Wat er deze week voorviel.
HetZeeuwsche hoekje.
Leestafel
Het Vrouwenhoekje.
Onze Tweede Kamer ging deze
week lustig verder onderbroken door
een vroegertje op den St. Nicolaasdag
met den begrootingsarbeid. Het is aan ge
rechten twijfel onderhevig of ze daarmee
Vóór Kerstdag wat toch wenschelijk is
klaar zal komen. Konden de leden be
sluiten, om wat minder te praten, dan zou
het misschien gelukken om do begrooting
voor 1929 ook vóór 1929 afgehandeld
te krijgen.
Bij de algemeene beschouwingen, en
kele weken geladen, zijn vele woorden
gewijd aan de vraag, of de coali-
t i e straks, na de verkiezingen, zal terug-
keeren. Hetgeen Donderdag 1.1. in de Ka
mer is gebeurd, geeft o>p dievraag wel
een duidelijk antwoord. Zonder dat klem
mende contra-argumenten waren aange
voerd, werd een subsidie aan de R.K.
Handelshoogeschool te Tilburg geweigerd.
Met de geheele linkerzijde stemden ook
alle Christelijk-Historischen tegen I De
laalsten verklaarden zich tegen subsidie
aan het bijzonder hooger onderwijs 1
Het spoorwegpersoneel werd
deze week blij gemaakt met een toezeg
ging van een extra-uitkeering, een sy
steem, dat in waarde zeker achterstaat
bij een behoorlijke loonregeling.
Voor onze provincie is nog van belang,
dat er zeer waarschijnlijk te Tei'neu-
zen een veilings gebouw komt.
Als dan meteen de mogelijkheid van vlug
ge expeditie van groenten en fruit gescha
pen wordt, zal de tuinbouw in Zeeuwsch-
Vlaanderen daar wèl bij varen.
De overstroomingen in ons land
kregen gelukkig deze week geen verdere
uitbreiding. In België is het met de wa
terschade blijkbaar nog ernstig gesteld.
Uit Chili en Bulgarije werd weer mel
ding van een andere natuurramp, n.l. een
aardbeving, gemaakt.
Sensationeel was deze week het
Fransche nieuws. Allereerst viel er
een groot financieel schandaal te .melden,
waarvan duizenden personen het slacht
offer zijn geworden. En verder viel een
verscherping in de verhoudin g met
Italië te constateeren. Vooral in Itali-
aansche kringen werd weinig vriendelijks
over Frankrijk gezegd.
Er was nog meer beroering in
de hooge internationale politiek. "De mi
nister van buitenlandsche zaken in En
geland, Chamberlain, pas van een lang
durige ziekte hersteld, heeft ©enige min-
vriendelijke opmerkingen aan 't adres van
Duitschland gericht. Dit land zou zóó
met de herstelbetalingen achter zijn, dat
het zeker geen recht had op vervroegde
ontruiming van het Rijnland. Van Duit-
sche zijde is hiertegen krachtig geprotes
teerd, terwijl in de vergadering van den
Volkenbondsraad, die dezer dagen aan
vangt, daarover nog wel meer woordjes
zullen vallen.
Ook Oostenrijk deed van zich spre
ken. Hot kreeg in de plaats van Hani/sch,
die zijn ambt gedurende acht jaren op
loffelijke wijze heeft vervuld, een nieu
wen Bondspresident in Miklas, een spe
cialiteit op gebied van onderwijs, opvoe
ding en kerk. Hij behoort tot de Chr.
sociale groep.
Jammer genoeg lijdt dit Land momenteel
onder do gevolgen van het 1 ij d e 1 ij k
verzet van het postpersoneel. Vooral
tegen Kerstdag wil men de zaken, in
de „war laten loopen.
Aan, een ander diep-ingrijipend arbeids
conflict, n.l. de uitsluiting in de West-
Duitsche metaal-industrie is
gelukkig een eind gekomen. Minister 'Se
vering zal nu als arbiter optreden.
C t"!
Over een nieuwe belasting in „de
Breede Watering Bewesten Ier
seke". Een minder prettige
'boodschap voor huiseigenaren.
