DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Voor den Zondag. Hot huisje aan den zeedijk Land- en Tuinbouw BOES, Groots Markt 24. Tel. 41 MIDDELBURG, Alle Bankzaken Safe-Deposit Spaarboekjes (4.08 0 0 rente) FEUILLETON 18) VAN ZATERDAG 22 DECEMBER 1928. No. 72. ALS EEN HERDER. Hg zal Zgne kudde weiden gelijk een herder. Jes. 40:11a. Wat zou het volk van Israël op ont zettende wgze worden gestraft. Naar de roepstemmen des Heeren had het niet ge hoord, de vermaningen der profeten had het in den wind geslagen. Nu zou God komen met Zijn oordeelen en gerichten en Jesaja kondigt ze in het eerste deel zgner profetiën duidelijk aan. De Babyloniër zou komen met zijn machtige legers; de wereldheerscher zou ook Palestina aan zich onderwerpen en als ballingen zouden de Joden nederzit- ten aan de stroomen van den Chebar beroofd van hun vrijheid, verstooten uit Sion. Doch Jesaja is niet uitsluitend onheils profeet hg mag toch tot dat zoo zwaar verdrukte en beproefde volk ook uit 's Heeren naam een troostwoord spre ken. Het tweede gedeelte van zijn boek. En waarom? Omdat er nog zooveel goeds in Israëls volk is overgebleven? Neen, alleen en uitsluitend omdat Israël was en bleef het verbondsvolk van God. Dat verbond der genade is geen con tract dat gesloten wordt tusschen God en mensch, dat dan ook wederzijds kan worden opgezegd, Gode zij dank niet God legt den band des Verbonds en die kan door ons niet verbroken worden Hoe diep ook gezonken, Israël bleef het verbondsvolk van God en daarom zou het gelouterd uit den smeltkroes der beproe ving te voorschijn komen. Jesaja voorspelt de verlossing. God zal' komen tegen den sterke en Hij zal Zgn kudde weiden als een herder. Och, het volk is uit elkaar geslagen; in Babel' was geen weide maar de Heere zal Zijn volk weer verzamelen en evenals een herder zorgt voor zijn kudde, zoo zal' God, wijl Hg Zijns verbonds gedachtig is, Zgn volk leiden en bescherJ men. Nog altijd is dit zoo. Heerlijk vertroos tend! O, zondaar en zondares, die Christus lief hebt en in Hem God als uwen Va der belijdt alle zegeningen, die gij ont vangt op tijdelijk en geestelijik gebied ko men u alleen toe krachtens dat vast ge staafd verbond Gods. „Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder." Wat lieflijke en kostelijke beeldspraak I Hoe verstaanbaar en dies vertroostend voor den Oosterling, die dagelijks de kud den schapen kon zien en de trouwe zorg opmerken van de herders, die ze weidden. De herder leeft voor zijn kudde. Als gevaar dreigt, gaat hg niet op de vlucht, om aan de roofdieren zgn schapen over te laten, maar bindt den strijd aan en geeft desnoods zjjn eigen leven. Hij gaat zjjn kudde voor om) ze te bren gen naar de weide- Vlasmarkt 145. Tel. 117. door HUGO KINGMANS. o— In de lange pauze had ook mijnheer Van Meersma doorgedacht. Het zou toch niet boteren tusschen Mama en Lia. En misschien zou 'Lia dan steun bij hem gaan zoeken, die hij gaarne wilde verlee- nen, maar wat hg liever niet deed, omdat het scènes met zgn vrouw zou geven. „Och, neen", antwoordde hij. „Mis schien is het wel goed, als je er eens uit bent. Maar dan zal je toch moeten wachten tot het voorjaar?'" „Ik zou liever zoo spoedig mogelijk gaan, Papa". „Maar je kunt toch niet midden in den winter uilgaan? Of je moest naar het bui tenland willen, naar de Rivièra bijvoor beeld- Maar dat zal je bedoeling toch wel niet