Op Jezus' geboorte.
had z\j gevangen gehouden in haar kil
len, doodenden greep.
Zoo was het sedert de eerste Van
Suvlen het kasteel bewoonde. 24 Maart
1398 werd hy begraven; maar de een
zaamheid, die zijn leven beheerschte,
week niet met zijn dood. Steeds hebben
de Van Suylen's een vooraanstaande
plaats ingenomen; zij waren verwant, aan
meer dan één adellijke lamilie, aan de
heeren van Maalstede, aan de ridders
van Everinge. Velen hebben in den strijd
het leven gelaten. Maar de eenzaamheid
was er in het leven van ieder hunner,
nimmer zijn zij haar ontworsteld, zelf.s
niet in drukke werkzaamheden, noch in
den krijg. Sommigen hunner gingen trots
op deze eenzaamheid; maar deze trots
was niets anders dan opperste beman
teling van hun vreezen, diepste besef van
hun armoede en gemis. En anderen gin
gen hel als de bestemming van hun leven
zien; zij allen misten veerkracht en ge
loof om .te bannen den vijand, die hen ge.
vangen hield.
Wanneer Ferdinand van Suylen in do
eerste jaren na zijn huwelijk met Sophie
ter Haer, eens of somtijds twee malen
per week in zijn statige karos naar de
stad reed, groetten de minderen op den
landweg hem eerbiedig. Meelijden was
er in hun blik om den zwaren last waar
onder hij gebukt ging, om de strenge,
koude eenzaamheid, die haar muren op
trok, hoog om hen heen.
Eerst nadat vele jaren verloopen wa
ren en groote veranderingen zich voltrok
ken hadden, zou men bemerken, dat dit
leven niet zoo troosteloos eenzaam was
als in vorige tijden immer het geval was
g'eweest, en waarover de ouderen 'onder
hen spiaken als van een drukkend en,
doodenden doem. Het zou zich der een
zaamheid ontworstelen, er 2Óu zon, er zou
l'icht in dit leven komen. Hoe? Nie
mand, die het met zekerheid te zeggen
wist, niemand, die het begrijpen kon. Ja,
deze ommekeer zou zelfs den heer van
Waaijenburg een wondere, rijke ervaring
worden!
Doch om hiertoe te geraken gingen vele
eenzame jaren voorbij. O, er was in die
tijden zooveel leeds en een rijk deel van
verdriet óók voor hen! Er waren
herinneringen, die pijn deden, en verlan
gens, die altijd en altijd weer teleurgesteld,
wachlens- en verlangens-moe zouden ma
ken. Het was een scherpe pijn, telkens
weer te moeten bedenken, welk een voor
aanstaande plaats zijn voorvaderen had
den ingenomen, hoe zij dikwijls tot zeer
belangrijke posten geroepen waren. En
dan te weten, dat voor hem en de zijnen
zooiets voor altijd onbereikbaar zou zijnl
Steeds hadden do Van Suylen's goed en
bloed veil gehad voor de belangen van
het gewest, maar dat legde nu blijkbaar
geen gewicht in de schaal. Meermalen
had hij er over gesproken met zijn vriend
Doudeyns, die toch wel een man van
gewicht in de stad was. Schamper harl
hij opgemerkt: Och, Catholieken als wij
krijgen toch geen hooge aanstellingen..
Hij wist het: de leer van Maarten
Luther, den afgevallen monnik, was ver
der en verder doorgedrongen; en het re
sultaat was, dat de Catholieken van lie
verlede buiten alles kwamen te staan.
Voor hen was er meer verbod dan ver
gunning1! Zeker, zij werden geduld, zoo-
als sedert den tijd van Frederik Hendrik
ook de Remonstranten geduld werden
maar dat was dan ook alles. De Calvi
nistische leer, als vastgesteld op de Dordt-
sc.he 'Synode, bleef de heerschonde.
In de eerste jaren van haar huwelijk
heeft de Vrouwe van Waayenburg bijna
niets anders gekend dan strijd en een
zaamheid. Er was, binnen deze koude
muren, geen plaats voor zon of liefde; zou
immer dit zoo blijven? Zij wanhoopte
sorns, want het was een werk hoven haar
zwakke krachten. En toch "Toch zou
zij het zijn, die den wekroep tot een nieuw
leven zou doen hoorenl Maar voor het
zoo ver was, waren maanden en jaren
noodig.