Dezen keer wil ik eens iets schrijven
over een kwestie, die de gemoederen van
eigenaren van gebouwen in het gebied
van het waterschap „De Breede Watering
bewesten Ierseke" nogal in beroering
brengt. Ze worden n.l. verontrust door
een dreigende, nieuwe belasting.
Een paar jaar geleden zijn de bezitters
van gebouwde eigendommen, gelegen in
den polder Walcheren, reeds verblijd met
de mededeeling, dat ze voortaan ook zul
len hebben mee te betalen In een deel
der uitgaven, die het Polderbestuur jaar
lijks moet doen.
Groot was de blijdschap van die eige
naren natuurlijk niet, maar ze moesten
er zich in schikken en ontvingen het
recht, om, nu ze ook mede-betaalden,
enkele leden van het Polderbestuur aan
te wijzen, die dan vanzelf niet in de
laatste plaats voor hun speciale belangen
zouden opkomen.
Het is te begrijpen, dat ook de ingelan
den van andere polders er wel wat voor
voelden, om de eigenaren van het ge
bouwd in hun rayon aan te slaan-
Nu zijn ze daarin niet geheel vrij.
Artikel 102 van het Algemeen Regle
ment voor de Polders of Waterschappen
in Zeeland, vastgesteld in 1919 en ge
wijzigd bij besluit der Prov. Staten van
Zeeland van 20 Dec. 1927, brengt de be-
BRIEVEN UIT HET LAND VAN
CADZAND.
XXV.
Een gebrek aan geestelijke lei
ding. Een der voornaamste
oorzaken. Wat te doen om ver
betering te krijgen.
Ditmaal een brief, niet op politiek of
economisch terrein, maar op het kerke
lijke, of misschien beter gezegd op het
geestelijke. Nu is „De Zeeuw" wel geen
kerkelijk blad, maar ze heeft toch op
geestelijk gebied een taak te vervullen
in Zeeland en daarom meen ik met een
gerust hart van wal te kunnen stekén,
zonder het gevaar te loopen op mijn
vingers getikt te worden, dat ik in een
water terecht kom, waar ik niet hoor.
Er is in ons land van Cadzand een
gebrek in de (laat ik nog niet zeggen
een gemis van) .geestelijke leiding van
het volk. Deze leiding moet in handen
zijn van de predikanten, maar is dit
niet, althans niet in voldoende mate. De
predikanten zijn de mannen, die op geeste
lijk gebied leiding moeten geven, maar
zullen dit alleen kunnen, wanneer zij
het volk, dat zij moeten leiden, kennen;
weten, wat er ontbreekt, enz. En dit nu
is onmogelijk, wanneer de predikanten
zoo kort blijven, als hier in de streek
het geval is. Ik weet niet, of het in an
dere streken, op de kleinere plaatsen
ten plattolande ook zoo is, als in ons
land van Cadzand, maar hier is het wer
kelijk een euvel te ncemen. Als ik naga,
hoe het bij de Gereformeerde kerken is,
dan zie ik, dat de kerk te Schoondijke,
met uitzondering van één, zijn predikan
ten na gemiddeld 21/2 jaar ziet vertrekken,
en dan gemiddeld lA/s jaar vacant blijft.
In Oostburg dezelfde toestand, alleen
blijft zij gemiddeld twee jaar vacant. En
dan komt daar nog bij, dat zij bijna zonder
uitzondering bediend wordt door predi
kanten, die kersversch van de hooge-
school komen, zoodat (ik citeer hier en
kele dier predikanten zelf) „ze zelf nog
in de leerschool des levens moeten."
De fout wil ik niet in de eerste plaats
bij de predikanten zelf zoeken, de fout ligt
in de eerste plaats bij de kerkeraden.
