DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Voor den Zondag.
Hot huisje aan den zeedijk
Land- en Tuinbouw
BOES, Groots Markt 24. Tel. 41
MIDDELBURG,
Alle Bankzaken
Safe-Deposit
Spaarboekjes (4.08 0 0 rente)
FEUILLETON
18)
VAN
ZATERDAG 22 DECEMBER 1928. No. 72.
ALS EEN HERDER.
Hg zal Zgne kudde weiden gelijk
een herder. Jes. 40:11a.
Wat zou het volk van Israël op ont
zettende wgze worden gestraft. Naar de
roepstemmen des Heeren had het niet ge
hoord, de vermaningen der profeten had
het in den wind geslagen.
Nu zou God komen met Zijn oordeelen
en gerichten en Jesaja kondigt ze in het
eerste deel zgner profetiën duidelijk aan.
De Babyloniër zou komen met zijn
machtige legers; de wereldheerscher zou
ook Palestina aan zich onderwerpen en
als ballingen zouden de Joden nederzit-
ten aan de stroomen van den Chebar
beroofd van hun vrijheid, verstooten uit
Sion.
Doch Jesaja is niet uitsluitend onheils
profeet hg mag toch tot dat zoo
zwaar verdrukte en beproefde volk ook
uit 's Heeren naam een troostwoord spre
ken. Het tweede gedeelte van zijn boek.
En waarom? Omdat er nog zooveel
goeds in Israëls volk is overgebleven?
Neen, alleen en uitsluitend omdat
Israël was en bleef het verbondsvolk
van God.
Dat verbond der genade is geen con
tract dat gesloten wordt tusschen God
en mensch, dat dan ook wederzijds kan
worden opgezegd, Gode zij dank niet
God legt den band des Verbonds en
die kan door ons niet verbroken worden
Hoe diep ook gezonken, Israël bleef het
verbondsvolk van God en daarom zou het
gelouterd uit den smeltkroes der beproe
ving te voorschijn komen.
Jesaja voorspelt de verlossing.
God zal' komen tegen den sterke en Hij
zal Zgn kudde weiden als een herder.
Och, het volk is uit elkaar geslagen;
in Babel' was geen weide maar de
Heere zal Zijn volk weer verzamelen en
evenals een herder zorgt voor zijn kudde,
zoo zal' God, wijl Hg Zijns verbonds
gedachtig is, Zgn volk leiden en bescherJ
men.
Nog altijd is dit zoo. Heerlijk vertroos
tend!
O, zondaar en zondares, die Christus
lief hebt en in Hem God als uwen Va
der belijdt alle zegeningen, die gij ont
vangt op tijdelijk en geestelijik gebied ko
men u alleen toe krachtens dat vast ge
staafd verbond Gods.
„Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een
herder."
Wat lieflijke en kostelijke beeldspraak I
Hoe verstaanbaar en dies vertroostend
voor den Oosterling, die dagelijks de kud
den schapen kon zien en de trouwe zorg
opmerken van de herders, die ze weidden.
De herder leeft voor zijn kudde. Als
gevaar dreigt, gaat hg niet op de vlucht,
om aan de roofdieren zgn schapen over te
laten, maar bindt den strijd aan en geeft
desnoods zjjn eigen leven.
Hij gaat zjjn kudde voor om) ze te bren
gen naar de weide-
Vlasmarkt 145. Tel. 117.
door
HUGO KINGMANS.
o—
In de lange pauze had ook mijnheer
Van Meersma doorgedacht. Het zou toch
niet boteren tusschen Mama en Lia. En
misschien zou 'Lia dan steun bij hem
gaan zoeken, die hij gaarne wilde verlee-
nen, maar wat hg liever niet deed, omdat
het scènes met zgn vrouw zou geven.
„Och, neen", antwoordde hij. „Mis
schien is het wel goed, als je er eens
uit bent. Maar dan zal je toch moeten
wachten tot het voorjaar?'"
„Ik zou liever zoo spoedig mogelijk
gaan, Papa".
„Maar je kunt toch niet midden in den
winter uilgaan? Of je moest naar het bui
tenland willen, naar de Rivièra bijvoor
beeld- Maar dat zal je bedoeling toch wel
niet zgn?"