Er was in die moeilijke tijden geen
ander woord voor1 haar, dan: doorzetten
en volharden. Zij dacht vaak dat het einde
nog ver, heel ver weg moest zijn; en ze
was moe, zoo moe van strijden. Maar
zij heeft volgehouden en gestreden met
al de kracht en de liefde, die in haar was.
En daarna heeft haar leven het geluk ge
kend, al was het slechts een korte stonde!
De eenzaamheid had haar zwarten man
tel over hen heengespreid; maar"
eindelijk is alles geheel anders ge
worden. De stilte waakte over hen en had
haar domper gezet over licht en vroolijk-
heid maar zoo blij en vroolijk als ein
delijk alles geworden is!
Als men vraagt naar het verleden van
het geslacht Van Suylen, zal men steeds
gaarne luisteren naar de levensgeschie
denis van haar, wier portret nog hangt in
de breede vestibule van het patriciërs
huis in de stad: De laatste vrouwe van
Waayehburg. Men zal spreken over haai
eenzaam leven, over haar dood; ove.r
alles wat dit leven sterk en rijk maakte
óók over "de armoede en het verzwegen
verdriet
Men zegt, dat zij waar gebeurd is,
deze geschiedenis van voorspoed en te
genspoed, van onzekerheid en twijfel, van
geloof en vertrouwen bovenal.
II.
Eiken dag, na den avondmaaltijd in de
eetzaal, zit Ferdinand van Suylen in zijn
studeerkamer. Alles ziet er somber en
doodsch uit in deze kamer, die donker
en vochtig is door de hoornen voor da
lage vensters. De muren worden bijna
geheel in beslag genomen door kasten
met boeken. Toch is voldoende ruimte
gespaard voor de vele schilderijen, dia
een beeld geven van Waayenburg, zoo als
de opeenvolgende eigenaars het ontvangen
en nagelaten hebben.
In het spaarzame licht, dat het vier
kante vertrek verheldert, staat breed en
zwaar de groote tafel vol documenten
en papieren. Zóó was deze kamer altijd
geweest: hier was het, dat de zoon de
plaats van den vader innam.
De stilte, die in kinder- en woon
kamer minder streng in ahe vertrek
ken en gangen "heerscht, maakte deze ka
mer tot haar troonvertrek. Meer volkomen
dan elders heerscht zij hier. Geboren
uit vrees en ontzag en kilheid, doet zij
denken aan de stilte in tochtig-sombero
keldergangen, waar alle leven verstorven
is. Maar juist hier is het, dat de heeren
van Waayenburg zich thuis gevoelden.
Hier zaten zij achter de muren, die zij i
zelf steen voor steen hadden opgebouwd-
de muren van eenzaamheid, die hen
afsloten van alles wat het leven mooi en
rijk maakt.
van Suylen naar de etad gereisd om
een taak te volbrengen, waartoe de kracht
hem bijkans faalde: te onderhandelen
over den verkoop van zjjn bezit.
En het was de avond van een killen,
somberen dag, enkele weken daarna, dat
de Vrouwe van Waayenburg tij-ding" van
haar echtgenoot ontving, door een spe-
cialen boodschapper uit de stad haar ge
zonden. Een bediende bracht haar den
brief, toen zij de donkere trap afkwam.
Zij vergat te vragen van waar en door
wien, zoo zeer verraste haar dit. Zou (le
verkoop gesloten zijn? Zou een andere
vijand bezit nemen van hun leven, nu
de eenzaamheid van dit huis hun niet
langer deren zou? Deze eenzaamheid
maakte haar zoo moe, en doodde elke
gedachte aan vreugde en zonneschijn; en
toch wist zij, wat dit alles beteekende
voor haar echtgenoot, Waayenburg's heer!
Toen zij, in de benedenkamer, voor
zichtig het lak verbrak en den brief ont
vouwde, dacht zij aan de verandering, die
M»
Het heil kwam van den hemel neer,
Alleen door Gods -genade.
De werken komen nimmer meetf
Daar voor den rnensch te stade,
't Geloof ziet Je-zus Christus aan,
Hij heeft voor ons genoeg gedaan,
Verloste ons van den kwade.
Ons zwakke vleesch kon 't streng gebod
Der wet, naar eisch niet houden;
En schuldig stonden wij voor God;
Geen rnensch bleef er behouden.
Het vleesch was steeds den geest te sterk';
Gebrekkig was het beste werk,
Dat wij verrichten zouden.
1 i i
Toch moest er aan de wet voldaan
Of 'tmenschdom was verloren;
Gods Zoon nam 't sterflijk vleesch dus
aan;
Nu werd ons heil geboren.
