Land- en Tuinbouw. Dammen. Ingezonden Stukken. Voor de Jeugd. wfjs blijkbaar in de juiste richting gegeven wordt. Ook hieraan is wel te danken de vlotte plaatsing der afgestudeerden, benevens het feit, dat vele der oud-cursisten snel promotie maken. Talrijke tevredenheidsbetuigingen mocht het bestuur ontvangen. Het aantal cursisten maakte het mogelijk de leerlingen te splitsen in groepen met the oretische voor-opleiding (H. R. S., Mulo, enz.) en leerlingen met meer praetische voor-oplei ding (ambachtsschool, enz.), In 1928 werd de bibliotheek, benevens de bouwmaterialen-collectie, aanmerkelijk uitge breid, terwijl tevens voor het onderwijs in land meten en waterpassen weer eenige instrumen ten werden aangeschaft. IJit het verslag van den penningmeester bleek dat het jaar 1928 financieel niet voordeelig sloot. De kosten voor eindexamen en excur sies, benevens de uitbreiding van het aantal lesuren voor een der groepen met 60 pet, waar tegenover geen verhooging van het lesgeld werd gesteld, hadden een achteruitgang der kasmiddelen tengevolge. Tot versterking van het reservefonds kon dan ook niet worden overgegaan. Waar zonder subsidie wordt ge werkt, is een uiterst zuinig beheer noodig, hoewel momenteel de toestand iets gunstiger is. De penningmeester spreekt de hoop uit, dat in 1929 het studiefonds toereikend zal worden om een studiebeurs beschikbaar te kunnen stellen. De wenschelijkheid werd nog besproken van instelling van een suppletiecursus voor ge wapend beton (ontwerpen en berekeningen). Er wordt besloten .nieuwe leerlingen toe te laten per 7 September 1929, terwijl er naar gestreefd zal worden, dat voortaan ieder jaar examen kan worden afgenomen. PLUIMVEETEELT. Voorjaar: Kuikentijd. Broed eieren en grit ZciO in eens zijn we uit den feilen winter in het voorjaar terecht gekomen en pas wordt het wat zachter of men merkt opeens dat vele kippen al zoo stie- kum weg aan 't broeden waren geslagen, ondanks ijs en andere misères. Van alle kanten komen de klachten los over de slechte broedresultaten en ook uit Duitschland vernam ik van verschillende kanten dat men met 40 pet. kuikens van de ingelegde eieren al heel blij was. Het weer leende zich niet voor goede broedeieren en al kan men met kunstmid delen een hoop bereiken, toch laat de natuur zich niet dwingen. Nu de vorst een paar weken over is, zullen de re sultaten wel veel beter worden en kan het zelfs weer een voordeel zijn, dat tiju dens de koude de kippen en vooral de eenden weinig gelegd hebben. Een broedei is eigenlijk een levend kui kentje met een reusachtige voorraad schuur aan voedsel bij zich en als dei kip>- pen tengevolge van een zware leg of ondoelmatige voedering uitgeput zijn, dan? geven zijl het kuikentje in het ei niet genoeg voorraden mee om zich behoor lijk te ontwikkelen. Het diertje sterft dan voior zijn tijd aan uitputting en de broed resultaten heeten dan slecht. Laten we dus eerst het ei eens bekijken, een der grootste wonderen der natuur. Als we over consumptie-eieren praten kijken we heel nuchter tegen zoo'n ei aan, en hebben het over voedingswaarde, smaak, vitaminen, enz. Het is voor ons dan echter min of meer een doode voe dingsstof of genotmiddel en zelfs als we in verband met het ei aan iets levends gaan denken, dan krijgen we er direct afkeer van en lusten het niet