DE ZEEDW TWEEDE BLAD. Voor den Zondag, Het huisje aan den zeedijk Zoeklichtjes VASELINE- Chesebrough COUPONS - EFFECTEN SPAARBANKBOEKJES NAAR ZUID-AFRIKA UNION-CASTLE LIJN FEUILLETON GOES MIDDELBURG PER Agenten: KUYPER, VAN DAM SMEER ROTI VAN "ZATERDAG 8 DEC. 1923, No. 60. DE TOEGER1CHTE LAMP. Ik heb voor mijnen gezalfde een lamp toegericht. Ps. 132:17. In het schemerdonker heilige van den tabernakel stond de gouden luchter. De rustige bleeke ylammen van zijn zeven lampen vervulden de geheimzinnige ruimte met een zacht en mild schijnsel, met een mystieke twikkeling, die naglom op het blinkend goud van den zevenarmi- gen kandelaar, van het reukofferaltaar er de tafel der toonbrooden. Deze luchter van het genadeverbond was symbool van het goddelijk licht, waarmee de Heere inscheen in de duis ternis van Zgn volk, om bestendig te geven verlichtende kennis en Zijne bon delingen te maken tot kinderen des lichts. Zinnebeeldig zag dat weer op Chris tus, die komen zou als het Licht der wereld, in Wien de Vader Zijn belofte van den ouden dag zou vervullen: Ik heb voor mijn Gezalfde een lamp toe- gericht. Deze belofte gold in de eerste plaats Koning David, den gezalfde des Hoe ren; maar zij is eerst volle werkelpheid geworden in den Messias, Davids groo- ten Zoon, op Wiens hoofd de glorie kroon eeuwig zou bloeien. Nu is een lamp in de Schrift menig maal het teeken van den voortduur en welstand van een geslacht of familie. De naam is dan het licht, dat bran den blijft, ook al worden de afzonderlijke levenslampen gedoofd. Denk maar aan Job 18:6 en 6: „Het licht der goddeloozen zal uitgebluscht wor den en de vonk zijns vuuxs zal niet glin steren. Het licht zal verduisteren in zijn tent en zijne lamp zal over hem uitge bluscht worden." Sterft het geslacht, .dan gaat de naam in duisternis onder en wordt vergeten. Doch hier belooft de Heere, dat Hij zelf voor Davids geslacht de lamp zal toerichten en verzorgen, haar in orde houden, van olie voorzien en brandende houden. Dat de naam van David niet uitge bluscht zal worden, maar dat er van dien naam nog in het verre nageslacht licht zal uitschijnen. Hoe schoon is deze belofte vervuld in den Christus. Lees er Mattheus 1 maar op na, hoe de God aller genade met eigen hand de vaak onrustig flikkerende vlam van het Davidsch .geslacht heeft beschermd, en telkens versche olie gegoten heeft in de oude lamp, totdat het Licht van den Christus opging in de stad Davids. Een Licht zoo groot, zoo schoon, ge daald van 's hemels troon. Deze toegerichte Lamp blinkt niet met een mat schijnsel in de kleine ruimte van een aardseh heiligdom, maar zij staat als een Vuurbaak in de levensbranding. Donker en koud is het op de bewogen zee des levens. Nachten dalen, hooge wat'ren komen. De stormwind loeit. door HUGO KINGMANS. Eerste deel. 1) —o— 1 Als ge de verweerde poort van het eeuwenoude, thans vervallen provincie stadje doorgaat het is een merkwaar dige poort met twee toren3, waarvan er een ietwat scheef staat en do sprake gaat dat de poort in den goeden ouden tijd aan het stadje is geschonken door twee zusters, van wie een 'n lichaamsgebrek had, vandaar de scheeve toren, maar ver geet niet, dat „men" het zegt als ge die verweerde poort dan doorgaat en ge volgt den langen, kalen landweg, dan komt ge na een stevig uur loopen op het dorp, in het midden waarvan de kerk met haar stompen toren. Maar tien minuten vóór ge het dorp bereikt, is de tweesprong; ge kunt recht uit naar het dorp of, links afslaande, een smallen landweg beloopen- Volgt ge deze laatsten een kwartier, dan ingst voor uw oog de hooge, breede zeedjjk, op den kruin nog verhoogd door Geen kompas wjjst uw arme ziel in haar nood naar de veilige reede der eeu wigheid. Menschen tooveren aan verre kimmen met fantastisch schijnsel; gelukssteden en schoone "havens liggen daar als wenken de beloften. Maar wee den dwazen