Wat er deze week voorviel. HetZeeuwsche hoekje. Leestafel Het Vrouwenhoekje. Onze Tweede Kamer ging deze week lustig verder onderbroken door een vroegertje op den St. Nicolaasdag met den begrootingsarbeid. Het is aan ge rechten twijfel onderhevig of ze daarmee Vóór Kerstdag wat toch wenschelijk is klaar zal komen. Konden de leden be sluiten, om wat minder te praten, dan zou het misschien gelukken om do begrooting voor 1929 ook vóór 1929 afgehandeld te krijgen. Bij de algemeene beschouwingen, en kele weken geladen, zijn vele woorden gewijd aan de vraag, of de coali- t i e straks, na de verkiezingen, zal terug- keeren. Hetgeen Donderdag 1.1. in de Ka mer is gebeurd, geeft o>p dievraag wel een duidelijk antwoord. Zonder dat klem mende contra-argumenten waren aange voerd, werd een subsidie aan de R.K. Handelshoogeschool te Tilburg geweigerd. Met de geheele linkerzijde stemden ook alle Christelijk-Historischen tegen I De laalsten verklaarden zich tegen subsidie aan het bijzonder hooger onderwijs 1 Het spoorwegpersoneel werd deze week blij gemaakt met een toezeg ging van een extra-uitkeering, een sy steem, dat in waarde zeker achterstaat bij een behoorlijke loonregeling. Voor onze provincie is nog van belang, dat er zeer waarschijnlijk te Tei'neu- zen een veilings gebouw komt. Als dan meteen de mogelijkheid van vlug ge expeditie van groenten en fruit gescha pen wordt, zal de tuinbouw in Zeeuwsch- Vlaanderen daar wèl bij varen. De overstroomingen in ons land kregen gelukkig deze week geen verdere uitbreiding. In België is het met de wa terschade blijkbaar nog ernstig gesteld. Uit Chili en Bulgarije werd weer mel ding van een andere natuurramp, n.l. een aardbeving, gemaakt. Sensationeel was deze week het Fransche nieuws. Allereerst viel er een groot financieel schandaal te .melden, waarvan duizenden personen het slacht offer zijn geworden. En verder viel een verscherping in de verhoudin g met Italië te constateeren. Vooral in Itali- aansche kringen werd weinig vriendelijks over Frankrijk gezegd. Er was nog meer beroering in de hooge internationale politiek. "De mi nister van buitenlandsche zaken in En geland, Chamberlain, pas van een lang durige ziekte hersteld, heeft ©enige min- vriendelijke opmerkingen aan 't adres van Duitschland gericht. Dit land zou zóó met de herstelbetalingen achter zijn, dat het zeker geen recht had op vervroegde ontruiming van het Rijnland. Van Duit- sche zijde is hiertegen krachtig geprotes teerd, terwijl in de vergadering van den Volkenbondsraad, die dezer dagen aan vangt, daarover nog wel meer woordjes zullen vallen. Ook Oostenrijk deed van zich spre ken. Hot kreeg in de plaats van Hani/sch, die zijn ambt gedurende acht jaren op loffelijke wijze heeft vervuld, een nieu wen Bondspresident in Miklas, een spe cialiteit op gebied van onderwijs, opvoe ding en kerk. Hij behoort tot de Chr. sociale groep. Jammer genoeg lijdt dit Land momenteel onder do gevolgen van het 1 ij d e 1 ij k verzet van het postpersoneel. Vooral tegen Kerstdag wil men de zaken, in de „war laten loopen. Aan, een ander diep-ingrijipend arbeids conflict, n.l. de uitsluiting in de West- Duitsche metaal-industrie is gelukkig een eind gekomen. Minister 'Se vering zal nu als arbiter optreden. C t"! Over een nieuwe belasting in „de Breede Watering Bewesten Ier seke". Een minder prettige 'boodschap voor huiseigenaren. Dezen keer wil ik eens iets schrijven over een kwestie, die de gemoederen van eigenaren van gebouwen in het gebied van het waterschap „De Breede Watering bewesten Ierseke" nogal in beroering brengt. Ze worden n.l. verontrust door een dreigende, nieuwe belasting. Een paar jaar geleden zijn de bezitters van gebouwde eigendommen, gelegen in den polder Walcheren, reeds verblijd met de mededeeling, dat ze voortaan ook zul len hebben mee te betalen In een deel der uitgaven, die het Polderbestuur jaar lijks moet doen. Groot was de blijdschap van die eige naren natuurlijk niet, maar ze moesten er zich in