DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Voor den Zondag. Ds H. I. BUDDING EH DE ZIJNEN FEUILLETON. 12) VAN ZATERDAG 22 JUNI 1929. No. 221'. NAAR JEZUS HEEN. En als de zon onderging, brach ten allen die kranken hadden, met verscheidene ziekten bevangen, die tot Hem, en Hij' leidde een iegelijk van hen de handen op en genas ze. Lucas 4:40. Wat zal dat een ontroerend tooneel ge weest zijn, daar te Kapernaüm. De zon gaat onder, en terwijl de sche mering van den avond komt, gaan daar de ongelukkige zieken tot Jezus. Daar staan ze voor het huis, waar Jezus ver toeft. Wat een lijden 1 Wat een ellende! Bleeke gelaatstrekken, sidderende ledema ten, kreten van smart! En dan komen ook zij, die van den duivel bezeten zijn. Zij roepen en schreeuwen en zij1 sidderden voor Jezus terug. Ziehier de gevolgen der zonde die hier in al haar verschrikkelijikheid openhaar wordt. Ziehier, waartoe het met den mensch is gekomen, die koning wa,s', de stedehouder Gods. Nu is hij onder worpen aan ziekte en dood; nu is daar de satan, die hem pijnigt en beveelt. Maar het gaat naar Jezus! De Heiland is daar en Hijl is innerlijk met ontferming bewogen. Hij schrikt niet terug bij' zoo veel lijden. Ook doorziet Hij beter, dan eenig mensch doorzien kan, dat dit lijden met de zonde in onlosmakelijk verband staat. Hier geldt het: Gij! zult den dood ster ven. Maar Gods Zoon kwam, om1 de macht van zonde en dood t.e breken. Hijl is de L e v e n s v o r s t. Hij1 nam onze krank heden op zich, en de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem. Hier, terwijl de zon ondergaat, heeft een stille worsteling plaats en de Heiland blijft overwinnaar. Het leven zegeviert over den dood. Satan moet zich gewonnen geven. Jezus 'legt dan deze kranken de handen op en geneest ze. Jezus werpt da duive len uit. Hij toont dat er genezing en red ding voor een rampzalig menschdom mo gelijk is. Gij zult den dood sterven. Al de eeuwen door is dit woord be waarheid geworden. Al de eeuwen dopr wordt de straf op de zonde telkens weer openbaar. Gij zult den dood sterven! Noioit is dat woord méér waar geweest, dan toen Gods Zoon op aarde verscheen, om den strijd met zonde en dood aan te binden. Hij! gaat den dood straks in. Hijl daalt neder .ter helle. Hjj doet het in onze plaats. Maar daardoor heeft Hij dan oiok het recht, om de zieken te genezen en om de duivelen uit te bannen. Zijn zegenende handen legt Hij op hen, die met allerlei kwalen bevangen zijn. Zijn woord, waar mee Hij de duivelen bestraft, is met macht. De zon gaat onder, maar Hij geeft licht en leven, 't Wordt nacht, maar in de harten van zoovelen gaat het licht op. En straks, ja 'straks staan ze daar, de genezenen en de kreten van smart worden niet meer gehoord, maar nu weer klinkt de blijde jubel voor ontvangen verlossing. Wij moeten onze zieken tot Jezus 'bren gen. O, wijl doen soms zooveel voor onze zieke dierbaren. Geen werk is ons te zwaar, als wij hun maar verlichting kun nen geven. Geen kosten zijn ons te groot, door A. M. WESSELS. (Slot.) Dan preekte (hij ernstig en verzocht al len „Bid voor mij, dat ik niet verder af val!" maar den volgenden Zondag klonk het: „Wie het niet aanstaat, dat ik zoo preek, die vertrekt maar." Weder vielen er vele leden af, dus bleef hij alleen met zijn groep getrouwen over, die met zijn leerstellingen, o.a. de verwerping der Drieëenheid, accoord gin gen. Gevraagd kan worden, of de Heer© misschien daarom Ds Budding in zjjn laatste levensjaren zoo van de waarheid des Evangelies heeft doen afwijken, om alzoo de menschen in Zuid-Beveland te leeren, niet op een mensch, maar op Hem en Zijn