r DE ZEEOW TWEEDE BLAD. capzijde M-MASSEE Het huisje aan den zeedijk Uit de Provincie. ende Franje ■BOUW, FEUILLETON. ns voorhanden. GOES CHT. de veiling van het hap" te Kats, op ET DOOR d uit de hand ver- Motaris MATTHIJS. Diaoonle der Ned. mte te Nisse: n 3 woningen met Misse, nos. 7, 8 en A. 85 c.A, bruik. >tten voor het ge in ten kantore van vóór of op 23 VAN MAANDAG 15 APRIL 1929. No. 164. NOG STEEDS DE UTRECHTSCHE PUBLICATIES. Er wordt over de bekende Utrechtsche publicaties, die zooveel stof hebben op gejaagd, nog steeds nagepraat. En men kan niet zeggen, dat de zaak er door al dat praten duidelijker op wordt. Er zijn allerlei verklaringen1 afgelegd en tegenspraken gepubliceerd, maar met dat al blijft er bij deze affaire nog veel geheimzinnigs. Het volle licht is nog volstrekt niet opgegaan. Dat blijkt ook weer uit een onderhoud, dat een correspondent met Dr Ritter had en waarvan de N. R. Crt. een verslag geeft. Een gedeelte daarvan laten wij1 hier volgen. Naar aanleiding van zekere mededee- lingen van "den heer Van Beuningen, waarin lyj ontkende jhet document aan Dr Ritter getoond te hebben, verklaart deze o.m.: Wanneer de heer v. B. ook in zijn mededeeling van 11 April de belangrijk ste feiten verzwijgt of ontkent, moet men hem daarvan geen moreel verwijt maken. Hij dekt, in de moeilijkste' positie, door ontkenningen, met zijn eigen goeden naam de eer van het departement. Mis schien zal het depart, wanneer zijn ont kenningen op "den duur onhoudbaar blij ken, op de gebruikelijke wijze desavou- eeren, maar dan begrijpt iedereen, hoe laat het is. De schuldige, die het zaakje heeft opgezet, staat naar mijn overtuiging achter den heer v. B." Was ook aan U discretie verzocht? „Zeker. En ik heb .die discretie ook beloofd. Natuurlijk niet aan den par ticulier, maar aan den regeeringsagent, den eenigen met wien ik te maken heb gehad. En ik heb het geheim dan ook strikt en loyaal bewaard. Zelfs bij het pro forma onderzoek, dat de Min. van Justitie (evenals zijn Belgische collega in België) naar de zaak heeft doen .in stellen en waarbij mij overigens uit de geheel spontane mededeeling van mijn ondervrager bleek, dat hij1 volkomen be greep, waar Abraham den mosterd ge haald had. Doch ik begreep mijnerzijds, dat 's Ministers laten vragen naar den bekenden weg eenerzijds de bedoeling moest hebben, om na te gaan, of ik de aan den regeeringsagent beloofde dis cretie inderdaad bewaarde ,en anderzijds kon ik vermoeden, zooals ook gebleken is, dat de uitkomsten van het onder zoek voor den Belgischen gezant bestemd waren, zoodat een antwoord op de vra gen naar mijn bron allerminst kon ge- wenscht worden. Ik heb het geheim zelfs nog bewaard, toen de minister van B.Z. in de Eerste Kamer, om den 'heer v. Embden in het gevlij' te komen, beloofde met Justitie te overleggen, of publicatie van vervalsch- te stukken ware strafbaar te stellen, een al zeer onridderlijke houding, omdat daar door geïnsinueerd werd, dat ik zou heb ben geweten, althans zou hebben kunnen weten, dat het stuk niet authentiek was. Terwijl mij de absolute echtheid juist van regeeringswege was verzekerd I En ik zou met stukgebeten lippen hebben gezwegen, ware niet het regeeringscom- muniqué verschenen, dat mij van den plicht der geheimhouding onthief!" Maar hoe komt de regeering dan tot dit communiqué? „Een iegelijk doet, wat goed is in zijn oogen en de een werkt lustig tegen den ander in. Het onbegrijpelijke van het communi qué is thans ook alleen te begrijpen uit een algemeen en volslagen gebrek aan leiding, dat de regeering in deze zaak kenmerkt. Zoo verschijnt dan het commu niqué, dat, door zijn laatdunkenden toon, een uitdaging was, die, onbeantwoord, mijln eer als journalist in het geding! zou hebben gebracht. Toen eindelijk heb door HUGO KINGMANS. 