schikken en ontvingen het recht, om, nu ze ook mede-betaalden, enkele leden van het Polderbestuur aan te wijzen, die dan vanzelf niet in de laatste plaats voor hun speciale belangen zouden opkomen. Het is te begrijpen, dat ook de ingelan den van andere polders er wel wat voor voelden, om de eigenaren van het ge bouwd in hun rayon aan te slaan- Nu zijn ze daarin niet geheel vrij. Artikel 102 van het Algemeen Regle ment voor de Polders of Waterschappen in Zeeland, vastgesteld in 1919 en ge wijzigd bij besluit der Prov. Staten van Zeeland van 20 Dec. 1927, brengt de be- BRIEVEN UIT HET LAND VAN CADZAND. XXV. Een gebrek aan geestelijke lei ding. Een der voornaamste oorzaken. Wat te doen om ver betering te krijgen. Ditmaal een brief, niet op politiek of economisch terrein, maar op het kerke lijke, of misschien beter gezegd op het geestelijke. Nu is „De Zeeuw" wel geen kerkelijk blad, maar ze heeft toch op geestelijk gebied een taak te vervullen in Zeeland en daarom meen ik met een gerust hart van wal te kunnen stekén, zonder het gevaar te loopen op mijn vingers getikt te worden, dat ik in een water terecht kom, waar ik niet hoor. Er is in ons land van Cadzand een gebrek in de (laat ik nog niet zeggen een gemis van) .geestelijke leiding van het volk. Deze leiding moet in handen zijn van de predikanten, maar is dit niet, althans niet in voldoende mate. De predikanten zijn de mannen, die op geeste lijk gebied leiding moeten geven, maar zullen dit alleen kunnen, wanneer zij het volk, dat zij moeten leiden, kennen; weten, wat er ontbreekt, enz. En dit nu is onmogelijk, wanneer de predikanten zoo kort blijven, als hier in de streek het geval is. Ik weet niet, of het in an dere streken, op de kleinere plaatsen ten plattolande ook zoo is, als in ons land van Cadzand, maar hier is het wer kelijk een euvel te ncemen. Als ik naga, hoe het bij de Gereformeerde kerken is, dan zie ik, dat de kerk te Schoondijke, met uitzondering van één, zijn predikan ten na gemiddeld 21/2 jaar ziet vertrekken, en dan gemiddeld lA/s jaar vacant blijft. In Oostburg dezelfde toestand, alleen blijft zij gemiddeld twee jaar vacant. En dan komt daar nog bij, dat zij bijna zonder uitzondering bediend wordt door predi kanten, die kersversch van de hooge- school komen, zoodat (ik citeer hier en kele dier predikanten zelf) „ze zelf nog in de leerschool des levens moeten." De fout wil ik niet in de eerste plaats bij de predikanten zelf zoeken, de fout ligt in de eerste plaats bij de kerkeraden. Ik wil nu niet zoo ver gaan als een in zender in een der kerkelijke bladen, eeni- gen tijd geleden, die Voorstelde, bij het tiende gebod in te voegen: Giji zult niet begeeren uws naasten predikant, maar in de zaak, waarover het ging, had hij toch niet geheel en al ongelijk. Bij de kerkeraden overheerscht in het algemeen slechts de vraag, 'hoe krijgen wij zoo spoedig mogelijk zelf een predikant, en men let daarbij vaak slechts op het belang van eigen kring, zonder het oog te heb ben op het belang van Gods Koninkrijk in zijn geheel. Wanneer men meer dit laatste had, zou men zich, en dat niet in de allerlaatste plaats, afvragen of men het recht heeft een predikant af te roepen van den akker waar hij; werkzaam is. En dat recht heeft men, uitzonderingen daargelaten, niet, ais de beroepen pre>- dikant nog slechts, en ik spatieer slechts, twee jaar op zijn standplaats werkzaam is. Vooral een jong predikant, die pas van studie komt, begint na dien tijd pas in te leven in zijn gemeente, begint de verschillende nooden te ken nen, begint dan pas "leiding te kunnen geven. En dan roept men hem weg en mag de gemeente weer opnieuw beginnen met beroepen, en ondertusscheh lijdt de gemeente er geestelijk zeer onder. Ik z,on daarom den kerkeraden op het hart willen binden: Beroep in het algemeen geen predikanten, vooral geen "jonge, die min der dan vier jaar op hun plaats zijn. Bedenk, dat gij wilt geniéten van het werk. dat uw zusterkerk gedaan heeft, en laat haar