„Neen, Papa", glimlachte Lia, „ik wil
u in 't geheel niet op koston jagen."
„Daar praten we niet over. Maar waar
wil je dan heen? Je kunt naar de Trera-
mersea in Den Haag gaan, maar dia
Zoo zorgt God voor u, volk des Hee
ren. Hij laat Zijn woord u brengen, op
dat gij teefkost zoudt ontvangen. Het he-
melsch manna zendt Hij u toe, o zamelt
het op, geniet het met den mond des
geloofs en ge zult gesterkt den weg kun
nen voortzetten.
„Gelijk een herder I"
Als de herder in het open veld is met
zijn kudde en daar breekt plotseling een
onweder los, dan kunt ge een opmer
kelijk verschijnsel zien.
De schapen zijn bang, als de God der
eere dondert; ze dringen steeds dichter
op den herder aan en deze gaat te midden
van zijn schapen zitten en ze zijh rustig;
ze gevoelen zich veilig; immers ze zijn
in de nabijheid van den herder. Was
deze er niet, de kudde zou verwilderd
en verschrikt uiteenstuiven.
Zoo ook als het u bange is, wijl op
geschrikt door den donder van Gods wet.
Gaat tot Christus; dicht bij Hem zijl
gg veilig. Immers Hg heeft den vloek
Gods voor Zgn volk gedragen en in Zijn
nabijheid wordt de zalige gemeenschap
Gods genoten.
En voorts, de herder brengt zijn scha
pen thuis. Als de dag ten einde spoedt,
drijft hij zijh schapen in 'de kooi. Daar
zjjn zij veilig.
Thuis brengen" welk! een toover-
woord!
Wat lieflgke herinneringen dringen zich
bij dit woord aan onzen geest op!
Hier op deze aarde is uw „thuis"
niet. Gg zijit hier slechts doortrekkende;
uw „tehuis" is daarboven in de zalen
van licht en vreugde.
Ziet in uw verbeelding een herder
staan bg de schaapskooi. Eén voor één
laat hg ze naar binnen gaan; hij kent
ze alle; hg telt ze precies en mist
hg er éen, dan gaat hij terug'; hij zoekt
het afgedwaalde dier en brengt het ook
in veilige kooi.
Christus opent de poort des hemefe.
Hij laat ze binnen, allen, die tot Zijn
kudde hooren. Er wordt er niet één
gemist.
„Gelijk een herder 1"
Rust niet voordat ge weet een schaap
te zijn van die kudde; dan zult ge ook
eenmaal „l'nuis" zijn, waar het altijd licht
is en geen Vgand meer loert op uw
verderf.
MENSCHWORDING CHRISTI.
Het was de droefste dag, waarvan de
menschen weten,
Als Adam van het fruit in Eden had
gegeten;
Het was de blgdste dag als Christus
nederkwam,
En van een ware Maagd zjjn vleesch
en voedsel nam-
Wat moet dit kleine kind een groote
Koning wezen,
Om wien een nieuwe Ster is in de lucht
gerezen!
Wat is het voor een Prins dien ons
de Hemel zendt.
Om wien een licht verschijnt bjj nie
mand ooit hekend 1
De geesten zjjn verbaasd, de wereld is
verwonderd,
Hjj weent hier als een kind, die in den
Hemel dondert;
Hjj die eens 's Hemels troon als met
een spanne mat,
Is bjj een teere maagd in haren schoot
gevat-
De Schepper van de ziel, de Vader van
de geesten,
Die ligt hier bjj het vee en onder domme
beesten;
En die aan Abrams zaad den Hemel
schenken zal,
Die slaapt hier in een krib en in een
ruwen stal!
O dag! o groote dag! toen God is mensch
geboren;
Toen God ons wedergaf dat eertgds was
verloren
Dat eertgds was verrast. O dag! o
groote dag
Dien Izak heeft gezien, ook toen hjj
niet en zag!
JACOB CATS.
leven ook van uitgaan. Bjj oom Simon
in Rotterdam is het van hetzelfde laken
een pak. Dat is alles niets. Bovendien",
voegde hij er voorzichtig hjj, „moeten
wij nog afwachten, of Mama zich met je
plan vereenigen zou".