99) o De ervaren verzorgster van fzenuwpa- tiënten stelde hen gerust. ,,'kHad niets anders verwacht, mijn heer. Wees u maar blij over het voorge vallene. Het was een gunstig teeken. Het was een bewijs dat het bewustzijn niet geheel weg is. Wacht u nu maar af, wat de dokter zal zeggen." „Maar u weet er toch ook wel iets van", drong Mevrouw Van Meersma aan. „Wat denkt u?" „Ik verwacht, mevrouw, dat deze toe stand weer eenigen tijd duren zal. Maar vermoedelijk krijgen we dan weer een herhaling. Mogelijk bij tusschenpoozen. Doch ik weet het ook niet. Er is niet één patiënt gelijk aan den ander. De dokter Er werd gescheld. „Daar is de dokter vermoedelijk al. 'k Zal hem even gaan halen", zeide mijn heer Van Meersma, om spoedig daarop weer te keeren met den medicus, wien hij haastig het verloop had verteld. Maar nu stond de dokter weer, als den ik, nadat het persgeheim door de regee ring, die hierin bevoegd was, uitdrukkelijk was opgeheven, gesproken, zooveel als noodzakelijk was." Zooveel als noodzakelijk was? Zeker i Het geldt hier toch geen aan val op de regeering? Ik weet wel, dat de zakelijke maar vernietigende critiek, in mijn orgaan op het ontwerp-van Karne- beek uitgeoefend, mij: op zekere bureaux van buitenlandsche zaken zeer kwalijk ge nomen is, en dat mijn orgaan in den laatsten tijd hoogst onwaardig behandeld is; maar dit kan op de politiek van mijn blad niet den minsten invloed uitoefenen. Het U. D. is en blijft principieel een re- geeringsgezind blad, het voert zakelijke, maar geen persoonlijke politiek. Het kan, gelijk ik den Premier schreef, nimmer op mijn weg liggen, de Regeering noodeloos onaangenaam te zijd, doch ik ben ook verantwoordelijk voor de eer van mijn blad, mijn richting en mijn persoon. Toen ik dan ook op 11 Maart, nu aan de Re geering direct, mijn belofte van geheim houding aan den Regeeringsagent ver nieuwde, heb ik 'daarbij uitdrukkelijk ge stipuleerd, dat, wanneer de Regeering zou voortgaan met verkeerde voorstellingen aangaande mijn houding te wekken, ik mij voorbehield „al datgene te doen, wat mij tot verdediging van mijn eer als dagblad schrijver noodzakelijk voorkomt". Dat heb ik, nadat het geheim was prijs gegeven; gedaan, en daarmede is voor mij de zaak uit. Nu op mijn beurt zeg ik: De Regee ring kan verder dementeeren en beweren wat zij wil: na wat thans bekend is, en nadat zij een onpartijdig onderzoek heeft geweigerd, zal niemand haar meer geloo- ven. Hoe meer men nu praat, des te die per praat men zich vast. Ik leg nu weer de haanpal om. Enkele details zooals het Lakstempel in een ongefiatteerd inter view zuilen voor de liefhebbers nog wel nadere opheldering vinden, maar wat het cardinale punt in de geschiedenis der publicatie betreft, weet nu iedereen, die Tiet weten wil, wel, waar het paard gebonden staat. Buitenlandsche Zaken heeft „Solo Slim" gespeeld en dat is deerlijk mislukt." BRIEVEN UIT HET LAND VAN CADZAND. XXXIV. i i De waterleiding. Een brandende kwestie. Het belang er vbt voor ons Zeeuwsch-Vlaanderen. 