Hij heeft de gansche wet vervuld;
Hij heeft voldaan voor onze schuld,
Gestild des Vaders tooren.
En, nu voldaan is aan 't gebod,
Door Hem, die 'tna kon komen,
Nu openbaart, o heilrijk lot!
't Geloof zich aan de vromen.
Wij staam'len: Heer, Uw heil is mijn,
Uw dood zal mij het leven zijn;
Ik heb niets meer te schromen.
(Lied uit de 16e eeuw.)
Ferdinand van Suylen staat heenge
bogen over den plattegrond van zijn be
zit. Telkens richt hij de oogen van de
teekening naar buiten, als wil hij deze
indeeling o-p papier met de werkelijkheid
vergelijken. Doch geen enkele lijn is hem
onbekend; zoovele malen reeds had hij
deze papieren met uiterste nauwgezetheid
bestudeerd I En ook zijn eigendommen
kent zij van grens tot gre-ns, zelfs de hay-
manlanden ,de nog gedeeltelijk met water
bedekte gronden die bij het kasteel be-
hooren.
Maar hij weet: zoo blijven kan het niet-
De opbrengsten waren wel niet geheel on
bevredigend, doch bleven in geen geval
toereikend om alle schulden te voldoen.
Er moest zooveel af aan de verponding
voor de provincie, en de djjken verslon
den -ook zo-o ontzettend veel' geld! Boven
dien: hij was altijd mild jegens allen, die
onderstand behoefden. Hij was zelfs roy
aal, al vermoedde niemand, dat reeds ja
ren lang geldzorgen hem 't leven moeilijk
maakten, al wist men niet mét welk 'n
uiterste zorg hij z.'n financiën behee-rde.
Doch hij zelf .wist maar al te goed, dat
spaarzaamheid een dringende, absolute
eisch was geworden, en hij schroomde
niet zichzelf allerlei besprekingen o-p te
leggen. Nielteman bleef hij mild, als altijd
de Van Suylen's geweest waren.
O, er waren tijden geweest van glan-
zenden rijkdom. Hoe teekent de weelde
die Waayenburg's eigenaars gekend heb
ben, zich af in de vele bezoeken van
hooge gasten, die men als zijns gelijken
begroeten mocht! Nóg do-en de schilde
rijen Waayenburg's sterke schoonheid
schouwen: geen kosten werden vo-or
bouw en verfraaiing gespaard! Doch dit
alles ligt begraven in een ver verleden
Dien nacht wilde de slaap hem geen
vergeten schenken. Altijd weer drong de
zelfde vraag zich terug in zijn gedachten:
Wat nu? wat nu?.
0, hij had dien avond wel honderd
plannen gemaakt, maar het eene was
al minder uitvoerbaar dan het andere-
Eén oplossing was er slechts, één weg
en dien moest hij gaan. Een andere
was er niet, hoe hij ook zocht. Het zou
de moeilijkste stap van zijn leven zijh, het
einde van zijn verlangens en hopen, de
dood voor zijn illusies
Maar een andere oplossing, zóó dat
Waayenburg voor hem kon behouden blij
ven, was niet te vinden.
Den volgenden morgen Is Ferdinand
nu komen zou. Zij- wist het wel zeker:
Een andere oplossing was ondenkbaar.
En toch
In haar satijnen japon stond zij
daa.r, gebogen over den brief, dicht
bij de tafel en het licht der kaarsen. Eerst
las zij langzaam, maar allengs sneller en
sneller, totdat zij opzag van den brief
de oogen groot van verdriet en teleur
stelling. Verloren, alles verloren, prevelde
zij. Verplet staarde zij voor .zich uit, want
zij wist, wat dit voor haar echtgenoot
beteekende
Drie dagen daarna kwam Ferdinand
van Suylen uit de stad terug, een gebro
ken man.
Lang hebben zij dien eersten avond na
zijn thuiskomst te zamen gesproken, niet
het minst over de toekomst, zoo donker
van zorgen.
Troostend heeft de heer van Waayen
burg zich over zijn gade heengebogen.
Je moet er niet over tobben, zei hij
hartelijk en gemeend. Het huis in de stad
kunnen wij in ieder geval nog bewonen-
De stad zal vroolijker voor je zijn, voor
al des winters.