„Ik zou u willen vragen, of u mg wilde
helpen, Papa. Ikik zou gaarne en
kele maanden naar Grootmoeder willen."
Na een hakkelen van de eerste woor
den waren de laatste woorden vlug Lia's
mond ontgleden. In spanning zag ze haar
Vader aan-
Deze was, stomverbaasd, half opgerezen
uit zijn fauteuil.
„Dat is toch al te dwaas, Lia", zeide
hjj, met eenig verwjjt in zjjn stem- „Dan
knn je je net zoo goed levend gaan
begraven. En dan gaan logeeren bij je
Grootmoeder, met wie wjj gebrouilleerd
zijn! 'k Veronderstel trouwens, dat je er
niet eens komen mag. Anders hoort zij
nooit iets van ons en nu jjj, zoo zal zij
redeneeren, haar noodig hebt, is ze goed
genoeg. 'kWeet eigenlijk niet, hoe je op
het idee komt. Wat een omgeving voor
jou! Ben je er wel eens geweest? Neen,
geloof ik. Annie wel eens, niet?"
„Ik ook, Papa, toen ik vjjf jaar was. Ik
herinner mjj nog levendig het kleine huis
je met de vriendelijke Grootmoeder", zei
Lia. ,,'tLjjkt mjj daar heel geschikt, om
tot rust te komen- 'k Geloof wel, dat
UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
LVIII.
De Heerlijkheid 'e Heer Arendskerke.
Een der aardigste en welvarendste
dorpen van Zuid-Beveland is het dorp
's-Heer Arendskerke, dat onder aan den
dijk zoo welgelegen is, aan den Rijks
weg MiddelburgGoes. Dit dorp, oor
spronkelijk een Heerlijkheid is reed3 van
zeer ouden datum.
De oude polder van dit ambacht werd
later door den tegenwoord gen, thans ver
van het water verwijderden dijk beschut.
De overlevering zegt, dat in de 12de
eeuw al de omringende landen, die toen
zeker goed bewoonbaar waren, hebben
toebehoord aan een schatrijken grond
eigenaar, dien men om begrijpelijke rede
nen Arend met den Buik noemde en die
misschien wel rjjk geworden was door
landerijen, die hij van de Edelen van
Scbenge gekregen had, die ze op hun
beurt van het Grafeljjk Huis hadden ont
vangen, omdat zij zulke 'belangrjjke dien
sten hadden bewezen in den .oorlog met
Vlaanderen.
Van Hertog Albrecht van Beieren, wis
ten de Heeren van Schenge in 1395 het
recht te verkrijgen op allen aanwas, die
zou vallen in de Steennisre, tusschen
Walcheren, Borselen en Zuid-Beveland.
De voorwaarde waaraan zij voor dit
voorrecht moesten voldoen, was, dat zjj
den Graaf met 32 gewapende lieden zou
den dienen als er volle heervaart in
Zeeland gegeven werd.
Meermalen is door den Graaf van dit
recht gebruik gemaakt en trokken 32
Arendskerkers ten strjjde op.
Deze liet drie zoons na: Arend, Wisse
en Hendrik en zooals wij in ons artikel
over „de Zeeuwsche Namen IV" vermeld
hebben, dankte deze plaats ban Heer
Arend zijn naam, die er een kerk liet
zetten. Thans zullen wjj iets uitvoeriger
over deze kerk bandelen.
De opvatting, dat deze plaats haar
naam aan Heer Arend dankt, wordt niet
algemeen gedeeld. Dr J. Ab. Utrecht Dres-
selhuis verklaart aldus: „Onder herken
verstond men vroeger stukken gronds,
welke een afzonderlijk deel vormden en
later in „Ambachten" herschapen werden,
terwjjl waarden of schorren den naam
„heeren" droegen. Heer-rade-herken wa
ren dus bjjzondere heeren of schorren aan
de „rade" of scheepsrade gevormd. Toen
naderhand op dergeljjlce gronden kerken
verrezen, werd langzamerhand het woord
h e r k door kerk vervangen".
