DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Uit de Pers.
FEUILLETON
Het huisje aan den zeedijk
De ramp aan den Hoek van Holland.
VAN
DONDERDAG 17 Januari 1929. No. 91.
De parlementaire agenda.
De Haagsche b i-fsfhrijver van „De
Tijd" (R.-K.\ berekent d kansen van wat
nog in dit laatste jaar der parlementaire
periode kan wordeh afgedaan:
Al dadelijk klaar voor behandeling en
daarvoor ook naar de bedoeling van Re
geering en Kamer bestemd zijn alleen
reeds van den minister van arbeid: de
nieuwe Ziektewet, de nieuwe Drankwet,
een wijziging van de Arbeidswet 1919,
een van de Ouderdomswet en een van
de Invaliditeitswet en komen voor behan
deling zeker gereed de regeling der win
kelsluiting en de regeling der Zieken
fondsen, welke laatste van de Ziektewet
onafscheidenlijk is. Indien men dezen be
windsman, die ongetwijfeld van alle mi
nisters het grootste productie-vermogen
heeft getoond, alleen^aan bod liet, dan
zou hij1 voor dit alles vermoedelijk nog
niet genoeg tijd hebben aan den beschik
baren tijd, die ten hoogste zes weken
is voor Paschen en 8 weken na Paschen.
De minister van arbeid zal trouwens
vermoedelijk niet voordansen, maar eerst
aan de beurt komen na de behandeling
van de begrootingen van de Staatsmijnen
en van Posterijen, Telegrafie en Telefo
nie, en van een paar suppletoire Indische
begrootingen. Met een aldeelingsionderzoek
zal het debat over deze begrootinkjes de
eerste week wel vullen. In de afdeelingen
moeten toch o.a- nog worden onderzocht,
behalve enkele der nieuw ingekomen of
nog in te komen voorstellen: de begroo
ting van het Wegenfonds, die moet af
gedaan worden en de herziening van de
Gemeentewet, waarvan de afdoening door
den minister van binnenlandsche zaken
wel zeer op prijs zal worden gesteld.
Maar dit nog daargelaten spreekt het
vanzelf, dat zijn collega's geen genoegen
zullen nemen met een beslag leggen op
allen beschikbaren tijd, door den minis
ter van arbeid. Het zou trouwens van
de kracht van een mensch te veel zijn
gevorderd dertien of veertien weken ach
ter de ministertafel te staan, ter verdedi
ging van even heterogene als omvang
rijke ontwerpen. Na de behandeling van
de Ziektewet en Ziektefondswet krijgen
ongetwijfeld zoo nu en dan de ambtge-
nooten een beurt. Op afdoening van alle
ontwerpen van dezen minister kan dan
ook niet gerekend worden.
Het zal, meent men in parlementaire
kringen, zelfs zeer de vraag zijn of de
Drankwet aan de orde komt. Sommigen
achten dit een onderwerp, dat zich naar
hun meening, voor een behandelirtg aan
den vooravond van de verkiezing niet
leent. Anderen vreezen daarover, bij de
uiteenloopende meeningen, die daarom
trent blijkens het verslag bestaan, een
zoo wijdloopig debat, dat het noodzakelijk
urgente ontwerpen in het gedrang zou
brengen.
Hiertegenover staat intusschen, dat de
regeering de premier heeft het uit
drukkelijk gezegd, bij de algemeene be
schouwingen deze wet als een punt
van haar program beschouwt, waarvan
zij de behandeling met grooten aandrang
zal vragen. Geschiedt dit, dan zal zeker
de president haar daarbij' zijn medewer
king niet onthouden. Dit ontwerp zal in
dit geval wel als nummer één na het
Paaschreces aan de orde komen.
Van zijn collega's zal wel een eerste
beurt voor zich vragen de minister van
onderwijs, ter behandeling van zijn einde
loos hangen gebleven wetje betreffende
het schoolgeld. Indien dit thans nog niet
in behandeling kwam, zou dit toch een
heel slechten indruk maken, te meer,
omdat hetgeen hij misschien gedroomd
heeft als maaltijd aan haar voor te zet
ten, de regeling van het voorbereidend!
hooger onderwijs, door de Kamer niet
schijnt gewild te worden.
'Zijn meer productieve ambtgenoot de
minister van justitie heeft op dit oogen-
door
HUGO KINGMANS.