Ik wil nu niet zoo ver gaan als een in
zender in een der kerkelijke bladen, eeni-
gen tijd geleden, die Voorstelde, bij het
tiende gebod in te voegen: Giji zult niet
begeeren uws naasten predikant, maar
in de zaak, waarover het ging, had hij
toch niet geheel en al ongelijk. Bij de
kerkeraden overheerscht in het algemeen
slechts de vraag, 'hoe krijgen wij zoo
spoedig mogelijk zelf een predikant, en
men let daarbij vaak slechts op het belang
van eigen kring, zonder het oog te heb
ben op het belang van Gods Koninkrijk
in zijn geheel. Wanneer men meer dit
laatste had, zou men zich, en dat niet
in de allerlaatste plaats, afvragen of men
het recht heeft een predikant af te roepen
van den akker waar hij; werkzaam is.
En dat recht heeft men, uitzonderingen
daargelaten, niet, ais de beroepen pre>-
dikant nog slechts, en ik spatieer
slechts, twee jaar op zijn standplaats
werkzaam is. Vooral een jong predikant,
die pas van studie komt, begint na dien
tijd pas in te leven in zijn gemeente,
begint de verschillende nooden te ken
nen, begint dan pas "leiding te kunnen
geven. En dan roept men hem weg en
mag de gemeente weer opnieuw beginnen
met beroepen, en ondertusscheh lijdt de
gemeente er geestelijk zeer onder. Ik z,on
daarom den kerkeraden op het hart willen
binden: Beroep in het algemeen geen
predikanten, vooral geen "jonge, die min
der dan vier jaar op hun plaats zijn.
Bedenk, dat gij wilt geniéten van het
werk. dat uw zusterkerk gedaan heeft,
en laat haar ook eens een tijd genieten
daarvan.
Toch ligt de fout daar niet alleen.
Het is zoo langzamerhand gewoonte ge
worden, dat men, wanneer een predi
kant, na' zijn eerste twee jaar op een
plaaits te hebben doorgebracht, geen be
voegdheid der Polderbesturen binnen ze
kere grenzen terug.
Dit artikel luidt:
1. „Ter bestrijding van buitengewone
uitgaven, veroorzaakt door rampen, bij
zondere maatregelen in het belang der
waterkeering, zeewering of oeververdedi
ging, door een belangrijke verandering, een
verlegging of uitbreiding der afwaterings-
middelen, of een belangrijke verkeers-
verbetering, kan ook van de vroonen en
vrijlanden een verhoogd geschot worden
geheven, overeenkomende met het be
drag, hetwelk voor die zaak wordt om
geslagen over al de schotplichtige lan
den .in den polder of het waterschap.
2. In dezelfde omstandigheden kan
geschot geheven worden van de gebouw
de eigendommen in den polder; in dat
geval wordt, hetgeen door de ongebouw
de eigendommen zoowel de dij'ken, als
de vroonen en vqjlanden in de laat
ste vijf jaren gemiddeld is opgebracht, ge
fixeerd en in het meer benoodigde door
de gebouwde en da ongebouwde eigen
dommen bijgedragen, door ieder in ver
houding tot hun gezamenlijke waarde,
naar beider belastbare opbrengst vast te
stellen; de heffing van de gebouwde
eigendommen geschiedt naar de belast
bare opbrengst volgens do grondbelas
ting".
Het artikel is wél wat lang, maar ik
meende het toch in zijn geheel te moeten
overschrijven, omdat het op vele vragen
een antwoord geeft.
In de op 30 Aug. j.l. te Goes gehouden
vergadering van ingelanden van de Bree
de Watering waren het de heeren Poleij
roep krijgt, begint te fluisteren, dat hij
niet van het allerbovenste plankje is.
Ik hoorde eenige jaren geleden een voor
aanstaand man op een gemeentevergade
ring, waar een predikant zou worden
beroepen, zeggen, wjj moeten een pre
dikant hebben, 'die Amsterdam of Den
Haag 'in het verschiet heeft. Ik zou daar
tegenover de stelling willen poneeren:
Wij moeten een predikant hebben, die
zich als levensdoel stelt een gemeente te
vormen, er zijn stempel op te drukken,
en niet één, die Zich voorstelt na drie,
vier gemeenten gediend te hebben, in de
stad terecht te komen.