ook eens een tijd genieten daarvan. Toch ligt de fout daar niet alleen. Het is zoo langzamerhand gewoonte ge worden, dat men, wanneer een predi kant, na' zijn eerste twee jaar op een plaaits te hebben doorgebracht, geen be voegdheid der Polderbesturen binnen ze kere grenzen terug. Dit artikel luidt: 1. „Ter bestrijding van buitengewone uitgaven, veroorzaakt door rampen, bij zondere maatregelen in het belang der waterkeering, zeewering of oeververdedi ging, door een belangrijke verandering, een verlegging of uitbreiding der afwaterings- middelen, of een belangrijke verkeers- verbetering, kan ook van de vroonen en vrijlanden een verhoogd geschot worden geheven, overeenkomende met het be drag, hetwelk voor die zaak wordt om geslagen over al de schotplichtige lan den .in den polder of het waterschap. 2. In dezelfde omstandigheden kan geschot geheven worden van de gebouw de eigendommen in den polder; in dat geval wordt, hetgeen door de ongebouw de eigendommen zoowel de dij'ken, als de vroonen en vqjlanden in de laat ste vijf jaren gemiddeld is opgebracht, ge fixeerd en in het meer benoodigde door de gebouwde en da ongebouwde eigen dommen bijgedragen, door ieder in ver houding tot hun gezamenlijke waarde, naar beider belastbare opbrengst vast te stellen; de heffing van de gebouwde eigendommen geschiedt naar de belast bare opbrengst volgens do grondbelas ting". Het artikel is wél wat lang, maar ik meende het toch in zijn geheel te moeten overschrijven, omdat het op vele vragen een antwoord geeft. In de op 30 Aug. j.l. te Goes gehouden vergadering van ingelanden van de Bree de Watering waren het de heeren Poleij roep krijgt, begint te fluisteren, dat hij niet van het allerbovenste plankje is. Ik hoorde eenige jaren geleden een voor aanstaand man op een gemeentevergade ring, waar een predikant zou worden beroepen, zeggen, wjj moeten een pre dikant hebben, 'die Amsterdam of Den Haag 'in het verschiet heeft. Ik zou daar tegenover de stelling willen poneeren: Wij moeten een predikant hebben, die zich als levensdoel stelt een gemeente te vormen, er zijn stempel op te drukken, en niet één, die Zich voorstelt na drie, vier gemeenten gediend te hebben, in de stad terecht te komen. Laajt ons nu het practische in het mid den stellen, want anders krijgen de groote gemeenten heelemaal niets, maar wan neer dan in het algemeen dien midden weg werd bewandeld, zou er m.i. al een groote verbetering in den toestand der kleinere intreden en zouden zij, wan neer ze een predikant hebben, ook eens rustig aan het werk kunnen gaan, en niet in de gedachte leven, ziezoo dat is weer voor twee jaar van het preek- lezen af. Zoo zou er ook sprake kunnen ,z.ijn van geestelijke leiding en daaraan heb ben niet alleen de stads- maar ook de plattelandsgemeenten in deze dagen groote behoefte. Het gemeentelijk werk, het werk onder de jeugd, het werk der evangeli satie lijdt telkens zooveel schade door hel vacant zijn, en ook door het weer opnieuw moeten inwerken van. den nieu wen predikant, dat, wanneer er niet en kele andere energieke personen in de ge meente zijn, er niet veel van terecht komt. En daarom kerkeraden van de grootere plaatsen een noodkreet van het plat teland, in het bijzonder van de kleinere plaatsen. Laat de jongere predikanten de eerste vier jaar met rust. Daardoor geeft ge om te beginnen die predikanten zelf rust, brengt ze niet in moeilijke tweestrijd met uw roeping, maar ze kunnen rustig voortwerken in hun ge meente. En in de tweede plaats gunt ge uw kleinere zustergemeenten 'bok eens wat rust. Doordat men weet, dat do minee hen de eerste jaren zal dienen, dur ven ze ook eens aan grootere plannen werken. Ik heb het nu, als de predikant voorstelde de Evangelisatie eens met kracht aan te pairken, zoo vaak hooren zeggen, alles goed en wel, dominee, maar binnen enkele maanden gaat U, en wie zal dan aan het werk leiding geven? En niet alleen voor de grootere plan nen, ma'ar ook voor het eigen gemeen telijk werk. Als er vertrouwen begint, te bomen, is er ook de gelegenheid, dat men met al zijn vragen van hoofd en hart in deze voor velen zoo moeilijke dagen op geestelijk gebied eens met zijn predikant kan praten. Ik weet, dat in verschillende klei nere .en misschien ook grootere platte landsgemeenten de in dezen brief genoemde misstand ernstig de aandacht begint te trekken. Laait de kerkelijke ver gaderingen deze zaak eens in studie ne men, misschien is er wel een weg te vin den om tot verbetering te bomen. Jacqueline E. van der iW a a 1 s. „Nieuwe Verzen" en „Iris". 