meer. Daan in zijn wij, Chineezen van Europa, dan toch eenigszins anders dan de Chineezen van Azië. Want voor hun is een der fijne delicatessen een eendenei dat drie we ken bebroed is en waarin dus het kuiken al bijna volwassen is. Wij zijn wel lief hebbers van jonge haantjes als ze geboren en gemest zijn, maar zoolang ze nog in de schaal zitten, gunnen we ze graag aan de echte Chineezen. Het ei is voor den vogel het middel om zich voort te planten en bij de wilde kippen is het ei ook betrekkelijk klein en weegt maar ongeveer 40 gram. Door kunstmatige fokmethoden en bijzondere voedering heeft men de beorijfspïuimvee- rassen er toe gebracht veel grootere en veel meer eieren te leggen en de handel vraagt thans al minstens een ei van 57 grami (2 Engelsche onsen). De schaal van het ei der wilde kippen is licht bruin. Van de moderne rassen loopt de kleur uiteen tusschen zuiver wit, b.v. Leghorns, tot koffiebruin toe van de beroemde Barnevelders of de Wel- aummers. De Aziatische rassen hebben gekleurde eierschalen, de Middellandsche zeerassen witte schalen. Er is verder nog een geheimzinnig ras kippen dat blauwe eieren legt, net eendeneieren. Deze kip>- pen heeten Aranca,na-kippen of staartloozie kippen en leven in Zuid-Amerika. Hoien wel er eenige jaren geleden heel veel over deze kippen geschreven werd, hoiort men er niet veel meer van tegenwoor dig. Ik heb er een paar jaar geleden eenige gezien in Spanje bijl den kroon prins van Spanje, die de dieren had en heb ook eenige eieren er van gehad. De wetenschap weet absoluut geen weg met deze blauwe eieren, daar de blauwe kleur, die bij andera vogels veel voor komt, hij kippen nergens ooit geconsta teerd is. Het ras zelf moet al oi&r-oud zijn, want de eerste Spaansche missio narissen, die na do ontdekking van Zuid- Amerika daar kwamen, beschreven al da kippen der Indianen die blauwe eieren legden. Waar deze kippen vandaan ge komen zijn weet men niet, daar da wilde kippen, waar onze huiskippen van afstam men, oorspronkelijk uit Indië komen em daar nog in 'twild leven. Dergelijke wil de kippen waren in 1927 voor het eerst op een tentoonstelling, n.l. op de wereld tentoonstelling te Ottawa in Canada 'en hun wildheid viel mij; geweldig mee. Heel wat Leghorns, Ancona's of dergelijke die ren zijn in een kooi soms veel zenuwach tiger. Als een kip veel eieren legt, wordt over het algemeen de kleur der schaal lichter, vandaar dat men dus als men van heel donkere eieren broedt, men heel vaak broedt van kippen die niet veel gelegd hebben. Er zijn echter tegenwoordig kip pen gefokt die hij een flinke leg toch goede donkere eieren blijven leggen. De eierschaal bestaat grootendeels uil kalk en wel koolzure kalk, dus niet, zoo als de beenderen, uit phosphorzure kalk. Wil men dus met het oog op de schaal- vorming (bij windeieren) kalk voeren, dan geve men puinafval, schelpen, zandsteen, grit, enz., alle stoffen die koolzure kalk bevatten. Wil men echter bij groeiende kuikens op beenvorming werken, dan geve men meer aan phosphorzure kalk, zooals dat in beendermeel, diermeel, vischmeel voorkomt. Als men over die kalk een? even na denkt komt men weer op eigenaardige gegevens. Stel eens, een kip legt 100 eieren per jaar, dan heeft zij ongeveer een pond zuivere kalk geproduceerd. Heeft men een toom van 100 kippen, dan produceeren