mensch, die er den steven heenwendt. Het zjjn bedriegelijke vuursprankels, die uitdooven; dwaallichten op een rots, die uw schip doen stranden op de klippen. De fakkel der verlichting, het stralend schijnsel der schoonheid, het flikkerend licht van een eigenwilligen godsdienst, wee u, zoo gij er heil van verwacht! Alleen bjj de haven der verlossing staat de vuurbaak, de lamp door God toege richt, die schijnt over verre zeeën, en dreigende diepten vol doodelijk donker. Hoe rjjk is de troost dezer belofte voor wie geleerd hebben by het Licht dezer Lamp het helleduister en het doods- donker te ontvlieden. Steeds meer zullen zjj bij dat heldere licht 'hun onreine zonden zien, en aan bidden de liefde Gods, die deze Lamp liet stralen op hun pad. Bij dezen hemelschen luchter wordt de schat van het Woord hun rijker; zij ver gaderen met verlichte oogen meerdere kennis aangaande eiken weg en alle werk Gods. Zelfs in den hemel zal deze toegerichte Lamp haar glans niet dooven. Zjjn er niet zeven vurige lampen voor den troon van God en van het Lam? Daarom profeteert deze oude, rijke be lofte óók Van de eeuwige stad, die zon noch maan behoeft, want het Lam zelf is haar kaars, de lichtende lamp, door Gods liefde toegericht. BIDDEN. Des harten binnenst overleg, gezegd, gezucht, gedacht 1 Het trillen van een stille vlalm die naar de wolken tracht. Het slaken van een ademtocht, het vallen van een traan, de blik naar boven van èen oog door God-alléén verstaan. De eenvoudigheid, het kunstloos waar der kinderlijke taal, maar aan wie plaats gegeven wordt bij 't Eng'len lofkoraal. Des Christens kracht, des Christens lust, des Christens levenslucht, zijn levenskracht in 'tuur des doods, bij dood en hel geducht. Des zondaars eerste stemgeluid, Die Jezus valt te voet. Bij aller heem'len vreugdgejuich door 't: Ziet hü bidtl begroet, Tot 's Vaders eer, tot lof des Zoons, in zin en wil en woord het door den Heil'gen Geest gewrocht volzalig zielsakkoordi Want bidden doet geen hart alléén, één Geest dringt ze alle door; en op Zijn priesterlijken troon gaat Jezus-zelf ze voor. Gij ?elf, de Waarheid en de Weg! Ziet biddend op ons neêrl Hebt biddend onzen strijd volstreên. Leer G\j ons bidden, HeerI DA COSTA. WAAROM CHRISTELIJK GEORGANISEERD. Aan een circulaire, door het Chris telijk Nationaal Vakverbond gericht aan de niet- of verkeerd georganiseerde Chris telijke werknemers is het volgende ont leend: „Gij rijt christen. Gij stemt het toe, dat Gods gebod en Gods ordeningen gelden voor heel het Jeven. Welnu, ook het zoeken naar een op lossing der maatschappelijke vragen kan niot buiten onze beginselen omgaan. In het wezen der zaak is de strijd op so ciaal gebied een strijd om beginselen en het is onze overtuiging, dat alleen wan neer de christelijke beginselen in toe passing gebracht worden, er een oplos sing voor deze vragen te vinden is. een betonnen muur, welke u het bewijs levert, dat de zee vóór den dijk ge ducht spoken kan en de springvloeden de zeewering teisteren kunnen- Ge zijt op uw tocht naar den dijk en kele huizen gepasseerd, die links en rechts van den weg staan. Het zjjn alle lage huisjes, niet van deii laatsten tijd. Er zijn er onder met schier bouwvallige daken. Maar ondanks dat, wordt ge getroffen door de helderheid en zindelijkheid, die in de onmiddellijke omgeving der huis jes heerscht. Heel aan het eind van den smallen landweg, waarop twee wagens elkaar niet kunnen passeeren, aan het eind van den weg en aan den voet van den zwaren beschermer van hef. lage land, waardoor de wegen, omzoomd door vruchtbare ak kers zich slingeren, sthat het kleine huisje. Als ge het groen geverfde hekje open duwt, brengt een kiezelpad, dat door een tuintje loopt, u naar de voordeur, die altijd gesloten is. Ge zijt genoodzaakt, het huisje om te loopen, om door de achterdeur in het smalle, kraakzindelijke keukentje te