29.) o—
Én goed, dat zij voor mif is t Zij voor
komt eenvoudig al mijn wensehen. Zij is
een best Grootmoedertje. En hoe meer ik
er over nadenk, hoe minder ik begrijp
dat Mama zoo met haar moeder is ge
brouilleerd. Wat ik altijd heb gemeend,
blijkt nu wel: dat ligt niet aan Grootmoe,
daaraan is Mama alleen schuldig. Het
spijt mij zeer, dat ik dit moet neerschrij
ven., maar het kan niet anders, want het
is, dat geloof ik vast, de volle waarheid.
Ik kan dus met Grootmoe heel goed
opschieten. En met de poes ook. We zijn
al goede vrienden. Ook de kippen kennen
mij al. Als zij dit thuis lazen, zouden
zij mij finaal uitlachen, maar dat zou mij
koud laten, maar het is toch merkwaardig,
zooals men met dieren bevriend worden
kanl
Van Grootmoe heb ik gedaan gekregen,
dat ik voor de kippen zorgen zal. Om
half drie o, het is ihalf arie! moe
ten zij hun eten weer hebben. Dan zal ik
daarvoor eerst maar ©ens zorgen. Mit-
•chiea ga ik dan atraks of vanavond
blik niets voor dadelijke behandeling ge
reed. Hjj rekent zeker er op, dat de Kamer
die hem welgezind is, hem zal helpen
aan het tot stand konen°van zijn ontwer
pen nopens: le. den rechtstoestand der
ambtenaren; 2e. het strafstelsel (voorw-
veroordeeling, voorw. vr jheidste'ling, ten
uitvoerlegging van gevanmnissba nade
re voorziening beircf.'ende beroeps- en ge
woonte-misdadigers); 3e. de ouderlijke
macht en voogdij en ontzetting uit en
he s'el van de ouderlijke macht en voog-
d"; 4e. den ouderdomsplicht Jen op
zichte van natuurlijke, niet erkende kin
deren; 5e. de verzekering tusschen ver
zekeraar en benadeelde derden en 6e. de
nieuwe regeling van de arbeidsovereen
komst van kapitein en schepelingen. Dat
hem niet lukt dit alles in behouden ha
ven to brengen en een grooter of kleiner
deel bij zijn politieken dood door den
opvolger onder beneficie van inventaris
zal worden geëifd, staat wel vast. Alleen
zou het wél eens kunnen, dat in een
nieuw kabinet deze Minister werÜ terug
gevonden. De Minister van Waterstaat
zal graag eens met hem afwisselen voor
de behandeling van de electriciteitswet
die Minister König niet heeft kunnen tot
stand brengen en zijn onlwerp-wet hou
dende vaststelling van voorschriften om
trent openbare wegen en wijziging der
Waterstaaiswet.
Waar dan verder nog de tijd moet wor
den gevonden om de behandeling der
Gemeentewet van Minister Kan en van
de goedkeuring van het Kellogg-pact van
Minister Beelaerts weet ik ook niet, zei
een Kamerlid, dat ik er naar vroeg. Van
één ding kan men intusschen zeker zijn:
indien de Minister van Financiën zijn
regeling t ot herziening van de Gemeente -
financiën voor de openbare behandeling
gereed krijgt dan dringt hij al zijn ambt-
genooten op zij en verovert de beste
plaats voor dit zijn geliefd geesteskind.
Een ervaren parlementariër, die mij
voor een deel de gegevens verschafte
omtrent den stand der Kamerwerkzaam
heden, formuleerde zijn verwachtingen
dan ook aldus: Achtereenvolgens komen
de Ziektewet, de Ziektefondswet, de Rege
ling der gemeentefinanciën en misschien
tot slot de Drankwet, maar dan ook ver
der niets. Maar dan is het ook mooi, meer
dan mooi. Eigenlijk neem ik dan voor wat
de Drankwet betreft, mijn wensch voor de
werkelijkheid. Er zrjn er, die daarover
zeer pessimistisch denken.
Een reddingboot met 8 personen vergaan.
Zij laten 37 kinderen achter. Er zijn reeds
2 lijken aangespoeld.
