Land- en Tuinbouw.
Dammen.
Ingezonden Stukken.
Voor de Jeugd.
wfjs blijkbaar in de juiste richting gegeven
wordt. Ook hieraan is wel te danken de vlotte
plaatsing der afgestudeerden, benevens het
feit, dat vele der oud-cursisten snel promotie
maken. Talrijke tevredenheidsbetuigingen mocht
het bestuur ontvangen.
Het aantal cursisten maakte het mogelijk
de leerlingen te splitsen in groepen met the
oretische voor-opleiding (H. R. S., Mulo, enz.)
en leerlingen met meer praetische voor-oplei
ding (ambachtsschool, enz.),
In 1928 werd de bibliotheek, benevens de
bouwmaterialen-collectie, aanmerkelijk uitge
breid, terwijl tevens voor het onderwijs in land
meten en waterpassen weer eenige instrumen
ten werden aangeschaft.
IJit het verslag van den penningmeester bleek
dat het jaar 1928 financieel niet voordeelig
sloot. De kosten voor eindexamen en excur
sies, benevens de uitbreiding van het aantal
lesuren voor een der groepen met 60 pet, waar
tegenover geen verhooging van het lesgeld
werd gesteld, hadden een achteruitgang der
kasmiddelen tengevolge. Tot versterking van
het reservefonds kon dan ook niet worden
overgegaan. Waar zonder subsidie wordt ge
werkt, is een uiterst zuinig beheer noodig,
hoewel momenteel de toestand iets gunstiger
is.
De penningmeester spreekt de hoop uit, dat
in 1929 het studiefonds toereikend zal worden
om een studiebeurs beschikbaar te kunnen
stellen.
De wenschelijkheid werd nog besproken van
instelling van een suppletiecursus voor ge
wapend beton (ontwerpen en berekeningen).
Er wordt besloten .nieuwe leerlingen toe te
laten per 7 September 1929, terwijl er naar
gestreefd zal worden, dat voortaan ieder jaar
examen kan worden afgenomen.
PLUIMVEETEELT.
Voorjaar: Kuikentijd. Broed
eieren en grit
ZciO in eens zijn we uit den feilen
winter in het voorjaar terecht gekomen
en pas wordt het wat zachter of men
merkt opeens dat vele kippen al zoo stie-
kum weg aan 't broeden waren geslagen,
ondanks ijs en andere misères. Van alle
kanten komen de klachten los over de
slechte broedresultaten en ook uit
Duitschland vernam ik van verschillende
kanten dat men met 40 pet. kuikens van
de ingelegde eieren al heel blij was.
Het weer leende zich niet voor goede
broedeieren en al kan men met kunstmid
delen een hoop bereiken, toch laat de
natuur zich niet dwingen. Nu de vorst
een paar weken over is, zullen de re
sultaten wel veel beter worden en kan
het zelfs weer een voordeel zijn, dat tiju
dens de koude de kippen en vooral de
eenden weinig gelegd hebben.
Een broedei is eigenlijk een levend kui
kentje met een reusachtige voorraad
schuur aan voedsel bij zich en als dei kip>-
pen tengevolge van een zware leg of
ondoelmatige voedering uitgeput zijn, dan?
geven zijl het kuikentje in het ei niet
genoeg voorraden mee om zich behoor
lijk te ontwikkelen. Het diertje sterft dan
voior zijn tijd aan uitputting en de broed
resultaten heeten dan slecht.
Laten we dus eerst het ei eens bekijken,
een der grootste wonderen der natuur.
Als we over consumptie-eieren praten
kijken we heel nuchter tegen zoo'n ei aan,
en hebben het over voedingswaarde,
smaak, vitaminen, enz. Het is voor ons
dan echter min of meer een doode voe
dingsstof of genotmiddel en zelfs als we
in verband met het ei aan iets levends
gaan denken, dan krijgen we er direct
afkeer van en lusten het niet meer. Daan
in zijn wij, Chineezen van Europa, dan
toch eenigszins anders dan de Chineezen
van Azië. Want voor hun is een der fijne
delicatessen een eendenei dat drie we
ken bebroed is en waarin dus het kuiken
al bijna volwassen is. Wij zijn wel lief
hebbers van jonge haantjes als ze geboren
en gemest zijn, maar zoolang ze nog in de
schaal zitten, gunnen we ze graag aan de
echte Chineezen.
