelen, zwart
1218 en nu dreigt 2329 of 23—28.
Wit offert het beste met 2419 zwart
23x14 en wit behoudt met een schijf
minder een slechten stand.
Beste jongens en meisjes,
Als ik eens ging vragen, wat wel de
meest belangrijke gebeurtenis was in de
afgeloopen week, dan denk ik, dat de
meesten zouden antwoorden: de land
bouwtentoonstelling te Goes.
Ik zag tenminste belangstellenden uit
alle deelen van Zeeland. Een echt mooi
gezicht vond ik het, vooral ook door
dat het geheel door het schitterend zon
licht beschenen werd.
Wat een rijkdom van kleuren en wat
een gezellige drukte. Naar ik van de re
dactie hoorde zullen nog verschillende
kiekjes van de landbouwdagen in „,De
Zeeuw" worden opgenomen. Wie weet,
misschien staan er ook nog wel enkele
neefjes of nichtjes op en anders mis
schien wel familieleden. Schrjjf het me
maar eens als dat het geval is, dan zal
ik ze eens extra goed bekijken.
En hebben jullie ook nog familie of ken
nissen hij de prijswinnaars b.v. van het
ringrijden? 'De winnaars van den eersten
prijs zullen wel in. hun nopjes zijn dunkt
me. 'i Is ook maar 'geen kleinigheid, zoo'n
beker, door de Koningin beschikbaar ge
steld.
Maar ik mag niet langer praten, want
dan neem ik teveel ruimte in beslag. En
dus zet ik fa'ier maar haastig een punt.
Hier volgen weer nieuwe raadsels:
Hier volgen de prijsraadsel.
I. Voor de grooteren:
Mijn geheel bestaat uit 44 letters.
Een 39. 40. 22. 24. 23. 4. is voor
kinderen Tèen bekend gebouw.
31. 3. 6. 4. 34. 43. is zomersport.
Naar de 27. 13. 40. 19. 14. 8. 2. 16.
wordt al weer verlangd.
27. 10. 5. 40. 41. 26. 37. 20. zijn er
zomers overvloedig.
18. 9. 35. 33. 2. 36. is niet veel.
I. 32. 17. perst men van druiven.
Een 30. 23. 31. 28. 30. is een vreemde
soldaat.
Een 25. 29. 12. 15. 7. 9. 4. is soms
moeilijk te raden.
Een 8. 42. 38. 11. is ih den mond.
21. 44. zijn medeklinkers.
II. Voor de kleineren.
Mijn geheel bestaat uit 30 letters.
Vlijtig is niet 21. 14. 8.
Het tegenovergestelde van alles is 15.
11. 2. 26. 25.
Het tegenovergestelde van oost is J.
1. 18. 26.
Het tegenovergestelde van wijd Is 4.
9. 30.
Het tegenovergestelde van heerschen is
28. 16. 20. 3. 27. 5.
Een ander woord voor yrees is 29.
23. 12. 18. 6.
17. 19. 22. is een meisjesnaam.
13. is een medeklinker.
24. 2. 16. 10. is een dier.
DE BOEREN VAN L0BITH.
XII.
„Het zou belachelijk zijn, als het niet
ergerlijk ware. De heeren hebben van
legerzaken niet het minste verstand. En
zonder hen mag ik niets doen. Is het al
niet erg genoeg, dat ik, ook nog tegen den
wil van mijnheer De Witt en zoovele
anderen, slechts voor één veldtocht tot
kapitein-generaal ben benoemd? Moet ik
door die Gedeputeerden ook nog belem
merd worden in mijn vrijheid van be
weging? Maar ik beloof ze, als het er op
aankomt, doe ik mijn eigen zin", besloot
hij met een keiharde stem, om dan, zach
ter, nog op te merken, met een voor een
jongeling zeldzame menschenkennis„Per
saldo komt het er toch niet op aan. A'is
de zaken misloopen, krijg ik de schuld.
En als het goed gaat, trekken de heeren
de eer aan zich".
Er heerschte in de torenkamer even
een pijnlijke stilte. Fagel begreep maar
al te wel, welke gevoelens het gemoed
van den Prins bestormden. Twee en
twintig jaar lang had men hem de waar
digheid van zijn geslacht onthouden. En
nu de nood aan den man kwam en het
volk roepen ging om Oranje, nu besloot
men, toegevend aan den aandrang, hem
den onervarene, te belasten met het op
perbevelhebberschap der landmacht, met
een hem nog zooveel mogelijk knottend.
Er werd bescheiden op de deur ge
tikt. Willem Bentinck, de boezemvriend
van den Prins, die in zijn dienst was,
trad binnen, maar wilde zich verwijde
ren, toen hij' den bezoeker bespeurde.