Omtrent de ramp te Hoek van Hol
land, waarbij de geheele bemanning van
de reddingboot omkwam, worden nog de
volgende bijzonderheden gemeld:
Wat gistermiddag, aldus een corres
pondent van de N. R. Crt., werd ge
vreesd, is thans voor hen, die zoo nauw
bij de ramp zijn betrokken, de acht ge
zinnen van de opvarenden der veronge
lukte boot, na uren van tergende onzeker
heid, wel verpletterende waarheid gewor
den. Immers, zoo het al aan enkelen van
do kleine schaar dappere mannen, die
waren uitgevaren om de helpende hand
te bieden, gelukt zou zijn, nadat hun
bool was gekanteld, zich vast te klem
men aan de reddingslijnen langs den
wand, de felle, snijdende kou, moet hun
krachten snel hebben uitgeput en op het
oogenblik, waarop wij dit schrijven, acht
men het uitgesloten, dat nog één van de
mannen van deze reddingboot in leven
is. Acht menschen hebben het leven ver
loren op het oogenblik dat zij uitgingen
om mogelijk dat van anderen te redden,
acht mannen en vaders in het geheel
laten zij 37 kinderen achter zijn een
heldendood gestorven.
Wij laten hier onder nog even hun
namen volgen. Het zijn schipper P. v. d.
Klooster, de eerste machinist II. Mey-
boom, de tweede machinist J. Timmers,
en de matrozen P. van Asperen, W. Muyl-
wijk, R. de Groot, P. Verwey en A.
Starrenburg.
Kapitein v. d. 'Klooster heeft zich o.a.
onderscheiden bij de ramp van de Soe-
rakarta en de Schelde in' Maart '25 en
bij het vergaan van de Stuart Star. Hij
was de opvolger van schipper Jansen, die
bij de ramp van de Berlin een werk
zaam aandeel in het reddingswerk heeft
gehad.
De matroos Telgrom, die wel tot de
vaste bemanning van de Prins der Ne
derlanden behoorde is niet mee uitge
varen, omdat hij toen het alarmsein
kwam, een eind buiten Hoek van Hol
land aan het werk was en men geen
lijd meer had hem te waarschuwen. In
zijn plaats is toen geheel vrijwillig de
matroos Starrenburg, vader van tien kin
deren meegegaan.
Toen te Hoek van Holland het bericht
kwam, dat de Valka was gestrand op
de Maasvlakte, nabij de Hinderribbe, en
dat het schip hulp verlangde, is de zee-
sleepboot Gouwzee van L. Smit en Co's
internationalen sleepdienst uitgevaren. Dit
schip kon echter geen zee houden, waar
na do zooveel grootere Gele Zee van
dezelfde reederij is uitgegaan. Maar deze
boot heeft zooveel diepgang, dat zij toch
niet dicht bij het gestrande vaartuig kon
komen. Vooral ook hierom is toen de
reddingboot 'Prins der Nederlanden zee
in gestuurd, om eventueel te helpen de
trossen uit te brengen. Om tegen tweeën
werd toen van den marconist van de
Valka het bericht opgevangen: Lifeboat
sapsised; men sinking.
Dadelijk heeft Scheveningenhaven toen
teruggeseind, of men van de Valka niet
een reddingsloep kon uitzenden, om de
mannen van de Prins der Nederlanden
te redden, maar het antwoord luidde:
„Inpossible".
Daarna werd aan de reddingboot van
Stellendam, de Koningin Wilhel-
miüa, verzocht uit te varen. Kort daar
na werd van Goeree bericht ontvangen,
dat men daar de Prins der Nederlanden
had zien drijven, met den kiel naar
boven.
Inmiddels zat men in den Hoek van
Holland niet stil. Kapitein Slis, de schip
per van de thans op de helling liggende
President van Heel een zusterschip
van de Prins der Nederlanden is met
vijf man aan hgt werk getrokken om de
vlet no. 2 uit te rusten voo-r een tocht
naar de Maasvlakte, om te zien, of er
nog iets te redden viel. Oliejassen, wa
terlaarzen, lantaarns, reddingsgordels, en
lijnen werden aan boord van de in de
berghaven liggende notedop gebracht.
Onder zeer groote belangstelling is de
vlet tegen 4 uur van Hoek van Holland
vertrokken. De bemanning bestond uit
kapitein Slis, Verwey een broer van
den vermisten matroos A. Benard, J-
Benard, v. d. Ster en v. d. Vlies. Deze
laatste i3 de eeriïg overlevende van de
ramp met de President van Heel, welke
in October 1920 voor den Hoek van Hol
land is gebleven, toen zij was uitgeva
ren om naar de Prins der Nederlanden
te zoeken.
De motorboot Fré sleepte de vlet de
Berghaven uit en den Waterweg op. Het
lag in de bedoeling, via het kanaaltje
door het eiland Rozenburg naar de Oude
Maas te £aan, om zoo voor Oostvoorne op
de Maasvlakte te kunnen gaan kruisen.