onfeilbaar Woord te bou wen. v Toen kreeg hij het in zjjn hart, dat er een stichting moest gebouwd worden voor weduwen en weezen, het Rahabs- huis genaamd, waarvan wij hier een foto publiceeren. Van alle kanten kwam het geld bijeen. In totaal 662 giften. Al deze giften kwa men hoofdzakelijk uit Zuid-Beveland, doch ook personen buiten het eiland lieten zich niet onbetuigd. Doch niet al leen ontving hij giften in geld, maar ook van tijd tot tjjd sieraden en kleine snuis terijen. Buddings scherpe prediking op de jjdel- als wij hun maar een genoegen kunnen doen. Geen medicijnen zijh ons te duur, ala we maar op beterschap mogen ho pen. Dat is alles goed. 't Isl onze plicht, onze zieken zoo goed mogelijk te verzor gen. Wijl mogen nooit verzuimen, in da gen van ziekte de van God gegeven mid delen te gebruiken. Maar wij moeten méér voor onze fcran- fcen doen. Wjjl moeten ze naar Jezus bren gen. Dat kunnen wij! doen door ons gebed. Laat ons met al hun zorgen en smarten maar tot Jezus gaan. Dit kunnen wijl doen, als wij onze arme zieken naar den Heiland heenwjjlzen. Zij moeten ook zelf tot Jezus gaan. En dan? Zal Jezus hen dan genezen? Wjjl weten het niet. De Heiland is vrijL machtig in al zijin doen. Hij beschikt over leven en dood. Hij is machtig engewillig. Zie het toch aan die kranken te Kapernaüm. Hoe laat ze ook komen, Jezus staat gereed. Welke kwalen ze ook hebben, Jezus helpt. Hoe langdurig hun ziekte hen ook plaagt, Jezus is machtig. God heeft ons niet beloofd, dat al onze dierbare zieken, met wie we tot den Heiland gaan, genezen zullen. Maar als wjj; hen bij Jezus brengen, weten we, dat ze veilig zullen zijn. Niemand die in waarheid tot Jezus komt, gaat ongezegend heen. En zij het dan ook, dat net sterven moet worden, onze kranken, die tot Jezus gingen, be hoeven niet bevreesd te zijin. Want Hij heeft den prikkel des doods voor al de Zijnen weggenomen. Hun sterven is een ontslapen. Een ontslapen in Jezus1. ONVERMOGEN. Soo weynich als men wijln wt netelen can drucken, Soo weynich als de Moor can bley- cken sijne huyt, Soo weynich als de losch sijh vlecken wisschen wt, Soo weynich als men mach van dorens vijighen plucken; Soo weynich als een steen hem rechten can of bucken, Soo weynich als een 'trom van seilef slaen geluyt, Soo weynich sonder vocht opschieten can het cruyt, Soo weynich souder saet den lantbou can gelucken, Soo weynich als een pot self wasset wter aerd', Soo weynich als een kint hemselven teelt of baert, Soo weynich als een ljjek can ploeghen ofte delven; Soo weynich als een h'uys wordt son der hant gesticht, Soo weynich als den dach oomt son der 'tsonnelicht; Soo weynich heeft den mensch het goede van hemselven. (J. REVIUS.) ZEVEN WEKEN OP EEN IJSSCHOTS. Door Prof. Dr Franz Behounek. De beteekenis van het poolonderzoek in het algemeen wordt in Behounek's boek van wetenschappeljjke zjjde belicht aan de hand van gegevens, op des schrij vers tocht naar het barre Noorden ver zameld. Hier is iemand aan het woord, dié als man van wetenschap en erkende verdien sten, één van de twee niet-Italianen, die aan Nobile's tocht met de „Italia" heb ben deelgenomen, de waarde van der gelijk onderzoek niet alleen ten volle erkent, maar nog immer gelooft, dat ver liezen en tegenslagen geen oorzaak van belemmering mogen zijn voor het doen van nieuwe onderzoekingen die noodig zijn om meerdere 'klaarheid te brengen in toestanden, omtrent welke men nu nog slechts weinig definitieve zekerheid ver worven heeft. De schrijver van "dit boek, die zich door beid .der jeugd sloeg in. Vele dienstboden en andere personen brachten hem hun gouden ringen, doek- en