Maar wij zullen zooveel missen, gaf
ze zacht terug. De tuinen en het groote
huis
Wonderlijk, zoo rustig en kalm zij zich
nu eensklaps gevoeldeZouden zij nu
werkelijk zooveel missen, als Waayen
burg niet langer hun woning was? Voor
haar echtgenoot was het een niet te her
stellen verlies, maar voor haar zou het
een bevrijding zijn dat wist zij zeker-
Hij antwoordde niet, te zeer was hij
verdiept in gedachten- Zij poogde te glim
lachen, hem op te beuren uit zijn neer
slachtigheid, want ze was bang, dat de
schaduw op zijn weg zich verdiepen zou,
dat het leven voortaan een donkere tocht
voor hem zijn zou, een leven zonder
zon, zonder liefde
Was het niet haar taak om hem te hel
pen en steun te bieden? Zij' voelde zich
sterk en krachtig genoeg. 0, als hij maar
kwam uit de landen van eenzaamheid en
steun zocht in haar troost. Dan, ja dan
zou alles goed worden, dan zouden zelfs
de grootste teleurstellingen en rampspoe
den gemakkelijker en heter te dragen
zijn! Want wie alleen draagt, zal spoedig
onder zijn last bezwijken, maar door saam
te dragen is geen last te zwaar!
Op de eikenhouten tafel flikkerde een
vetkaars in den tinnen kandelaar. Onde"
de vooruitspringende schouw, bij het hout-
vuurtje, zaten zij op de hoog-gerugde stoe- 1
len. Ferdinand van Suylen zag twijgend
op zjjn gade neer. Nu eerst viel het hem
op, hoe teer en vermoeid zij er uitzag.
Toen de deur openging, zagen z\j ver
rast op. Binnen net schijnsel van het
kaarslicht trad hun dochter, de tengere
Agnietje.
Goedenavond, vader, groette zij. En
hij groette terug, tevergeefs pogend om
vastheid te leggen in zijn stem. Resoluut
wilde hij er zich overheen zetten:
Kom, niet kinderachtig zijn, dacht hij.
Als een man je tegenslag dragen.
In weinig woorden hij was nooit
bizonder spraakzaam vertelde hij haar
het -droeve nieuws. Hij- wist hoe zijn
dochter aan deze omgeving hechtte. Een
echte Van Suylen in dit opzicht; dikwijls
had hij gehoopt dat zij zoo worden zou,
maar thans beschouwde hij het anders
Hij was op-gestaan, en nu stonden zij
naast elkaar, vader en dochter. Zijn hand
op haar schouder leggend, zei hij zacht:
Nu gaat alles anders worden, Ag
nietje. Ja, het leven is méér dan spe
len alleen! Maar al komt de tegenspoed
in ons leven, de Van Suylens hebben
nooit schulden gehad, zelfs nu niet,
en niemand van ons geslacht is genood
zaakt geweest den slap- te doen, waartoe
ik gedwongen ben door de omstandighe
den.... En bedenk altijd, dat je een doch
ter bent van de Heilige Catholieke Kerk,
en dat de Kerk leert, om he-t kruis willig
en bereid te dragen. De Van Suylens
zijn van deze Kerk altijd trouwe leden ge
woest, geen van ons heeft de kerk zijner
vaderen ooit verzaakt....
Voor jou zal het leven hard en wreed
zijn, docht hij. Welk een andere toe
komst had hij zich voorgesteld!
In de levensbeschrijving van "Waayen
burg's nieuwen eigenaar door hem
zeiven opgesteld, doch nimmer in druk
verschenen leest men woordelijk het
volgende:
„In den jaeren 1728 en daeromtre-nt
was het sulken sle-gten tijd, da-t de men-
schen haer Landen niet konden verkoo-
pen noch belasten, Selfs naauwelijks kon
den weggeven of verpachten. In dien
tijd werd het kasteel Waayenburg met zijn
heerenhuis, boerenhuis en schuren, alle
wel onderhouden en in goede staat, met
zijn dreven, vijvers en o-pgaende hout, te
samen in alles groot 104 gemeten 280
roeden lants, en daaronder 10 gemeten
Ilaijmans ofte Vrijland, publiek te koo-p-
gepresenteerd, en mo-gt niet geldon. Ik
liet uijt de hand de somma van drie
honderd ponden vlaams daarvoor bieden,
en nadat niemand sig heeft opgedaan
om dit bo-d te vorhoogen, zoo is dit
Hof met alle sijne Landen en toebe-
hooren, o-p den 10 November verko-gt
en gelaetcn voor de somme van drie
honderd Ponden vis. en vervolgens opge
dragen."
III.
De jaren gingen heen.