komen. Er is niemand te bespeuren, ten wel dadige stilte brengt u onder den indruk. Iets, dat het midden houdt, tusschen Het recht Gods moet gezocht wor den ook in de aards^he en maat- schappelijke verhc - ding en. Daarom kan een christen-arbeider geen lid zijn van een vakvereeniging, die met deze dingen geen rekening houdt. Ook niet van een zgn. neutrale vakbeweging. Dat in de socialistische en communis tische vakbeweging, die op het stand punt van den klassenstrijd staan, die de revolutionnaire beginselen aanvaarden, de plaats van den christeljjlcen arbeider niet zjjn kan, gevoelt ieder christen, die ernst maakt met zijn levensovertuiging. De christelijke vakbeweging leeft uit een ander beginsel. Zjj heeft als richtsnoer Gods Woord en verwerpt, mitsdien den klassenstrijd. Zjj streeft krachtens haar beginselen naar een eigen oplossing der maatschappelijke vragen. Haar beginselen, dat zjjn de be ginselen van Gods Woord, zjjn daarbij haar richtsnoer. Niet het klassenstrijd-beginsel moet ge predikt, niet de klasse-tegenstellingen moeten verscherpt, niet het in den meest scherpen strijd tegenover elkaar staan, van werkgever en werknemer, mag als de natuurlijke toestand worden aanvaard. Neen, gepredikt moet worden, dat strijd tusschen de beide jn het productie-pro ces optredende factoren, kapitaal en ar beid, niet anders dan tot groote schade voor het maatschappelijk leven kan leiden. Noodzakelijk is een zoodanige orde ning van het bedrijfsleven dat samen werking tusschen kapitaal en arbeid mo gelijk wordt. Het gaat om de doorwerking van de beginselen van Gods Woord op het terrein der maatschappij. Moogt ge 1U dan afzijdig houden? Denk daar eens ernstig over na. Indien ge dat doet, dan kan het niet anders of Uw antwoord op deze vraag zal zijn: Neen, ik mag mjj niet afzij dig houden van het werk der christe lijke vakbeweging. Dan zal Uw antwoord een daad zijn: Gij sluit U aan als lid bjj de chris telijke vakorganisatie." UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN. Door A. M. Wessels. Iets over het eiland Wulpen. LVI. Het eiland Wulpen, eenmaal in dev Zuid-Westelijken hoek van ons gewest gelegen, is niet meer. Evenals het lam? van "Reimerswaal, ging1 ook dit eiland met de dorpen Oosteinde, St. Lambrech'i Westeinde, Rommendorp en Havekerks ten onder. Dank zij de redding van eenige Ar ©hielstukken is er nog een en ander omtrent de Wulpen bekend gebleven Smallegange leekende een kaart, waarop net nog aan het vasteland vast zat, Brak man heeft in zjjn familie geschiedenis met hulp van de Rjjks- en andere archivaris sen, veel opgespoord en te boek gesteld Het eiland Wulpen is van zeer oudeB datum en staat zelfs in verband met het groote heldendicht „de Goedroen Sage". De Goedroensage (het Middeleeuwsch Hoogduitsch heldendicht, dat evenals het Nibelungenlied tot de grootste letterkun dige producten behoort) is een der span nendste tafereelen uit de middeleeuwen. In het bizonder trekt it heldendicht ons Zeeuwen aan, omd-t een der be langrijkste fragmenten uit dit drama zich in Zeeland heeft afgespeeld opl het Zeeuw- sche eiland Wulpen, welk eiland in het jaar 1000 reeds bekend was. Nu in deze eeuw zoekt men het eiland tevergeefs. Waar vroeger Wu'pen zich ver boven den zeespiegel verhief, waar eenmaal een talrijke en nijvere bevolking leefde en werkte, daar varen nu 'de groot een ladder en een trap, zou u naar boven kunnen voeren. Maar het is wel uitge maakt, dat op den lagen zolder die kén niet anders dan laag zijn, want het huisje is lóóg ook niet iemand zal worden aangetroffen. Waarom ge de stoute schoenen aantrekt en een deur opent de ijzeren klink maakt veel lawaai om een gangetje binnen te treden, evenals de keuken met een vloer van blauw-grijze leien, waar een oocoslooper het geluid der voetstap pen dempt. Het gangetje loopt, wat ge alras be speurt, op de voordeur uit. Waarna