Op Jezus' geboorte. had z\j gevangen gehouden in haar kil len, doodenden greep. Zoo was het sedert de eerste Van Suvlen het kasteel bewoonde. 24 Maart 1398 werd hy begraven; maar de een zaamheid, die zijn leven beheerschte, week niet met zijn dood. Steeds hebben de Van Suylen's een vooraanstaande plaats ingenomen; zij waren verwant, aan meer dan één adellijke lamilie, aan de heeren van Maalstede, aan de ridders van Everinge. Velen hebben in den strijd het leven gelaten. Maar de eenzaamheid was er in het leven van ieder hunner, nimmer zijn zij haar ontworsteld, zelf.s niet in drukke werkzaamheden, noch in den krijg. Sommigen hunner gingen trots op deze eenzaamheid; maar deze trots was niets anders dan opperste beman teling van hun vreezen, diepste besef van hun armoede en gemis. En anderen gin gen hel als de bestemming van hun leven zien; zij allen misten veerkracht en ge loof om .te bannen den vijand, die hen ge. vangen hield. Wanneer Ferdinand van Suylen in do eerste jaren na zijn huwelijk met Sophie ter Haer, eens of somtijds twee malen per week in zijn statige karos naar de stad reed, groetten de minderen op den landweg hem eerbiedig. Meelijden was er in hun blik om den zwaren last waar onder hij gebukt ging, om de strenge, koude eenzaamheid, die haar muren op trok, hoog om hen heen. Eerst nadat vele jaren verloopen wa ren en groote veranderingen zich voltrok ken hadden, zou men bemerken, dat dit leven niet zoo troosteloos eenzaam was als in vorige tijden immer het geval was g'eweest, en waarover de ouderen 'onder hen spiaken als van een drukkend en, doodenden doem. Het zou zich der een zaamheid ontworstelen, er 2Óu zon, er zou l'icht in dit leven komen. Hoe? Nie mand, die het met zekerheid te zeggen wist, niemand, die het begrijpen kon. Ja, deze ommekeer zou zelfs den heer van Waaijenburg een wondere, rijke ervaring worden! Doch om hiertoe te geraken gingen vele eenzame jaren voorbij. O, er was in die tijden zooveel leeds en een rijk deel van verdriet óók voor hen! Er waren herinneringen, die pijn deden, en verlan gens, die altijd en altijd weer teleurgesteld, wachlens- en verlangens-moe zouden ma ken. Het was een scherpe pijn, telkens weer te moeten bedenken, welk een voor aanstaande plaats zijn voorvaderen had den ingenomen, hoe zij dikwijls tot zeer belangrijke posten geroepen waren. En dan te weten, dat voor hem en de zijnen zooiets voor altijd onbereikbaar zou zijnl Steeds hadden do Van Suylen's goed en bloed veil gehad voor de belangen van het gewest, maar dat legde nu blijkbaar geen gewicht in de schaal. Meermalen had hij er over gesproken met zijn vriend Doudeyns, die toch wel een man van gewicht in de stad was. Schamper harl hij opgemerkt: Och, Catholieken als wij krijgen toch geen hooge aanstellingen.. Hij wist het: de leer van Maarten Luther, den afgevallen monnik, was ver der en verder doorgedrongen; en het re sultaat was, dat de Catholieken van lie verlede buiten alles kwamen te staan. Voor hen was er meer verbod dan ver gunning1! Zeker, zij werden geduld, zoo- als sedert den tijd van Frederik Hendrik ook de Remonstranten geduld werden maar dat was dan ook alles. De Calvi nistische leer, als vastgesteld op de Dordt- sc.he 'Synode, bleef de heerschonde. In de eerste jaren van haar huwelijk heeft de Vrouwe van Waayenburg bijna niets anders gekend dan strijd en een zaamheid. Er was, binnen deze koude muren, geen plaats voor zon of liefde; zou immer dit zoo blijven? Zij wanhoopte sorns, want het was een werk hoven haar zwakke krachten. En toch "Toch zou zij het zijn, die den wekroep tot een nieuw leven zou doen hoorenl Maar voor het zoo ver was, waren maanden en jaren noodig. Er was in die moeilijke tijden geen ander