DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Voor den Zondag.
Ds H. I. BUDDING EH DE ZIJNEN
FEUILLETON.
12)
VAN
ZATERDAG 22 JUNI 1929. No. 221'.
NAAR JEZUS HEEN.
En als de zon onderging, brach
ten allen die kranken hadden, met
verscheidene ziekten bevangen, die
tot Hem, en Hij' leidde een iegelijk
van hen de handen op en genas ze.
Lucas 4:40.
Wat zal dat een ontroerend tooneel ge
weest zijn, daar te Kapernaüm.
De zon gaat onder, en terwijl de sche
mering van den avond komt, gaan daar
de ongelukkige zieken tot Jezus. Daar
staan ze voor het huis, waar Jezus ver
toeft. Wat een lijden 1 Wat een ellende!
Bleeke gelaatstrekken, sidderende ledema
ten, kreten van smart! En dan komen ook
zij, die van den duivel bezeten zijn. Zij
roepen en schreeuwen en zij1 sidderden
voor Jezus terug.
Ziehier de gevolgen der zonde die hier
in al haar verschrikkelijikheid openhaar
wordt. Ziehier, waartoe het met den
mensch is gekomen, die koning wa,s',
de stedehouder Gods. Nu is hij onder
worpen aan ziekte en dood; nu is daar
de satan, die hem pijnigt en beveelt.
Maar het gaat naar Jezus! De Heiland
is daar en Hijl is innerlijk met ontferming
bewogen. Hij schrikt niet terug bij' zoo
veel lijden. Ook doorziet Hij beter, dan
eenig mensch doorzien kan, dat dit lijden
met de zonde in onlosmakelijk verband
staat.
Hier geldt het: Gij! zult den dood ster
ven.
Maar Gods Zoon kwam, om1 de macht
van zonde en dood t.e breken. Hijl is
de L e v e n s v o r s t. Hij1 nam onze krank
heden op zich, en de straf, die ons den
vrede aanbrengt, was op Hem.
Hier, terwijl de zon ondergaat, heeft
een stille worsteling plaats en de Heiland
blijft overwinnaar. Het leven zegeviert
over den dood. Satan moet zich gewonnen
geven.
Jezus 'legt dan deze kranken de handen
op en geneest ze. Jezus werpt da duive
len uit. Hij toont dat er genezing en red
ding voor een rampzalig menschdom mo
gelijk is.
Gij zult den dood sterven.
Al de eeuwen door is dit woord be
waarheid geworden. Al de eeuwen dopr
wordt de straf op de zonde telkens weer
openbaar.
Gij zult den dood sterven! Noioit is dat
woord méér waar geweest, dan toen Gods
Zoon op aarde verscheen, om den strijd
met zonde en dood aan te binden. Hij! gaat
den dood straks in. Hijl daalt neder .ter
helle. Hjj doet het in onze plaats. Maar
daardoor heeft Hij dan oiok het recht,
om de zieken te genezen en om de
duivelen uit te bannen. Zijn zegenende
handen legt Hij op hen, die met allerlei
kwalen bevangen zijn. Zijn woord, waar
mee Hij de duivelen bestraft, is met
macht.
De zon gaat onder, maar Hij geeft
licht en leven, 't Wordt nacht, maar in
de harten van zoovelen gaat het licht
op. En straks, ja 'straks staan ze daar,
de genezenen en de kreten van smart
worden niet meer gehoord, maar nu weer
klinkt de blijde jubel voor ontvangen
verlossing.
Wij moeten onze zieken tot Jezus 'bren
gen.
O, wijl doen soms zooveel voor onze
zieke dierbaren. Geen werk is ons te
zwaar, als wij hun maar verlichting kun
nen geven. Geen kosten zijn ons te groot,
door A. M. WESSELS.
(Slot.)
Dan preekte (hij ernstig en verzocht al
len „Bid voor mij, dat ik niet verder af
val!" maar den volgenden Zondag klonk
het: „Wie het niet aanstaat, dat ik zoo
preek, die vertrekt maar."
Weder vielen er vele leden af, dus
bleef hij alleen met zijn groep getrouwen
over, die met zijn leerstellingen, o.a. de
verwerping der Drieëenheid, accoord gin
gen. Gevraagd kan worden, of de Heer©
misschien daarom Ds Budding in zjjn
laatste levensjaren zoo van de waarheid
des Evangelies heeft doen afwijken, om
alzoo de menschen in Zuid-Beveland te
leeren, niet op een mensch, maar op
Hem en Zijn onfeilbaar Woord te bou
wen. v
Toen kreeg hij het in zjjn hart, dat er
een stichting moest gebouwd worden
voor weduwen en weezen, het Rahabs-
huis genaamd, waarvan wij hier een foto
publiceeren.