zgn?" „Neen, Papa", glimlachte Lia, „ik wil u in 't geheel niet op koston jagen." „Daar praten we niet over. Maar waar wil je dan heen? Je kunt naar de Trera- mersea in Den Haag gaan, maar dia Zoo zorgt God voor u, volk des Hee ren. Hij laat Zijn woord u brengen, op dat gij teefkost zoudt ontvangen. Het he- melsch manna zendt Hij u toe, o zamelt het op, geniet het met den mond des geloofs en ge zult gesterkt den weg kun nen voortzetten. „Gelijk een herder I" Als de herder in het open veld is met zijn kudde en daar breekt plotseling een onweder los, dan kunt ge een opmer kelijk verschijnsel zien. De schapen zijn bang, als de God der eere dondert; ze dringen steeds dichter op den herder aan en deze gaat te midden van zijn schapen zitten en ze zijh rustig; ze gevoelen zich veilig; immers ze zijn in de nabijheid van den herder. Was deze er niet, de kudde zou verwilderd en verschrikt uiteenstuiven. Zoo ook als het u bange is, wijl op geschrikt door den donder van Gods wet. Gaat tot Christus; dicht bij Hem zijl gg veilig. Immers Hg heeft den vloek Gods voor Zgn volk gedragen en in Zijn nabijheid wordt de zalige gemeenschap Gods genoten. En voorts, de herder brengt zijn scha pen thuis. Als de dag ten einde spoedt, drijft hij zijh schapen in 'de kooi. Daar zjjn zij veilig. Thuis brengen" welk! een toover- woord! Wat lieflgke herinneringen dringen zich bij dit woord aan onzen geest op! Hier op deze aarde is uw „thuis" niet. Gg zijit hier slechts doortrekkende; uw „tehuis" is daarboven in de zalen van licht en vreugde. Ziet in uw verbeelding een herder staan bg de schaapskooi. Eén voor één laat hg ze naar binnen gaan; hij kent ze alle; hg telt ze precies en mist hg er éen, dan gaat hij terug'; hij zoekt het afgedwaalde dier en brengt het ook in veilige kooi. Christus opent de poort des hemefe. Hij laat ze binnen, allen, die tot Zijn kudde hooren. Er wordt er niet één gemist. „Gelijk een herder 1" Rust niet voordat ge weet een schaap te zijn van die kudde; dan zult ge ook eenmaal „l'nuis" zijn, waar het altijd licht is en geen Vgand meer loert op uw verderf. MENSCHWORDING CHRISTI. Het was de droefste dag, waarvan de menschen weten, Als Adam van het fruit in Eden had gegeten; Het was de blgdste dag als Christus nederkwam, En van een ware Maagd zjjn vleesch en voedsel nam- Wat moet dit kleine kind een groote Koning wezen, Om wien een nieuwe Ster is in de lucht gerezen! Wat is het voor een Prins dien ons de Hemel zendt. Om wien een licht verschijnt bjj nie mand ooit hekend 1 De geesten zjjn verbaasd, de wereld is verwonderd, Hjj weent hier als een kind, die in den Hemel dondert; Hjj die eens 's Hemels troon als met een spanne mat, Is bjj een teere maagd in haren schoot gevat- De Schepper van de ziel, de Vader van de geesten, Die ligt hier bjj het vee en onder domme beesten; En die aan Abrams zaad den Hemel schenken zal, Die slaapt hier in een krib en in een ruwen stal! O dag! o groote dag! toen God is mensch geboren; Toen God ons wedergaf dat eertgds was verloren Dat eertgds was verrast. O dag! o groote dag Dien Izak heeft gezien, ook toen hjj niet en zag! JACOB CATS. leven ook van uitgaan. Bjj oom Simon in Rotterdam is het van hetzelfde laken een pak. Dat is alles niets. Bovendien", voegde hij er voorzichtig hjj, „moeten wij nog afwachten, of Mama zich met je plan vereenigen zou". „Ik zou u willen vragen, of u mg wilde helpen, Papa. Ikik zou gaarne en kele maanden naar Grootmoeder willen." Na een hakkelen van de eerste woor den waren de laatste woorden vlug Lia's mond ontgleden. In spanning zag ze haar Vader aan- Deze was, stomverbaasd, half opgerezen uit zijn fauteuil. „Dat is toch al te dwaas, Lia", zeide hjj, met eenig verwjjt in zjjn stem- „Dan knn je je net zoo goed levend gaan begraven. En dan gaan logeeren bij je Grootmoeder, met wie wjj gebrouilleerd zijn! 