woord voor1 haar, dan: doorzetten en volharden. Zij dacht vaak dat het einde nog ver, heel ver weg moest zijn; en ze was moe, zoo moe van strijden. Maar zij heeft volgehouden en gestreden met al de kracht en de liefde, die in haar was. En daarna heeft haar leven het geluk ge kend, al was het slechts een korte stonde! De eenzaamheid had haar zwarten man tel over hen heengespreid; maar" eindelijk is alles geheel anders ge worden. De stilte waakte over hen en had haar domper gezet over licht en vroolijk- heid maar zoo blij en vroolijk als ein delijk alles geworden is! Als men vraagt naar het verleden van het geslacht Van Suylen, zal men steeds gaarne luisteren naar de levensgeschie denis van haar, wier portret nog hangt in de breede vestibule van het patriciërs huis in de stad: De laatste vrouwe van Waayehburg. Men zal spreken over haai eenzaam leven, over haar dood; ove.r alles wat dit leven sterk en rijk maakte óók over "de armoede en het verzwegen verdriet Men zegt, dat zij waar gebeurd is, deze geschiedenis van voorspoed en te genspoed, van onzekerheid en twijfel, van geloof en vertrouwen bovenal. II. Eiken dag, na den avondmaaltijd in de eetzaal, zit Ferdinand van Suylen in zijn studeerkamer. Alles ziet er somber en doodsch uit in deze kamer, die donker en vochtig is door de hoornen voor da lage vensters. De muren worden bijna geheel in beslag genomen door kasten met boeken. Toch is voldoende ruimte gespaard voor de vele schilderijen, dia een beeld geven van Waayenburg, zoo als de opeenvolgende eigenaars het ontvangen en nagelaten hebben. In het spaarzame licht, dat het vier kante vertrek verheldert, staat breed en zwaar de groote tafel vol documenten en papieren. Zóó was deze kamer altijd geweest: hier was het, dat de zoon de plaats van den vader innam. De stilte, die in kinder- en woon kamer minder streng in ahe vertrek ken en gangen "heerscht, maakte deze ka mer tot haar troonvertrek. Meer volkomen dan elders heerscht zij hier. Geboren uit vrees en ontzag en kilheid, doet zij denken aan de stilte in tochtig-sombero keldergangen, waar alle leven verstorven is. Maar juist hier is het, dat de heeren van Waayenburg zich thuis gevoelden. Hier zaten zij achter de muren, die zij i zelf steen voor steen hadden opgebouwd- de muren van eenzaamheid, die hen afsloten van alles wat het leven mooi en rijk maakt. van Suylen naar de etad gereisd om een taak te volbrengen, waartoe de kracht hem bijkans faalde: te onderhandelen over den verkoop van zjjn bezit. En het was de avond van een killen, somberen dag, enkele weken daarna, dat de Vrouwe van Waayenburg tij-ding" van haar echtgenoot ontving, door een spe- cialen boodschapper uit de stad haar ge zonden. Een bediende bracht haar den brief, toen zij de donkere trap afkwam. Zij vergat te vragen van waar en door wien, zoo zeer verraste haar dit. Zou (le verkoop gesloten zijn? Zou een andere vijand bezit nemen van hun leven, nu de eenzaamheid van dit huis hun niet langer deren zou? Deze eenzaamheid maakte haar zoo moe, en doodde elke gedachte aan vreugde en zonneschijn; en toch wist zij, wat dit alles beteekende voor haar echtgenoot, Waayenburg's heer! Toen zij, in de benedenkamer, voor zichtig het lak verbrak en den brief ont vouwde, dacht zij aan de verandering, die M» Het heil kwam van den hemel neer, Alleen door Gods -genade. De werken komen nimmer meetf Daar voor den rnensch te stade, 't Geloof ziet Je-zus Christus aan, Hij heeft voor ons genoeg gedaan, Verloste ons van den kwade. Ons zwakke vleesch kon 't streng gebod Der wet, naar eisch niet houden; En schuldig stonden wij voor God; Geen rnensch bleef er behouden. Het vleesch was steeds den geest te sterk'; Gebrekkig was het beste werk, Dat wij verrichten zouden. 