Het ei is voor den vogel het middel om
zich voort te planten en bij de wilde
kippen is het ei ook betrekkelijk klein
en weegt maar ongeveer 40 gram. Door
kunstmatige fokmethoden en bijzondere
voedering heeft men de beorijfspïuimvee-
rassen er toe gebracht veel grootere en
veel meer eieren te leggen en de handel
vraagt thans al minstens een ei van 57
grami (2 Engelsche onsen).
De schaal van het ei der wilde kippen
is licht bruin. Van de moderne rassen
loopt de kleur uiteen tusschen zuiver
wit, b.v. Leghorns, tot koffiebruin toe
van de beroemde Barnevelders of de Wel-
aummers. De Aziatische rassen hebben
gekleurde eierschalen, de Middellandsche
zeerassen witte schalen. Er is verder nog
een geheimzinnig ras kippen dat blauwe
eieren legt, net eendeneieren. Deze kip>-
pen heeten Aranca,na-kippen of staartloozie
kippen en leven in Zuid-Amerika. Hoien
wel er eenige jaren geleden heel veel
over deze kippen geschreven werd, hoiort
men er niet veel meer van tegenwoor
dig. Ik heb er een paar jaar geleden
eenige gezien in Spanje bijl den kroon
prins van Spanje, die de dieren had en
heb ook eenige eieren er van gehad.
De wetenschap weet absoluut geen weg
met deze blauwe eieren, daar de blauwe
kleur, die bij andera vogels veel voor
komt, hij kippen nergens ooit geconsta
teerd is. Het ras zelf moet al oi&r-oud
zijn, want de eerste Spaansche missio
narissen, die na do ontdekking van Zuid-
Amerika daar kwamen, beschreven al da
kippen der Indianen die blauwe eieren
legden. Waar deze kippen vandaan ge
komen zijn weet men niet, daar da wilde
kippen, waar onze huiskippen van afstam
men, oorspronkelijk uit Indië komen em
daar nog in 'twild leven. Dergelijke wil
de kippen waren in 1927 voor het eerst
op een tentoonstelling, n.l. op de wereld
tentoonstelling te Ottawa in Canada 'en
hun wildheid viel mij; geweldig mee. Heel
wat Leghorns, Ancona's of dergelijke die
ren zijn in een kooi soms veel zenuwach
tiger.
Als een kip veel eieren legt, wordt over
het algemeen de kleur der schaal lichter,
vandaar dat men dus als men van heel
donkere eieren broedt, men heel vaak
broedt van kippen die niet veel gelegd
hebben. Er zijn echter tegenwoordig kip
pen gefokt die hij een flinke leg toch
goede donkere eieren blijven leggen.
De eierschaal bestaat grootendeels uil
kalk en wel koolzure kalk, dus niet, zoo
als de beenderen, uit phosphorzure kalk.
Wil men dus met het oog op de schaal-
vorming (bij windeieren) kalk voeren, dan
geve men puinafval, schelpen, zandsteen,
grit, enz., alle stoffen die koolzure kalk
bevatten. Wil men echter bij groeiende
kuikens op beenvorming werken, dan
geve men meer aan phosphorzure kalk,
zooals dat in beendermeel, diermeel,
vischmeel voorkomt.
Als men over die kalk een? even na
denkt komt men weer op eigenaardige
gegevens. Stel eens, een kip legt 100
eieren per jaar, dan heeft zij ongeveer
een pond zuivere kalk geproduceerd.