'De waterleiding, een brandende kwestie, 't Is een eigenaardig beeld. Toegegeven, maar we zullen het woord toch maar laten staan. Op 31 December woonden in ons Zeeuwsch- Vlaanderen 82428 memschen. Ik ben niet sterk in de statistiek, maar laten er 22428 meinsohjes van onder de 20 afvallen, als nog niet tot oordeelen bevoegd (een enkele „voorbarige" 4e of 6e klas H.B.S.'er uitgezonderd) dan blijven er 60.000 memschen, „groots" memschen, zoo als wjj in ons land van Cadzand zeggen, over. En al die 60.000 menschen hebben 60.000 meeningen over de waterleiding. Er zijn er, die zonder de v^terleiding geen minuut meer kunnen, 4'® dag cn nacht vervolgd worden door het schrikbeeld van een leger microben, en bacteriën, en ©r zijn er, die zweren bij hun regenbak, al is die nog zoo zwart. En daar- tusschen, tusschen dit uiterst rechts en uiterst links (neen, niet uit politiek, maar uit water leidingoogpunt) allerlei tussohenmeeningen. In één onzer groote dagbladen schreef twes jaar geleden een Zeeuw: „De inwoners van Zeeuwsch-Vlaanderen vormen een eigenaardige en zeer moeilijke bevolking. Er is geen streek in ons gewest, en misschien in ons land, waar zooveel persoonlijke gevoeligheden zijn te ont zien. Van alle onwillige gemeenteraden, zijn die in Zeeuwsch-Vlaanderen de koppigste". Mijn eigenliefde verzet zich wel een' beetje tegen deze uitspraak, maar ik begin toch te gelooven ,dat de schrijver niet zoo geheel en al ongelijk had. Het woord Waterleiding werkt op sommige personen als een rooie lapop een stier. Als men deze zoo'n lap voor de oogen zwaait, dan beginnen zijn oogen te fonkelen, en kromt zich zijn sterke pek. en' gaat hij- er op af. Zoo gaat het ook in Zeeuwsch-Vlaanderen, als men bij sommige personen over de waterleiding spreekt. Dan is de uitwerking van dat woord heelemaal niet gelijkend op een frisch stort bad, maar meer op een heet waterbad. Nu gaan wfj niet onderzoeken of er aanlei- vorigen keer, bij een patiënte, die volko men onverschillig voor haar omgeving daar neerlag. „Jammer, dat ik bet gesprek niet heb kunnen meemaken", zeide hij; toen hij zich alles haarfijn had laten vertellen." „Wij kunnen dat ook niet helpen, dok ter", verontschuldigde mevrouw Van Meersma zich. „Het ging alles zoo haas tig in zijn werk. Wij hebben u onmid dellijk geroepen." „O, ik verwijt niemand iets", zeide de ander haastig. „Er is niets aan te veran deren. Wij kunnen geen ijzer met handen breken. Intusschen is dit verschijnsel moedgevend, dat staat vast". „Dacht u, dat het spoedig weerkeert?" vroeg de architect, hoewel hij' feitelijk wel begreep, dat de medicus daarop ook geen afdoend antwoord zou kunnen geven. „Er valt niets van te zeggen, mijnheer. Van Meersma", zeide deze dan ook. „Voor het oogenblik kan ik niets 'doen. U roept mij maar zoo spoedig mogelijk, al was het midden in den nacht. Ons streven moet zijn, indien dat maar eenigszins mogelijk is, haar aandacht af te leiden van het gebeurde. U hebt het nu zelf meegemaakt; zij 'begint er over; zij gaat tobben en "de oude toestand keert weer. Dat nu moeten wij zien te voor komen." „Dat is niet zoo eenvoudig, dokter'", merkte de architect op. y ding gegeven is, dat sommige tegenstanders zoo heel erg fel zijn. Het kan best zijn, dat niet altijd even tactisch i3 opgetreden, maar ik kan dit niet .beoordeeleo, en het gaat er in het stadium, waarin we nu .gijn, ook niet om. Na het werk van de commissie van onderzoek, vastgelegd in het door haar uitgebrachte rap port, moeten wij als Zeeuwsch-Vlamingeini rus tig overwegen, wat ons te doen staat. De zaak gaat er nu voor een ieder, die het met ons landje wel meent, niet om, of er gevoeligheden zijn opgewekt, of deze of gene op da teenen is getrapt, maar alleen of het voor ons, laat ik maar dicht bij huis blijven en de Axelaars hun eigen zaakje laten opknappen, of het voor ons, Cadzantenaars, van belang is, dat wij1 een waterleiding krijgen en of de prijs niet te duur betaald is, of in de toekomst te duur betaald zal blijken te zijn. Eerst dus over het belang van de water leiding. En dan moeten we ons wachten voor overdrijving. In 't algemeen hebben wij in niet al te droge jpren voor huishoudelijk gebruik, tamelijk