„Treed nader, Willem", zeide Oranje op
vriendelijken toon. „Mijnheer Fagel en
ik bespreken geen geheimen. Ik heb", dit
meer tot Fagel dan tot Bentink, die boog
voor den griffier en plaats nam aan de
tafel, „ik heb, wat ik nu zeg, gister
middag ook mijnheer De Wittgezegd."
„Ilij was zeer verstoord, Hoogheid?"
„Mijnheer De Witt en ik hebben elkaar
nooit verstaan. Maar in dezen tijd In het
geheel niet. H ij is het voornamelijk, die
mij tegenwerkt. Hij bezorgde mij ook de
Gedeputeerden te velde en stelde vast,
wie mijn onderbevelhebbers zullen zijn.
Ik mag die niet eens kiezen en moest
mijnheer De Witt onderdanig vragen, er
twee van de lijst te schrappen. Wat piet
eens werd toegestaan."
Bitter als gal waren deze woorden.
De Prins wond zich op, als hij, souverein
vorst van Oranje-Nassau, dacht aan de
ondervonden vernedering. Een hevige
hoestbui overviel hem. Willem Bentinck
was daaraan gewoon, maar Fagel schrok
er hevig van en vroeg zich ai met angst
in het hart, of deze aamborstige jonge
man bestand zou zijn tegen de vermoeid
heden van een veldtocht en dan nog wel
een veldtocht onder deze benarde om
standigheden.
„Is Uw Hoogheid dan niet tevreden met
zijn generaals?" vroeg de griffier, toen de
hoestbui bedaard was.
„Ik heb niets tegen de generaal-ma-
joors Prins Maurits van Nassau en Wirtz;
ook niets tegen Frederik van Nassau,
graaf Stirum, Rijngraai Magnus en zoo-'
vele anderen. 'kHeb alleen bezwaar te
gen Markies De Montbas en kolonel
Bumpfield."
Caspar Fagel had deze twee namen
verwacht. Beide waren geen vrienden van
den Prins. De griffier kon dat inzicht
evenwel niet deelen en meende, dat hier
alleen sprake was van een vooroordeel.
Toch sprak hjj, voorzichtig diplomaat, als
hjj was, zjjn oordeel niet uit, ook al niet,
omdat hij Oranje niet ontstemmen wilde.
„Ik vertrouw geen van beiden", ver
volgde de Prins met schorre stom. De
Montbas, al iB hij Protestant, blijft toch
een onderdaan van Lodewijk, en Bump
field is een Zweed. Ik moét eerlijk zeggen,
dat ik mijnheer De Witt niet begrijp. En
De Montbas krijgt dan nog wel het bevel
over de Betuwe, één der meest bedreigde
puntenI Het is God geklaagdI"
„Ik hoop toch, dat Uwe Hoogheid bei
den door een te donkeren bril bekijkt",
waagde Fagel op te merken.
„Ik laat u die illusie, mijnheer Fagel.
De tijd zal het wel leeren. Maar de volle
verantwoordelijkheid komt voor mijnheer
De Witt en de zijnen. Ik heb mjjn be
zwaren kenbaar gemaakt".
Dan wendde hij zich tot Bentinck, die
zwijgend toehoorder was.
„Hebt ge het nieuws al gehoord, Wil
lem?"
„Bedoelt Uwe Hoogheid het gerucht,
dat de Franschen in het Kleefsche zitten
en Maastricht links laten liggen?"
„Het is geen gerucht meer, Willem.
Het is feit. Wij vertrekken morgenochtend
zoo vroeg mogelijk naar Dieren."
„De Kleefsche barrièresteden houden
het niet," meende Bentinck botweg.
„Ik ben van hetzelfde gevoelen,, mijn
vriend. Maar wat zegt dat?"
„Dat het land ten onder gaat,, Hoog
heid."
Verschrikt zag Fagel eerst den spreker,
daarna den Prins aan. Hij zou het zóó niet
hebben durven zeggen.
Maar Willem van Oranje glimlachte.
„Ge zijlt wol somber gestemd, Bentinck.
Gaat ge morgenochtend zóó mee?"
„Uwe Hoogheid weet, dat ik Haar zeer
genegen ben. Deze onzalige krijg met
een verwaarloosd leger beteekent Haar
dood. Ik smeek Uwe Hoogheid, te den
ken aan Haar zwakken gezondheidstoe
stand. Het is onbegonnen werk, op te
trékken tegen Lodewijk."
„Het is maar gelukkig, Fagel, dat deze
jonge man niet benoemd is tot kapitein-
generaal", merkte de Prins op drogen
toon op. „Hij zou den moedigsten ont
moedigen."