Schrjjver dezes hecht echter aan de
„Arendverklaring". Het zal omstreeks het
jaar 12001300 geweest zijn, dat deze
Arend de gewoonte dier tijden volgde,
n.l. om het geluk-niet alleen in aardsch
bezit te stellen, maar ook om van hun
vroom gemoed te doen blijken door het
bouwen van een kerk. Hjj wijdde deze
toe aan St.-Pieter en voorzag hem van
vier vikarijen, n.l. voor de H. 'Maagd
Maria, St.-Nicolaas, St.-Maarten en Sinte
Barbara.
En wat een prachtige kerk heeft hjj
er laten zetten. Nu na eeuwen trekt de
toren nog ieders aanc .uht en ver in
den omtrek beheerscht üeze de omgeving.
Hjj heeft een vierkanten vorm; met zware
hoogopgaande conlreforten van groot for
maat baksteen is hjj in vier afdeelingen
van verschillend formaat opgebouwd en
met een lage spits afgedekt. De hoogte
is circa 45 Meter.
Hoogst schilderachtig is de kerk aan
het einde der vrjj breede dorpstraat ge
legen op een ruim aangelegd terrein.
De kerk is van binnen zeer mooi. De
preekstoel met het doophek dateert, vol
gens een inscriptie uit het jaar 1649.
De Heerenbank ter linkerzjjde van den
kansel dateert uit 1650 en is zeer fraai,
met pittige details versierd. Ter rechter-
zjjde heeft men de bank van Baarsdorp.
Het is heusch de moeite waard om dit
middeleeuwsch bouwproduct te bezien en
onder goed geleide de details te hooren
uitleggen.
Aan geld ontbrak het deze kerk, die
in het laatst der 16de eeuw van zjjn
altaren en beelden ontdaan en voor den
Hervormden Eeredienst werd ingericht,
vooral in de Middeleeuwen, niet. Het was
toen, in den tijd van pest en andere
■■■■■■■Ma—W
Grootmoeder nijj zal willen ontvangen".
'kZ-ou mjj deze illusie maar niet ma
ken- Ik belief dat niet te gelooven. Toen
jij er waart met Mama, was 13e verhou
ding, nu ju, niet bepaald hartelijk, maar
het ging toch wel. Later is Mama aan
het veranderen gegaan. En nu, dat weet
je, is het heelemaal mis. Het is toch te
dwaas, om los te loopen. Lia, te meenen,
dat je daar hartelijk ontvangen wordt-
Als Grootmoeder het soms nog wel goed
vond, dan zou Mama's broer er wel een
stokje voor steken. En als dat nu alles
eens niet zoo was, laten we dat nu eens
even veronderstellen, zou je dan meenen,
dat Mama haar toestemming zou geven?"
De architect keek haar a^ti. Mij was
eigenlijk nog niet goed van zijn verba
zing over Lia's denkbeeld bekomen.
„Dat is juist «njjn groote vrees, Papa-
Dat Mama het niet goed vindt. Daarom
wilde ik u vragen, mjj te helpen."
Ongedurig schoof mijnheer Van Meers-
ma in zijn fauteuil heen en weer. Hij
had die vraag verwacht. En zij beviel
hem niet erg. Het liefst sprak hjj daar
over maar niet met zijn vrouw. In zjjn
hart kon hjj het toch niet goedkeuren,
dat zjj haar moeder zoo verwaarloosde,
al voelde hij niet veel voor het klein
burgerlijke, plattelandsche gedoe in het
huisje aan den zeedjjk, waar zjjn vrouw
geboren was. Maar natuurijjk was er geen
rampen, algemeen de gewoonte, dat als
de kerk zelve niet zorgde voor de ka
pellen, de Ambachtsheeren het deden.
Deze voorzagen dan een kerk milde-
Ijjk van geld, en daardoor steeg natuurlijk
hun aanzien niet weinig. Ook in 1348
kwam er veel geld binnen. Er was een
ziekte de z.g. „zwarte dood" uitgebroken
en uit angst, dat zij er ook door zouden
worden aangegrepen, offerden zij rijke
lijk, in de hoop, dat dit een voorbehoed
middel zou zijn.
