DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Uit de Pers. FEUILLETON Het huisje aan den zeedijk De ramp aan den Hoek van Holland. VAN DONDERDAG 17 Januari 1929. No. 91. De parlementaire agenda. De Haagsche b i-fsfhrijver van „De Tijd" (R.-K.\ berekent d kansen van wat nog in dit laatste jaar der parlementaire periode kan wordeh afgedaan: Al dadelijk klaar voor behandeling en daarvoor ook naar de bedoeling van Re geering en Kamer bestemd zijn alleen reeds van den minister van arbeid: de nieuwe Ziektewet, de nieuwe Drankwet, een wijziging van de Arbeidswet 1919, een van de Ouderdomswet en een van de Invaliditeitswet en komen voor behan deling zeker gereed de regeling der win kelsluiting en de regeling der Zieken fondsen, welke laatste van de Ziektewet onafscheidenlijk is. Indien men dezen be windsman, die ongetwijfeld van alle mi nisters het grootste productie-vermogen heeft getoond, alleen^aan bod liet, dan zou hij1 voor dit alles vermoedelijk nog niet genoeg tijd hebben aan den beschik baren tijd, die ten hoogste zes weken is voor Paschen en 8 weken na Paschen. De minister van arbeid zal trouwens vermoedelijk niet voordansen, maar eerst aan de beurt komen na de behandeling van de begrootingen van de Staatsmijnen en van Posterijen, Telegrafie en Telefo nie, en van een paar suppletoire Indische begrootingen. Met een aldeelingsionderzoek zal het debat over deze begrootinkjes de eerste week wel vullen. In de afdeelingen moeten toch o.a- nog worden onderzocht, behalve enkele der nieuw ingekomen of nog in te komen voorstellen: de begroo ting van het Wegenfonds, die moet af gedaan worden en de herziening van de Gemeentewet, waarvan de afdoening door den minister van binnenlandsche zaken wel zeer op prijs zal worden gesteld. Maar dit nog daargelaten spreekt het vanzelf, dat zijn collega's geen genoegen zullen nemen met een beslag leggen op allen beschikbaren tijd, door den minis ter van arbeid. Het zou trouwens van de kracht van een mensch te veel zijn gevorderd dertien of veertien weken ach ter de ministertafel te staan, ter verdedi ging van even heterogene als omvang rijke ontwerpen. Na de behandeling van de Ziektewet en Ziektefondswet krijgen ongetwijfeld zoo nu en dan de ambtge- nooten een beurt. Op afdoening van alle ontwerpen van dezen minister kan dan ook niet gerekend worden. Het zal, meent men in parlementaire kringen, zelfs zeer de vraag zijn of de Drankwet aan de orde komt. Sommigen achten dit een onderwerp, dat zich naar hun meening, voor een behandelirtg aan den vooravond van de verkiezing niet leent. Anderen vreezen daarover, bij de uiteenloopende meeningen, die daarom trent blijkens het verslag bestaan, een zoo wijdloopig debat, dat het noodzakelijk urgente ontwerpen in het gedrang zou brengen. Hiertegenover staat intusschen, dat de regeering de premier heeft het uit drukkelijk gezegd, bij de algemeene be schouwingen deze wet als een punt van haar program beschouwt, waarvan zij de behandeling met grooten aandrang zal vragen. Geschiedt dit, dan zal zeker de president haar daarbij' zijn medewer king niet onthouden. Dit ontwerp zal in dit geval wel als nummer één na het Paaschreces aan de orde komen. Van zijn collega's zal wel een eerste beurt voor zich vragen de minister van onderwijs, ter behandeling van zijn einde loos hangen gebleven wetje betreffende het schoolgeld. Indien dit thans nog niet in behandeling kwam, zou dit toch een heel slechten indruk maken, te meer, omdat hetgeen hij misschien gedroomd heeft als maaltijd aan haar voor te zet ten, de regeling van het voorbereidend! hooger onderwijs, door de Kamer niet schijnt gewild te worden. 