'k Veronderstel trouwens, dat je er niet eens komen mag. Anders hoort zij nooit iets van ons en nu jjj, zoo zal zij redeneeren, haar noodig hebt, is ze goed genoeg. 'kWeet eigenlijk niet, hoe je op het idee komt. Wat een omgeving voor jou! Ben je er wel eens geweest? Neen, geloof ik. Annie wel eens, niet?" „Ik ook, Papa, toen ik vjjf jaar was. Ik herinner mjj nog levendig het kleine huis je met de vriendelijke Grootmoeder", zei Lia. ,,'tLjjkt mjj daar heel geschikt, om tot rust te komen- 'k Geloof wel, dat UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN. Door A. M. Wessels. LVIII. De Heerlijkheid 'e Heer Arendskerke. Een der aardigste en welvarendste dorpen van Zuid-Beveland is het dorp 's-Heer Arendskerke, dat onder aan den dijk zoo welgelegen is, aan den Rijks weg MiddelburgGoes. Dit dorp, oor spronkelijk een Heerlijkheid is reed3 van zeer ouden datum. De oude polder van dit ambacht werd later door den tegenwoord gen, thans ver van het water verwijderden dijk beschut. De overlevering zegt, dat in de 12de eeuw al de omringende landen, die toen zeker goed bewoonbaar waren, hebben toebehoord aan een schatrijken grond eigenaar, dien men om begrijpelijke rede nen Arend met den Buik noemde en die misschien wel rjjk geworden was door landerijen, die hij van de Edelen van Scbenge gekregen had, die ze op hun beurt van het Grafeljjk Huis hadden ont vangen, omdat zij zulke 'belangrjjke dien sten hadden bewezen in den .oorlog met Vlaanderen. Van Hertog Albrecht van Beieren, wis ten de Heeren van Schenge in 1395 het recht te verkrijgen op allen aanwas, die zou vallen in de Steennisre, tusschen Walcheren, Borselen en Zuid-Beveland. De voorwaarde waaraan zij voor dit voorrecht moesten voldoen, was, dat zjj den Graaf met 32 gewapende lieden zou den dienen als er volle heervaart in Zeeland gegeven werd. Meermalen is door den Graaf van dit recht gebruik gemaakt en trokken 32 Arendskerkers ten strjjde op. Deze liet drie zoons na: Arend, Wisse en Hendrik en zooals wij in ons artikel over „de Zeeuwsche Namen IV" vermeld hebben, dankte deze plaats ban Heer Arend zijn naam, die er een kerk liet zetten. Thans zullen wjj iets uitvoeriger over deze kerk bandelen. De opvatting, dat deze plaats haar naam aan Heer Arend dankt, wordt niet algemeen gedeeld. Dr J. Ab. Utrecht Dres- selhuis verklaart aldus: „Onder herken verstond men vroeger stukken gronds, welke een afzonderlijk deel vormden en later in „Ambachten" herschapen werden, terwjjl waarden of schorren den naam „heeren" droegen. Heer-rade-herken wa ren dus bjjzondere heeren of schorren aan de „rade" of scheepsrade gevormd. Toen naderhand op dergeljjlce gronden kerken verrezen, werd langzamerhand het woord h e r k door kerk vervangen". Schrjjver dezes hecht echter aan de „Arendverklaring". Het zal omstreeks het jaar 12001300 geweest zijn, dat deze Arend de gewoonte dier tijden volgde, n.l. om het geluk-niet alleen in aardsch bezit te stellen, maar ook om van hun vroom gemoed te doen blijken door het bouwen van een kerk. Hjj wijdde deze toe aan St.