Later op den avond werd bericht ont
vangen, dat de vlet inderdaad voor Oost
voorne is aangekomen.
Het laat zich moeilijk indenken, wat
deze menschen hebben uit te staan. De
vlet is een open roeiboot van plm. 7M-
lengte. De opvarenden zijn dus blootge
steld aan de bijtende kou, de verblin
dende sneeuwjacht en het overkomende
water.
Terwijl men bezig was deze vlet klaar
te maken, trachtte de Indrapoera, het
motormailschip van den Rotterdamschen
Lloyd, binnen te komen. Dat. dit in ver
band met de hooge zeeën nog niet zoo
gemakkelijk was, blijkt o.a. uit de omstan
digheid, dat de kapitein den loods een
geschenk voor zijn vrouw heeft aange
boden, uit dank voor de verleende as
sistentie.
Nader wordt nog gemeld:
Zoodra de ramp van de Prins der
Nederlanden bekend was geworden, is
de vrijwillige reddingsbrigade van de knip
gemobiliseerd. In twee ploegen is deze
brigade den Waterweg overgezet. Men
had het noodige materiaal, zooals zuur
stofapparaten, dekens, een brancard en
verbandkisten bij zich.
De eerste ploeg is dadelijk langs den
Zuidpier zoo ver mogelijk naar den zee
kant gegaan, om daarna langs de kust
lijn te zoeken. De andere ploeg is schuin
door de duinen getrokken. Later zijn de
ploegen weer bij elkaar gekomen.' Onder
weg ontmoette men een jager, die zich
bij het troepje aansloot en als gids goede
diensten heeft bewezen. Men is tot aan
den mond van de Oude Maas doorge-
loopen, zonder iets te vinden. Daarna
is een patroelje nog verder door gegaan
landwaarts in, de rest is teruggekeerd,
onderweg posten achterlatend, welke de
wacht langs de zee zouden hi uden.
Den geheelen nacht zou langs de kust
wacht worden gehouden.
De Kon. Wilhelmina vastgeloopen.
Om acht uur gisteravond werd uit Stel
lendam bericht ontvangen, dat men zich
daar ernstig ongerust maakte over het
lot van de reddingboot Koningin Wilhel
mina, waarvan men in géruimen tijd
niets had gehoord. Men zag ter hoogte
van de Noord Panpus een lichtje en
veronderstelde, dat dit van deze boot
zou zijn. In dat geval zou de boot ge
strand zijn.
De loodscommissaris van Hoek van
Holland, de heer Vruggink, heeft zich,
toen dit bekend werd, dadelijk telefonisch
in verbinding gesteld met Hellevoetsluis,
ten einde de sleepboot Kijkduin van L.
De bekende dirigent
Pierre Monteux, Mevr.
Monteux en de dirigent
Corn. Dopper brachten
een bezoek aan de Dia
mantslijperij van de
firma Asscher in de
Tolstraat te Amster
dam.
Van links naar rechts:
le rij links Mej. De-
nayer, Mevr. Monteux,
de heer Monteux; 2de
rij Dopper en mej.
Heemskerk.
Mej. Heemskerk en
Mej. Denayer zijn ver
bonden aan bet Con-
certgebouworkesty
Smit en Co.'s Internationalen Sleepdienst
te verzoeken, uit te gaan om te trachten
de Koningin Wilhelmina vlot te sleepen.
Deze boot is daarop dadelijk vertrokken.
Om tien uur werd bericht ontvangen,
dat de Kijkduin de Koningin Wilhelmina
niet heeft kunnen vinden en dat zij ner
gens licht heeft gezien. Waarschijnlijk is
de boot op eigen kracht losgekomen en
is zij of naar de Valka gegaan of naar
Stellendam teruggekeerd.
Inmiddels heeft men ook getracht de
reddingboot te Burghsluis bij Zierikzee,
de Prinses Juliana, te bereiken, maar ten
gevolge van den zwaren sneeuwval was
de telefonische verbinding verbroken, Men
zou van Zierikzee uit een bode sturen
met het verzoek, de Prinses Juliana uit
te zenden.
Een later bericht meldde:
De Koningin Wilhelmina zit bovenop
de Garnalenplaat. Zij zit niet gevaarlijk en
men hoopt bij een volgend hoogwatertij
vlot te komen.