1 i i Toch moest er aan de wet voldaan Of 'tmenschdom was verloren; Gods Zoon nam 't sterflijk vleesch dus aan; Nu werd ons heil geboren. Hij heeft de gansche wet vervuld; Hij heeft voldaan voor onze schuld, Gestild des Vaders tooren. En, nu voldaan is aan 't gebod, Door Hem, die 'tna kon komen, Nu openbaart, o heilrijk lot! 't Geloof zich aan de vromen. Wij staam'len: Heer, Uw heil is mijn, Uw dood zal mij het leven zijn; Ik heb niets meer te schromen. (Lied uit de 16e eeuw.) Ferdinand van Suylen staat heenge bogen over den plattegrond van zijn be zit. Telkens richt hij de oogen van de teekening naar buiten, als wil hij deze indeeling o-p papier met de werkelijkheid vergelijken. Doch geen enkele lijn is hem onbekend; zoovele malen reeds had hij deze papieren met uiterste nauwgezetheid bestudeerd I En ook zijn eigendommen kent zij van grens tot gre-ns, zelfs de hay- manlanden ,de nog gedeeltelijk met water bedekte gronden die bij het kasteel be- hooren. Maar hij weet: zoo blijven kan het niet- De opbrengsten waren wel niet geheel on bevredigend, doch bleven in geen geval toereikend om alle schulden te voldoen. Er moest zooveel af aan de verponding voor de provincie, en de djjken verslon den -ook zo-o ontzettend veel' geld! Boven dien: hij was altijd mild jegens allen, die onderstand behoefden. Hij was zelfs roy aal, al vermoedde niemand, dat reeds ja ren lang geldzorgen hem 't leven moeilijk maakten, al wist men niet mét welk 'n uiterste zorg hij z.'n financiën behee-rde. Doch hij zelf .wist maar al te goed, dat spaarzaamheid een dringende, absolute eisch was geworden, en hij schroomde niet zichzelf allerlei besprekingen o-p te leggen. Nielteman bleef hij mild, als altijd de Van Suylen's geweest waren. O, er waren tijden geweest van glan- zenden rijkdom. Hoe teekent de weelde die Waayenburg's eigenaars gekend heb ben, zich af in de vele bezoeken van hooge gasten, die men als zijns gelijken begroeten mocht! Nóg do-en de schilde rijen Waayenburg's sterke schoonheid schouwen: geen kosten werden vo-or bouw en verfraaiing gespaard! Doch dit alles ligt begraven in een ver verleden Dien nacht wilde de slaap hem geen vergeten schenken. Altijd weer drong de zelfde vraag zich terug in zijn gedachten: Wat nu? wat nu?. 0, hij had dien avond wel honderd plannen gemaakt, maar het eene was al minder uitvoerbaar dan het andere- Eén oplossing was er slechts, één weg en dien moest hij gaan. Een andere was er niet, hoe hij ook zocht. Het zou de moeilijkste stap van zijn leven zijh, het einde van zijn verlangens en hopen, de dood voor zijn illusies Maar een andere oplossing, zóó dat Waayenburg voor hem kon behouden blij ven, was niet te vinden. Den volgenden morgen Is Ferdinand nu komen zou. Zij- wist het wel zeker: Een andere oplossing was ondenkbaar. En toch In haar satijnen japon stond zij daa.r, gebogen over den brief, dicht bij de tafel en het licht der kaarsen. Eerst las zij langzaam, maar allengs sneller en sneller, totdat zij opzag van den brief de oogen groot van verdriet en teleur stelling. Verloren, alles verloren, prevelde zij. Verplet staarde zij voor .zich uit, want zij wist, wat dit voor haar echtgenoot beteekende Drie dagen daarna kwam Ferdinand van Suylen uit de stad terug, een gebro ken man. Lang hebben zij dien eersten avond na zijn thuiskomst te zamen gesproken, niet het minst over de toekomst, zoo donker van zorgen. Troostend heeft de heer van Waayen burg zich over zijn gade heengebogen. Je moet er niet over tobben, zei hij hartelijk en gemeend. Het huis in de stad kunnen wij in ieder geval nog bewonen- De stad zal vroolijker voor je zijn, voor al des winters. Maar wij zullen zooveel missen, gaf ze