hoofdspelden, hangers, bellen, ketenen, baken van goud en zilver, zilveren reukdoosjes en -fleschjes, knipjes, geldbeugels en tas- schen. Budding noemde dit „zegeteekenen op den Satan behaald" en maakte dit alles te gelde, ten bate der Buddingstichting. Vijf weken voor de Hervormingsdag zei hij: „Ik wil dit huis op Hervormingsdag inwijden. Er is nog f600 te kort! Dénk er aan, vóór dien tijd moet dat geld er zijn, want ik draag dat huis aan God niét op, zoolang er nog één cent schuld op blijft staan!" En het kwam er. Zelfs nog een 100 gulden meer. Wij kunnen niet voortgaan met meer dere verhalen van hem te vertéllen. Zij zijn legio. Op zekeren dag kreeg Ds Budding be zoek van een zendeling. Na het avond eten bij hem gebruikt te hebben, vertrok deze naar zijn logement, 's Nachts begon Budding te bedenken, dat hij dezen zen deling had moeten herbergen en hem al- zoo deze kosten besparen, 's Morgens vroeg begaf hij zich naar dit logement en toen de zendeling om de nota vroeg, deelde de waard mede, dat iiji reeds betaald was. Een feit, dat ook niet vergeten mag worden, is n.l. dat Ds Budding veel deed voor bet Christelijk onderwijs in Goes. Hij en bakker De Jonge stichtten een Cbr. School, „Nathanael" was haar naam. Bakker de Jonge had hierin een werk zaam aandeel, daar de school achter zjjn huis op den Oostwal uitkwam. Hoofd een groote eerlijkheid kenmerkt, stemt toe, dat de wetenschappeljjke resultaten van Nobile's expeditie niet aan het doel van dezen tocht beantwoord hebben. Maar de tegenspoed die hen teisterde en voor velen hunner den dood bracht, is niet in staat geweest zijh opinie te wijzigen. Ondanks dit alles vraagt de lezer zich af, of de zeventien menschenlevens die deze tocht gekost heeft, niet een te dure prigs zjjn voor de wetenschappelijke re sultaten, die zeker niet groot zjjn; hjj vraagt of deze gebeurtenissen niet een ernstige waarschuwing zijin voor degenen, die nog altijd in de mogelijkheden en de belangrijkheid van dergelijke tochten on verzwakt gelooven, of de resultaten, ze ker eerst na hardnekkig doorzetten en telkens opnieuw beginnen te bereiken, zullen opwegen tegen al deze ontzettende, niet te herstellen verliezen. Zal de wetenschap met mogelijke re sultaten van het poolonderzoek zóó zeer gebaat zijin? Zal het voordeel voor de menschheid in haar geheel van zulk een beteekenis zijn, dat het verlies van tien tallen menschenlevens slechts een kleinig heid is? Wij constateeren niet; maar wij! zijn allerminst overtuigd. Het zijh vragen, die Behounek's boek met al zijh feiten niet wegnemen kan. Integendeel, juist dooi de lezing van deze droeve ervaringen worden deze vragen als vanzelf op den voorgrond geplaatst. Na oen voorspoedige vlucht heeft No bile's expeditie 'den Noordpool bereikt. De leider heeft de geestdriftige gelukwen- schen in ontvangst genomen; de Italiaan- sche vlag en het pauselijke kruis zijn naar omlaag geworpen de „Italia." vangt den terugtocht aan. Maar het werd een tocht naar het ein de; de schrijver zegt er van: „Op het laatste oogenblik greep ik met de linkerhand de leuning van de gon del en keek nog eenmaal omlaag. De aanblik was ontzettend. Het ijs scheen op ons aan te vliegen en veranderde naar mate wij dichterbij' kwamen, van een oor- s[ronkelijk effen vlakte in ontelbare ijs blokken, die in wilden chaos dooreen- geworpen en hier en daar door waterka nalen gescheiden waren. Ik trok mijh hoofd terug en sloiot de oogen met de gedachte: „Nu is alles uit", en reeds volgde een schok en direct daarop een tweede. De gondel stootte met een ont zettend gekraak op het ijls, boorde zich diep in de