'Zijn meer productieve ambtgenoot de minister van justitie heeft op dit oogen- door HUGO KINGMANS. 29.) o— Én goed, dat zij voor mif is t Zij voor komt eenvoudig al mijn wensehen. Zij is een best Grootmoedertje. En hoe meer ik er over nadenk, hoe minder ik begrijp dat Mama zoo met haar moeder is ge brouilleerd. Wat ik altijd heb gemeend, blijkt nu wel: dat ligt niet aan Grootmoe, daaraan is Mama alleen schuldig. Het spijt mij zeer, dat ik dit moet neerschrij ven., maar het kan niet anders, want het is, dat geloof ik vast, de volle waarheid. Ik kan dus met Grootmoe heel goed opschieten. En met de poes ook. We zijn al goede vrienden. Ook de kippen kennen mij al. Als zij dit thuis lazen, zouden zij mij finaal uitlachen, maar dat zou mij koud laten, maar het is toch merkwaardig, zooals men met dieren bevriend worden kanl Van Grootmoe heb ik gedaan gekregen, dat ik voor de kippen zorgen zal. Om half drie o, het is ihalf arie! moe ten zij hun eten weer hebben. Dan zal ik daarvoor eerst maar ©ens zorgen. Mit- •chiea ga ik dan atraks of vanavond blik niets voor dadelijke behandeling ge reed. Hjj rekent zeker er op, dat de Kamer die hem welgezind is, hem zal helpen aan het tot stand konen°van zijn ontwer pen nopens: le. den rechtstoestand der ambtenaren; 2e. het strafstelsel (voorw- veroordeeling, voorw. vr jheidste'ling, ten uitvoerlegging van gevanmnissba nade re voorziening beircf.'ende beroeps- en ge woonte-misdadigers); 3e. de ouderlijke macht en voogdij en ontzetting uit en he s'el van de ouderlijke macht en voog- d"; 4e. den ouderdomsplicht Jen op zichte van natuurlijke, niet erkende kin deren; 5e. de verzekering tusschen ver zekeraar en benadeelde derden en 6e. de nieuwe regeling van de arbeidsovereen komst van kapitein en schepelingen. Dat hem niet lukt dit alles in behouden ha ven to brengen en een grooter of kleiner deel bij zijn politieken dood door den opvolger onder beneficie van inventaris zal worden geëifd, staat wel vast. Alleen zou het wél eens kunnen, dat in een nieuw kabinet deze Minister werÜ terug gevonden. De Minister van Waterstaat zal graag eens met hem afwisselen voor de behandeling van de electriciteitswet die Minister König niet heeft kunnen tot stand brengen en zijn onlwerp-wet hou dende vaststelling van voorschriften om trent openbare wegen en wijziging der Waterstaaiswet. Waar dan verder nog de tijd moet wor den gevonden om de behandeling der Gemeentewet van Minister Kan en van de goedkeuring van het Kellogg-pact van Minister Beelaerts weet ik ook niet, zei een Kamerlid, dat ik er naar vroeg. Van één ding kan men intusschen zeker zijn: indien de Minister van Financiën zijn regeling t ot herziening van de Gemeente - financiën voor de openbare behandeling gereed krijgt dan dringt hij al zijn ambt- genooten op zij en verovert de beste plaats voor dit zijn geliefd geesteskind. Een ervaren parlementariër, die mij voor een deel de gegevens verschafte omtrent den stand der Kamerwerkzaam heden, formuleerde zijn verwachtingen dan ook aldus: Achtereenvolgens komen de Ziektewet, de Ziektefondswet, de Rege ling der gemeentefinanciën en misschien tot slot de Drankwet, maar dan ook ver der niets. Maar dan is het ook mooi, meer dan mooi. Eigenlijk neem ik dan voor wat de Drankwet betreft, mijn wensch voor de werkelijkheid. Er zrjn er, die daarover zeer pessimistisch denken. Een reddingboot met 8 personen vergaan. Zij laten 37 kinderen achter. Er zijn reeds 2 lijken aangespoeld. Omtrent de ramp te Hoek van Hol land, waarbij de geheele bemanning van de reddingboot omkwam, worden nog de volgende bijzonderheden gemeld: Wat gistermiddag, aldus een corres pondent van de N. R. Crt., werd ge