ge de zeer juiste gevolgtrekking "maakt, dat het huisje al verbazend klein moet zijn: een voorkamer, waarin ge nog niet ge weest zijteen keukentje en een zolder tje, dat vrij zeker over het geheele huis je loopt- Het gangetje, drie flinke stappen van een. volwassen manspersoon, men doet het wel eens, om een afstand te meten, en ge zijt er door, het gangetje doorloo pend, bemerkt ge op ongeveer een meter afstand van de voordeur, een groene deur met houten grendel, die toegang geeft tot het woonvertrek. Ook déér is het stil. Alleen, tikt aan den wand de oude Friesche hangklok. Regelmatig gaat de slinger. En even regelmatig schuift, bo ste en diepst geladen schelpen, als ware het nooit ajiders geweest. Reeds lang is het door de zee verzwol gen. 1 November 1570 ging het ten on der, maar de plaats waar Wulpen een maal' gelegen heeft, was en zad blijven een plaats van zeer groote beteekenis voor ons Zeeuwsch volk. Wulpen was gelegen ten Noorden van het eiland Cadzand, daar waar nu de Wielingen zjjn. Eerst was het met Cad zand verbonden, doch de zeer sterke stroom maakte het tot een eiland. Het was een langwerpig eiland, dat van het Oosten naar het Westen de grootste afmeting had. Het was 3 uur in de lengte en een uur in de breedte gaans en van duinen voorzien, bespoeld door de wateren der Wielingen. Zooals wij opmerkten was Wulpen met het land van Cadzand verbonden. De Evangeliepredikers trokken te voet niet door poelen of moerassen maar droogvoets naar Wulpen, om dit te kerste nen. De kaart van Smallegange laat dit alles duidelijk uitkomen. Wulpen was een belangrijk Zeeuwsch eiland en bezat een zeer goede haven. In 1040 kwam een Deensch opperhoofd, Osgod, met 29 schepen in de Wulpen- sche haven aan, om zjjn vrouw af te halen, die in Vlaanderen woonde. Verschillende bloeiende dorpen en ker ken verrezen op dit eiland, welke ondei het Patronaatschap van de St. Bavo van Gent ressorteerden. Dat in 1096, in een tjjd dat de kerken nog zoo schaarsch waren en dus op aanzienlijken afstand van elkaar lagen, reeds in een officieel1 stuk gesproken wordt over de kerken van het eiland Wulpen een brief van den Bisschop van Doornik, Radboud, van 14 Septem ber 1096, in het archief te Aardenburg bewaard, bevestigt dit onomstooteljjfc bewijst dat het toen een groote uitge strektheid bezat met een talrijke njjvere bevolking. Ook is uit de archieven bekend, dat na den moord op Karei den Goede, den Graaf van Vlaanderen, een der gearres teerde medeplichtigen, Beukin Cotenellus. een touw wist te bemachtigen, zich langs dit touw naar beneden liet glijden uit den toren, waar hjj gevangen zat, vluchtte en zich schuil' hield op-Wulpen. Op deze voor "Zeeland eenmaal histo rische plaats, speelde zich zooals gezegd, een fragment af uit de schoone Goedroen sage. Op dit eiland werd dan de strijd gevoerd om de geschaakte Goedroen, door dg Normandërs onder aanvoering van Hartmoet en de Hagelingen onder koning Hetel. Door een storm werd de Nortnandische rooversbende, die gevlucht was, over vallen; zjj waren genoodzaakt op Wulpen te landen, waar de Regelingen hen achter haalden, doch wegens de duisternis den aangevangen s'trjjd niet konden voorFzc.t- ten. Middernacht ontsnapte Hartmoet met zjjn bende en zijn geschaakte bruid. Aan vervolging was niet meer te den ken. De bevolking was bedroefd over den dood van Hetel, Goedroens Vader, die sneuvelde. Ofschoon door wraak bezield, besloot men wegens het geileden verlies den krjjg niet voort te zetten en de Nor- mandiërs te achtorvolgen. Men nam de gevallen makkers op om ze eervol te be graven. Aan hunne nagedachtenis werd een klooster op het tooneel van den strjjd gebouwd, welk klooster zeer ijjk werd. Het was bekend als het St. Maria- klooster, in den volksmond de Goedroen- stichting, ook nog Bethanie genoemd, o.a. in een testament van "1292. Thans hoort men zelden, over Wulpen