-Pieter en voorzag hem van vier vikarijen, n.l. voor de H. 'Maagd Maria, St.-Nicolaas, St.-Maarten en Sinte Barbara. En wat een prachtige kerk heeft hjj er laten zetten. Nu na eeuwen trekt de toren nog ieders aanc .uht en ver in den omtrek beheerscht üeze de omgeving. Hjj heeft een vierkanten vorm; met zware hoogopgaande conlreforten van groot for maat baksteen is hjj in vier afdeelingen van verschillend formaat opgebouwd en met een lage spits afgedekt. De hoogte is circa 45 Meter. Hoogst schilderachtig is de kerk aan het einde der vrjj breede dorpstraat ge legen op een ruim aangelegd terrein. De kerk is van binnen zeer mooi. De preekstoel met het doophek dateert, vol gens een inscriptie uit het jaar 1649. De Heerenbank ter linkerzjjde van den kansel dateert uit 1650 en is zeer fraai, met pittige details versierd. Ter rechter- zjjde heeft men de bank van Baarsdorp. Het is heusch de moeite waard om dit middeleeuwsch bouwproduct te bezien en onder goed geleide de details te hooren uitleggen. Aan geld ontbrak het deze kerk, die in het laatst der 16de eeuw van zjjn altaren en beelden ontdaan en voor den Hervormden Eeredienst werd ingericht, vooral in de Middeleeuwen, niet. Het was toen, in den tijd van pest en andere ■■■■■■■Ma—W Grootmoeder nijj zal willen ontvangen". 'kZ-ou mjj deze illusie maar niet ma ken- Ik belief dat niet te gelooven. Toen jij er waart met Mama, was 13e verhou ding, nu ju, niet bepaald hartelijk, maar het ging toch wel. Later is Mama aan het veranderen gegaan. En nu, dat weet je, is het heelemaal mis. Het is toch te dwaas, om los te loopen. Lia, te meenen, dat je daar hartelijk ontvangen wordt- Als Grootmoeder het soms nog wel goed vond, dan zou Mama's broer er wel een stokje voor steken. En als dat nu alles eens niet zoo was, laten we dat nu eens even veronderstellen, zou je dan meenen, dat Mama haar toestemming zou geven?" De architect keek haar a^ti. Mij was eigenlijk nog niet goed van zijn verba zing over Lia's denkbeeld bekomen. „Dat is juist «njjn groote vrees, Papa- Dat Mama het niet goed vindt. Daarom wilde ik u vragen, mjj te helpen." Ongedurig schoof mijnheer Van Meers- ma in zijn fauteuil heen en weer. Hij had die vraag verwacht. En zij beviel hem niet erg. Het liefst sprak hjj daar over maar niet met zijn vrouw. In zjjn hart kon hjj het toch niet goedkeuren, dat zjj haar moeder zoo verwaarloosde, al voelde hij niet veel voor het klein burgerlijke, plattelandsche gedoe in het huisje aan den zeedjjk, waar zjjn vrouw geboren was. Maar natuurijjk was er geen rampen, algemeen de gewoonte, dat als de kerk zelve niet zorgde voor de ka pellen, de Ambachtsheeren het deden. Deze voorzagen dan een kerk milde- Ijjk van geld, en daardoor steeg natuurlijk hun aanzien niet weinig. Ook in 1348 kwam er veel geld binnen. Er was een ziekte de z.g. „zwarte dood" uitgebroken en uit angst, dat zij er ook door zouden worden aangegrepen, offerden zij rijke lijk, in de hoop, dat dit een voorbehoed middel zou zijn. De Heerlijkheid Arendskerke zelve was zeer groot. Sommige rechten aan- of op wassen betreffende strekten zich zelfs uit tot in het Nieuwland van Walcheren. In 1857 is volgens Koninklijk besluit Heer Hendrikskinderen, dat een zelfstan dige gemeente was, aan deze gemeente