goed water. Het vreeseljjk gevaar, dat door sommige voorstanders breed wordt uitgemeten, dat er uit gezondheidkuncGg oog punt in schuilt, het water uit de regenbakken te drinken, vervuild door de daken, enz., is nu niet zoo vreeselijk, als wel wordt beweerd. Zoo'n in voortdurende vrees voor allerlei ziek ten levende voorstander zou je uit baloorigheid tegenstander maken. Evengoed als een door alles heen voorstander van een schoolarts je door de opsomming van alles, wat onze „lieve kleinen" in school dreigt, onwillekeurig de verzuchting doet slaken, hou toch op met dat geleuter en bewaar me voor een schoolarts. Ook hier schaadt de overdrijving. Maar als we het kalm en nuchter bekijken', is er toch veel voor de waterleiding te zeggen, ook voor huishoudelijk gebruik. In ook maar eenigszins droge jaren, zijn er maar al te veel gezinnen, waar men naar de „kerkebak" om water moet, veel gezinnen, waar men zuiniger met water moet omspringen, dan uit gezond- heidkundig oogpunt wenschelijk is, en als de stand van de bak nog lager wordt, is de kwa liteit van het water nu juist niet al te best; dan is het, om het zacht uit te drukken, wat aan de zwarte kant, en Jcan het gebruik voor ons lichaam niet erg bevordelijk zijn. Nu zeggen sommige tegenstanders wel, dat we het vroeger ook zonder waterleiding hebben gedaan, en dat het tóein 'toch ook goed ging. En dat is waar. Wie hebben het vroeger ook zonder electrisch licht en gaslicht, en auto's en maaimachines en' fietsen en trams gedaan, en het ging ook. En vroeger waren onze hui zen ook heel anders ingericht en het ging ook. En vroeger waren onze maaltijden ook heel wat eenvoudiger. Ik heb het ook nog wel ge zien, dat ze met hun allen rond de tafel uit de groote pappot lepelden, zonder nu ineens dood te gaan aan allerlei afgrijselijke ziekten, hoewel het onderste uit die pappot toch wel een verzamelplaats van allerlei -bacteriën moet geweest zijn. Het zal met de waterleiding, als wij' die eenmaal hebben, gaan, zooals met zooveel dingen, die het leven aangenamer hebben ge maakt. Wie, die het electrisch licht in huis heeft en maar aan eein knopje heeft te draaioen en heel de kamer baadt zich in het mooiste licht ,dat men zich denken kan, verlangt nu nog terug naar den tijd van grootvader, toen ze met het tuitlampje moesten scharrelen. Zoo zal ook een ieder, die straks maar aan het kraantje te draaien heeft, en' hij krijgt het heerlijkste water, dat zich denken laat, zeggen, hoe hebben wij ons vroeger toch moeten be helpen, toén we den „aoker" aan de ramme lende ketting moesten laten zakken in de regenbak om water te putten, en dan water, dat dikwijls verre van zuiver was. 'Ook voor den veehouder is het van groot belang, dat hij ten allen tijde over goed drink water voor zijn beesten zal kunnen beschikken. Vooral in droge maanden is het dikwijls een tobben voor hem, om voor zijn vee zuiver water te verkrijgen. En voor de tuinbouw, die in Zeeuwsch- Vlaanderen nog aan het begin van zijn ont wikkeling staat, maar die vooir onze streek heel wat belooft. En dan niet het minst voor de industrie. Er moet in onze streek meer werkgelegenheid ko men. Het is treurig maar waar, dat ons landje zijn eigen kinderen niet meer kan voeden. Op 31 December 1927 woonden in Z.