Van alle kanten kwam het geld bijeen.
In totaal 662 giften. Al deze giften kwa
men hoofdzakelijk uit Zuid-Beveland,
doch ook personen buiten het eiland
lieten zich niet onbetuigd. Doch niet al
leen ontving hij giften in geld, maar ook
van tijd tot tjjd sieraden en kleine snuis
terijen.
Buddings scherpe prediking op de jjdel-
als wij hun maar een genoegen kunnen
doen. Geen medicijnen zijh ons te duur,
ala we maar op beterschap mogen ho
pen.
Dat is alles goed. 't Isl onze plicht,
onze zieken zoo goed mogelijk te verzor
gen. Wijl mogen nooit verzuimen, in da
gen van ziekte de van God gegeven mid
delen te gebruiken.
Maar wij moeten méér voor onze fcran-
fcen doen. Wjjl moeten ze naar Jezus bren
gen.
Dat kunnen wij! doen door ons gebed.
Laat ons met al hun zorgen en smarten
maar tot Jezus gaan.
Dit kunnen wijl doen, als wij onze arme
zieken naar den Heiland heenwjjlzen. Zij
moeten ook zelf tot Jezus gaan.
En dan? Zal Jezus hen dan genezen?
Wjjl weten het niet. De Heiland is vrijL
machtig in al zijin doen. Hij beschikt over
leven en dood.
Hij is machtig engewillig. Zie het
toch aan die kranken te Kapernaüm. Hoe
laat ze ook komen, Jezus staat gereed.
Welke kwalen ze ook hebben, Jezus helpt.
Hoe langdurig hun ziekte hen ook plaagt,
Jezus is machtig.
God heeft ons niet beloofd, dat al
onze dierbare zieken, met wie we tot den
Heiland gaan, genezen zullen. Maar als wjj;
hen bij Jezus brengen, weten we, dat ze
veilig zullen zijn.
Niemand die in waarheid tot Jezus
komt, gaat ongezegend heen. En zij het
dan ook, dat net sterven moet worden,
onze kranken, die tot Jezus gingen, be
hoeven niet bevreesd te zijin. Want Hij
heeft den prikkel des doods voor al de
Zijnen weggenomen. Hun sterven is een
ontslapen. Een ontslapen in Jezus1.
ONVERMOGEN.
Soo weynich als men wijln wt netelen
can drucken,
Soo weynich als de Moor can bley-
cken sijne huyt,
Soo weynich als de losch sijh vlecken
wisschen wt,
Soo weynich als men mach van dorens
vijighen plucken;
Soo weynich als een steen hem rechten
can of bucken,
Soo weynich als een 'trom van seilef
slaen geluyt,
Soo weynich sonder vocht opschieten
can het cruyt,
Soo weynich souder saet den lantbou
can gelucken,
Soo weynich als een pot self wasset
wter aerd',
Soo weynich als een kint hemselven
teelt of baert,
Soo weynich als een ljjek can ploeghen
ofte delven;
Soo weynich als een h'uys wordt son
der hant gesticht,
Soo weynich als den dach oomt son
der 'tsonnelicht;
Soo weynich heeft den mensch het
goede van hemselven.
(J. REVIUS.)
ZEVEN WEKEN OP EEN IJSSCHOTS.
Door Prof. Dr Franz Behounek.
De beteekenis van het poolonderzoek
in het algemeen wordt in Behounek's
boek van wetenschappeljjke zjjde belicht
aan de hand van gegevens, op des schrij
vers tocht naar het barre Noorden ver
zameld.
Hier is iemand aan het woord, dié als
man van wetenschap en erkende verdien
sten, één van de twee niet-Italianen, die
aan Nobile's tocht met de „Italia" heb
ben deelgenomen, de waarde van der
gelijk onderzoek niet alleen ten volle
erkent, maar nog immer gelooft, dat ver
liezen en tegenslagen geen oorzaak van
belemmering mogen zijn voor het doen
van nieuwe onderzoekingen die noodig
zijn om meerdere 'klaarheid te brengen in
toestanden, omtrent welke men nu nog
slechts weinig definitieve zekerheid ver
worven heeft.