sneeuw en sloeg in stukken. Ik voelde, hoe van alle zijiden iets zwaars op mij drukte en hoe ik door deze zware massa weid voortgaschoven. Dat was de sneeuw, die door deu gebroken bodem van de gondel naar binnen drong. Ik deed wanhopige pogingen om uit de sneeuwmassa te geraken, die mij dreigden te verstikken." „Ik ging naar Nobile en deed moeite om ham te overtuigen, dat wij zeker zou den worden .gered. Doch een man als hij had geen troost noodig en dus was ik niet verbaasd, toen hij mij lachend ant woordde, dat hjj1 het voor ons hoopte. Hij hield zijn verwondingen dus blijkbaar voor doo'delijk; zijh geestkracht was echter niet aangetast. Malmgren meikte eenige dagen later op, dat de generaal werkelijk een groot man was en maar al te goed de kleinheid vaa de menschen om hem heen gevoelde." Dat is het begin van hun wekenlang ver blijf op de ijsschotsen; temidden van de ontzettende eenzaamheid der ijsvelden ne gen mannen, zonder huplmiddelenNo bile, Mariano; Zappi, Viglieri, Malmgren, gen mannen, zonder hulpmiddelen: No- gen schipbreukelingen; negen helden. Niet vele dggen gaan voorbiji, of voor de eerste maal wordt het woord „af- marsch" uitgesproken. En wel door Malm gren, de eenige die pool-ervaring bezat. Men wilde pogen, met geforceerde mar- schen de kust te bereiken om zóó hulp te halen. Na de plannen tot in details onder zocht te hebben, wordt tot den afmarsch besloten. Den kameraden werd een wel gemeend „A rivederci" (Tot weerziens) toegeroepen drie personen vertrokken. Dezo marsch heeft Malmgren het leven, Mariano een voet, Zappi bijna het ver stand gekostWeer telt het 'barre Noorden een eenzaam graf méér; veertien dagen na den afmarsch kon de Zweed- sche .geleerde niet verder, maar spoorde zijn twee kameraden aan om hem te ver laten en zich zelf te redden. Zij hebben in de sneeuw .een gTaf voor hem uitgegraven, een deel van zijh kleeding en de rest van zijn proviand meegenomen „Nog nooit," zegt Behounek in zijn boek, „nog nooit is in de geschiedenis der pooltragedies iemand onder zulke om standigheden als Malmgren door zijh kar meraden in den steek gelaten. Deze ge beurtenis is zóó ontzettend en schokkend, dat zij in zichzelf reeds het bewijs vormt, dat de beide Italianen op dat oogenblik het verstand hadden verloren." Behounek is met dr Finn Malmgren zeer bevriend geweest; het verwondert ons niet, dat diens dood hem schokt, en dat hij, harde woorden richt tot Zappi over de wijze waarop deze zich op den tocht over het ijls gedragen heeft. Nóg dreven daar zes schipbreukelingen op een ijsschots; nóg was de dageraad der redding verZij' begrepen wel, hoe moeilijk het voor de vliegers zijn moest om op "het ijs iemand te ontdekken; het ij's met zijn schaduwen en reflexen veroor zaakte groote moeilijkheden. „Vanaf een hoogte van eenige meters zag men hon derden en honderden ijsblokken en even zeevele schaduwen en reflexen en dat alles vloog met de snelheid van een exprestrein voorbijl." Maar eindelijk kan luitenand Lundborg zijn ski-vliegtuig op een schots brengen. In aller hart trilde het verlangen, de hoop, maar ook was er de angst, dat de landing niet gelukken zou „Twintig minuten van gespannen ver wachting gingen voorbij en plotseling ver toonde zich de hooge, slanke gestalte van den piloot in een donkerbruin vlieg pak. Onder de kap zagen wij zijn blozend gelaat met aangename, open trek ken en een paar blauwe oogen, die ons gansche kamp medelijdend beschouwden." Met dit vliegtuig is toen Nobile mee gevoerd de eerste der schipbreukelin gen was gered! Maar eindelijk, na dagen en nachten van spanning, na ontberingen zonder tal, nadert