toegevoegd, terwijl Nieuwdorp, dat er ook bij behoort, een dochter van haar is. Naar de oppervlakte gerekend is Arends kerke een der grootste gemeenten van Nederland. Men heeft wel eens opgemerkt, dat er nooit een kasteel te 's-H. Arendskerke verrezen is. De oorzaak hiervan schijnt te zijn, dat er eenige hechte kasteeiem waren te Schenge en Baarsdorp, zoodat het niet wenschelijk was, dat er nog meerdere dicht in de buurt kwamen. Overigens is er niet veel meer van 's-Heer Arendskerke te vermelden. Haar wapen dekt haar naam volkomen. Het wapen is in goud, drie palen van blauw en een hartschild van zilver, beladen met een adelaar van zwart. Het voormalige haventje aan de Schen ge trekt niet meer de aandacht zooals vroeger toen de schepen binnenvoeren. Voor onheilen en groote rampen bleef de .plaats vrijwel gespaard. Alleen trof de inwoners op 12 Sept. 1828, dus pre cies 100 jaar geleden, een vreeselijke windhoos. Meer dan 20 huizen werden, benevens vele schuren, totaal vernield. De Diphtherle onder de kippen. Hoe de ziekte dubbel schadelijk is zien we uit de volgende brief.: „Mijn kippen heb ben diphtherie in de luchtpijp, de vliezen moet ik er uit halen, anders stikken ze. Toch gaan ze soms plotseling dood met blauwe kam en diarrhee. Ze zitten maar een dag met blauwe kam te treuren en zijn dan dood. Die aan den leg zijn zijn alle van den leg af". We zien hier dus behalve de sterfgevallen ook de schade door het ophouden van de leg. Is het wonder dat dus deze ziekte door de pluimveehouders zeer gevreesd wordt? Fei telijk hebben we onder den naam „snot" met verschillende ziekten te maken, van een onschuldige tot een kwaadaardige toe. Een gewone herfstverkoudheid noemt men snot, doch zooals ik reeds gezegd heb, diphterie ook. Deze naam is dan ook alleen maar een aanduiding van een verschijnsel, n.l. vocht uit neus en oogen en een eigenaardig niezend geluid, dat men vooral 's-avonds als d3 kippen rustig op stok zitten, heel goed kan hooren. Nu kan men de ziekte verdeelea naar de verschijnselen doch ook naar de oorzaken en geen van beide indeelingen is juist. Voor da practijk kunnen we het er echter wel mee doen. We krijgen dan als we alleen qp de verschijnselen letten I. Een gewone verkoudheids-ontsteking, die men desnoods gewone snot zou kunnen noe men. De kippen niezen, zijn lusteloos, kruipen met ruwe veeren in een hoekje terug en om de neusgaten verzamelt zich al heel gauw uit het strooisel of het voer een vies korstje. Soms zwellen ook de oogleden op en kan men dus deze ongesteldheid, want meer is het niet, het beste vergelijken met de ge- wonemenschen-verkoudheid. Nu zegt een volks praatje dat een gewone verkoudheid vier dagen duurt, maar als men er mee naar den dokter gaat, misschien veertien dagen en dat klinkt gek en toch is het te verklaren. Tijdens een gewone onschuldige verkoudheid worden vooral onze slijmvliezen van neus, keel en longen gevoeliger dan anders. In ge wone omstandigheden is dit slijmvlies tegen heel wat besmetting bestand en weet 't allerlei' smetstoffen onschadelijk te maken, doch als de slijmvliezen door verkoudheid ziek zijn, kunnen ze niet hun normale bacteriëndoodende kracht uitoefenen. Vandaar dat dan door kou vatten allerlei ernstige ziekten kunnen ont staan, zooals longontsteking, mogelijk wel tu- beginnen aan geweest, om een afkeuring uit te spreken- Het was trouwens heel langzaam