Laajt ons nu het practische in het mid
den stellen, want anders krijgen de groote
gemeenten heelemaal niets, maar wan
neer dan in het algemeen dien midden
weg werd bewandeld, zou er m.i. al
een groote verbetering in den toestand
der kleinere intreden en zouden zij, wan
neer ze een predikant hebben, ook eens
rustig aan het werk kunnen gaan, en
niet in de gedachte leven, ziezoo dat is
weer voor twee jaar van het preek-
lezen af.
Zoo zou er ook sprake kunnen ,z.ijn
van geestelijke leiding en daaraan heb
ben niet alleen de stads- maar ook de
plattelandsgemeenten in deze dagen groote
behoefte. Het gemeentelijk werk, het werk
onder de jeugd, het werk der evangeli
satie lijdt telkens zooveel schade door
hel vacant zijn, en ook door het weer
opnieuw moeten inwerken van. den nieu
wen predikant, dat, wanneer er niet en
kele andere energieke personen in de ge
meente zijn, er niet veel van terecht
komt.
En daarom kerkeraden van de grootere
plaatsen een noodkreet van het plat
teland, in het bijzonder van de kleinere
plaatsen. Laat de jongere predikanten
de eerste vier jaar met rust. Daardoor
geeft ge om te beginnen die predikanten
zelf rust, brengt ze niet in moeilijke
tweestrijd met uw roeping, maar ze
kunnen rustig voortwerken in hun ge
meente. En in de tweede plaats gunt ge
uw kleinere zustergemeenten 'bok eens
wat rust. Doordat men weet, dat do
minee hen de eerste jaren zal dienen, dur
ven ze ook eens aan grootere plannen
werken. Ik heb het nu, als de predikant
voorstelde de Evangelisatie eens met
kracht aan te pairken, zoo vaak hooren
zeggen, alles goed en wel, dominee, maar
binnen enkele maanden gaat U, en wie
zal dan aan het werk leiding geven?
En niet alleen voor de grootere plan
nen, ma'ar ook voor het eigen gemeen
telijk werk. Als er vertrouwen begint,
te bomen, is er ook de gelegenheid, dat
men met al zijn vragen van hoofd en
hart in deze voor velen zoo moeilijke
dagen op geestelijk gebied eens met zijn
predikant kan praten.
Ik weet, dat in verschillende klei
nere .en misschien ook grootere platte
landsgemeenten de in dezen brief
genoemde misstand ernstig de aandacht
begint te trekken. Laait de kerkelijke ver
gaderingen deze zaak eens in studie ne
men, misschien is er wel een weg te vin
den om tot verbetering te bomen.
Jacqueline E. van der
iW a a 1 s. „Nieuwe Verzen" en
„Iris".
'Nijkerk, G- F. Callenbach.
Het feit dat van deze verzenbundels!'
resp. een vijfde en een derde druk ver
scheen, kan worden aangemerkt als een
bewijs, dat naar do stem van deze dich
teres, die door deze verzen spreekt, na
dat zij gestorven is, nog wel geluisterd
wordt-
Er is dan ook veel in wait aantrekt.
Hier is meer dan eens klare schoonheid,
en schoone klaarheid-
Wij hebben in deze bundels warme, ge
voelige poëzie. Soms wel wat al te sen
timenteel als de dichteres wat al te zeer
met zichzelf bezig is, maar daartegen
over staan andere verzen, waaruit een
jubelende blijdschap uitstraalt.
De schrijfster zelf spreekt in eon voor
bericht bij „Nieuwe Verzen" van gerijmde
ongerijmdheid en piëteit ten opzichte van
de verscheiden dichteres behoeft niet te
weerhouden de opmerking, dat deze ka
rakteristiek in enkele gevallen althans een
schijn van waarheid heeft.
Een opmerking, die gemakkelijker kan
worden gemaakt, omdat in deze bundels
ook zoo heel veel schoons geboden wordt.
De meest eenvoudige dingen wisten
deze dichterlijke ziel in beroering te bren
gen.