deze per jaar 50 K.G. kalk, zonder dat men soms ergens in de omgeving zuivere kalk aantreft. De kippen halen deze kalk dus uit allerlei stoffen, die ze zoo hier en daar op pikken, zand, steentjes, enz. enz. Hiermee kom ik nu opeens op een zeer belangrijk punt, n.l.: heeft de kip steentjes noo dig in haar maag of niet? Iedereen kent het verhaal dat kippen steentjes noo dig hebben in hun maag om het voedsel fijn te malen. Gebleken is echter bij mo derne proeven, dat men bijl kippen heel goed de maag kan openen, alle steentjes er uit halen en dan de maag weer dicht naaien en dat zulke kippen heel ge zond verder leven. Gebleken is dan ook dat kippen geen steentjes noodig hebben, doch dat steentjes toch zeer gunstig werken, want proefkippen die b.v. gewoon steentjes in hun mar.g hadden, bievcö hun lichaamsgewicht behouden bij 60 gram mais per dag per kip, terwijl geope reerde, steenlooze kippen per dag 80 gram mais noodig hadden, dus veel meer. Da steentjes bevorderen dus de vertering wel degelijk. Nu kunnen steentjes bestaan uit kiezelzuur, b.v. grintsteentjes of gra niet en dergelijke onoplosbare gesteen ten en ze werken dan alleen als miaal- steentjes. Voert men echter zand- steentjes, marmerstukjes, schelpen, enz. die uit koolzure kalk bestaan, dan werken deze jijdelijk als maalsteientjes om daarna: in het zoutzuur der maag op te lossen en dan als kalkbron voor het lichaam te dienen. Kippen hebben dan ook gmote behoefte aan kalkzouten en eenden nog meer. Vandaar da,t als men kippen eenigen tijd in een hok houdt waarin ze geen steentjes kunnen vinden, ze als gek op steentjes aanvliegen en ze opslokken zoo gauw ze daartoe gelegenheid krijgen. Over het algemeen noemt men deze stoffen „grit". Grit zijn dus steentjes, schelpen, enz., maar de echte grit (een Engelsche uitdrukking) bedoelt alleen on oplosbare maalsteentjas. De grit-behoefte der kippen en eenden berust dus grootendeels op kalkbehoefte en als gunstige bijwerking komt daar de maalwerking bij. Voor grit behoeft men niet veel te betalen, meestal is het ver voer het duurste. Neemt men gewasschen, gemalen schelpen, dan worden deze na tuurlijk duurder. Do dieren hebben ook nog wel bepaalde voorkeur voor grit. Zoo zitten al mijn eenden en kippen te Volendam op1 een laag van ongeveer 20 c.M. dik mosselen- schelpen. Dit is in rennen een prachtige hygiënische bodembedekking, daar zij zeer poreus is en na elke regenbui gereinigd wordt. De dieren kunnen dus net zoo veel schelpen eten als ze willen. Toch voer ik in aparte bakken gewone strand schelp] es bij, die door de branding min of meer fijn geslagen zijn. Deze schelpjes worden met graagte gegeten en het is verbazingwekkend to zien hoe gauw de eenden zoo'n bakje met schelpjes leeg gegeten hebben. Denk dus voor uw kippen en eenden aan grit, dit is® een belangrijk punt voor goede broedeieren. DR TE HENNEPE. Vragen, deze rubriek betreffende, kun nen door onze ahonné's worden ingezon den. Postzegel van 7V2 cent voor ant woord insluiten. Vorsfschadë bij gewassen. Het hoofdbestuur der Kon. Ned. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde heeft eein com missie in het leven geroepen, welke de ge volgen zal nagaan, veroorzaakt door den vorst in den afgeloopem winter. De Ceintrale Suiker-Mij" eti het wets- ontwerp-v. d. Heuvel. In de Donderdag .te Amsterdam gehouden buitengewone algemeen© vergadering van aan deelhouders der Centrale Suiker-maatschappij vroeg een der aanwezigen, welke gevaren uit het voorstel van wet tot bescherming van de beetwortel-suikerindustrie vcor de Centrale Snikermaatschappij kunnen voortvloeien. De voorzitter legde hierop de volgende verkla ring af: De suikerindustrie ten onzent kent suikerfabrieken, al dan niet raffinaderij, die beetwortelen tot ruwe of witte suiker verwer ken en de zuivere raffinaderijen, die ruwe beetwortelsuiker of rietsuiker tot witte- suiker verwerken. Het voorstel dor heeren Van den Heuvel c.s. bedoelt nu, aan de eerste categorie van fabrieken een premie te geven, ter bevor dering van de beetwortelcultuur. Ik meen mij te mogen onthouden van de beantwoording der vraag, of deze steun in het belang van bet algemeen is, hierover zal de volksvertegen woordiging, in laatste instantie de Regeering, beslissen; echter meen ik wel en met volle recht erop te mogen wijzen, dat, indien aan een deel van de industrie steun verleend wordt, zulks niet zijn mag tot schade van- een ander deel der industrie. Deze klip nu, heeft het wets voorstel Van den Heuvel niet omzeild; door dit voorstel komen de raffinaderijen in een zeer nad-eelige ^positie en dreigt het gevaar, dat zjj zoowel op de binnenlandsche als op de buiten- landsche markt haar afzetgebied zien inkrim pen. De Amsterdamsche Kamer van Koophan del en Fabrieken heeft op deze bezwaren reeds gewezen en juist gisteravond heeft de gemeen teraad van Amsterdam besloten hetzelfde te doen beide in verband met de belangen van de Wester Suikerraffinaderij. Intusschen is deze aak ook van beteekenis voor de andere raf- linaderyen den C. S. M. Gelieve alles, deze rubriek betreffende, 'e adresseeren aan P. Mans, Westerstraat '221, Amsterdam. Probleem No. 86. 6 16 26 36 46 15 25 35 45 - 47 48 49 50 Zwart: 9 sch. op 1, 5, 7, 8, 9, 17, 20, 26 en 28. Wit: 9 sch. op 19, 23, 30, 32, 34, 35, 37, 38 en 47. Wit' speelt en wint. Oplossingen Maart-problemen voor 8 Apr. in te zen den aan. bovenstaand adres. Om het kampioenschap van Amsterdam. De volgende partij werd gespeeld tus schen J. E. Koehler met wit en W. J. Teunisse met zwart. 1. 32—28 17—21 2. 31—26 19—23 3. 28X19 14X23 4. 26X17 11X22 5. 34—29 23X34 6. 40X 29 10—14 7. 37—32 20—25 8. 41—37 4-10a) 9. 37- 31 14—20 10. 32—27 20—24 11. 19X20 25X14 12. 45—40 6—11 13. 40—34 11—17 14. 46—41 17—21 15. 31—26b) 21x32c) 16. 38X27 22X31 17. 26X37 12—17 18. 43—38 7—12 19. 49—43 1— 6 20. 37—32 2— 7 21. 41—37 7—11 22. 44—40 14—19 23. 50—45 10—14 24. 35—30 17—21 25. 30—25 11—17 26. 34—29 5—10 27. 29—24 19X30 28. 25x34 21—26 29. 40—35 17—21 30. 35-30 21—27 31. 32X21 26x17 32. 45—40 16—21 33. 40—35 13-19d) '34. 30—25 8—13 35. 37—32 3— 8 36. 34—29 21—26 37. 39—34 6—11 38. 34—30 19—24 39. 29—20 15X24 40. 30X19 14X23 41. 43—39e) 9—14 42. 39—34 23—28 43. 32X23 18X40 44. 35X44 12—18 45. 44—39 13—19 46. 39—34 8—13 47. 33—29 17—22 48. 34—30 10—15 49. 47—41 19—23 50. 41—37 23X34 Stand na den 50 en zet van zwart. 3 6 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 51. 30X39 15—20f) 52. 39—33 18—23 53. 37—32 22-27g) 54. 32X21 26^17 55. 48—43 2Ö-24h) 56. 43—39 23—29! 57. 36—31 11—16 58. 31—27 1419 59. 42—37 29—34 60. 39X30 24X35 61. 33 29i) 13—18 62. 29—24 19X30 63. 