gekomen. „Er is geen sprake van, dat Mama het goed vindt, Lia. Dat kun je zelf wel begrij pen. Hoe kom je toch op dat dwaze idee? Niet alleen is 't leven er heel anders, veel armoediger en platter. Maar bovendien weet je toch wel, dat daar nog van die ouderwetsche denkbeelden inzake den godsdienst worden gekoesterd? Die men schen moeten per saldo zelf weten, dat zij nog' gehecht zijn aan dingen, die nieV meer van den modernen tijd zijn. Dat is nu eenmaal het conservatisme van het platteland. Hoe kun jij nu ter wereld in zulk een omgeving gaan leven? Dat is nu weer van het eene uiterste in het andere vervallen, Lia. Het lijkt mg veel verstandiger, dat je dat maar uit je hoofd zet. Je waart vast binnen een week terug, gesteld, dat Mama toestemming had gege ven, om te gaan, wat mg ten eenenmale uitgesloten lijkt." Het viel bitter tegen, dat Papa zoo sprak. Lettende op de uitlatingen, die hij in den Vooravond en nu had gedaan, had zij gemeend, gemakkelijk spel te heb ben. Maar zjj had buiten den waard ge rekend. „Het spijt mjj vreeselgk, dat u er zoo over denkt, Papa", zeide zjj met een stem, die stokte. ,,'kHad gedacht, steun aau berculose. Ook kunnen reeds beitsende riek ten er door verergerd worden, zooah tuber culose. Vandaar dus dat een dokter „zich inachtnemen" aanraadt bij verkoudheid. Bjj onze kippetjes is het nu precies zoo, wat dat betreft hebben de diertjes in donkere, vochtige stadsrennetjes het ook weer vaak erg te verantwoorden. Ze hebben kou gevat en kunnen er niet van af komen. Een eerste gevolg is al heel gauw dat men minder eieren raapt en dat is al erg genoeg. Merken we dus dat onze kippen verkouden zijn dan zoeken we de oorzaak op. We bekij ken vooral het nachthok of daarin geen naden of kieren zijn die tocht veroorzaken en verder letten we er op of de ren en hat hok wel goed droog zijn. Als de ziekte in het begin stadium is kunnen we er soms de eerste kip uithouden en deze een paar dagen wat warmer zetten tot zjj weer beter is. Soms zwellen ook onder de oogen de wangen op of gaan de oogen min of meer uitpuilen. Dit zal ik straks bij de diphtherie wel nader' reN klaren, als het lukt de eerste kippen direct te pakken te krijgen dan kan men soms veel leed voorkomen. Ten eerste maakt men direct het hok in orde zooala ik juist aangaf doch ten tweede gaat men direct de zieke kip behandelen en heeft daardoor weer een dubbel voordeel. Men geneest n.l. de kip en mocht deze z.g. snot een voorbode zijn van de ge vreesde diphtherie dan voorkomt men verdere verspreiding der smetstof in den koppel. Bjj deze behandeling wil ik een oogenblik uitvoerig stilstaan, want een groot deel der diphtherie- bestrijding ligt in de behandeling der eerste gevallen. Hoewel de gewone verkoudheiidssnot betrekkelijk even onschuldig is als een gewone menschen-verkoudheid kan zjj de voorbode zijn van een ernstige ziekte en wijst in elk geval op een of andere fout in de huisvesting. Vandaar dat vroegtijdige behandeling zeer ge- wenscht is. Als een zeer goede behandeling beschouw ik de z.g. kopbaden. Men neemt hiervoor een bakje water dat ongeveer een centimeter of tien diep is en vult dit met ce.i lauw A-a me kiliump.rma ga.a t-opossing. Dat is een akelig lang geleerd woord, doch als u naar den drogist gaat of den dierenarts dan krijgt u als u naar kaliumpermagnaat vraagt een donker paars kristalfijn poeder. Gooit u een