We hebben allen in den herfst de doode
bladeren gezien, door den wind heen en
weer bewogen en eindelijk nat en vuil op
de straten en wegen vertreden. Zoolang
de bruine blaren nog de boomen tooien,
is er nog wel wat schoons aan 'te ont
dekken ,maar als ze eenmaal verdord
en verdroogd de wegen ontsieren
Maar hoor nu Jacqueline van der Waals.
De stralen door de zonne uitgezonden
om de aarde te vergouden:
Ze gleden door de takken heen
en vonden vuil, versleurd,
De kleine groene bladerkens
die zij zoo gaarne kusten.
„Och, arme bruine bladerkens!
Wat is met u gebeurd?"
Maar nauw gevoelt het bladervolk
het slappe, natbetraande,
Verloren volk de warmte van
den gouden zonnegroet,
Of knisperend en knetterend
begint het doodgewaande
Te leven en te krullen in
den koesterenden gloed.
Nu loopen alle blaadjes in
het zonlicht langs de wegen,
Nu dansen zij hun rondedans
den menschen voor den voet
Een juweeltje is ook „Winterstilte",
waarin een treffende beschrijving van het
zwijgend tooverland.
De grond is wit, de nevel wit,
De wolken, waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijizelt.
En dan niet te vergeten „Najaarslaan"
met het verheffende slot:
Waar gouden de portalen zijn,
Hoe zullen dan de zalen zynl
Indien van goud de gangen zijn,
Hoe groot moet mijn verlangen zijn,
De zalen in te gaanl
Wij kunnen, ook al valt van den vorm
nog veel goeds te zeggen, volstrekt niet
alle verzen bewonderen. Bij sommige
denkt men aan een uitdrukking van de
schrijfster in haar voorwoord, „dat toch
niemand door de belijdenis van anderer
dwaasheid kan worden gesticht".
Deze o.i. minder gelukkige gedichten
worden echter ver in de schaduw gesteld
door verzen als „De Herders fluit". Een
eenvoudig motief. Wat is er hu nietiger
en eenvoudiger dan het lage riet, dat rui-
schen kan en anders niet.
Doch dan komt er de herder, die het
rietje besnoeit en besnijdt en dan door
Dien stemméloozen stengel zond
Hij straks den adem van zijn mond,
En als hij' blies, zoo zong liet riet,
En als hij zweeg, verstomde 'tlied:
De zoete pas ontwaakte stem,
Bestond en leefde slechts door hem.
Zoo gaf ik gaarne wensch en wil
In 's Heeren hand en hield mij stil
Zoo dan, als door een rieten fluit,
Bij zwijgend eigen stemgeluid
Gods adem door mijn leven blies1,
vHoe groote winst bij; klein verlies I
Maar wij kunnen niet verder citeeren.
Het bovenstaande moge voldoende zijn
om opnieuw op deze verzenbundels en in
't bijzonder op „Nieuwe Verzen", dat ons
veel meer aantrekt dan de al te wazige
„Iris"-bundel, de aandacht te vestigen.
Do uitgever zorgde voor een keurige
uitvoering en naar we vertrouwen
wjj ontvingen een niet gebonden exem
plaar voor een arfistiek bandje.
Onder de bijgevoegde houtsneden van
Daan de Vries zijn minder gelukkige,
maar ook zeer „stemmige".
„Filippus". Wij ontvingen het ver
slag van de 34sto algemeene vergadering
van liet Geref. Tractaatgenootscliap „Fi
lippus", bevattende tevens een historisch
overzicht van de geschiedenis dezer ver
een iging sinds 1878. Dit overzicht bevat
tal' van interessante bijzonderheden en het
gewaagt tevens van veel zegen op dezfti
arbeid ondervonden. Onder de portretten
van oud-bestuursleden komt ook voor een
foto van wijlen Ds A. Littooij
Hot verslag is vergezeld van een aantal
pakkende traktaten, die allen heenwijzen
naar den eenigen Zaligmaker, den Heere
Jezus Christus.
Zou het geen aanbeveling verdienen
de traktaten in een anderen vorm te doen
verschijnen? Wij denken hierbij aan de
kleine traktaten van J. N. Voorhoeve
vari 8 bladzijden, die een zeer aantrek
kelijk uiterlijk hebben. En dat is bij. de
verspreiding van evangelisatie-lectuur
toch ook niet zonder beteekenis.