'Nijkerk, G- F. Callenbach. Het feit dat van deze verzenbundels!' resp. een vijfde en een derde druk ver scheen, kan worden aangemerkt als een bewijs, dat naar do stem van deze dich teres, die door deze verzen spreekt, na dat zij gestorven is, nog wel geluisterd wordt- Er is dan ook veel in wait aantrekt. Hier is meer dan eens klare schoonheid, en schoone klaarheid- Wij hebben in deze bundels warme, ge voelige poëzie. Soms wel wat al te sen timenteel als de dichteres wat al te zeer met zichzelf bezig is, maar daartegen over staan andere verzen, waaruit een jubelende blijdschap uitstraalt. De schrijfster zelf spreekt in eon voor bericht bij „Nieuwe Verzen" van gerijmde ongerijmdheid en piëteit ten opzichte van de verscheiden dichteres behoeft niet te weerhouden de opmerking, dat deze ka rakteristiek in enkele gevallen althans een schijn van waarheid heeft. Een opmerking, die gemakkelijker kan worden gemaakt, omdat in deze bundels ook zoo heel veel schoons geboden wordt. De meest eenvoudige dingen wisten deze dichterlijke ziel in beroering te bren gen. We hebben allen in den herfst de doode bladeren gezien, door den wind heen en weer bewogen en eindelijk nat en vuil op de straten en wegen vertreden. Zoolang de bruine blaren nog de boomen tooien, is er nog wel wat schoons aan 'te ont dekken ,maar als ze eenmaal verdord en verdroogd de wegen ontsieren Maar hoor nu Jacqueline van der Waals. De stralen door de zonne uitgezonden om de aarde te vergouden: Ze gleden door de takken heen en vonden vuil, versleurd, De kleine groene bladerkens die zij zoo gaarne kusten. „Och, arme bruine bladerkens! Wat is met u gebeurd?" Maar nauw gevoelt het bladervolk het slappe, natbetraande, Verloren volk de warmte van den gouden zonnegroet, Of knisperend en knetterend begint het doodgewaande Te leven en te krullen in den koesterenden gloed. Nu loopen alle blaadjes in het zonlicht langs de wegen, Nu dansen zij hun rondedans den menschen voor den voet Een juweeltje is ook „Winterstilte", waarin een treffende beschrijving van het zwijgend tooverland. De grond is wit, de nevel wit, De wolken, waar nog sneeuw in zit, Zijn wit, dat zacht vergrijizelt. En dan niet te vergeten „Najaarslaan" met het verheffende slot: Waar gouden de portalen zijn, Hoe zullen dan de zalen zynl Indien van goud de gangen zijn, Hoe groot moet mijn verlangen zijn, De zalen in te gaanl Wij kunnen, ook al valt van den vorm nog veel goeds te zeggen, volstrekt niet alle verzen bewonderen. Bij sommige denkt men aan een uitdrukking van de schrijfster in haar voorwoord, „dat toch niemand door de belijdenis van anderer dwaasheid kan worden gesticht". Deze o.i. minder gelukkige gedichten worden echter ver in de schaduw gesteld door verzen als „De Herders fluit". Een eenvoudig motief. Wat is er hu nietiger en eenvoudiger dan het lage riet, dat rui- schen kan en anders niet. Doch dan komt er de herder, die het rietje besnoeit en besnijdt en dan door Dien stemméloozen stengel zond Hij straks den adem van zijn mond, En als hij' blies, zoo zong liet riet, En als hij zweeg, verstomde 'tlied: De zoete pas ontwaakte stem, Bestond en leefde slechts door hem. Zoo gaf ik gaarne wensch en wil In 's Heeren hand en hield mij stil Zoo dan, als door een rieten fluit, Bij zwijgend eigen stemgeluid Gods adem door mijn leven blies1, vHoe groote winst bij; klein verlies I Maar wij kunnen niet verder citeeren. Het bovenstaande moge