Heeft men een toom van 100 kippen,
dan produceeren deze per jaar 50 K.G.
kalk, zonder dat men soms ergens in
de omgeving zuivere kalk aantreft. De
kippen halen deze kalk dus uit allerlei
stoffen, die ze zoo hier en daar op
pikken, zand, steentjes, enz. enz. Hiermee
kom ik nu opeens op een zeer belangrijk
punt, n.l.: heeft de kip steentjes noo
dig in haar maag of niet? Iedereen kent
het verhaal dat kippen steentjes noo
dig hebben in hun maag om het voedsel
fijn te malen. Gebleken is echter bij mo
derne proeven, dat men bijl kippen heel
goed de maag kan openen, alle steentjes
er uit halen en dan de maag weer dicht
naaien en dat zulke kippen heel ge
zond verder leven. Gebleken is dan ook
dat kippen geen steentjes noodig hebben,
doch dat steentjes toch zeer gunstig
werken, want proefkippen die b.v. gewoon
steentjes in hun mar.g hadden, bievcö
hun lichaamsgewicht behouden bij 60
gram mais per dag per kip, terwijl geope
reerde, steenlooze kippen per dag 80
gram mais noodig hadden, dus veel meer.
Da steentjes bevorderen dus de vertering
wel degelijk. Nu kunnen steentjes bestaan
uit kiezelzuur, b.v. grintsteentjes of gra
niet en dergelijke onoplosbare gesteen
ten en ze werken dan alleen als miaal-
steentjes. Voert men echter zand-
steentjes, marmerstukjes, schelpen, enz.
die uit koolzure kalk bestaan, dan werken
deze jijdelijk als maalsteientjes om daarna:
in het zoutzuur der maag op te lossen
en dan als kalkbron voor het lichaam
te dienen.
Kippen hebben dan ook gmote behoefte
aan kalkzouten en eenden nog meer.
Vandaar da,t als men kippen eenigen tijd in
een hok houdt waarin ze geen steentjes
kunnen vinden, ze als gek op steentjes
aanvliegen en ze opslokken zoo gauw ze
daartoe gelegenheid krijgen.
Over het algemeen noemt men deze
stoffen „grit". Grit zijn dus steentjes,
schelpen, enz., maar de echte grit (een
Engelsche uitdrukking) bedoelt alleen on
oplosbare maalsteentjas.
De grit-behoefte der kippen en eenden
berust dus grootendeels op kalkbehoefte
en als gunstige bijwerking komt daar de
maalwerking bij. Voor grit behoeft men
niet veel te betalen, meestal is het ver
voer het duurste. Neemt men gewasschen,
gemalen schelpen, dan worden deze na
tuurlijk duurder.
Do dieren hebben ook nog wel bepaalde
voorkeur voor grit. Zoo zitten al mijn
eenden en kippen te Volendam op1 een
laag van ongeveer 20 c.M. dik mosselen-
schelpen. Dit is in rennen een prachtige
hygiënische bodembedekking, daar zij zeer
poreus is en na elke regenbui gereinigd
wordt. De dieren kunnen dus net zoo veel
schelpen eten als ze willen. Toch voer
ik in aparte bakken gewone strand
schelp] es bij, die door de branding min of
meer fijn geslagen zijn. Deze schelpjes
worden met graagte gegeten en het is
verbazingwekkend to zien hoe gauw de
eenden zoo'n bakje met schelpjes leeg
gegeten hebben.
Denk dus voor uw kippen en eenden
aan grit, dit is® een belangrijk punt voor
goede broedeieren.
DR TE HENNEPE.
Vragen, deze rubriek betreffende, kun
nen door onze ahonné's worden ingezon
den. Postzegel van 7V2 cent voor ant
woord insluiten.
Vorsfschadë bij gewassen.
Het hoofdbestuur der Kon. Ned. Maatschappij
voor Tuinbouw en Plantkunde heeft eein com
missie in het leven geroepen, welke de ge
volgen zal nagaan, veroorzaakt door den vorst
in den afgeloopem winter.
De Ceintrale Suiker-Mij" eti het wets-
ontwerp-v. d. Heuvel.
In de Donderdag .te Amsterdam gehouden
buitengewone algemeen© vergadering van aan
deelhouders der Centrale Suiker-maatschappij
vroeg een der aanwezigen, welke gevaren uit
het voorstel van wet tot bescherming van de
beetwortel-suikerindustrie vcor de Centrale
Snikermaatschappij kunnen voortvloeien.