zacht terug. De tuinen en het groote huis Wonderlijk, zoo rustig en kalm zij zich nu eensklaps gevoeldeZouden zij nu werkelijk zooveel missen, als Waayen burg niet langer hun woning was? Voor haar echtgenoot was het een niet te her stellen verlies, maar voor haar zou het een bevrijding zijn dat wist zij zeker- Hij antwoordde niet, te zeer was hij verdiept in gedachten- Zij poogde te glim lachen, hem op te beuren uit zijn neer slachtigheid, want ze was bang, dat de schaduw op zijn weg zich verdiepen zou, dat het leven voortaan een donkere tocht voor hem zijn zou, een leven zonder zon, zonder liefde Was het niet haar taak om hem te hel pen en steun te bieden? Zij' voelde zich sterk en krachtig genoeg. 0, als hij maar kwam uit de landen van eenzaamheid en steun zocht in haar troost. Dan, ja dan zou alles goed worden, dan zouden zelfs de grootste teleurstellingen en rampspoe den gemakkelijker en heter te dragen zijn! Want wie alleen draagt, zal spoedig onder zijn last bezwijken, maar door saam te dragen is geen last te zwaar! Op de eikenhouten tafel flikkerde een vetkaars in den tinnen kandelaar. Onde" de vooruitspringende schouw, bij het hout- vuurtje, zaten zij op de hoog-gerugde stoe- 1 len. Ferdinand van Suylen zag twijgend op zjjn gade neer. Nu eerst viel het hem op, hoe teer en vermoeid zij er uitzag. Toen de deur openging, zagen z\j ver rast op. Binnen net schijnsel van het kaarslicht trad hun dochter, de tengere Agnietje. Goedenavond, vader, groette zij. En hij groette terug, tevergeefs pogend om vastheid te leggen in zijn stem. Resoluut wilde hij er zich overheen zetten: Kom, niet kinderachtig zijn, dacht hij. Als een man je tegenslag dragen. In weinig woorden hij was nooit bizonder spraakzaam vertelde hij haar het -droeve nieuws. Hij- wist hoe zijn dochter aan deze omgeving hechtte. Een echte Van Suylen in dit opzicht; dikwijls had hij gehoopt dat zij zoo worden zou, maar thans beschouwde hij het anders Hij was op-gestaan, en nu stonden zij naast elkaar, vader en dochter. Zijn hand op haar schouder leggend, zei hij zacht: Nu gaat alles anders worden, Ag nietje. Ja, het leven is méér dan spe len alleen! Maar al komt de tegenspoed in ons leven, de Van Suylens hebben nooit schulden gehad, zelfs nu niet, en niemand van ons geslacht is genood zaakt geweest den slap- te doen, waartoe ik gedwongen ben door de omstandighe den.... En bedenk altijd, dat je een doch ter bent van de Heilige Catholieke Kerk, en dat de Kerk leert, om he-t kruis willig en bereid te dragen. De Van Suylens zijn van deze Kerk altijd trouwe leden ge woest, geen van ons heeft de kerk zijner vaderen ooit verzaakt.... Voor jou zal het leven hard en wreed zijn, docht hij. Welk een andere toe komst had hij zich voorgesteld! In de levensbeschrijving van "Waayen burg's nieuwen eigenaar door hem zeiven opgesteld, doch nimmer in druk verschenen leest men woordelijk het volgende: „In den jaeren 1728 en daeromtre-nt was het sulken sle-gten tijd, da-t de men- schen haer Landen niet konden verkoo- pen noch belasten, Selfs naauwelijks kon den weggeven of verpachten. In dien tijd werd het kasteel Waayenburg met zijn heerenhuis, boerenhuis en schuren, alle wel onderhouden en in goede staat, met zijn dreven, vijvers en o-pgaende hout, te samen in alles groot 104 gemeten 280 roeden lants, en daaronder 10 gemeten Ilaijmans ofte Vrijland, publiek te koo-p- gepresenteerd, en mo-gt niet geldon. Ik liet uijt de hand de somma van drie honderd ponden vlaams daarvoor bieden, en nadat niemand sig heeft opgedaan om dit bo-d te vorhoogen, zoo is dit Hof met alle sijne Landen en toebe- hooren, o-p den 10 November verko-gt en gelaetcn voor de somme van drie honderd Ponden vis. en vervolgens