De schrijver van "dit boek, die zich door
beid .der jeugd sloeg in. Vele dienstboden
en andere personen brachten hem hun
gouden ringen, doek- en hoofdspelden,
hangers, bellen, ketenen, baken van
goud en zilver, zilveren reukdoosjes en
-fleschjes, knipjes, geldbeugels en tas-
schen.
Budding noemde dit „zegeteekenen op
den Satan behaald" en maakte dit alles
te gelde, ten bate der Buddingstichting.
Vijf weken voor de Hervormingsdag zei
hij: „Ik wil dit huis op Hervormingsdag
inwijden. Er is nog f600 te kort! Dénk er
aan, vóór dien tijd moet dat geld er zijn,
want ik draag dat huis aan God niét op,
zoolang er nog één cent schuld op blijft
staan!"
En het kwam er. Zelfs nog een 100
gulden meer.
Wij kunnen niet voortgaan met meer
dere verhalen van hem te vertéllen. Zij
zijn legio.
Op zekeren dag kreeg Ds Budding be
zoek van een zendeling. Na het avond
eten bij hem gebruikt te hebben, vertrok
deze naar zijn logement, 's Nachts begon
Budding te bedenken, dat hij dezen zen
deling had moeten herbergen en hem al-
zoo deze kosten besparen, 's Morgens
vroeg begaf hij zich naar dit logement en
toen de zendeling om de nota vroeg,
deelde de waard mede, dat iiji reeds
betaald was.
Een feit, dat ook niet vergeten mag
worden, is n.l. dat Ds Budding veel deed
voor bet Christelijk onderwijs in Goes.
Hij en bakker De Jonge stichtten een Cbr.
School, „Nathanael" was haar naam.
Bakker de Jonge had hierin een werk
zaam aandeel, daar de school achter
zjjn huis op den Oostwal uitkwam. Hoofd
een groote eerlijkheid kenmerkt, stemt
toe, dat de wetenschappeljjke resultaten
van Nobile's expeditie niet aan het doel
van dezen tocht beantwoord hebben. Maar
de tegenspoed die hen teisterde en voor
velen hunner den dood bracht, is niet in
staat geweest zijh opinie te wijzigen.
Ondanks dit alles vraagt de lezer zich
af, of de zeventien menschenlevens die
deze tocht gekost heeft, niet een te dure
prigs zjjn voor de wetenschappelijke re
sultaten, die zeker niet groot zjjn; hjj
vraagt of deze gebeurtenissen niet een
ernstige waarschuwing zijin voor degenen,
die nog altijd in de mogelijkheden en de
belangrijkheid van dergelijke tochten on
verzwakt gelooven, of de resultaten, ze
ker eerst na hardnekkig doorzetten en
telkens opnieuw beginnen te bereiken,
zullen opwegen tegen al deze ontzettende,
niet te herstellen verliezen.
Zal de wetenschap met mogelijke re
sultaten van het poolonderzoek zóó zeer
gebaat zijin? Zal het voordeel voor de
menschheid in haar geheel van zulk een
beteekenis zijn, dat het verlies van tien
tallen menschenlevens slechts een kleinig
heid is?
Wij constateeren niet; maar wij! zijn
allerminst overtuigd. Het zijh vragen, die
Behounek's boek met al zijh feiten niet
wegnemen kan. Integendeel, juist dooi
de lezing van deze droeve ervaringen
worden deze vragen als vanzelf op den
voorgrond geplaatst.
Na oen voorspoedige vlucht heeft No
bile's expeditie 'den Noordpool bereikt.
De leider heeft de geestdriftige gelukwen-
schen in ontvangst genomen; de Italiaan-
sche vlag en het pauselijke kruis zijn
naar omlaag geworpen de „Italia."
vangt den terugtocht aan.
Maar het werd een tocht naar het ein
de; de schrijver zegt er van:
„Op het laatste oogenblik greep ik met
de linkerhand de leuning van de gon
del en keek nog eenmaal omlaag. De
aanblik was ontzettend. Het ijs scheen
op ons aan te vliegen en veranderde naar
mate wij dichterbij' kwamen, van een oor-
s[ronkelijk effen vlakte in ontelbare ijs
blokken, die in wilden chaos dooreen-
geworpen en hier en daar door waterka
nalen gescheiden waren. Ik trok mijh
hoofd terug en sloiot de oogen met de
gedachte: „Nu is alles uit", en reeds
volgde een schok en direct daarop een
tweede. De gondel stootte met een ont
zettend gekraak op het ijls, boorde zich
diep in de sneeuw en sloeg in stukken.