De voorzitter legde hierop de volgende verkla
ring af: De suikerindustrie ten onzent kent
suikerfabrieken, al dan niet raffinaderij, die
beetwortelen tot ruwe of witte suiker verwer
ken en de zuivere raffinaderijen, die ruwe
beetwortelsuiker of rietsuiker tot witte- suiker
verwerken. Het voorstel dor heeren Van den
Heuvel c.s. bedoelt nu, aan de eerste categorie
van fabrieken een premie te geven, ter bevor
dering van de beetwortelcultuur. Ik meen mij
te mogen onthouden van de beantwoording der
vraag, of deze steun in het belang van bet
algemeen is, hierover zal de volksvertegen
woordiging, in laatste instantie de Regeering,
beslissen; echter meen ik wel en met volle
recht erop te mogen wijzen, dat, indien aan een
deel van de industrie steun verleend wordt,
zulks niet zijn mag tot schade van- een ander
deel der industrie. Deze klip nu, heeft het wets
voorstel Van den Heuvel niet omzeild; door
dit voorstel komen de raffinaderijen in een zeer
nad-eelige ^positie en dreigt het gevaar, dat zjj
zoowel op de binnenlandsche als op de buiten-
landsche markt haar afzetgebied zien inkrim
pen. De Amsterdamsche Kamer van Koophan
del en Fabrieken heeft op deze bezwaren reeds
gewezen en juist gisteravond heeft de gemeen
teraad van Amsterdam besloten hetzelfde te
doen beide in verband met de belangen van de
Wester Suikerraffinaderij. Intusschen is deze
aak ook van beteekenis voor de andere raf-
linaderyen den C. S. M.
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
'e adresseeren aan P. Mans, Westerstraat
'221, Amsterdam.
Probleem No. 86.
6
16
26
36
46
15
25
35
45 -
47 48 49 50
Zwart: 9 sch. op 1, 5, 7, 8, 9, 17, 20,
26 en 28.
Wit: 9 sch. op 19, 23, 30, 32, 34, 35,
37, 38 en 47.
Wit' speelt en wint.
Oplossingen
Maart-problemen voor 8 Apr. in te zen
den aan. bovenstaand adres.
Om het kampioenschap van Amsterdam.
De volgende partij werd gespeeld tus
schen J. E. Koehler met wit en W. J.
Teunisse met zwart.
1. 32—28 17—21
2. 31—26 19—23
3. 28X19 14X23
4. 26X17 11X22
5. 34—29 23X34
6. 40X 29 10—14
7. 37—32 20—25
8. 41—37 4-10a)
9. 37- 31 14—20
10. 32—27 20—24
11. 19X20 25X14
12. 45—40 6—11
13. 40—34 11—17
14. 46—41 17—21
15. 31—26b) 21x32c)
16. 38X27 22X31
17. 26X37 12—17
18. 43—38 7—12
19. 49—43 1— 6
20. 37—32 2— 7
21. 41—37 7—11
22. 44—40 14—19
23. 50—45 10—14
24. 35—30 17—21
25. 30—25 11—17
26. 34—29 5—10
27. 29—24 19X30
28. 25x34 21—26
29. 40—35 17—21
30. 35-30 21—27
31. 32X21 26x17
32. 45—40 16—21
33. 40—35 13-19d)
'34. 30—25 8—13
35. 37—32 3— 8
36. 34—29 21—26
37. 39—34 6—11
38. 34—30 19—24
39. 29—20 15X24
40. 30X19 14X23
41. 43—39e) 9—14
42. 39—34 23—28
43. 32X23 18X40
44. 35X44 12—18
45. 44—39 13—19
46. 39—34 8—13
47. 33—29 17—22
48. 34—30 10—15
49. 47—41 19—23
50. 41—37 23X34
Stand na den 50 en zet van zwart.
3
6
16
26
36
46
15
25
35
45
47 48 49
50
51. 30X39 15—20f)
52. 39—33 18—23
53. 37—32 22-27g)
54. 32X21 26^17
55. 48—43 2Ö-24h)
56. 43—39 23—29!