De Heerlijkheid Arendskerke zelve was
zeer groot. Sommige rechten aan- of op
wassen betreffende strekten zich zelfs uit
tot in het Nieuwland van Walcheren.
In 1857 is volgens Koninklijk besluit
Heer Hendrikskinderen, dat een zelfstan
dige gemeente was, aan deze gemeente
toegevoegd, terwijl Nieuwdorp, dat er ook
bij behoort, een dochter van haar is.
Naar de oppervlakte gerekend is Arends
kerke een der grootste gemeenten van
Nederland.
Men heeft wel eens opgemerkt, dat
er nooit een kasteel te 's-H. Arendskerke
verrezen is. De oorzaak hiervan schijnt
te zijn, dat er eenige hechte kasteeiem
waren te Schenge en Baarsdorp, zoodat
het niet wenschelijk was, dat er nog
meerdere dicht in de buurt kwamen.
Overigens is er niet veel meer van
's-Heer Arendskerke te vermelden. Haar
wapen dekt haar naam volkomen. Het
wapen is in goud, drie palen van blauw
en een hartschild van zilver, beladen met
een adelaar van zwart.
Het voormalige haventje aan de Schen
ge trekt niet meer de aandacht zooals
vroeger toen de schepen binnenvoeren.
Voor onheilen en groote rampen bleef
de .plaats vrijwel gespaard. Alleen trof
de inwoners op 12 Sept. 1828, dus pre
cies 100 jaar geleden, een vreeselijke
windhoos. Meer dan 20 huizen werden,
benevens vele schuren, totaal vernield.
De Diphtherle onder de kippen.
Hoe de ziekte dubbel schadelijk is zien
we uit de volgende brief.: „Mijn kippen heb
ben diphtherie in de luchtpijp, de vliezen
moet ik er uit halen, anders stikken ze.
Toch gaan ze soms plotseling dood met blauwe
kam en diarrhee. Ze zitten maar een dag met
blauwe kam te treuren en zijn dan dood. Die
aan den leg zijn zijn alle van den leg af".
We zien hier dus behalve de sterfgevallen
ook de schade door het ophouden van de leg.
Is het wonder dat dus deze ziekte door
de pluimveehouders zeer gevreesd wordt? Fei
telijk hebben we onder den naam „snot"
met verschillende ziekten te maken, van een
onschuldige tot een kwaadaardige toe. Een
gewone herfstverkoudheid noemt men snot,
doch zooals ik reeds gezegd heb, diphterie
ook. Deze naam is dan ook alleen maar een
aanduiding van een verschijnsel, n.l. vocht
uit neus en oogen en een eigenaardig niezend
geluid, dat men vooral 's-avonds als d3 kippen
rustig op stok zitten, heel goed kan hooren.
Nu kan men de ziekte verdeelea naar de
verschijnselen doch ook naar de oorzaken
en geen van beide indeelingen is juist. Voor
da practijk kunnen we het er echter wel
mee doen. We krijgen dan als we alleen qp
de verschijnselen letten
I. Een gewone verkoudheids-ontsteking, die
men desnoods gewone snot zou kunnen noe
men. De kippen niezen, zijn lusteloos, kruipen
met ruwe veeren in een hoekje terug en
om de neusgaten verzamelt zich al heel gauw
uit het strooisel of het voer een vies korstje.
Soms zwellen ook de oogleden op en kan
men dus deze ongesteldheid, want meer is
het niet, het beste vergelijken met de ge-
wonemenschen-verkoudheid. Nu zegt een volks
praatje dat een gewone verkoudheid vier
dagen duurt, maar als men er mee naar
den dokter gaat, misschien veertien dagen
en dat klinkt gek en toch is het te verklaren.
Tijdens een gewone onschuldige verkoudheid
worden vooral onze slijmvliezen van neus,
keel en longen gevoeliger dan anders. In ge
wone omstandigheden is dit slijmvlies tegen
heel wat besmetting bestand en weet 't allerlei'
smetstoffen onschadelijk te maken, doch als
de slijmvliezen door verkoudheid ziek zijn,
kunnen ze niet hun normale bacteriëndoodende
kracht uitoefenen. Vandaar dat dan door kou
vatten allerlei ernstige ziekten kunnen ont
staan, zooals longontsteking, mogelijk wel tu-
beginnen aan geweest, om een afkeuring
uit te spreken- Het was trouwens heel
langzaam gekomen.