Na den Spaanschen Successie-oorlog
was het heusch geen betere tijd geworden,
's Lands financiën Waren zoodanig in de
war, dat de rente der staatsschulden niet
betaald kon worden, en de staatskas we
gens geldgebrek tien maanden gesloten
was. Pogingen tot verbetering brachten
geen .oplossing. Het land was gedaald
tot den rang van kleine mogendheid; na
1713 nam het geen leidende positie
meer in.
Ferdinand van Suylen haatte de politiek
der Zeven Provinciën; van de Regen
tenheerschappij was hij heusch geen be
wonderaar. Hij gevoelde meer voor den
jongen Prins, maar daarover sprak hij
niet. Hij was in het leger; maar nu zoo-
velen afgedankt werden, zou zijn Prins
gezindheid een zeer geschikte en welkome
aanleiding1 zijnl Overplaatsing „ware trou
wens het geringste gevolg indien men zijn
sympathiën kende.
Hoe was hij veranderd ieder die hem
vroeger gekend had, bemerkte dit aan
stonds. Niet langer lag een zorge-n-tr'ek
op- het breede voorhoofd. Ja, er waren wel
zorgen genoeg, maar hij wist ze te- dragen.
Vaak betrapte hij zichzelf op een lach, en
dan dacht hij: Welk een verandering!
Zeker, de omstandigheden waren niet ge
makkelijk vo-o-r hen, maar.... de Vrouwe
van Waayenburg wist van sparen en ga
ren! Haar zonnig optimisme liet zich niet
verdringen, door niets en door niemand.
Haar echtgenoot herinnerde zich, hoe zij
het was, die den wekroep- tot dit nieuwe
leven had doen hooren: Alles zal boter
worden, had zij- gezegd, toen ze Waay
enburg verlieten. Hier kón diet niet
anders, -wij' zaten zóó vast aan oude
tradities en begrippen. Maar nu gaan we
een ander leven beginnen!
En dit nieuwe leven was gekomen.
Het deed Ferdinand van Suylen zijn ver
langen en ho-pen van vroeger vergeten.
Doch één hechtte meer aan het verleden
dan men verwachten zou: Agnietje.
Hoe genoot zij, wanneer zij de strenge
lijnen van het oude Waayenburg weer
aanschouwen mocht! Uren en uren achter
een kon zij droomen van dit rijke weleer,
zooals hare voorvaderen het gekend had
den. Zij kón er ^.ich niet aan ontworstelen,
o, het was haar zoo dierbaar gewor
den! Van verre en door alle geluiden
heen hoorde zij den roep die haar naai
de oude bezitting lokte, en nooit kon zij
dien drang weerstaan. Dan ging zij heen,
gedreven door onzichtbare hand, heen
getrokken naar het verleden, dat nimmer
haar losliet. Als kostbare reliquiën be
waarde zij de herinneringen aan de jaren,
dat zij zelve hier woonde. Zijl kon niet
gewennen ,aan de stad, het leven op
het land minde zij meer dan al het
andere.
De moeder streed tegen dit verlangen
van haar dochter; zij wilde niets lie-
0, SCH00NE DAG.
0, schoone Dag, wie kan U roemen
Naar waarde van Uw heórlijkhuid,
Wie kan Uw glans genoegzaam noemen
Van zulk een hooge Majesteit?
0, Jezus, laat het toch geschieden,
Dat hare stralen, door 't Geloof,
Alle aardsche schaduw weg doen vlieden
Alsof men een gordijn verschoof.
Wij kijken uit naar 't zalig Oosten
Met uitgestrekten hals ön hoofd,
En hopen op het schoon vertroosten
Dat ons de waarheid heeft 'beloofd;
Wiit achter blijft, dit zal gebeuren,
Nog maar een wijle in geduld
Tot God ontsluit zijn gouden deuren
En alles heerlijk wordt vervuld.
Jan Luyken.
ver, dan dat de band aan het verleden
steeds losser zou worden en op den
duur geheel vergeten zo|ui zijn. Want dit
verlangen beangstigde haar; zij wist, dat
het haar kind nooit gelukkig kon maken.
Als het verlangen sterk naar voren trad,
zei ze: Je moet leeron je te onder
werpen, Agnietje. Het kruis is het hoog
ste sieraad voor de ware kinderen der
Kerik....
Doch de rampspoeden weken niet. Nu
men vermoedde dat hij de zij-de van den
Prins zou kiezen, werd Ferdinand van
Suylen gedwongen, zijn ontslag te nemen.