57. 36—31 11—16
58. 31—27 1419
59. 42—37 29—34
60. 39X30 24X35
61. 33 29i) 13—18
62. 29—24 19X30
63. 25X 34 17—2^
Remise.
a) Wij zouden de voorkeur geven aan
1621. Later kan zwart altijd nog 1420
en 2024 spelen.
b) Beter is de halve hekstelling te be
houden. Wit zou 3530 kunnen spelen-
c) Zeer goed, want wit's centrum wordt
hierdoor eenigszins verzwakt.
d) Zeer goed. Zwart kan hier vijel een
stuk meer gebruiken, vooral in verband
met de bezetting van het centrum.
e) Beter is 2520 en 15. Wit kan dit
spelen, omdat zwart na 2520 niet 10
15 mag antwoorden wegens wit 3328.
Na 914 en 13 m. 4 speelt wit even
eens .3328.
f) Juist. Als zwart dit stuk op 24
ka,n brengen, heeft hij goed spel. Er moet
echter rekening Worden gehouden met
de dreiging 3933.
g) Sterk gespeeld. Het stuk, dat op 26
geen rol heeft, staat, op 17 sterk. Boven
dien wordt nu 20—24 voorbereid.
h) Gaat nu doorgang naar dam for-
ceeren, doch wit heeft nog een verdedi
ging.
i) Belet 35-4Q nU 28 -21
(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).
Het radio-petitionnement.
Terecht heeft de Ned. Chr. Radio-vereeniging
in haar laatst verschenen Omroepgids een
waarschuwing geplaatst, om het A. V. R. O.-
petitionnement, hetwelk dezer dagen wordt
aangeboden, niet te teekenen. Reeds meer dan
eens werd in dit blad gewezen op het gevaar,
dat nog steeds boven het hoofd der N. C. R. V.
hangt. Het valt niet te ontkennen, dat mede
door dit petitionnnement de radiostrijd in de
laatste dagen weder in het middelpunt van
veler belangstelling staat.
En dat is goed ookl
Er moet belangstelling zijn, vooral voor onze
Christelijke Radio-vereeniging!
Maar ook medeleven. Het is noodig, dat men
de waarschuwing opvolgt om het A. V. R. O-
petitionnement niet te têekenen, dat men
dus iets niet doet. Doch met dit n (e t doen,
mag men niet volstaan. Er moet ook iets po
sitiefs gedaan worden.
Onwillekeurig komt de gedachte opwat
moeten wij doen tegenover het A. V. R. O.-
petitionnement Moeten ook wfj er een op
touw zetten? In geen geval. Wat*dan?
Wjj moeten het werk van ue N. C, R. V.
steunen. Het gaat ook hier om de eere Gods,
om den arbeid voor Zijn Koninkrijk. Wij zün
verplicht onze gaven en krachten hieraan te
besteden, maar ook moefcan wij financieele
steun verleenen, opdat kan worden voortgegaan
met het heerlijke werk, dat door de N. C. R.
V. is aangevat.
Daarom geve ieder, die een radio-toestel
bezit en behoort tot het orthodox-protestant-
sche volksdeel, wanneer hij dat nog niet ge
daan mocht hebben, zich op als werkend lid
van de N. C. R. V. en zij, die geen toestel
bezitten, als niet werkend lid, waarvoor de
contributie slechts één gulden per jaar be-
draagt.
Tegenover het petitionnement een massa
aanmelding als lid van de N. C. R. V.
Men kan zich daarvoor opgeven bij de
plaatselijke correspondenten; bij het propa-
gandabureau van de N. C. R. V. „Vooglen-
zang", Ede (Gelderland) of bij ondergetee-
kende
St Laurens.
J. W. VAN 'T IIOFF.
Beste Jongens en Meisjes.
Vandaag beginnen we, volgens belofte,
met ide plaatsing van een nieuw verhaal:
Daar het nog al lang is en onze ruim
te beperkt, zal ik voor andere dingen,
maai' zoo weinig mogelijk1 ruimte in be
slag nemen.
Hieronder volgt eerst de uitslag van
den wedstrijd.
Ik hoop, dat jullie allemaal een ge
zegende Paschen en een recht prettige
paaschvacantie zult hebben.
Hier volgen de prijisraadsels:
I. Voor de grooteren:
Mijn geheel bestaat uit 45 letters:
38. 11. 16. 34. 28. 36 was een discipel.
39. 44. 1. 22. 8. 30. 15 is een deel van
Palestina.