Huishoudelijke nieuwigheden.
Een lezeres vertelt in de Amsterdammer
een en ander van een huishoud-tentoon-
stelling te Amsterdam, die zij blijkbaar
bezocht heeft.
Zoo was zij verrukt over de „Peter
Pan Lifter", een soort van stalen pan-
nen-aanvalter, waarmee men gemakkelijk
heetc pannen met zwaren inhoud uit den
oven of van het vuur kan nemen.
Vooral bij het braden van vleesch in
een braadslee, bij het bakken van cake
en dergelijke geeft zulk een „Peter Pan
Lifter" een groote verbetering, daar men
de hand op veel verder afstand van de
heete pan kan houden dan met een pan-
nenlap. Hetzelfde instrument kan gebruikt
worden voor het openen van een 'kroon-
kurk en schroefsluiting, zooals bij flesch-
jes met mineraalwater vaak voorkomt-
Zulk een pannenaanvatter kost slechts
50 cents.
Verder zag ze den nieuwen kurketrek-
ker „Schets", waarmee men met weinig
moeite elke flesch kan ontkurken zon
der de kurk te beschadigen. Het is een
doodeenvoudig tweebeenig instrumentje,
dat tevens gebruikt kan worden om de
flesch weer stevig te kurken.
Om groente, uien, selderie enz. fijn
te snijden zag ze een leuk instrumentje
met scherpe cirkelvormige metalen schij
ven en een houten handvat. Men zegt
dat de ronde mesjes jarenlang scherp
blijven.
Hetzelfde kan gezegd worden van het
mesje „éplucheur", waarmee men aard
appelen, appelen, peren, citroenen, si
naasappelen, asperges, komkommers, win
terwortels en schorseneeren heel gemak
kelijk en dun kan schillen.
Een nieuwe uitvinding is ook de Pa-
lextnmblers. Dit zijn mooie, sterke gla
zen, die niet knappen als men ze met
kokende melk of heet water vult. Men
kan ze ook veilig op een gasvlam zetten,
wat heel gemakkelijk kan zijn, als een
glas melk of citroen koud is geworden.
De Schets broodzaag, waarmee men
versch brood heel dun kan snijden, die
nooit geslepen behoeft te worden en roest
vrij is, vond ze wel praotisch, maar erg
duur.
Iets aardigs was ook de schenkkurk,
die van zelf ophoudt met schenken, zoo
dra het glas vol is.
Pander stelde nog een buffet ten toon
van een houtsoort, dat niet vlekt en
de locaalspoor zeer gering is en dat juist
het vervoer van landbouwproducten het
grootst is.
Zooals de lezers dus zien, is de zaak
nog zoo eenvoudig niet- Dit is wel dui
delijk: de heer Poleij had op 30 Aug.
ongelijk, toen hij het voorstelde, als zou
alleen Goes moeten gaan betalen. De
eigenaars van 't gebouwd in de dorpen
in 's polders gebied, zouden er evenzeer
aan moeten gelooven. Zelfs de meeste
ingelanden vallen er onder, want bijna
allen bezitten gebouwde eigendommen.
Dit mag wel gezegd: van een dergelijke
nieuwe belasling profiteeren hoofdzakelijk
de grootgrondbezitters, zij, die veel, zeer
veel land en weinig gebouwen in eigen
dom hebben. Maar voor de kleintjes met
weinig of nagenoeg geen ongebouwd maar
wel wat gebouwd is het een belasting,
waarnaar ze niet zullen verlangen. Dit
soieale élement malg wel een woordje
meespreken.