De schipper van de reddingboot deelde
mede, dat ze bij de Valka zijn geweest,
maar dat de bemanning het schip niet
wenscht te verlaten.
Uit Stellendam was een motorploeg ter
assistentie van de Koningin Wilhelmina
vertrokken.
Ook het hergingsvaartnia Meermin van
L. Smit en Co.'s Intern. Sleepdienst was,
naar men ons nog uit Hoek van Holland
meldt, ter eventueele assistentie van de
Koningin Wilhelmina uitgevaren.
I De Valka in qevaar?
Te middernacht werd uit IJmuiden be
richt ontvangen, dat men daar een draad
loos S.O.S.-sein van de bemanning van
de Valka heeft opgevangen en dat deze
bemanning het schip wenscht te verlaten.
Om kwart voor één werd bericht ont
vangen, dat de radio-installatie van de
Valka niet meer werkt. Men leidt hieruit
af, dat er water in het schip is gekomen,
dat de vuren gedoofd zijn en dat het
laatst opgevangen sein de noodaccu heeft
uitgeput.
Na half één zijn nog enkele lichtsig
nalen van de Valka waargenomen. Men
vreest, dathetschipzalbreken.
Reeds lijken aangespoeld.
De loodscommissaris te Hoek van Hol
land, heeft omstreeks middernacht be
richt ontvangen van schipper Slis, dat
op het strand tusschen Oostvoorne en
Rockanje inderdaad twee lijken zijn aan
gespoeld Het eene is van schipper v. d.
Klooster; van wie het andere is, is nog
niet bekend.
nog verder aan mijn dagboek, 'k Begin
er waarlijk plezier in te krijgen."
Lia stond op.
„Al klaar, Lia?" vroeg de vrouw, die
in den Bijbel zat te lezen, wat des mid
dags haar gewoonte was.
„Nog niet, Grootmoeder. Met een dag
boek kom je eigenlijk nooit klaar, gelooi
ik. Want je weet altijd wel wat te schrij
ven."
„Nu, ik zou er geen kans voor zien.
Als er eens een brief geschreven moet
worden, het gebeurt zelden, maar als het
moet, dan vraag ik het oom Adriaan
maar."
Ja, dat had Lia ondervonden. Toen
kwam er tweemaal een kort, zakelijk
briefje, waarom Mama nog zoo boos was
geweest. Maar bij nader inzien vond Lia,
toch, dat er geen reden was voor Mama,
om zoo boos te wezen. Zjj behandelde de
familie ook niet goed.
„Maar waarom houd je dan op met
schrijven, Lia?"
„Het is half drie, Grootmoe. 'kMoet
voor mn kippetjes zorgen. Anders krijg
ik moppers, dat ik ze verwaarloos."
Lachend liep Lia het vertrek uit, om
door het keukentje naar het schuurtje te
gaan, waar het voeder een plaats had-
„Sla een doek om, hoor, kind?" riep
Grootmoe nog.
„Ja, ja, ik denk er wel aan."
Aan den kapstok in het nauwe gan
getje hing een groote, zwarte doek, die
Lia om hoofd en borst sloeg. Zij had
gister a5 eens in den spiegel gekeken en
gelachen om het koddige gezicht.
Toen zij met haar blik voeder in het
voortuintje verscheen, kwamen de kippen
luid kakelend op haar toeloopen.
„Hé, bruine", zeide Lia, opgewekt, „niet
zoo gulzig, hoor. Je zult je portie wel
krijgen."
Het was een alleraardigst gezicht: het
slanke meisje, teer van vel, gehurkt zit
tend bij de kippen, wel een veertig, die
rond haar krioelden, lettend op het blik
gerst, waaruit zij telkens een handvol
nam, om die rond te strooien met een
vroolijken lach.
De man, die bij het hekje het tooneeltje
stond op te nemen, had er ook schik in.
Hij was zoo juist komen aanpedde-
len en nu van zijn fiets gesprongen,
die hij bij de hand hield. Hij kon een
vijftiger zijn. Het haar, dat van onder
zijn slappen hoed kwam, begon al te
grijzen, evenals zijn puntbaardje en snor,
die een intelligent gelaat bedekten, waar
uit een paar heldere, grijze oogen u te
gen straalden.
Lia had niets van hem gemerkt, druk
&ls zjj het had met haar kippen, die dan
DE ZIEKTEWET,
Een verzoek van het Nederl. Verbond van
Ziekenkassen.
De hoeren H. Neuteboom en J- F. Kuijer
voorzitter en secretaris van het Nederl.