Het 38. 3. 19. 23. 24. 14 was een groot
feest der Joden.
31. 33. 34. 9. 29. 25. 7 de naam van een
vorst.
20. 21. 29. 2. 36 was een verrader.
43. 27. 6. 15. 41 is de naam van een
Hoogepri ester.
38. 30. 26. 18. 35. 45. 39. 32. 12 zijn
geldstukken.
Door het 13. 3J. 42 wordt vaak veel
beslist.
Als voorbeeld weiden de 10. 17. 40. 4
32. 12 der discipelen gewasschen.
5 is een oi.
II. Voor de kleineren.
Mijn geheel bestaat uit 28 letters.
Een 3. 9. 12 werd als zoenoffer ge
slacht.
Een 13.19. 16 een andere naam voor
tuin.
8. 13. 19. 12. 9. 5 was iemand, die
niet spoedig geloofde.
12. 1. 28. 17. 25. 7 de naam van een
dienende vrouw.
Een Oostersche begroeting is: „20.
28. 23. 10. 26 zij ulieden!"
De vrouwen 6. 14. 15. 24. 22. 27. 24
bij het kruis.
De soldaten 10. 21. 11. 2. 22. 14. 24 de
kleederen en wierpen het lot.
18 is een medeklinker.
4 is een e.
Oplossingen der prijsraad-
seis:
2 Februari.
Het zijn. niet alle koks die lange mes
sen dragen. Onderd.: Wind, Hein, glij
den, gazon, Nel, lijsten, kansel, zee, dak,
9 is e.
II. Februari Sprokkelmaand. Onderd.:
Kaf, bal, merklap, roer, buis, den.
15 Februari.
I. Meeuwen op het land, storm pp de
hand. Onderd.: Ochtend, laster, pauwen,
ham, wit, dor, heden, Mem, t.
II. Goed zaad waarborgt een. goed pro
duct. Onderd.: dwerg, dor pad, Waarde,
boeg, aap, cent, zout, Otto, g.'
2 Maart.
I. Duikt en snatert eend en gans, dan
is er op regen kans. Onderd. pitten, dui
kers, regen, spons, Donderdag, net,
maand, teen, krans.
II. Gladiolus. Onderd. G., alt, kaars, lad
ders, Gladiolus, droomen, alles, mug, g.
16 Maart.
I. Die zijn land bouwt,zal met brood
verzadigd worden. Onderd. Are, wieden,
zaad, trog, landbouw, mud, twijg, brood,
zand. druiven, zeil.
II. Van sparen komt vergaren. Onderd.
gom, vaiken, karnt:.., pas, aren, vat.
Prijzen worden uitgereikt aan W. L.,
Erica, Leesgraag, Resida, Roosje, Blauw-
oogje, Vilota.
Vele groeten van
TANTE DOLLIE.
BOEREN VAN L0BITH.
I.
HOOFDSTUK I.
De boer van „Gelrehof".
Bij de poort, die vanuit Arnhem naar
het Oosten voerde, drukten twee mannen
elkaar stevig de hand.
„Het blijft dus, als afgesproken is, Gar-
brand?"
„Als afgesproken Is, Aart. God verhoede
het. Maar als het noodig is, dan zullen
onze jongens van de partij zijn."
Als met de bedoeling, deze woorden te
bezegelen, werden nogmaals de handen
gedrukt.
En toen besteeg elk zijn paard, beestjes
van het echte Geldersche ras, om vervol
gens ieder zijns weegs te gaan: de een
naar zijn boerderij in de buurt van Dieren,
de ander naar „Gelrehof", de mooie hof
stede bij Lobith aan den Rijn.
Gerbrand van Gelderen, de boer van
„Gelrehof", keek nog eenmaal om en
wuifde met de hand naar zijn broeder,
die reeds verder van hem ai zich ver
wijderde.
„Komaan, Marie, je hebt nu weder
voldoende fust gehad. We moeten op
huis aan. Ik verlang naar moeder, de
vrouw," zeide hij tot het beest onder hem.