Ten slotte nog dit: velen zullen het als
een onbillijkheid gevoelen, dat in de
Breede Watering de eigenaars van bet
gebouwd geen vertegenwoordigers in het
Bestuur zullen kunnen aanwijzenAls ze
niet een zekere oppervlakte ongebouwd
in eigendom hebben, mogen ze wel mee
betalen, maar hebben niets in de melk
te brokken. Werken kunnen worden uit
gevoerd. subsidies toegekend, zonder dat
ze daarin iets te vertellen hebben. De
verhouding in Walcheren lijkt zeker recht
vaardiger, al mag worden aangenomen,
dat Ged. Staten zoo streng mogelijk toe
zicht zullen uitoefenen op de schifting der
posten. 1
LUCTOR.
en notaris Oele, die er op aandrongen,
dat het Bestuur eens de vraag zou over
wegen of ook de eigenaren van gebouwde
eigendommen niet dienden mee te betalen
in de polderlasten.
Verklaarbaar is deze vraag zeker. Als
de ingelanden kans zien, ook anderen
in de polderlasten te doen meebetalen,
worden ze meteen zelf wat ontlast. Wie
zal hel in iemand laken, dat hij niet meer
wenscht te betalen, dan strikt noodig is,
al3 hij bij dit streven niet in botsing
met wet en verordening komt?
Een andere vraag is natuurlijk en
die stelde toen in bovenbedoelde ver
gadering de heer Q. Trimpe of het
resultaat van dien nieuwen aanslag de
moeite van 'twerk waard is, m.a.w. of de
tegenwoordige betalenden er baat van
eenige beteekenis door zullen ondervin
den. De heer Trimpe wist zich te herin
neren, dat men verscheidene jaren fe-
leden op die vraag een ontkennend ant
woord had moeten geven.
Het bestuur is na die ingelanden-ver
gadering aan 't rekenen gegaan.
Het Kwam tot de conclusie, dat de
totale waarde van het gebouwd volgens
de kohieren der grondbelasting in het
gebied van den polder "(Goes, Ierseke,
Wemeldinge, Kattendijke, Kapelle, Kloe-
tinge, Nisse, 'sHeer Abtskerke, 'sHeer
Hendrikskinderen, Schore en een gedeel
te van 'sHeer Arendskerke) plm. f 609
duizend bedraagt. Dat was dus het be
drag, waarvan men eventueel belasting
kon heffen.
Wat zou men nu mede voor rekening
van het gebouwd kunnen brengen? Het
Bestuur maakte een lijst van posten voor
dit doel op, maar moest bij Gedep. Staten
welk college dergelijke besluiten van
Polderbesturen moet goedkeuren ver
nemen, dat verschillende posten ten on
rechte op de lijst waren geplaatst.
De nieuwe sluis te Schore (voor een
vluggere afwatering), en de verhooging
van den zeedijk aan de Westerschelde
in 1927'28 zijn natuurlijk werken, waar
aan volgens art. 102 van het polderre
glement het gebouwd kan meebetalen.
Maar om in verbetering van wegélingen
die alleen van belang zijn voor de
eigenaars van daaraan gelegen gronden
het gebouwd te laten meebetalen, zal
wel niet mogelijk blijken.
Naar mij dan ook is medegedeeld, zal
het geen groot bedrag zijn, dat, zonder in
strijd met artikel 102 te komen, van de
eigenaren van het gebouwd te halen zal
zijn.
Bovendien zijn er ook zeer vele inge
landen, die behalve ongebouwd ook ge
bouwd in eigendom hebben en dus even
tueel voor het eerste minder, maar voor
het tweede meer te betalen zouden krij
gen Dit is ook een punt, dat de over
weging waard is.
Er is echter één bedrag, een belang
rijk bedrag, waarover men het nog niet
eens is. In 1920 is n.l. aan de Spoor
weg-maatschappij Zuid Beveland eenjaar-
lijksch subsidie van f29,000 toegezegd
voor de locaalspoor. Valt deze post nu
onder artikel 102, dan zou het gebouwd
van deze f20.000 er ƒ12.000 kunnen op
brengen- Dat is een post, die doorslaat.
Is nu de locaalspoor een 'belangrijke
verkeersverbetering voor alle ingezete
nen van den polder, dus ook voor de
eigenaren van het gebouwd? Deze vraag
kan men verschillend beantwoorden. Wie
geen vreemdeling op Zuid-Beveland is,
weet wel, dat het personenvervoer met