Verbond van Ziekenkassen, te 'sGraven-
hage, hebben aan de Tweede Kamer ver
zocht, slechts een Ziektewet aan te
nemen, waarin de individueele verzeke
ring een gelijke kans heeft met de overige
verzekerings-stelsels, en waarin de uit
voering der Wet mede wordt opgedragen
aan de plaatselijke Bijzondere Kassen.
Het Bestuur van het Nederl. Verbond
van Ziekenkassen heeft zich tot het ver
krijgen van een sympathie-betuiging aan
bovenstaand verzoek o.a. gewend tot de
burgemeesters der gemeenten. Zij wijzen
er daarbij op, dat de zoogenaamde zie
kenfondsen, in wezen: ziekenkassen; ver-
eenigingen, die verzekeren tegen loon
derving tijdens ziekte tot heden altijd aan
hun verplichtingen hebben voldaan.
Nu woedt in ons land al jaren een
strijd over de uitvoerings-methode der
Ziektewet. Die strijd is feitelijk uitgegaan
van bovenbedoelde ziekenkassen, voor-
zoover zij in het Nederl. Verbond van
Ziekenkassen zijn vereenigd.
De agitatie is gevoerd met alle krach
ten, en heeft veel ups and downs be
leefd. Dan weer scheen de erkenning dief
Kassen als uitvoerings orgaan nabij', dan
weer was die gunstige situatie verder dan
ooit verwijderd.
Nu dreigt weer het totale verdwijnen
dier nuttige instellingen.
En waarom toch?
Er is in ons land in die Kassen oen
enorme ervaring verkregen; met groote
liefde hebben duizenden zich aan dat
werk vrijwillig gegeven; zij blijven daar-
nu genoeg hadden. Van Grootmoe had
zij een vaste maat opgekregen. Meer
mocht zij beslist niet geven.
„Ja, jullie willen natuurlijk nog meer
hebben, ik zie het wel", zeide zij tot
de kippen. „Jullie zijn onverzadigbare gul
zigaards. Maar je krijgt niet meer. Wat
denken jullie wel?"
„Zij zien wel, dat er een andere mees
teres is en die willen ze nu eens op
de proef stellen", lachte de aangekomene,
die zijn fiets tegen het hekje gezet had
en nu over het paadje kwam aanwan
delen.
Op het booren van die vreemde stem
keek Lia verschrikt op. Zij kleurde heftig.
„Heb ik u verschrikt?" vroeg hij.
„Wel een weinig, mijnheer", antwoord
de Lia, „ik dacht, dat ik alleen was".
„Ik ben zoo juist gearriveerd", zei de
ander, „maar u zaagt mij niet. U waart
zoo druk met de kippen bezig. Dat is
wat anders dan het leven in een groote
stad, hé?"
„Ja", meende Lia, met eenige verwon
dering. Wie zou dat nu zijn? Dan ging
haar een licht op. Hij was zeker de
predikant I Ja, hij stelde zich al voor.
„Ik ben dominé Meinema", zeide hij.
„U is zeker het nichtje, dat komen zou?"
„Ja mijnheer, Lia van Meersma. U
komt voor Grootmoeder?"
„Juist. „En ik kwam meteen eens ken
nis met. u maken", glimlachte hij.
Lia vond dit laatste tamelijk overbo
dig. Predikanten, vonden ze thuis, moes
ten maar op een afstand blijven.
Zij ging den predikant voor over het
pad langs het huisje en liep het keuken
tje in.
„Ik kan u niet door de voordeuf laten,
want die is aan den binnenkant op siot",
verontschuldigde fjj zich.
Dominé Meinerna lachte hartelijk.
„De voordeuren zijn hier overal op
slot", zeide hij. „Ik weet den weg wel".
Op da.t oogenblik kwam Grootmoeder
aangeloopen.
,,'k Hoorde uw stem, dominé", zeide
zij, zijn band vattend.
„Ja, 'k miste u Zondag in de kerk
en dacht: 'kmoést toch eens even gaan
zien vóór de feestdagen er zijn."
,,'k Was wat ongesteld, dominé. Het
gaat nu gelukkig weer goed. 'kHoop Zon
dag present te zijn."
„Mooi, 'k ben blij, dat te vernemen,
Vrouw Blankert."
Lia's Grootmoeder ging den predikant
voor naar het kamertje, waar hij zich
neerzette bij het raam. Hij bleek er thuis
te wezen.
(Wordt vervolgd.)