vreesd, is thans voor hen, die zoo nauw bij de ramp zijn betrokken, de acht ge zinnen van de opvarenden der veronge lukte boot, na uren van tergende onzeker heid, wel verpletterende waarheid gewor den. Immers, zoo het al aan enkelen van do kleine schaar dappere mannen, die waren uitgevaren om de helpende hand te bieden, gelukt zou zijn, nadat hun bool was gekanteld, zich vast te klem men aan de reddingslijnen langs den wand, de felle, snijdende kou, moet hun krachten snel hebben uitgeput en op het oogenblik, waarop wij dit schrijven, acht men het uitgesloten, dat nog één van de mannen van deze reddingboot in leven is. Acht menschen hebben het leven ver loren op het oogenblik dat zij uitgingen om mogelijk dat van anderen te redden, acht mannen en vaders in het geheel laten zij 37 kinderen achter zijn een heldendood gestorven. Wij laten hier onder nog even hun namen volgen. Het zijn schipper P. v. d. Klooster, de eerste machinist II. Mey- boom, de tweede machinist J. Timmers, en de matrozen P. van Asperen, W. Muyl- wijk, R. de Groot, P. Verwey en A. Starrenburg. Kapitein v. d. 'Klooster heeft zich o.a. onderscheiden bij de ramp van de Soe- rakarta en de Schelde in' Maart '25 en bij het vergaan van de Stuart Star. Hij was de opvolger van schipper Jansen, die bij de ramp van de Berlin een werk zaam aandeel in het reddingswerk heeft gehad. De matroos Telgrom, die wel tot de vaste bemanning van de Prins der Ne derlanden behoorde is niet mee uitge varen, omdat hij toen het alarmsein kwam, een eind buiten Hoek van Hol land aan het werk was en men geen lijd meer had hem te waarschuwen. In zijn plaats is toen geheel vrijwillig de matroos Starrenburg, vader van tien kin deren meegegaan. Toen te Hoek van Holland het bericht kwam, dat de Valka was gestrand op de Maasvlakte, nabij de Hinderribbe, en dat het schip hulp verlangde, is de zee- sleepboot Gouwzee van L. Smit en Co's internationalen sleepdienst uitgevaren. Dit schip kon echter geen zee houden, waar na do zooveel grootere Gele Zee van dezelfde reederij is uitgegaan. Maar deze boot heeft zooveel diepgang, dat zij toch niet dicht bij het gestrande vaartuig kon komen. Vooral ook hierom is toen de reddingboot 'Prins der Nederlanden zee in gestuurd, om eventueel te helpen de trossen uit te brengen. Om tegen tweeën werd toen van den marconist van de Valka het bericht opgevangen: Lifeboat sapsised; men sinking. Dadelijk heeft Scheveningenhaven toen teruggeseind, of men van de Valka niet een reddingsloep kon uitzenden, om de mannen van de Prins der Nederlanden te redden, maar het antwoord luidde: „Inpossible". Daarna werd aan de reddingboot van Stellendam, de Koningin Wilhel- miüa, verzocht uit te varen. Kort daar na werd van Goeree bericht ontvangen, dat men daar de Prins der Nederlanden had zien drijven, met den kiel naar boven. Inmiddels zat men in den Hoek van Holland niet stil. Kapitein Slis, de schip per van de thans op de helling liggende President van Heel een zusterschip van de Prins der Nederlanden is met vijf man aan hgt werk getrokken om de vlet no. 2 uit te rusten voo-r een tocht naar de Maasvlakte, om te zien, of er nog iets te redden viel. Oliejassen, wa terlaarzen, lantaarns, reddingsgordels, en lijnen werden aan boord van de in de berghaven liggende notedop gebracht. Onder zeer groote belangstelling is de vlet tegen 4 uur van Hoek van Holland vertrokken. De bemanning bestond uit kapitein Slis, Verwey een broer van den vermisten matroos A. Benard, J- Benard, v. d. Ster en v. d. Vlies. Deze laatste i3 de eeriïg overlevende van de ramp met de President van Heel, welke in October 1920 voor den Hoek van Hol land is gebleven, toen zij