25X 34 17—2^ Remise. a) Wij zouden de voorkeur geven aan 1621. Later kan zwart altijd nog 1420 en 2024 spelen. b) Beter is de halve hekstelling te be houden. Wit zou 3530 kunnen spelen- c) Zeer goed, want wit's centrum wordt hierdoor eenigszins verzwakt. d) Zeer goed. Zwart kan hier vijel een stuk meer gebruiken, vooral in verband met de bezetting van het centrum. e) Beter is 2520 en 15. Wit kan dit spelen, omdat zwart na 2520 niet 10 15 mag antwoorden wegens wit 3328. Na 914 en 13 m. 4 speelt wit even eens .3328. f) Juist. Als zwart dit stuk op 24 ka,n brengen, heeft hij goed spel. Er moet echter rekening Worden gehouden met de dreiging 3933. g) Sterk gespeeld. Het stuk, dat op 26 geen rol heeft, staat, op 17 sterk. Boven dien wordt nu 20—24 voorbereid. h) Gaat nu doorgang naar dam for- ceeren, doch wit heeft nog een verdedi ging. i) Belet 35-4Q nU 28 -21 (Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie). Het radio-petitionnement. Terecht heeft de Ned. Chr. Radio-vereeniging in haar laatst verschenen Omroepgids een waarschuwing geplaatst, om het A. V. R. O.- petitionnement, hetwelk dezer dagen wordt aangeboden, niet te teekenen. Reeds meer dan eens werd in dit blad gewezen op het gevaar, dat nog steeds boven het hoofd der N. C. R. V. hangt. Het valt niet te ontkennen, dat mede door dit petitionnnement de radiostrijd in de laatste dagen weder in het middelpunt van veler belangstelling staat. En dat is goed ookl Er moet belangstelling zijn, vooral voor onze Christelijke Radio-vereeniging! Maar ook medeleven. Het is noodig, dat men de waarschuwing opvolgt om het A. V. R. O- petitionnement niet te têekenen, dat men dus iets niet doet. Doch met dit n (e t doen, mag men niet volstaan. Er moet ook iets po sitiefs gedaan worden. Onwillekeurig komt de gedachte opwat moeten wij doen tegenover het A. V. R. O.- petitionnement Moeten ook wfj er een op touw zetten? In geen geval. Wat*dan? Wjj moeten het werk van ue N. C, R. V. steunen. Het gaat ook hier om de eere Gods, om den arbeid voor Zijn Koninkrijk. Wij zün verplicht onze gaven en krachten hieraan te besteden, maar ook moefcan wij financieele steun verleenen, opdat kan worden voortgegaan met het heerlijke werk, dat door de N. C. R. V. is aangevat. Daarom geve ieder, die een radio-toestel bezit en behoort tot het orthodox-protestant- sche volksdeel, wanneer hij dat nog niet ge daan mocht hebben, zich op als werkend lid van de N. C. R. V. en zij, die geen toestel bezitten, als niet werkend lid, waarvoor de contributie slechts één gulden per jaar be- draagt. Tegenover het petitionnement een massa aanmelding als lid van de N. C. R. V. Men kan zich daarvoor opgeven bij de plaatselijke correspondenten; bij het propa- gandabureau van de N. C. R. V. „Vooglen- zang", Ede (Gelderland) of bij ondergetee- kende St Laurens. J. W. VAN 'T IIOFF. Beste Jongens en Meisjes. Vandaag beginnen we, volgens belofte, met ide plaatsing van een nieuw verhaal: Daar het nog al lang is en onze ruim te beperkt, zal ik voor andere dingen, maai' zoo weinig mogelijk1 ruimte in be slag nemen. Hieronder volgt eerst de uitslag van den wedstrijd. Ik hoop, dat jullie allemaal een ge zegende Paschen en een recht prettige paaschvacantie zult hebben. Hier volgen de prijisraadsels: I. Voor de grooteren: Mijn geheel bestaat uit 45 letters: 38. 11. 16. 34. 