Ik voelde, hoe van alle zijiden iets zwaars
op mij drukte en hoe ik door deze zware
massa weid voortgaschoven. Dat was de
sneeuw, die door deu gebroken bodem
van de gondel naar binnen drong. Ik
deed wanhopige pogingen om uit de
sneeuwmassa te geraken, die mij dreigden
te verstikken."
„Ik ging naar Nobile en deed moeite
om ham te overtuigen, dat wij zeker zou
den worden .gered. Doch een man als hij
had geen troost noodig en dus was ik
niet verbaasd, toen hij mij lachend ant
woordde, dat hjj1 het voor ons hoopte. Hij
hield zijn verwondingen dus blijkbaar voor
doo'delijk; zijh geestkracht was echter niet
aangetast. Malmgren meikte eenige dagen
later op, dat de generaal werkelijk een
groot man was en maar al te goed de
kleinheid vaa de menschen om hem heen
gevoelde."
Dat is het begin van hun wekenlang ver
blijf op de ijsschotsen; temidden van de
ontzettende eenzaamheid der ijsvelden ne
gen mannen, zonder huplmiddelenNo
bile, Mariano; Zappi, Viglieri, Malmgren,
gen mannen, zonder hulpmiddelen: No-
gen schipbreukelingen; negen helden.
Niet vele dggen gaan voorbiji, of voor
de eerste maal wordt het woord „af-
marsch" uitgesproken. En wel door Malm
gren, de eenige die pool-ervaring bezat.
Men wilde pogen, met geforceerde mar-
schen de kust te bereiken om zóó hulp
te halen.
Na de plannen tot in details onder
zocht te hebben, wordt tot den afmarsch
besloten. Den kameraden werd een wel
gemeend „A rivederci" (Tot weerziens)
toegeroepen drie personen vertrokken.
Dezo marsch heeft Malmgren het leven,
Mariano een voet, Zappi bijna het ver
stand gekostWeer telt het 'barre
Noorden een eenzaam graf méér; veertien
dagen na den afmarsch kon de Zweed-
sche .geleerde niet verder, maar spoorde
zijn twee kameraden aan om hem te ver
laten en zich zelf te redden.
Zij hebben in de sneeuw .een gTaf
voor hem uitgegraven, een deel van zijh
kleeding en de rest van zijn proviand
meegenomen
„Nog nooit," zegt Behounek in zijn
boek, „nog nooit is in de geschiedenis
der pooltragedies iemand onder zulke om
standigheden als Malmgren door zijh kar
meraden in den steek gelaten. Deze ge
beurtenis is zóó ontzettend en schokkend,
dat zij in zichzelf reeds het bewijs vormt,
dat de beide Italianen op dat oogenblik
het verstand hadden verloren."
Behounek is met dr Finn Malmgren zeer
bevriend geweest; het verwondert ons
niet, dat diens dood hem schokt, en dat hij,
harde woorden richt tot Zappi over de
wijze waarop deze zich op den tocht over
het ijls gedragen heeft.
Nóg dreven daar zes schipbreukelingen
op een ijsschots; nóg was de dageraad der
redding verZij' begrepen wel, hoe
moeilijk het voor de vliegers zijn moest
om op "het ijs iemand te ontdekken; het
ij's met zijn schaduwen en reflexen veroor
zaakte groote moeilijkheden. „Vanaf een
hoogte van eenige meters zag men hon
derden en honderden ijsblokken en even
zeevele schaduwen en reflexen en dat
alles vloog met de snelheid van een
exprestrein voorbijl."
Maar eindelijk kan luitenand Lundborg
zijn ski-vliegtuig op een schots brengen.
In aller hart trilde het verlangen, de
hoop, maar ook was er de angst, dat de
landing niet gelukken zou
„Twintig minuten van gespannen ver
wachting gingen voorbij en plotseling ver
toonde zich de hooge, slanke gestalte
van den piloot in een donkerbruin vlieg
pak. Onder de kap zagen wij zijn
blozend gelaat met aangename, open trek
ken en een paar blauwe oogen, die ons
gansche kamp medelijdend beschouwden."
Met dit vliegtuig is toen Nobile mee
gevoerd de eerste der schipbreukelin
gen was gered!