was uitgeva ren om naar de Prins der Nederlanden te zoeken. De motorboot Fré sleepte de vlet de Berghaven uit en den Waterweg op. Het lag in de bedoeling, via het kanaaltje door het eiland Rozenburg naar de Oude Maas te £aan, om zoo voor Oostvoorne op de Maasvlakte te kunnen gaan kruisen. Later op den avond werd bericht ont vangen, dat de vlet inderdaad voor Oost voorne is aangekomen. Het laat zich moeilijk indenken, wat deze menschen hebben uit te staan. De vlet is een open roeiboot van plm. 7M- lengte. De opvarenden zijn dus blootge steld aan de bijtende kou, de verblin dende sneeuwjacht en het overkomende water. Terwijl men bezig was deze vlet klaar te maken, trachtte de Indrapoera, het motormailschip van den Rotterdamschen Lloyd, binnen te komen. Dat. dit in ver band met de hooge zeeën nog niet zoo gemakkelijk was, blijkt o.a. uit de omstan digheid, dat de kapitein den loods een geschenk voor zijn vrouw heeft aange boden, uit dank voor de verleende as sistentie. Nader wordt nog gemeld: Zoodra de ramp van de Prins der Nederlanden bekend was geworden, is de vrijwillige reddingsbrigade van de knip gemobiliseerd. In twee ploegen is deze brigade den Waterweg overgezet. Men had het noodige materiaal, zooals zuur stofapparaten, dekens, een brancard en verbandkisten bij zich. De eerste ploeg is dadelijk langs den Zuidpier zoo ver mogelijk naar den zee kant gegaan, om daarna langs de kust lijn te zoeken. De andere ploeg is schuin door de duinen getrokken. Later zijn de ploegen weer bij elkaar gekomen.' Onder weg ontmoette men een jager, die zich bij het troepje aansloot en als gids goede diensten heeft bewezen. Men is tot aan den mond van de Oude Maas doorge- loopen, zonder iets te vinden. Daarna is een patroelje nog verder door gegaan landwaarts in, de rest is teruggekeerd, onderweg posten achterlatend, welke de wacht langs de zee zouden hi uden. Den geheelen nacht zou langs de kust wacht worden gehouden. De Kon. Wilhelmina vastgeloopen. Om acht uur gisteravond werd uit Stel lendam bericht ontvangen, dat men zich daar ernstig ongerust maakte over het lot van de reddingboot Koningin Wilhel mina, waarvan men in géruimen tijd niets had gehoord. Men zag ter hoogte van de Noord Panpus een lichtje en veronderstelde, dat dit van deze boot zou zijn. In dat geval zou de boot ge strand zijn. De loodscommissaris van Hoek van Holland, de heer Vruggink, heeft zich, toen dit bekend werd, dadelijk telefonisch in verbinding gesteld met Hellevoetsluis, ten einde de sleepboot Kijkduin van L. De bekende dirigent Pierre Monteux, Mevr. Monteux en de dirigent Corn. Dopper brachten een bezoek aan de Dia mantslijperij van de firma Asscher in de Tolstraat te Amster dam. Van links naar rechts: le rij links Mej. De- nayer, Mevr. Monteux, de heer Monteux; 2de rij Dopper en mej. Heemskerk. Mej. Heemskerk en Mej. Denayer zijn ver bonden aan bet Con- certgebouworkesty Smit en Co.'s Internationalen Sleepdienst te verzoeken, uit te gaan om te trachten de Koningin Wilhelmina vlot te sleepen. Deze boot is daarop dadelijk vertrokken. Om tien uur werd bericht ontvangen, dat de Kijkduin de Koningin Wilhelmina niet heeft kunnen vinden en dat zij ner gens licht heeft gezien. Waarschijnlijk is de boot op eigen kracht losgekomen en is zij of naar de Valka gegaan of naar Stellendam teruggekeerd. Inmiddels heeft men ook getracht de reddingboot te Burghsluis bij Zierikzee, de Prinses Juliana, te bereiken, maar ten gevolge van den zwaren sneeuwval was de telefonische verbinding verbroken, Men zou van Zierikzee uit een bode sturen met het verzoek, de Prinses Juliana uit te zenden. Een later bericht meldde: De Koningin Wilhelmina