28. 36 was een discipel. 39. 44. 1. 22. 8. 30. 15 is een deel van Palestina. Het 38. 3. 19. 23. 24. 14 was een groot feest der Joden. 31. 33. 34. 9. 29. 25. 7 de naam van een vorst. 20. 21. 29. 2. 36 was een verrader. 43. 27. 6. 15. 41 is de naam van een Hoogepri ester. 38. 30. 26. 18. 35. 45. 39. 32. 12 zijn geldstukken. Door het 13. 3J. 42 wordt vaak veel beslist. Als voorbeeld weiden de 10. 17. 40. 4 32. 12 der discipelen gewasschen. 5 is een oi. II. Voor de kleineren. Mijn geheel bestaat uit 28 letters. Een 3. 9. 12 werd als zoenoffer ge slacht. Een 13.19. 16 een andere naam voor tuin. 8. 13. 19. 12. 9. 5 was iemand, die niet spoedig geloofde. 12. 1. 28. 17. 25. 7 de naam van een dienende vrouw. Een Oostersche begroeting is: „20. 28. 23. 10. 26 zij ulieden!" De vrouwen 6. 14. 15. 24. 22. 27. 24 bij het kruis. De soldaten 10. 21. 11. 2. 22. 14. 24 de kleederen en wierpen het lot. 18 is een medeklinker. 4 is een e. Oplossingen der prijsraad- seis: 2 Februari. Het zijn. niet alle koks die lange mes sen dragen. Onderd.: Wind, Hein, glij den, gazon, Nel, lijsten, kansel, zee, dak, 9 is e. II. Februari Sprokkelmaand. Onderd.: Kaf, bal, merklap, roer, buis, den. 15 Februari. I. Meeuwen op het land, storm pp de hand. Onderd.: Ochtend, laster, pauwen, ham, wit, dor, heden, Mem, t. II. Goed zaad waarborgt een. goed pro duct. Onderd.: dwerg, dor pad, Waarde, boeg, aap, cent, zout, Otto, g.' 2 Maart. I. Duikt en snatert eend en gans, dan is er op regen kans. Onderd. pitten, dui kers, regen, spons, Donderdag, net, maand, teen, krans. II. Gladiolus. Onderd. G., alt, kaars, lad ders, Gladiolus, droomen, alles, mug, g. 16 Maart. I. Die zijn land bouwt,zal met brood verzadigd worden. Onderd. Are, wieden, zaad, trog, landbouw, mud, twijg, brood, zand. druiven, zeil. II. Van sparen komt vergaren. Onderd. gom, vaiken, karnt:.., pas, aren, vat. Prijzen worden uitgereikt aan W. L., Erica, Leesgraag, Resida, Roosje, Blauw- oogje, Vilota. Vele groeten van TANTE DOLLIE. BOEREN VAN L0BITH. I. HOOFDSTUK I. De boer van „Gelrehof". Bij de poort, die vanuit Arnhem naar het Oosten voerde, drukten twee mannen elkaar stevig de hand. „Het blijft dus, als afgesproken is, Gar- brand?" „Als afgesproken Is, Aart. God verhoede het. Maar als het noodig is, dan zullen onze jongens van de partij zijn." Als met de bedoeling, deze woorden te bezegelen, werden nogmaals de handen gedrukt. En toen besteeg elk zijn paard, beestjes van het echte Geldersche ras, om vervol gens ieder zijns weegs te gaan: de een naar zijn boerderij in de buurt van Dieren, de ander naar „Gelrehof", de mooie hof stede bij Lobith aan den Rijn. Gerbrand van Gelderen, de boer van „Gelrehof", keek nog eenmaal om en wuifde met de hand naar zijn broeder, die reeds verder van hem ai zich ver wijderde. „Komaan, Marie, je hebt nu weder voldoende fust gehad. We moeten op huis aan. Ik verlang naar moeder, de vrouw," zeide hij tot het beest onder hem. 