-Vl. 82881 menschen, op 31 Dec. 1928 slechts 82428, een achteruitgang dus van 453 personen. Voor het meerendeel weggetrokken naar industrieplaatsen Gelukkig voor hen, dat er elders nog werkge legenheid is, maar zeer te betreuren is het, dat ze wegtrekken moesten, wilden zij in „Ik ben dat volmaakt met u eens, mijnheer Van Meersma. Toch moet ons streven daarop gericht zijn. En u allen moet daartoe medewerken, 'k Had dan ook gaarne, dat u zich voorloopig hield aan wat ik nu ga zeggen." De specialist zweeg even. „Kijk eens", zei hij dan, „wat ik verg is voor n niet gemakkelijk. Maar u begrijpt, dat ik den eisch niet zou stellen, als ik er geen heil in zag." „Natuurlijk niet, dokter. Wat verlangt u?" vroeg de architect. „Naar alle waarschijnlijkheid krijgen wij, vroeg of laat, een herhaling. Dat moet trouwens. Anders gaat het verkeerd. Wanneer nu de verpleegster bemerkt, dat er weer eenig bewustzijn komt, moet nie mand uwer in het vertrek zijn en er ook niet komen. Het is schijnbaar een harde eisch, maar die lijkt mjj noodzakelijk. Zij mag geen bekenden zien. Natuurlijk word ik dan onmiddellijk geroepen. Ik hoop, dat ik dan op tijd kan zijn. Wij- zullen dan verder zien. De zuster zal ik straks voor dat geval orders geven. U belooft mij, niet Her te zullen komen?" „Als u dat noodzakelijk oordeelt, zal het gebeuren, dokter", zeide mevrouw Van Meersma. ,,'tls zuiver een proef, mevrouw. Het is best mogeljjk, dat de uitwerking nihil is. Er valt niets van te zeggen. Maar u begrijpt levendigwanneer zjj niemand. hun onderhoud en dat van hun gezin kunnen voorzien. Voor industrie, die veel meer werkge legenheid zou scheppen, is goed water een eerste vereischte. Het is bekend, dat meerdere plannen tot sfichting van fabrieken zijn afge stuit op bet gemis aan water. Naar algemeen bekend is, zal b.v. de oprichting van een stroo- kartonfabriek niet doorgaan, als de waterlei ding er niet komt, omdat het dan eenvoudig niet kan. Uit velerlei oogpunt dus, is de waterleiding voor den bloei van ons Zeeuwsch-Vlaanderen ook van ons landje van Cadzand, zeer ge- wenscht. Opdat mijn brief niet te lang worde en de hoofdopsteller zijn schaar gebruikt, zal ik de vraag, of de waterleiding niet te duur betaald is, of in de toekomst zal blijken te zijn, een volgend maal bespreken. |S chipbreuk. Het Engalsche stoomschip „Gabon", komende van Ant werpen, is Vrijdagnacht bij! den Wande laar op het wrak van een aldaar gezonken schip geloopen; het is in zinkenden toe stand naar Vlissingen gesleept en bijt Ram- mekens aan den grond gezet. Tegen brandgevaar. Door Ged. Staten van Zeeland is aan de be sturen van de gemeenten en van de pol ders of waterschappen in die provincie een circulaire gericht, w.i. wordt gezegd, dat de vernieling van het stadhuis te Leiden door brand de aandacht heieft gevestigd op het groote gevaar, waaraan de archieven welke zich in dergelijke ge bouwen bevinden, in de me-este gevallen zijn bloot gesteld. In 1919 wezen Ged. Staten reeds op de verplichting ingevolge de Archiefwet, om zorg te dragen voor de archieven en om die welke dagtee- ke-nen van vóór 1813, resp. 1811, naar een door het bestuur daartoe bestemdel' bewaarplaats te brengen. Voor zoover zulks nog niet reeds het geval is, zal doze archiefbewaarplaats zóó dienen te worden ingericht, dat aan alle eischen, die dienaangaande kunnen worden ge steld, niet het minst met het oog op brand, zijl voldaan. Een brandvrije kluis is uit den aard der zaak het meest afdoende, en zoo mogelijk zou dan ook naar het bezit daarvan dienen te worden gestreefd. Maar ook het z.g. „nieuw archief" (waarvan de stukken niet jonge-r dan b.v. 30 jaren, naar de archiefbewaarplaats kunnen worden overgebracht) dient tegen brand Ie worden beveiligd. De brand van het Leidsche Stadhuis, die uit een administratief oogpunt tot vele moeilijk heden aanleiding gaf en nog wel steeds zal geven, is hier een waarschuwend voorbeeld. Olok voor dit nieuw-archief zal dus wat de wijze van bewaring be treft de meest nauwgezette zorg in acht dienen te worden genomen. Het is niet