„Er is geen sprake van, dat Mama het
goed vindt, Lia. Dat kun je zelf wel begrij
pen. Hoe kom je toch op dat dwaze idee?
Niet alleen is 't leven er heel anders, veel
armoediger en platter. Maar bovendien
weet je toch wel, dat daar nog van die
ouderwetsche denkbeelden inzake den
godsdienst worden gekoesterd? Die men
schen moeten per saldo zelf weten, dat
zij nog' gehecht zijn aan dingen, die nieV
meer van den modernen tijd zijn. Dat is
nu eenmaal het conservatisme van het
platteland. Hoe kun jij nu ter wereld
in zulk een omgeving gaan leven? Dat
is nu weer van het eene uiterste in het
andere vervallen, Lia. Het lijkt mg veel
verstandiger, dat je dat maar uit je hoofd
zet. Je waart vast binnen een week terug,
gesteld, dat Mama toestemming had gege
ven, om te gaan, wat mg ten eenenmale
uitgesloten lijkt."
Het viel bitter tegen, dat Papa zoo
sprak. Lettende op de uitlatingen, die hij
in den Vooravond en nu had gedaan,
had zij gemeend, gemakkelijk spel te heb
ben. Maar zjj had buiten den waard ge
rekend.
„Het spijt mjj vreeselgk, dat u er zoo
over denkt, Papa", zeide zjj met een stem,
die stokte. ,,'kHad gedacht, steun aau
berculose. Ook kunnen reeds beitsende riek
ten er door verergerd worden, zooah tuber
culose. Vandaar dus dat een dokter „zich
inachtnemen" aanraadt bij verkoudheid.
Bjj onze kippetjes is het nu precies zoo,
wat dat betreft hebben de diertjes in donkere,
vochtige stadsrennetjes het ook weer vaak
erg te verantwoorden. Ze hebben kou gevat
en kunnen er niet van af komen. Een eerste
gevolg is al heel gauw dat men minder eieren
raapt en dat is al erg genoeg.
Merken we dus dat onze kippen verkouden
zijn dan zoeken we de oorzaak op. We bekij
ken vooral het nachthok of daarin geen naden
of kieren zijn die tocht veroorzaken en verder
letten we er op of de ren en hat hok wel
goed droog zijn. Als de ziekte in het begin
stadium is kunnen we er soms de eerste
kip uithouden en deze een paar dagen wat
warmer zetten tot zjj weer beter is. Soms
zwellen ook onder de oogen de wangen op
of gaan de oogen min of meer uitpuilen. Dit
zal ik straks bij de diphtherie wel nader' reN
klaren, als het lukt de eerste kippen direct
te pakken te krijgen dan kan men soms veel
leed voorkomen. Ten eerste maakt men direct
het hok in orde zooala ik juist aangaf doch
ten tweede gaat men direct de zieke kip
behandelen en heeft daardoor weer een dubbel
voordeel. Men geneest n.l. de kip en mocht
deze z.g. snot een voorbode zijn van de ge
vreesde diphtherie dan voorkomt men verdere
verspreiding der smetstof in den koppel. Bjj
deze behandeling wil ik een oogenblik uitvoerig
stilstaan, want een groot deel der diphtherie-
bestrijding ligt in de behandeling der eerste
gevallen. Hoewel de gewone verkoudheiidssnot
betrekkelijk even onschuldig is als een gewone
menschen-verkoudheid kan zjj de voorbode
zijn van een ernstige ziekte en wijst in elk
geval op een of andere fout in de huisvesting.
Vandaar dat vroegtijdige behandeling zeer ge-
wenscht is. Als een zeer goede behandeling
beschouw ik de z.g. kopbaden. Men neemt
hiervoor een bakje water dat ongeveer een
centimeter of tien diep is en vult dit met
ce.i lauw A-a me kiliump.rma ga.a t-opossing.