zit bovenop de Garnalenplaat. Zij zit niet gevaarlijk en men hoopt bij een volgend hoogwatertij vlot te komen. De schipper van de reddingboot deelde mede, dat ze bij de Valka zijn geweest, maar dat de bemanning het schip niet wenscht te verlaten. Uit Stellendam was een motorploeg ter assistentie van de Koningin Wilhelmina vertrokken. Ook het hergingsvaartnia Meermin van L. Smit en Co.'s Intern. Sleepdienst was, naar men ons nog uit Hoek van Holland meldt, ter eventueele assistentie van de Koningin Wilhelmina uitgevaren. I De Valka in qevaar? Te middernacht werd uit IJmuiden be richt ontvangen, dat men daar een draad loos S.O.S.-sein van de bemanning van de Valka heeft opgevangen en dat deze bemanning het schip wenscht te verlaten. Om kwart voor één werd bericht ont vangen, dat de radio-installatie van de Valka niet meer werkt. Men leidt hieruit af, dat er water in het schip is gekomen, dat de vuren gedoofd zijn en dat het laatst opgevangen sein de noodaccu heeft uitgeput. Na half één zijn nog enkele lichtsig nalen van de Valka waargenomen. Men vreest, dathetschipzalbreken. Reeds lijken aangespoeld. De loodscommissaris te Hoek van Hol land, heeft omstreeks middernacht be richt ontvangen van schipper Slis, dat op het strand tusschen Oostvoorne en Rockanje inderdaad twee lijken zijn aan gespoeld Het eene is van schipper v. d. Klooster; van wie het andere is, is nog niet bekend. nog verder aan mijn dagboek, 'k Begin er waarlijk plezier in te krijgen." Lia stond op. „Al klaar, Lia?" vroeg de vrouw, die in den Bijbel zat te lezen, wat des mid dags haar gewoonte was. „Nog niet, Grootmoeder. Met een dag boek kom je eigenlijk nooit klaar, gelooi ik. Want je weet altijd wel wat te schrij ven." „Nu, ik zou er geen kans voor zien. Als er eens een brief geschreven moet worden, het gebeurt zelden, maar als het moet, dan vraag ik het oom Adriaan maar." Ja, dat had Lia ondervonden. Toen kwam er tweemaal een kort, zakelijk briefje, waarom Mama nog zoo boos was geweest. Maar bij nader inzien vond Lia, toch, dat er geen reden was voor Mama, om zoo boos te wezen. Zjj behandelde de familie ook niet goed. „Maar waarom houd je dan op met schrijven, Lia?" „Het is half drie, Grootmoe. 'kMoet voor mn kippetjes zorgen. Anders krijg ik moppers, dat ik ze verwaarloos." Lachend liep Lia het vertrek uit, om door het keukentje naar het schuurtje te gaan, waar het voeder een plaats had- „Sla een doek om, hoor, kind?" riep Grootmoe nog. „Ja, ja, ik denk er wel aan." Aan den kapstok in het nauwe gan getje hing een groote, zwarte doek, die Lia om hoofd en borst sloeg. Zij had gister a5 eens in den spiegel gekeken en gelachen om het koddige gezicht. Toen zij met haar blik voeder in het voortuintje verscheen, kwamen de kippen luid kakelend op haar toeloopen. „Hé, bruine", zeide Lia, opgewekt, „niet zoo gulzig, hoor. Je zult je portie wel krijgen." Het was een alleraardigst gezicht: het slanke meisje, teer van vel, gehurkt zit tend bij de kippen, wel een veertig, die rond haar krioelden, lettend op het blik gerst, waaruit zij telkens een handvol nam, om die rond te strooien met een vroolijken lach. De man, die bij het hekje het tooneeltje stond op te nemen, had er ook schik in. Hij was zoo juist komen aanpedde- len en nu van zijn fiets gesprongen, die hij bij de hand hield. Hij kon een vijftiger zijn. Het haar, dat van onder zijn slappen hoed kwam, begon al te grijzen, evenals zijn puntbaardje en snor, die een intelligent gelaat bedekten, waar uit een paar heldere, grijze oogen u te gen straalden. Lia had niets van hem gemerkt, druk &ls zjj het had met haar kippen, die dan DE ZIEKTEWET, Een verzoek van het