doenlijk, daarbij een bepaalde gedragslijn vo-or te schrijven, en elk bestuur zal voor zichzelf dienen uit te maken, o-f en in hoever het verantwoord is ten opzichte van de zorg voor zijd stukken, waar van de vernieling voor de colleges zelve en daarnaast voor de belanghebbenden tot allerlei moeilijkheden kan leiden. Middelburg. Zaterdagmorgen heeft in de Abdij alhier een droevig ongeluk plaats gehad. De stelling, die aldaar eenigen tijd heeft gestaan, bij. de poort aan de zijde van het Koorkerkhof, moest worden af gebroken en daaraan werkte- o.a. mede de 56-jarige werkman F. Toen deze zich in de goot bevond, geraakte hij-, blijkbaar het evenwicht kwijt en viel naar beneden. De ongelukkige bekwam een schedelbreuk en werd do-o-d opgenomen. In den nacht van Zaterdag op Zon dag werden de omwonenden van de Schuitvlotstraat opgeschrikt doo-r een groot kabaal. Dit was ook o-p-* grooten afstand door een agent van politie ge hoord, die zich per rijlwiel er heen be gaf en bemerkte', dat een huiselijk feestje overgegaan was in een vechtpartij, die op 'straat wer'd voortgezet. Tegen enkele peils'onen werd wegens het verwekken van dat 'burengerucht proces-verbaal op gemaakt. Door de politie is proces-verbaal op gemaakt tegen een tweetal personen, die uwer ziet, dan bestaat de kans, dat zij! met de znster en eventueel ook met mij, ook over iets anders spreekt. En dan hebben wij heel veel gewonnen. Laat ons dit in elk geval eens probeeren." „Het is in orde, dokter", merkte mijn heer Van Meersma op. „Wij hebben ons maar te onderwerpen aan uw inzicht, dat spreekt vanzelf. „Ik dank u voor dat vertrouwen. Nu zou ik gaarne met de zuster alleen nog eens willen spreken." Lia. had het vertrek reeds lang ver laten. Hej; moment, waarop Annie, die haar schier niet had opgemerkt, met haar moeder had gepraat, had haar machtig aangegrepen. Zij was, toen de dokter ver scheen, naar beneden gevlucht, waar me vrouw Van Meersma haar vond zitten, met gevouwen handen vóór zich uitsta rend, als het ware het beeld der wan hoop Zij vertelde, wat de dokter had meege deeld, om te besluiten: „Hij verwacht er wel iets van, al kan hij zich natuurlijk vergissen. Wij zullen er het beste maar van hopen. Kom, Lia, moed, 'kind. We lijden er allen onder. 'kWeet ook niet, hoe het moet." „Ik zou zoo gaarne willen bidden, ma ma, maar ik kan niet", snikte Lia opeens. „O, waarom is hier in huis nooit ge beden? Waarom hebben wjj dat nooit geleerd?'1 i f (J muntmeters openbraken en zich het daar in bevindende geld toeeigenden. Vlissingen. Burg. en Weth. stellen den raad nog voor aan A. Goedegebure over 1928 f 60 en over 1929 f 120 ontheffing te verleenen van p-acht van twee percee- len weiland, die bij het uitgraven van den watergang do-or den Polder Walcheren, zulks met toestemming der gemeente, in beslag zijn genomen. Ten slotte wordt nog voorgesteld aan den heer J. E. J. Zuring 49 vierk. M. grond in het "Villapark te verkoopen voor f 122.50 ten einde zijln tuin te vergrooten. Go68. Naar wij vernemen, hoopt de A.R. Kiesvereen. alhier op Vrijdag 26 April a.s. een openbare vergadering te houden waarin als spreker zal optreden de heer J. G. van Dijlk, lid van de Tweede Kamer en nr. 1 van de A.R. candidatenlijst voior deze provincie1. Naar wij vernemen, zal op een nader te be palen datum ook nog voor deze Kiesver een. optreden de heer Mr J. A. de Wil de te 's Gravenhage. Onder voorzitterschap van den heer Gonst. Stevens kwam de vereen. „Eigen Erf" Zaterdag in algemeene vergadering bijeen. De voorzitter constateerde in zijn openingswoord, dat 1928 voor de vereeniging een goed jaar is geweest, niettegenstaande men niet die onverdeel de samenwerking