opge dragen." III. De jaren gingen heen. Na den Spaanschen Successie-oorlog was het heusch geen betere tijd geworden, 's Lands financiën Waren zoodanig in de war, dat de rente der staatsschulden niet betaald kon worden, en de staatskas we gens geldgebrek tien maanden gesloten was. Pogingen tot verbetering brachten geen .oplossing. Het land was gedaald tot den rang van kleine mogendheid; na 1713 nam het geen leidende positie meer in. Ferdinand van Suylen haatte de politiek der Zeven Provinciën; van de Regen tenheerschappij was hij heusch geen be wonderaar. Hij gevoelde meer voor den jongen Prins, maar daarover sprak hij niet. Hij was in het leger; maar nu zoo- velen afgedankt werden, zou zijn Prins gezindheid een zeer geschikte en welkome aanleiding1 zijnl Overplaatsing „ware trou wens het geringste gevolg indien men zijn sympathiën kende. Hoe was hij veranderd ieder die hem vroeger gekend had, bemerkte dit aan stonds. Niet langer lag een zorge-n-tr'ek op- het breede voorhoofd. Ja, er waren wel zorgen genoeg, maar hij wist ze te- dragen. Vaak betrapte hij zichzelf op een lach, en dan dacht hij: Welk een verandering! Zeker, de omstandigheden waren niet ge makkelijk vo-o-r hen, maar.... de Vrouwe van Waayenburg wist van sparen en ga ren! Haar zonnig optimisme liet zich niet verdringen, door niets en door niemand. Haar echtgenoot herinnerde zich, hoe zij het was, die den wekroep- tot dit nieuwe leven had doen hooren: Alles zal boter worden, had zij- gezegd, toen ze Waay enburg verlieten. Hier kón diet niet anders, -wij' zaten zóó vast aan oude tradities en begrippen. Maar nu gaan we een ander leven beginnen! En dit nieuwe leven was gekomen. Het deed Ferdinand van Suylen zijn ver langen en ho-pen van vroeger vergeten. Doch één hechtte meer aan het verleden dan men verwachten zou: Agnietje. Hoe genoot zij, wanneer zij de strenge lijnen van het oude Waayenburg weer aanschouwen mocht! Uren en uren achter een kon zij droomen van dit rijke weleer, zooals hare voorvaderen het gekend had den. Zij kón er ^.ich niet aan ontworstelen, o, het was haar zoo dierbaar gewor den! Van verre en door alle geluiden heen hoorde zij den roep die haar naai de oude bezitting lokte, en nooit kon zij dien drang weerstaan. Dan ging zij heen, gedreven door onzichtbare hand, heen getrokken naar het verleden, dat nimmer haar losliet. Als kostbare reliquiën be waarde zij de herinneringen aan de jaren, dat zij zelve hier woonde. Zijl kon niet gewennen ,aan de stad, het leven op het land minde zij meer dan al het andere. De moeder streed tegen dit verlangen van haar dochter; zij wilde niets lie- 0, SCH00NE DAG. 0, schoone Dag, wie kan U roemen Naar waarde van Uw heórlijkhuid, Wie kan Uw glans genoegzaam noemen Van zulk een hooge Majesteit? 0, Jezus, laat het toch geschieden, Dat hare stralen, door 't Geloof, Alle aardsche schaduw weg doen vlieden Alsof men een gordijn verschoof. Wij kijken uit naar 't zalig Oosten Met uitgestrekten hals ön hoofd, En hopen op het schoon vertroosten Dat ons de waarheid heeft 'beloofd; Wiit achter blijft, dit zal gebeuren, Nog maar een wijle in geduld Tot God ontsluit zijn gouden deuren En alles heerlijk wordt vervuld. Jan Luyken. ver, dan dat de band aan het verleden steeds losser zou worden en op den duur geheel vergeten zo|ui zijn. Want dit verlangen beangstigde haar; zij wist, dat het haar kind nooit gelukkig kon maken. Als het verlangen sterk naar voren trad, zei ze: Je moet leeron je te onder werpen, Agnietje. Het kruis is het hoog ste sieraad voor de ware kinderen der Kerik.... Doch de rampspoeden weken niet. Nu men vermoedde dat hij de zij-de van den Prins zou kiezen, werd Ferdinand van Suylen gedwongen, zijn ontslag te nemen. Dat