'tWas, of het paard de woorden ver stond. Het liet op dezen mooien voor jaarsmiddag, waarop de zon zoo heerlijk scheen en waarlijk al eenige warmte be gon te verspreiden na den guren winter, die achter den rug was, een vroo- lijk gehinnik hooren, wat op het open gelaat van den Gelderschen boer een glimlach tooveren deed Doch onmiddellijk daarop versomberde dat gelaat. Vervuld met duizenden ge dachten reed de boer verder, om weldra den hoogen Rijndijk te bereiken, waar een frissche rivierwind hem tegenwoei. Vol welbehagen snoof hij den wind op en staarde links en rechts. Rustig stroomde de Rijn door .zijn winterbedding. Een gevaarlijke tijd was weer voorbij: als, in den strengen win ter, het wateroppervlak versteef en daar na, bij den invallenden dooi, het ijs krui en ging en bij groote schotsen uit Duitsch land aandrijven kwam, hielden de boeren het hart vast Maar die tijd was nu gelukkig voorbij. De milde voorjaarszon was gekomen. Alom was uitbottend, nieuw leven te aanschouwen. ,Mct genot had Gerbrand van Gelderen, die, als ieder jaar, vóór de vele werkzaamheden op „Gelrehof" weer begonnen, zijn broer in Dieren had bezocht, gestaard naar de bosschen, die hun groen weer gingen vertoonen. Schier van dijk tot dijk stond nu nog het water van den Rijn. Maar het rijk van de machtige rivier zou spoedig uit zijn. Waar nu het water zachtkens stroom de, zouden over enkele maanden zijn koeien grazen, als de uiterwaarden droog geloopen waren. Het gras op de dijken zélf werd al groen en het yertoonde, naar hij met welgevallen zag, ook al groei. Boven zijn hoofd welfde een wolkloos- blauwe lucht, die de zon haar stralen werpen liet. Het was de verjonging van de natuur. Het was, naar Gerbrand van Geldeiren met eerbied en ontzag steeds beleed, de trouw van God, den Schepper, Die de jaarge tijden afwisselen liet. Maar ondanks dat alles konden de som bere gelaatstrekken van den boer zich niet ontspannen. Daareven, toen de beide broers als het ware een eed zwoeren, had er een vreemd vuur in z'ijn ongeil geblonken. Toen had den zijn trekken zich wél ontspaad. Doch nu was dat voorbij. Hoe méér de boer van „Gelrehof" dacht aan de dingen, die komende waren, hoe somberder hij gestemd werd. Neen, hij had ditmaal niet een pret tig bezoek afgelegd. Het lag niet aan zijn broer. En nog veel minder aan zijn schoonzuster en haar kinderen. Zij1 had den hem als altijd, hartelijk ontvangen' en het altijd betreurd, dat moei Bertha van „Gelrehof" niet meegekomen was. Maar dat had niet gekund, om'dat zij, door onvoorziene omstandigheden, op de boer derij niet gemist "had kunnen worden. Neen, dat alles was het niet. Gerbrand van Gelderen had gepraat. En zijn broer Aart, naar wien zijn eenige jongen genoemd was, had gepraat. En zij waren het mot elkaar er roerend over eens, dat wel eens bange tijden in aan tocht konden zijn. En Aart van Gelderen had nog den vorigen avond, aan den vooravond van het vertrek van zijn broer, de handen gevouwen en in het gebed gesmeekt tot den Heere Zebaoth, om het naderende onheil nog genadig af te wenden Maar deze Geldersche boeren, mannen van sta-vast en van karakter, hadden méér gedaan. Spreken over de wolken, die uit het Zuiden kwamen aandrij ven en die af maar samenpakten, was niet alleen geoorloofd, maar noodzakelijk. Doch er hij blijven staan mócht niet. Zij hadden ook wat te doen, als de nood aan den man kwam. En de negentienjarige Kees had het woord gesproken, dat eenige ontspanning had gebracht in de gedrukte stemming op de hoeve in de buurt van Dieren. „Als het zoover komt, dan 'hen ik van de partij en neem vrijwillig in het leger dienst", had hij uitgeroepen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 10