Maar eindelijk, na dagen en nachten
van spanning, na ontberingen zonder tal,
nadert ook voor de anderen de redding;
ze komen aan boord van den rj'sbreker
de „Krassin".
Gered!
„Zoo verlieten wiji op 14 Juli om 4 uur
in den morgen het ijsveld, waarop wij
zeven weken, met zeer onzekere hoop
op redding, tusschen leven en dood had
den' gezweefd; nu was het einde gekomen
van alle beproevingen, waarvan de gees*
telijke veel erger waren geweest dan de
lichamelijke! Nu keerden wij1 tot nieuw
leven terug."
Den 20sten Juli, de negen-en-vijftigste
dag sinds da „Italia" Koningsh'aai voor
de Poolvlucht verliet, is de Viglieri-groep
er weer terug. Maar ook daar houdt het
bange verleden Behounek's gedachten ge
vangen: hij is nog xiiet los van dat ver
leden, nooit zal hijl dit alles uit zijn
denken kunnen bannen: „De poolnacht
hult in zijn duisteren mantel het gebied,
waar zeven weken lang eenige mannen op
een kleine ijsschots in een armzalige tent
geleefd hebben en waar drie ongelukkigen
in een wanhopigen marsch het vasteland
trachtten te .bereiken. Het eeuwige zwij
gen wordt .slechts verbroken door het
kraken der ij'sblokken, die in de koude van
veertig graden barsten
En de balans der expeditie?
Behounek is eerlijk, vóór alles is hij
eerlijk. Hij leest u de doodenlijst voor:
zeventien kostbare menschenlevens.
Tot zulk een prijs worden de (even
tueel©) wetenschappelijke resultaten be
reikt!
ililllllill
De Budding-Stichting aan den Westwal te Goes
was dhr Bloemendaal, die later naar
Neerbosch vertrok.
De kwestie der vaccinatie enz. was
de oorzaak, dat tot opheffing moest wor
den besloten, maar ook de financieels
kwestie sprak een woordje mee.
Ds Budding stelde zich op het stand
punt: „Geen schoolgeld en geen salaris
voor het personeel". Van giften en gaven
in geld en natura wilde men er komen.
„God zou wel zorgen 1"
Nu ging dit goed met het eerste hoofd
dhr Bloemendaal, daar deze financieel
sterk was. Maar met zijn opvolger, dhr
Van der Heijden, kwam dit verkeerd uit.
Deze, een niet-bemiddeld man, kon er valn
een turfje en eenige giften niet komen,
I I
zoodat eindelijk de school moest gesloten
worden.
Dit was echter een feit, dat Buddings
en de Jonge's school, de meeste leer
lingen telde. Immers, de stadsscholen
kosten geld en .bij Ds Budding was het
gratis, welke overweging, bij velen zeer
veel invloed deed gelden.
In het laatst van zijn leven ging hij
eens naar Noord-Brabant cp reis en werd
te Bladel, (eenige uren van Eindhoven)
ernstig ziek. Twee maanden moest hij er
blijven. Na toen wat te zijn opgeknapt,
kwam hij weer in Goes terug. Hij had
echter een knak gehad. Hjj begon te
sukkelen en 10 November 1870' ontsliep
hiji in zjjn Heere en Heiland.
j Dr Behounek's boek zal zeker veler
aandacht trekken.
Dat is allerminst wonder, want beter
dan couranten het konden beschrijven,
geeft dit werk een "beeld van Nobile's
N oordpool expeditie.
Het mag een boek van blijvende waar
de genoemd worden, dat naast de wer
ken van Scott en Shackleton een eervolle
plaats inneemt.
A. L. VAN OYEN.
BIJ ZIEKE VROUWEN bewerkt het
gebruik van het natuurlijke „Franz-Josef"-
bitterwater een ongehinderde en gemakke
lijke lediging van den darm, waarmede vaak
een buitengewoon weldadige terugwerking
op de zieke organen gepaard gaat. Schrij
vers van klassieke leerboeken over vrou
wenziekten verklaren, dat de gunstigste
werkingen van het „Franz-Josef"-water
ook door hun onderzoekingen gestaafd
worden.
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
LXXXI.
De 'historische boom in Goes.
De vreemdeling, die onze aloude stede
Ter Goes bezoekt en naar hare merk
waardigheden vraagt, wordt doorgaans
ook gewezen op den moerbeziënboom,
eens door Jacoba van Beieren geplant.