kristalletje in een glas water, dan kleurt zich dat direct mooi wijnrood en al heel gauw als men het niet weet gooit men er veel te veel in, zoodat de oplos sing veel te 'dik en te donker wordt. Daarom raad ik u aan het volgende te doen. Neem een fleschje van honderd gram en doe daarin een theelepeltje kaliumpermanganaat kristalen giet het dan vol water en laat het staan. Dit geeft een zeer donkere, sterke op lossing. Giet daarvan in het bakje waarin we de kip een kopbad zullen geven een flinke scheut, zoodat de oplossing wijnrood wordt en bewaar de rest voor later. Maak de op lossing met zuiver water. Nu pakken we de te behandelen kip beet en stoppen haar met den kop onder de vloei stof, echter zóó dat de snavel naar boven gekeerd is. De kop wordt dus onder water naar boven gedraaid en zoo houden we don kop een paar seconden onder water. Men kan een kip veel langer onderhouden dan men denkt maar moet toch oppassen dat zij niet stikt. Men doet goed heel licht naast de neusgaten met vinger en duim wat ta knijpen en weer los te laten, daardoor masseert men als het ware da neusholte min of meer en doet de oplossing beter indringen op het slijmvlies. Op deze manier dompelt men de kip een keer of drie onder water. Als men het goed doet ziet men dat uit de neusholte kleine luchtbelletjes opstijgen, en de lucht wordt dan vervangen door de oplossing, die op die manier heel diep inwerkt. In verband hiermede is het misschien wel goed dat ik hier meteen even eenige anato mische eigenaardigheden van vogels bespreek, waarvan de meeste pluimveehouders zelfs geen idee hebben en die toch noodig zijn te weten als we verschillende ziekten willen begrijpen. Laten we dus voorloopig afspreken dat we bjj een geval van snot direct alleen nakijken of er geen tocht of vocht aanwezig is en dat we de eerste patiënten behandelen met kopbaden. We zijn dan al tegen een massa schade gewapend en kunnen eens even tijd besteden aan een geweldig interessant onderwerp, dat wel niet direct voordeel af werpt, maar dat ons toch een heel aardige klik geeft in veel wat we nooit begrepen hebben. Dr. TE HENNEPE. Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen door abonné's worden ingezonden. Postzegel voor antwoord insluiten. u te hebben, maar u werkt mg ook tegen." Hij werd verteederd door haar treurige stem. l „Ik werk je niet tegen kind", zei hij. „Wat mij betreft, mag je een jaaar maan den ergens heengaan, als je meent, dat het goed voor je is. Op het geld komt het niet aan. Maar daérheen, neen, dat raad ik je niet aan. Afgedacht nog daarvan, dat ik strijd met Mama voorzie, dien ik liever maar niet heb, zul je er je zelf zoo gruwelijk vervelen, dat je zoo gauw mogelijk terugkeert. En dan zou je je eerst eens bespottelijk hebben aangesteld, Lia!" „Die bespotting zou ik dan wel dragen, Papa- Maar er Is geen "kans op. Want als ik er eenmaal ben, en Grootmoeder vindt het goed, dan blijf ik er zoo lang mogelijk". „Ja, je kimt da.t nu wel gemakkelijk zeggen. Maar dat beteekent allemaal niets. Ik zou Tplan maar uit mijn hoofd zetten, Lia- In ieder geval raad ik je aan, er nog eens over te denken- Misschien kom je dan wel tot andere gedachten." „Vast niet, Papa, ik moet er werkelgk eens uit, want zoo gadt het niet langer. Ik vrees, dat het op den duur tot een openlijke breuk met Mama zou komen."' (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5