heieft ondervonden, als waarop de vereeniging, geizien het doel dat men nastreeft, meent aanspraak te mogen maken. Het verslag en de rekening en verant woording over 1928, worden, nadat hier omtrent door den heer J. van Wingep, te Kapelle, lid der commi-ssie tot nazien daarvan, rapport was uitgebracht, onver anderd vastgesteld. Het saldo winst be draagt f2714.40 (vorig jaar f2537.01) Een voorstel tot wijziging der statuten alsmede een voorstel tot aan- en verkoop van diverse perceelen grond, werden met algemeene stemmen goedgekeurd. Herkozen werden tot bestuursleden de heeren J. van Wingen te Kapelle, P. Blok te Nieuwdorp en W. Weistdorp te Heinfcenszand. Nadat nog eenige vragen door den voorzitter werden beantwoord sloot deze daarop' de vergadering. Aan het verslag en rekening en verant woording lontleenen wij voorts nog het navolgende: Op 31 December van het verslagjaa' telde de vereen. 50 aandeelhouders en 283 contribueerende leden. In het verslagjaar zijln bij het bestuur ingekomen: 4 aanvragen ex. art. 13; 12 aanvragen ex. art. 17; 16 aanvragen ex. art. 24. Op een perceel grond in de gemeente Heinkenszand in eigendom, toebehooren- de aan de Vereeniging is een plaatsje gesticht ten behoeve van P. J. Everaard, aldaar, groot 29 A. De totale kosten van dit plaatsje bedroegen f 3945. In de gemeente Borssele is een per ceel grond aangekocht ter grootte van 82 A. voor de som van f 2350 den hoop. Deze grond is uitgegeven aan '3 pach ters tegen een jaarlijkschen .pachtprijs van f 132. Op een perceel grond in 'de gemeente Baarland, in eigendom bij de 'Vereeni ging, werd een plaatsje gesticht, groot 27 A., ten behoeve van A. Nagelkerke. De totale kosten van dit plaatsje bedroe gen f 3329. In de gemeente Wolphaartsdijfc is aan gekocht een perceel grond groot 0.81.30 H.A. voor f3600 den hoop. Op dit per ceel zijn 2 plaatsjes gesticht, n.l. ten be hoeve van A. v. d. Vliet en P. Bliek, groot ieder 0.27.10 H.A. De totale kosten van deze plaatsjes bedroegen resp. f3982 en f 3829. Het nu nog resteerende ge deelte is voorloopig verhuurd aau G. v. d. Kreeke te Wolf aartsdijk. In dezelfde gemeente Werd voorloopig aangekocht een perceel grond van den heer J. Driedijfc aldaar groot 0.69.80 H.A. voor den prijs van f3150 den hoop, met de bedoeling, daarop 2 plaatsjes te stich ten. Door B. en W. van Wolf aartsdijk weid goedkeuring aan dezen aankoop ont houden. Tegen deze beslissing weid be roep aangeteekend bij Ged. Staten, die bij besluit van 12 October 1928 den aankoop goedkeurden met vernietiging van het be sluit van B. en ff. Daama werd bij den Raad dezer ge- Mevrouw Van Meersma gaf geen ant woord. Opeens zonk de geheele omgeving als voor hare voeten weg. En daarvoor in de kplaats kwam een kleine landarbei- derswoning, ginds, aan den zeedijk. Zij hoorde het water van de zee als het ware zacht klotsen tegen de zeewering. Zij zag haar moeder sloven. Maar zij zag ook haar vader de handen vouwen. Dan zag zij de droeve stoet, die haar vader, die arme man, naar zijn graf droeg. Dan kwam voor haar geest haar dreinen, om weg te mogen uit het dorp; de tranen van moeder; 'haar doorzetten en vertrek En wat had zij' nu? Op dat oogenblik slaakte Lia een gil. Zij zag, hoe haar moeder in een bezwij ming viel Op haar geroep verschenen 'de archi tect en de dokter, die nog niet vertrokken was. i Vrij spoedig was de bezwijmde weer tot het bewustzijn gebracht. „Houd u kalm, mevrouw", waarschuw de de arts. „En verlies den moed niet* Wat vanmiddag met uw dochter voorviel, stemt inderdaad hoopvol. Wees u nu ver standig." Maar hg' wist niet... (Wordt vervolgd.) i I t I

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 5