Hij is midden in de stad te vinden,
in een hoekje van het nu verbouwde
Slot Oostende, van welks vroegere pracht
niets meer over is.
De beteekenis van dezen boom schuilt
hoofdzakelijk in de plantster, die hem
in de 15de eeuw aan den grond toebe-
trouwde. Het was voor haar een aflei
ding om er voor te zorgen.
Al zijn er eeuwen voorbijgegaan, se
dert haar verblijf in Goes, en al zijn er
ook reeds enkele privilegies, die zij de
stad schonk, vervallen, toch wordt de
naam van Jacoba nog met eerbied gei-
noemd.
Goes was aan Jacoba van Deieren veel
verschuldigd. Behalve de boom, schonk
zij nog iets aan de stad, de Jaarmarkt,
die tot op den "dag van heden jxouw
wordt gehouden.
De moerbeziënboom bracht jaarlijks
heerlijke vruchten voort. Ik meen te we
ten, dat aan 'H. M. de Koningin, toen
zij eens een bezoek aan onze stad bracht,
op het stadhuis een schaal met moerbeien
werd aangeboden.
Deze historische boom biedt geen fraai
gezicht. Gekromd, gelapt, gesteund als
hij is, zou men niet denken, dat daar
van nog vruchten worden ingezameld.
Er wordt echter ook wel eens aan ge
twijfeld of het wel waar is, dat Jacoba
hem plantte. Niemand kan dit uitmaken,
doch in Goes neemt men het als vast
staand aan.
Dit is in elk geval zeker, dat volgens
aanteekeningen, berustende bij de familie
van der Goes, die in de 16de eeuw in
het bezit van het Slot Oostende kwam,
de boom meer dan 300 jaren oud moet
zijn.
Hij was stellig een van de eerste moer-
beziënboomen, die in .ons land werden
aangetroffen, en er zullen niet vele hoo
rnen op onzen „vaderlandschen bodem
worden gevonden, die reeds veel meer
dan drie eeuwen over hun kruin lieten
heengaan en nog zoo rijke vruchten
dragen.
Daarom verdient de boom wel een
bezoek als men te Goes komt. Doch laat
men zich er niet teveel van voorstellen.
Op de kamer van 'den burgemeester
van Goes hangt er een groote foto .v^n
en ik besluit dit artikeltje met het ge
dicht., dat onder die foto staat:
Geplant, gekoesterd en verzorgd
Door' een vorstinnen hand.
Vroeger 't sieraad van den tuin.
Jacoba's lievelingsplant.
'kNijg nu d'eens zoo fiere kruin
Als van den last der jaren moe
Hier in dit vergeten hoekje
Weer naar moeder aarde toe.
Want al was Budding vreemd, wij ge
looven vast, dat hij een kind Gods was.
Hij had den Heere hartelijk lief en is
voor duizenden tot rijken zegen geweest.
Krachtdadige bekeeringen zag men vaak
na zijn prediking.
Onder ontzaglijke belangstelling werd
hij» 16 November 1870 begraven. Onder
plechtig klokgelui reed de lijkkoets naar
het kerkhof, begeleid door een Protes-
tantschen, een (ioomscheii elQ: eeu Jood-
schen lijkdienaar, want hij geloofde, dat
eenmaal de tijd zou komen, dat allen één
zouden zijn. ;En dit geloof in die toekom
stige eenheid moest gedemonstreerd wor
den.
Hij rust nu op het stille kerkhof te
Goes.
En zijn gemeente? zult ge vragen. Zij
is nog heden in stand, ondanks de voor
spelling, dat zij zich weer in de Ned.
Herv. Kerk zou oplossen. Het is nu de
Vrij Evangelische Gemeente in de Stoof-
straat.
Zekere Ds Loggers volgde B. op, deze
werd weer opgevolgd door Ds Sijbenga,
en toen kwam Ds G. van Leussen, die
eenige jaren geleden stierf.
Thans is Ds van de Vis leeraar der
Budding- of Vrij Evang. Gemeente en de
kenmerken, die Budding er eenmaal in
gebracht heeft, zijn nog heden ten dage
te herkennen.
Mocht aan deze figuur nog eens een
proefschrift gewijd worden. Het zou een
dankbaar werk zjjn, want het is een ge
not het leven van zulke menschen te
volgen en de dank voor zulk een kerk
historische studie zou groot zijh.