was tenminste nog een eervolle op lossing, maar het maakte zijn inkomsten bedroevend gering. Toen is hun zorgen-leven eerst ten volle begonnen. Nu kwam het er voor de Vrouwe van Waayenburg o-p aan, haar optimisme niet te verliezen! Zou het sterk genoeg zijn? Zij, vreesde.... Wéér streed zij tegen de oude vijanden van het ge slacht: tegen de eenzaamheid, die- haar echtgenoot bedreigde, tegen de herinne ring-, die haar dochter lokte! O, vaak was zij moe van strijden. Er was geen hulp, geen hand tot redding uitgestoken. Zij wist het: de schaduw zal zich terug leggen op zijn levensweg en dan ja, dan is alles verloren De vrienden van weleer waren vijanden geworden. Zelfs Doudeyns, op wie-n hij steeds vertrouwd had.... Hoe was het mogelijk, dat in één rnenschenlevein alles zoo onherstelbaar veranderen konl Haar hart schreide om meer dan menschelijken bijstand.... maar nergens vond zij dien. Het geloof in de Kerk was niet meer zoo sterk als vroeger. En juist nu had zij er zulk een dringende behoefte aan. Zij werd geslingerd tusschen geloof en twijfel. Maar in Gods kracht mocht zij ook nu over winnen Dikwijls, als de duisternis over de stad was gedaald, slipte een vrouwengestalte de deur der woning uit, om elders troost te zoeken. Weinige weken gaan voorbij, maar zij wint! Aarzelend en tastend ging haar hart uit naar dit nieuwe geloof, maar nu mag zijl -gelooven dat ze er deel aan 'heeft. Een rijke vreugde was haar de-ze ervaring, want thans was er kracht om de lasten te dragen, om alle wanhoop en vertwijfeling te bannen 1 Alles ,zal goed worden, want nu weet zij den weg.... den ©enigen weg. Een rijkdom voor haar, maar ook voor haar gezin; Gode bracht zij dank voor die rijke genade! De vijand maakte haar leven echter niet 'gemakkelijker! 0, zij- wist wel dat ook in do Staatskerk niet alle leden leef den overeenkomstig de wet des Heeren. Maar zij1 zag niet na,ar de me-nschen, en oordeeldo niet. Want de rjjkdom, dien God haar geschonken, had, maakte haar gelukkig en tevreden. Het kón niet anders, of zij moest er over spreken. Haar levend geloof bracht ook de anderen tot inkeer. Zoo gebeurde het, dat ook Ferdinand van Suylen zijn -gade vergezelschap-te, wanneer zij- niet hare dochter ter kerk ging.... IV. Een nieuwe dag rij-st aan de kim. Een kille vrieswind waait, cn de sneeuwvlokken stuiven in dichte dwar- reljacht; groote vlokken zijn het, die- zich samendringen tot een "Meed van alles- overspreidend wit. De natuur is ter ruste gegaan. De dagen zijn kort, maar weldra Weldra Dan is er de rijke opgang' naar het licht, de blijde begroeting van het nieuwe leven 1 In de hooge voorkamer van het stille huis aan de Heerengracht zit een jonge vrouw bij het ziekbed van haar moeder. Haar vader heeft den ganschen nacht ge waakt, nu heeft zij- de taak van zorg en liefde overgenomen. Het is Kerstmis. Hoor de klokken zingen het lied van den Kerstnacht! Ver draagt de ijle winterlucht de zuivere klanken. De moede oogen slaan even open. Over het smalle, bleeke gelaat heeft de dood zijn schijnsel geschoven. Nu ligt zij' daar en wacht. Niet lang zal het duren of de vrouwe van Waayenburg is niet meer.... Verlangend en hopend heeft heenge- zien naar dezen dag! Het blijde feest van Christus' geboorte spreidde zijn licht reeds ver vooruit, en zij- allen hadden in dit licht zich verheugd. Nog droegen hun dagen heugenis vgn moeilijke tijden, maar dat was niet erg meer. Zij- hadden den vrede gevonden, en dat gaf kracht om alles te dragen. Volgden zij niet Jezus, Die naar elke onbekende toekomst steeds de trouwe gids wil zijn? Agnietje, vroeg de zachte stem, zal je nooit vergeten wat je mij beloofd hebt?

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 6