'tWas, of het paard de woorden ver
stond. Het liet op dezen mooien voor
jaarsmiddag, waarop de zon zoo heerlijk
scheen en waarlijk al eenige warmte be
gon te verspreiden na den guren winter,
die achter den rug was, een vroo-
lijk gehinnik hooren, wat op het open
gelaat van den Gelderschen boer een
glimlach tooveren deed
Doch onmiddellijk daarop versomberde
dat gelaat. Vervuld met duizenden ge
dachten reed de boer verder, om weldra
den hoogen Rijndijk te bereiken, waar een
frissche rivierwind hem tegenwoei. Vol
welbehagen snoof hij den wind op en
staarde links en rechts.
Rustig stroomde de Rijn door .zijn
winterbedding. Een gevaarlijke tijd was
weer voorbij: als, in den strengen win
ter, het wateroppervlak versteef en daar
na, bij den invallenden dooi, het ijs krui
en ging en bij groote schotsen uit Duitsch
land aandrijven kwam, hielden de boeren
het hart vast
Maar die tijd was nu gelukkig voorbij.
De milde voorjaarszon was gekomen.
Alom was uitbottend, nieuw leven te
aanschouwen. ,Mct genot had Gerbrand
van Gelderen, die, als ieder jaar, vóór
de vele werkzaamheden op „Gelrehof"
weer begonnen, zijn broer in Dieren had
bezocht, gestaard naar de bosschen, die
hun groen weer gingen vertoonen.
Schier van dijk tot dijk stond nu nog
het water van den Rijn. Maar het rijk
van de machtige rivier zou spoedig uit
zijn. Waar nu het water zachtkens stroom
de, zouden over enkele maanden zijn
koeien grazen, als de uiterwaarden droog
geloopen waren.
Het gras op de dijken zélf werd al
groen en het yertoonde, naar hij met
welgevallen zag, ook al groei.
Boven zijn hoofd welfde een wolkloos-
blauwe lucht, die de zon haar stralen
werpen liet.
Het was de verjonging van de natuur.
Het was, naar Gerbrand van Geldeiren met
eerbied en ontzag steeds beleed, de trouw
van God, den Schepper, Die de jaarge
tijden afwisselen liet.
Maar ondanks dat alles konden de som
bere gelaatstrekken van den boer zich
niet ontspannen.
Daareven, toen de beide broers als het
ware een eed zwoeren, had er een vreemd
vuur in z'ijn ongeil geblonken. Toen had
den zijn trekken zich wél ontspaad.
Doch nu was dat voorbij.
Hoe méér de boer van „Gelrehof" dacht
aan de dingen, die komende waren, hoe
somberder hij gestemd werd.
Neen, hij had ditmaal niet een pret
tig bezoek afgelegd. Het lag niet aan
zijn broer. En nog veel minder aan zijn
schoonzuster en haar kinderen. Zij1 had
den hem als altijd, hartelijk ontvangen'
en het altijd betreurd, dat moei Bertha
van „Gelrehof" niet meegekomen was.
Maar dat had niet gekund, om'dat zij, door
onvoorziene omstandigheden, op de boer
derij niet gemist "had kunnen worden.
Neen, dat alles was het niet.
Gerbrand van Gelderen had gepraat.
En zijn broer Aart, naar wien zijn eenige
jongen genoemd was, had gepraat. En zij
waren het mot elkaar er roerend over
eens, dat wel eens bange tijden in aan
tocht konden zijn.
En Aart van Gelderen had nog den
vorigen avond, aan den vooravond van
het vertrek van zijn broer, de handen
gevouwen en in het gebed gesmeekt tot
den Heere Zebaoth, om het naderende
onheil nog genadig af te wenden
Maar deze Geldersche boeren, mannen
van sta-vast en van karakter, hadden
méér gedaan. Spreken over de wolken,
die uit het Zuiden kwamen aandrij
ven en die af maar samenpakten, was
niet alleen geoorloofd, maar noodzakelijk.
Doch er hij blijven staan mócht niet. Zij
hadden ook wat te doen, als de nood
aan den man kwam.
En de negentienjarige Kees had het
woord gesproken, dat eenige ontspanning
had gebracht in de gedrukte stemming
op de hoeve in de buurt van Dieren.
„Als het zoover komt, dan 'hen ik
van de partij en neem vrijwillig in het
leger dienst", had hij uitgeroepen.