Dat was tenminste nog een eervolle op
lossing, maar het maakte zijn inkomsten
bedroevend gering.
Toen is hun zorgen-leven eerst ten volle
begonnen. Nu kwam het er voor de
Vrouwe van Waayenburg o-p aan, haar
optimisme niet te verliezen! Zou het sterk
genoeg zijn? Zij, vreesde.... Wéér streed
zij tegen de oude vijanden van het ge
slacht: tegen de eenzaamheid, die- haar
echtgenoot bedreigde, tegen de herinne
ring-, die haar dochter lokte! O, vaak
was zij moe van strijden. Er was geen
hulp, geen hand tot redding uitgestoken.
Zij wist het: de schaduw zal zich terug
leggen op zijn levensweg en dan ja,
dan is alles verloren
De vrienden van weleer waren vijanden
geworden. Zelfs Doudeyns, op wie-n hij
steeds vertrouwd had.... Hoe was het
mogelijk, dat in één rnenschenlevein alles
zoo onherstelbaar veranderen konl Haar
hart schreide om meer dan menschelijken
bijstand.... maar nergens vond zij dien.
Het geloof in de Kerk was niet meer zoo
sterk als vroeger. En juist nu had zij er
zulk een dringende behoefte aan. Zij werd
geslingerd tusschen geloof en twijfel. Maar
in Gods kracht mocht zij ook nu over
winnen
Dikwijls, als de duisternis over de stad
was gedaald, slipte een vrouwengestalte
de deur der woning uit, om elders troost
te zoeken.
Weinige weken gaan voorbij, maar zij
wint!
Aarzelend en tastend ging haar hart
uit naar dit nieuwe geloof, maar nu mag
zijl -gelooven dat ze er deel aan 'heeft.
Een rijke vreugde was haar de-ze ervaring,
want thans was er kracht om de lasten te
dragen, om alle wanhoop en vertwijfeling
te bannen 1 Alles ,zal goed worden, want
nu weet zij den weg.... den ©enigen
weg. Een rijkdom voor haar, maar ook
voor haar gezin; Gode bracht zij dank
voor die rijke genade!
De vijand maakte haar leven echter
niet 'gemakkelijker! 0, zij- wist wel dat
ook in do Staatskerk niet alle leden leef
den overeenkomstig de wet des Heeren.
Maar zij1 zag niet na,ar de me-nschen,
en oordeeldo niet. Want de rjjkdom, dien
God haar geschonken, had, maakte haar
gelukkig en tevreden.
Het kón niet anders, of zij moest er
over spreken. Haar levend geloof bracht
ook de anderen tot inkeer. Zoo gebeurde
het, dat ook Ferdinand van Suylen zijn
-gade vergezelschap-te, wanneer zij- niet
hare dochter ter kerk ging....
IV.
Een nieuwe dag rij-st aan de kim.
Een kille vrieswind waait, cn de
sneeuwvlokken stuiven in dichte dwar-
reljacht; groote vlokken zijn het, die- zich
samendringen tot een "Meed van alles-
overspreidend wit.
De natuur is ter ruste gegaan. De dagen
zijn kort, maar weldra
Weldra
Dan is er de rijke opgang' naar het
licht, de blijde begroeting van het nieuwe
leven 1
In de hooge voorkamer van het stille
huis aan de Heerengracht zit een jonge
vrouw bij het ziekbed van haar moeder.
Haar vader heeft den ganschen nacht ge
waakt, nu heeft zij- de taak van zorg
en liefde overgenomen.
Het is Kerstmis.
Hoor de klokken zingen het lied
van den Kerstnacht! Ver draagt de ijle
winterlucht de zuivere klanken.
De moede oogen slaan even open. Over
het smalle, bleeke gelaat heeft de dood
zijn schijnsel geschoven. Nu ligt zij' daar
en wacht. Niet lang zal het duren of
de vrouwe van Waayenburg is niet
meer....
Verlangend en hopend heeft heenge-
zien naar dezen dag! Het blijde feest van
Christus' geboorte spreidde zijn licht reeds
ver vooruit, en zij- allen hadden in dit
licht zich verheugd. Nog droegen hun
dagen heugenis vgn moeilijke tijden, maar
dat was niet erg meer. Zij- hadden den
vrede gevonden, en dat gaf kracht om
alles te dragen. Volgden zij niet Jezus,
Die naar elke onbekende toekomst steeds
de trouwe gids wil zijn?
Agnietje, vroeg de zachte stem, zal
je nooit vergeten wat je mij beloofd hebt?