ook voor de anderen de redding; ze komen aan boord van den rj'sbreker de „Krassin". Gered! „Zoo verlieten wiji op 14 Juli om 4 uur in den morgen het ijsveld, waarop wij zeven weken, met zeer onzekere hoop op redding, tusschen leven en dood had den' gezweefd; nu was het einde gekomen van alle beproevingen, waarvan de gees* telijke veel erger waren geweest dan de lichamelijke! Nu keerden wij1 tot nieuw leven terug." Den 20sten Juli, de negen-en-vijftigste dag sinds da „Italia" Koningsh'aai voor de Poolvlucht verliet, is de Viglieri-groep er weer terug. Maar ook daar houdt het bange verleden Behounek's gedachten ge vangen: hij is nog xiiet los van dat ver leden, nooit zal hijl dit alles uit zijn denken kunnen bannen: „De poolnacht hult in zijn duisteren mantel het gebied, waar zeven weken lang eenige mannen op een kleine ijsschots in een armzalige tent geleefd hebben en waar drie ongelukkigen in een wanhopigen marsch het vasteland trachtten te .bereiken. Het eeuwige zwij gen wordt .slechts verbroken door het kraken der ij'sblokken, die in de koude van veertig graden barsten En de balans der expeditie? Behounek is eerlijk, vóór alles is hij eerlijk. Hij leest u de doodenlijst voor: zeventien kostbare menschenlevens. Tot zulk een prijs worden de (even tueel©) wetenschappelijke resultaten be reikt! ililllllill De Budding-Stichting aan den Westwal te Goes was dhr Bloemendaal, die later naar Neerbosch vertrok. De kwestie der vaccinatie enz. was de oorzaak, dat tot opheffing moest wor den besloten, maar ook de financieels kwestie sprak een woordje mee. Ds Budding stelde zich op het stand punt: „Geen schoolgeld en geen salaris voor het personeel". Van giften en gaven in geld en natura wilde men er komen. „God zou wel zorgen 1" Nu ging dit goed met het eerste hoofd dhr Bloemendaal, daar deze financieel sterk was. Maar met zijn opvolger, dhr Van der Heijden, kwam dit verkeerd uit. Deze, een niet-bemiddeld man, kon er valn een turfje en eenige giften niet komen, I I zoodat eindelijk de school moest gesloten worden. Dit was echter een feit, dat Buddings en de Jonge's school, de meeste leer lingen telde. Immers, de stadsscholen kosten geld en .bij Ds Budding was het gratis, welke overweging, bij velen zeer veel invloed deed gelden. In het laatst van zijn leven ging hij eens naar Noord-Brabant cp reis en werd te Bladel, (eenige uren van Eindhoven) ernstig ziek. Twee maanden moest hij er blijven. Na toen wat te zijn opgeknapt, kwam hij weer in Goes terug. Hij had echter een knak gehad. Hjj begon te sukkelen en 10 November 1870' ontsliep hiji in zjjn Heere en Heiland. j Dr Behounek's boek zal zeker veler aandacht trekken. Dat is allerminst wonder, want beter dan couranten het konden beschrijven, geeft dit werk een "beeld van Nobile's N oordpool expeditie. Het mag een boek van blijvende waar de genoemd worden, dat naast de wer ken van Scott en Shackleton een eervolle plaats inneemt. A. L. VAN OYEN. BIJ ZIEKE VROUWEN bewerkt het gebruik van het natuurlijke „Franz-Josef"- bitterwater een ongehinderde en gemakke lijke lediging van den darm, waarmede vaak een buitengewoon weldadige terugwerking op de zieke organen gepaard gaat. Schrij vers van klassieke leerboeken over vrou wenziekten verklaren, dat de gunstigste werkingen van het „Franz-Josef"-water ook door hun onderzoekingen gestaafd worden. UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN. Door A. M. Wessels. LXXXI. De 'historische boom in Goes. De vreemdeling, die onze aloude stede Ter Goes bezoekt en naar hare merk waardigheden vraagt, wordt doorgaans ook gewezen op den moerbeziënboom, eens door