Nederl. Verbond van Ziekenkassen. De hoeren H. Neuteboom en J- F. Kuijer voorzitter en secretaris van het Nederl. Verbond van Ziekenkassen, te 'sGraven- hage, hebben aan de Tweede Kamer ver zocht, slechts een Ziektewet aan te nemen, waarin de individueele verzeke ring een gelijke kans heeft met de overige verzekerings-stelsels, en waarin de uit voering der Wet mede wordt opgedragen aan de plaatselijke Bijzondere Kassen. Het Bestuur van het Nederl. Verbond van Ziekenkassen heeft zich tot het ver krijgen van een sympathie-betuiging aan bovenstaand verzoek o.a. gewend tot de burgemeesters der gemeenten. Zij wijzen er daarbij op, dat de zoogenaamde zie kenfondsen, in wezen: ziekenkassen; ver- eenigingen, die verzekeren tegen loon derving tijdens ziekte tot heden altijd aan hun verplichtingen hebben voldaan. Nu woedt in ons land al jaren een strijd over de uitvoerings-methode der Ziektewet. Die strijd is feitelijk uitgegaan van bovenbedoelde ziekenkassen, voor- zoover zij in het Nederl. Verbond van Ziekenkassen zijn vereenigd. De agitatie is gevoerd met alle krach ten, en heeft veel ups and downs be leefd. Dan weer scheen de erkenning dief Kassen als uitvoerings orgaan nabij', dan weer was die gunstige situatie verder dan ooit verwijderd. Nu dreigt weer het totale verdwijnen dier nuttige instellingen. En waarom toch? Er is in ons land in die Kassen oen enorme ervaring verkregen; met groote liefde hebben duizenden zich aan dat werk vrijwillig gegeven; zij blijven daar- nu genoeg hadden. Van Grootmoe had zij een vaste maat opgekregen. Meer mocht zij beslist niet geven. „Ja, jullie willen natuurlijk nog meer hebben, ik zie het wel", zeide zij tot de kippen. „Jullie zijn onverzadigbare gul zigaards. Maar je krijgt niet meer. Wat denken jullie wel?" „Zij zien wel, dat er een andere mees teres is en die willen ze nu eens op de proef stellen", lachte de aangekomene, die zijn fiets tegen het hekje gezet had en nu over het paadje kwam aanwan delen. Op het booren van die vreemde stem keek Lia verschrikt op. Zij kleurde heftig. „Heb ik u verschrikt?" vroeg hij. „Wel een weinig, mijnheer", antwoord de Lia, „ik dacht, dat ik alleen was". „Ik ben zoo juist gearriveerd", zei de ander, „maar u zaagt mij niet. U waart zoo druk met de kippen bezig. Dat is wat anders dan het leven in een groote stad, hé?" „Ja", meende Lia, met eenige verwon dering. Wie zou dat nu zijn? Dan ging haar een licht op. Hij was zeker de predikant I Ja, hij stelde zich al voor. „Ik ben dominé Meinema", zeide hij. „U is zeker het nichtje, dat komen zou?" „Ja mijnheer, Lia van Meersma. U komt voor Grootmoeder?" „Juist. „En ik kwam meteen eens ken nis met. u maken", glimlachte hij. Lia vond dit laatste tamelijk overbo dig. Predikanten, vonden ze thuis, moes ten maar op een afstand blijven. Zij ging den predikant voor over het pad langs het huisje en liep het keuken tje in. „Ik kan u niet door de voordeuf laten, want die is aan den binnenkant op siot", verontschuldigde fjj zich. Dominé Meinerna lachte hartelijk. „De voordeuren zijn hier overal op slot", zeide hij. „Ik weet den weg wel". Op da.t oogenblik kwam Grootmoeder aangeloopen. ,,'k Hoorde uw stem, dominé", zeide zij, zijn band vattend. „Ja, 'k miste u Zondag in de kerk en dacht: 'kmoést toch eens even gaan zien vóór de feestdagen er zijn." ,,'k Was wat ongesteld, dominé. Het gaat nu gelukkig weer goed. 'kHoop Zon dag present te zijn." „Mooi, 'k ben blij, dat te vernemen, Vrouw Blankert." Lia's Grootmoeder ging den predikant voor naar het kamertje, waar hij zich neerzette bij het raam. Hij bleek er thuis te wezen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1929 | | pagina 5