voldoende zijn om opnieuw op deze verzenbundels en in 't bijzonder op „Nieuwe Verzen", dat ons veel meer aantrekt dan de al te wazige „Iris"-bundel, de aandacht te vestigen. Do uitgever zorgde voor een keurige uitvoering en naar we vertrouwen wjj ontvingen een niet gebonden exem plaar voor een arfistiek bandje. Onder de bijgevoegde houtsneden van Daan de Vries zijn minder gelukkige, maar ook zeer „stemmige". „Filippus". Wij ontvingen het ver slag van de 34sto algemeene vergadering van liet Geref. Tractaatgenootscliap „Fi lippus", bevattende tevens een historisch overzicht van de geschiedenis dezer ver een iging sinds 1878. Dit overzicht bevat tal' van interessante bijzonderheden en het gewaagt tevens van veel zegen op dezfti arbeid ondervonden. Onder de portretten van oud-bestuursleden komt ook voor een foto van wijlen Ds A. Littooij Hot verslag is vergezeld van een aantal pakkende traktaten, die allen heenwijzen naar den eenigen Zaligmaker, den Heere Jezus Christus. Zou het geen aanbeveling verdienen de traktaten in een anderen vorm te doen verschijnen? Wij denken hierbij aan de kleine traktaten van J. N. Voorhoeve vari 8 bladzijden, die een zeer aantrek kelijk uiterlijk hebben. En dat is bij. de verspreiding van evangelisatie-lectuur toch ook niet zonder beteekenis. Huishoudelijke nieuwigheden. Een lezeres vertelt in de Amsterdammer een en ander van een huishoud-tentoon- stelling te Amsterdam, die zij blijkbaar bezocht heeft. Zoo was zij verrukt over de „Peter Pan Lifter", een soort van stalen pan- nen-aanvalter, waarmee men gemakkelijk heetc pannen met zwaren inhoud uit den oven of van het vuur kan nemen. Vooral bij het braden van vleesch in een braadslee, bij het bakken van cake en dergelijke geeft zulk een „Peter Pan Lifter" een groote verbetering, daar men de hand op veel verder afstand van de heete pan kan houden dan met een pan- nenlap. Hetzelfde instrument kan gebruikt worden voor het openen van een 'kroon- kurk en schroefsluiting, zooals bij flesch- jes met mineraalwater vaak voorkomt- Zulk een pannenaanvatter kost slechts 50 cents. Verder zag ze den nieuwen kurketrek- ker „Schets", waarmee men met weinig moeite elke flesch kan ontkurken zon der de kurk te beschadigen. Het is een doodeenvoudig tweebeenig instrumentje, dat tevens gebruikt kan worden om de flesch weer stevig te kurken. Om groente, uien, selderie enz. fijn te snijden zag ze een leuk instrumentje met scherpe cirkelvormige metalen schij ven en een houten handvat. Men zegt dat de ronde mesjes jarenlang scherp blijven. Hetzelfde kan gezegd worden van het mesje „éplucheur", waarmee men aard appelen, appelen, peren, citroenen, si naasappelen, asperges, komkommers, win terwortels en schorseneeren heel gemak kelijk en dun kan schillen. Een nieuwe uitvinding is ook de Pa- lextnmblers. Dit zijn mooie, sterke gla zen, die niet knappen als men ze met kokende melk of heet water vult. Men kan ze ook veilig op een gasvlam zetten, wat heel gemakkelijk kan zijn, als een glas melk of citroen koud is geworden. De Schets broodzaag, waarmee men versch brood heel dun kan snijden, die nooit geslepen behoeft te worden en roest vrij is, vond ze wel praotisch, maar erg duur. Iets aardigs was ook de schenkkurk, die van zelf ophoudt met schenken, zoo dra het glas vol is. Pander stelde nog een buffet ten toon van een houtsoort, dat niet vlekt en de locaalspoor zeer gering is en dat juist het vervoer van landbouwproducten het grootst is. Zooals de lezers dus zien, is de zaak nog zoo eenvoudig niet- Dit is wel dui delijk: de heer Poleij had op 30 Aug. ongelijk, toen hij het voorstelde, als zou alleen Goes moeten gaan betalen. De eigenaars van 't gebouwd in de dorpen in 's polders gebied, zouden er evenzeer aan moeten gelooven. Zelfs de meeste ingelanden vallen er onder, want bijna allen bezitten gebouwde eigendommen. Dit mag wel gezegd: van een dergelijke nieuwe belasling profiteeren hoofdzakelijk de grootgrondbezitters, zij, die veel, zeer veel