Dat is een akelig lang geleerd woord, doch
als u naar den drogist gaat of den dierenarts
dan krijgt u als u naar kaliumpermagnaat
vraagt een donker paars kristalfijn poeder.
Gooit u een kristalletje in een glas water,
dan kleurt zich dat direct mooi wijnrood
en al heel gauw als men het niet weet
gooit men er veel te veel in, zoodat de oplos
sing veel te 'dik en te donker wordt.
Daarom raad ik u aan het volgende te doen.
Neem een fleschje van honderd gram en doe
daarin een theelepeltje kaliumpermanganaat
kristalen giet het dan vol water en laat het
staan. Dit geeft een zeer donkere, sterke op
lossing. Giet daarvan in het bakje waarin we
de kip een kopbad zullen geven een flinke
scheut, zoodat de oplossing wijnrood wordt
en bewaar de rest voor later. Maak de op
lossing met zuiver water.
Nu pakken we de te behandelen kip beet
en stoppen haar met den kop onder de vloei
stof, echter zóó dat de snavel naar boven
gekeerd is. De kop wordt dus onder water
naar boven gedraaid en zoo houden we don
kop een paar seconden onder water. Men kan
een kip veel langer onderhouden dan men
denkt maar moet toch oppassen dat zij niet
stikt. Men doet goed heel licht naast de
neusgaten met vinger en duim wat ta knijpen
en weer los te laten, daardoor masseert
men als het ware da neusholte min of meer
en doet de oplossing beter indringen op het
slijmvlies. Op deze manier dompelt men de
kip een keer of drie onder water. Als men
het goed doet ziet men dat uit de neusholte
kleine luchtbelletjes opstijgen, en de lucht
wordt dan vervangen door de oplossing, die
op die manier heel diep inwerkt.
In verband hiermede is het misschien wel
goed dat ik hier meteen even eenige anato
mische eigenaardigheden van vogels bespreek,
waarvan de meeste pluimveehouders zelfs geen
idee hebben en die toch noodig zijn te weten
als we verschillende ziekten willen begrijpen.
Laten we dus voorloopig afspreken dat
we bjj een geval van snot direct alleen
nakijken of er geen tocht of vocht aanwezig
is en dat we de eerste patiënten behandelen
met kopbaden. We zijn dan al tegen een
massa schade gewapend en kunnen eens even
tijd besteden aan een geweldig interessant
onderwerp, dat wel niet direct voordeel af
werpt, maar dat ons toch een heel aardige
klik geeft in veel wat we nooit begrepen
hebben. Dr. TE HENNEPE.
Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen
door abonné's worden ingezonden. Postzegel
voor antwoord insluiten.
u te hebben, maar u werkt mg ook
tegen."
Hij werd verteederd door haar treurige
stem. l
„Ik werk je niet tegen kind", zei hij.
„Wat mij betreft, mag je een jaaar maan
den ergens heengaan, als je meent, dat
het goed voor je is. Op het geld komt het
niet aan. Maar daérheen, neen, dat raad
ik je niet aan. Afgedacht nog daarvan,
dat ik strijd met Mama voorzie, dien ik
liever maar niet heb, zul je er je zelf
zoo gruwelijk vervelen, dat je zoo gauw
mogelijk terugkeert. En dan zou je je
eerst eens bespottelijk hebben aangesteld,
Lia!"
„Die bespotting zou ik dan wel dragen,
Papa- Maar er Is geen "kans op. Want
als ik er eenmaal ben, en Grootmoeder
vindt het goed, dan blijf ik er zoo lang
mogelijk".
„Ja, je kimt da.t nu wel gemakkelijk
zeggen. Maar dat beteekent allemaal niets.
Ik zou Tplan maar uit mijn hoofd zetten,
Lia- In ieder geval raad ik je aan, er nog
eens over te denken- Misschien kom je
dan wel tot andere gedachten."
„Vast niet, Papa, ik moet er werkelgk
eens uit, want zoo gadt het niet langer.
Ik vrees, dat het op den duur tot een
openlijke breuk met Mama zou komen."'
(Wordt vervolgd.)