Jacoba van Beieren geplant. Hij is midden in de stad te vinden, in een hoekje van het nu verbouwde Slot Oostende, van welks vroegere pracht niets meer over is. De beteekenis van dezen boom schuilt hoofdzakelijk in de plantster, die hem in de 15de eeuw aan den grond toebe- trouwde. Het was voor haar een aflei ding om er voor te zorgen. Al zijn er eeuwen voorbijgegaan, se dert haar verblijf in Goes, en al zijn er ook reeds enkele privilegies, die zij de stad schonk, vervallen, toch wordt de naam van Jacoba nog met eerbied gei- noemd. Goes was aan Jacoba van Deieren veel verschuldigd. Behalve de boom, schonk zij nog iets aan de stad, de Jaarmarkt, die tot op den "dag van heden jxouw wordt gehouden. De moerbeziënboom bracht jaarlijks heerlijke vruchten voort. Ik meen te we ten, dat aan 'H. M. de Koningin, toen zij eens een bezoek aan onze stad bracht, op het stadhuis een schaal met moerbeien werd aangeboden. Deze historische boom biedt geen fraai gezicht. Gekromd, gelapt, gesteund als hij is, zou men niet denken, dat daar van nog vruchten worden ingezameld. Er wordt echter ook wel eens aan ge twijfeld of het wel waar is, dat Jacoba hem plantte. Niemand kan dit uitmaken, doch in Goes neemt men het als vast staand aan. Dit is in elk geval zeker, dat volgens aanteekeningen, berustende bij de familie van der Goes, die in de 16de eeuw in het bezit van het Slot Oostende kwam, de boom meer dan 300 jaren oud moet zijn. Hij was stellig een van de eerste moer- beziënboomen, die in .ons land werden aangetroffen, en er zullen niet vele hoo rnen op onzen „vaderlandschen bodem worden gevonden, die reeds veel meer dan drie eeuwen over hun kruin lieten heengaan en nog zoo rijke vruchten dragen. Daarom verdient de boom wel een bezoek als men te Goes komt. Doch laat men zich er niet teveel van voorstellen. Op de kamer van 'den burgemeester van Goes hangt er een groote foto .v^n en ik besluit dit artikeltje met het ge dicht., dat onder die foto staat: Geplant, gekoesterd en verzorgd Door' een vorstinnen hand. Vroeger 't sieraad van den tuin. Jacoba's lievelingsplant. 'kNijg nu d'eens zoo fiere kruin Als van den last der jaren moe Hier in dit vergeten hoekje Weer naar moeder aarde toe. Want al was Budding vreemd, wij ge looven vast, dat hij een kind Gods was. Hij had den Heere hartelijk lief en is voor duizenden tot rijken zegen geweest. Krachtdadige bekeeringen zag men vaak na zijn prediking. Onder ontzaglijke belangstelling werd hij» 16 November 1870 begraven. Onder plechtig klokgelui reed de lijkkoets naar het kerkhof, begeleid door een Protes- tantschen, een (ioomscheii elQ: eeu Jood- schen lijkdienaar, want hij geloofde, dat eenmaal de tijd zou komen, dat allen één zouden zijn. ;En dit geloof in die toekom stige eenheid moest gedemonstreerd wor den. Hij rust nu op het stille kerkhof te Goes. En zijn gemeente? zult ge vragen. Zij is nog heden in stand, ondanks de voor spelling, dat zij zich weer in de Ned. Herv. Kerk zou oplossen. Het is nu de Vrij Evangelische Gemeente in de Stoof- straat. Zekere Ds Loggers volgde B. op, deze werd weer opgevolgd door Ds Sijbenga, en toen kwam Ds G. van Leussen, die eenige jaren geleden stierf. Thans is Ds van de Vis leeraar der Budding- of Vrij Evang. Gemeente en de kenmerken, die Budding er eenmaal in gebracht heeft, zijn nog heden ten dage te herkennen. Mocht aan deze figuur nog eens een proefschrift gewijd worden. Het zou een dankbaar werk zjjn, want het is een ge not het leven van zulke menschen te volgen en de dank voor zulk een kerk historische studie zou groot zijh.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 5