land en weinig gebouwen in eigen dom hebben. Maar voor de kleintjes met weinig of nagenoeg geen ongebouwd maar wel wat gebouwd is het een belasting, waarnaar ze niet zullen verlangen. Dit soieale élement malg wel een woordje meespreken. Ten slotte nog dit: velen zullen het als een onbillijkheid gevoelen, dat in de Breede Watering de eigenaars van bet gebouwd geen vertegenwoordigers in het Bestuur zullen kunnen aanwijzenAls ze niet een zekere oppervlakte ongebouwd in eigendom hebben, mogen ze wel mee betalen, maar hebben niets in de melk te brokken. Werken kunnen worden uit gevoerd. subsidies toegekend, zonder dat ze daarin iets te vertellen hebben. De verhouding in Walcheren lijkt zeker recht vaardiger, al mag worden aangenomen, dat Ged. Staten zoo streng mogelijk toe zicht zullen uitoefenen op de schifting der posten. 1 LUCTOR. en notaris Oele, die er op aandrongen, dat het Bestuur eens de vraag zou over wegen of ook de eigenaren van gebouwde eigendommen niet dienden mee te betalen in de polderlasten. Verklaarbaar is deze vraag zeker. Als de ingelanden kans zien, ook anderen in de polderlasten te doen meebetalen, worden ze meteen zelf wat ontlast. Wie zal hel in iemand laken, dat hij niet meer wenscht te betalen, dan strikt noodig is, al3 hij bij dit streven niet in botsing met wet en verordening komt? Een andere vraag is natuurlijk en die stelde toen in bovenbedoelde ver gadering de heer Q. Trimpe of het resultaat van dien nieuwen aanslag de moeite van 'twerk waard is, m.a.w. of de tegenwoordige betalenden er baat van eenige beteekenis door zullen ondervin den. De heer Trimpe wist zich te herin neren, dat men verscheidene jaren fe- leden op die vraag een ontkennend ant woord had moeten geven. Het bestuur is na die ingelanden-ver gadering aan 't rekenen gegaan. Het Kwam tot de conclusie, dat de totale waarde van het gebouwd volgens de kohieren der grondbelasting in het gebied van den polder "(Goes, Ierseke, Wemeldinge, Kattendijke, Kapelle, Kloe- tinge, Nisse, 'sHeer Abtskerke, 'sHeer Hendrikskinderen, Schore en een gedeel te van 'sHeer Arendskerke) plm. f 609 duizend bedraagt. Dat was dus het be drag, waarvan men eventueel belasting kon heffen. Wat zou men nu mede voor rekening van het gebouwd kunnen brengen? Het Bestuur maakte een lijst van posten voor dit doel op, maar moest bij Gedep. Staten welk college dergelijke besluiten van Polderbesturen moet goedkeuren ver nemen, dat verschillende posten ten on rechte op de lijst waren geplaatst. De nieuwe sluis te Schore (voor een vluggere afwatering), en de verhooging van den zeedijk aan de Westerschelde in 1927'28 zijn natuurlijk werken, waar aan volgens art. 102 van het polderre glement het gebouwd kan meebetalen. Maar om in verbetering van wegélingen die alleen van belang zijn voor de eigenaars van daaraan gelegen gronden het gebouwd te laten meebetalen, zal wel niet mogelijk blijken. Naar mij dan ook is medegedeeld, zal het geen groot bedrag zijn, dat, zonder in strijd met artikel 102 te komen, van de eigenaren van het gebouwd te halen zal zijn. Bovendien zijn er ook zeer vele inge landen, die behalve ongebouwd ook ge bouwd in eigendom hebben en dus even tueel voor het eerste minder, maar voor het tweede meer te betalen zouden krij gen Dit is ook een punt, dat de over weging waard is. Er is echter één bedrag, een belang rijk bedrag, waarover men het nog niet eens is. In 1920 is n.l. aan de Spoor weg-maatschappij Zuid Beveland eenjaar- lijksch subsidie van f29,000 toegezegd voor de locaalspoor. Valt deze post nu onder artikel 102, dan zou het gebouwd van deze f20.000 er ƒ12.000 kunnen op brengen- Dat is een post, die doorslaat. Is nu de locaalspoor een 'belangrijke verkeersverbetering voor alle ingezete nen van den polder, dus ook voor de eigenaren van het gebouwd? Deze vraag kan men verschillend beantwoorden. Wie geen vreemdeling op Zuid-Beveland is, weet wel, dat het personenvervoer met

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 6