spreken, veel meer over Reimerswaal. En toch was Wulpen eveneens een bloei ende landstreek, al had het geen stad waarop het kon bogen. Het leeft nog voort in den titel', die onze bekende ven in de klok, de Engel des doods heen en weer, met het greigend zwaard in de hand: iedere tik een stap nader tot den dood Naast de lange klok staat het antieke, groote kabinet, waarop de even antieke witte kommen met roode randen. Aan den anderen wand bevindt zich een klein harmonium, ook al niet van den laat sten tijd. In een hoek van het vertrek hangen donker-groene gordijnen, die een bedstede aan het oog onttrekken. Boven de tafel, die bijna tegen het raam geschoven is, bengelt de petroleumlamp, aan de onderzijde waarvan een klein, stee- nen bakje is gehangen, om in eventueel voorkomende gevallen te beletten, dat pe troleum op de tafel druppen mocht. De vloer is bedekt met stevige matten, waarop, bij het raam onder de tafel, een rood-zwart tapijt met zwarte franje is ge legd, terwijl vóór het kabinet, vóór het harmonium, vóór de bedstede en vóór de deur kleine kleedjes van dezelfde stof en snit het zindelijke vertrek een nóg warmer aanzien geven. Onder de kachel spint behagelijk de poes, die ook niet meer tot de jongeren be hoort, evenmin als de kachel, die al een heel merkwaardig meubel is. Met haar grooten pot staat zij een heel eind in het vertrek. Een lange, breede sleuf De Christelijk-Historischen voeren het pleit voor een Christelijk-nataonale poli tiek. Zij willen het Christelijk-nationaal karakter van ons volk zooveel mogelijk bewaren. Dat is een prachtig ideaal. Maar juist omdat men dit ideaal na jaagt is het mij steeds een raadsel waarom men zich van die zijde met zooveel kracht verzet tegen bijzondere Universiteiten die zich plaatsen op den bodem der Christe lijke beginselen. De wetenschap zegt men, mag aan geen dogma gebonden worden. Ik versta dat niet. Daarmee wordt toch aan de wetenschap een vrijbrief gegeven om zich te plaatsen boven de Openbaring. Maar zulk een wetenschap, als men dan nog van wetenschap mag 'spreken, is niet Christeljjk en in een land als het onze ook niet nationaal. Dat men, omdat men alleen Christe- ljjk-nationale instellingen wil, aan een R. K. handelshoogeschool geen subsidie gunt, kan ik begrijpen, maar niet, waar om dan wel een z.g. neutrale school, waar God en godsdienst worden gene geerd met veel grootere bedragen mag worden gesteund. Als zulke instellingen tot de Christeljjk- nationale gerekend moeten worden, dan wordt het hoog tijd, dat we van dit begrip een nadere omschrijving krijgen. OPMERKER. dichter Jacob Cats voerde. Deze was ook „Heer van, Wulpen". De waterwolf heeft ook dit Zeeuwsche stuk grond voor zich opgeëischt, lang zaam maar zeker brokkelde het aan de Noordwestkust af. In het begin der 15e eeuw was het nog IV2 uur lang en 1/3 uhir breed gaans. De helft was toen verzonken met de bloeiende dorpen Westeinde, Rommer- dorp en Havekerke. Oostkerke wist het neg langen tijd uit te houden, maar in 1570 verdween het ooken weder was een zwarte blad zijde toegevoegd aan de Zeeuwsche ge schiedenis. Thans houden nog alleen de archieven de herinnering aan dit voor malige Zeeuwsche eiland levendig. Correspondentie. M. de N. te Ril'land-Bath. Uw schrijven in de beste orde ontvangen. Zoo spoedig mogelijk zal ik een artikel schrij ven over het door u aangevraagde onder werp. Doch u weet, er zjjn nog eenige andere lezers voor. A n t h. D. W z., B 122, Z a a m s 1' a g. Brief ontvangen. Kan u op dit oogenblik niet helpen aan een atlas van Tirion. Vol gende week hoop ik u adressen te geven, waar u er vermoedelijk een kunt koopen. Ik verwacht eenige oudheidkundige cata logussen en zal u dan trachten tevreden te stellen. Is het „werk niet in de biblio theek der Oudh. Vereen. „De Vier Am bachten" waar u lid van is? Vraag het eens aan dhr J. Adriaanse te Hulst. Verschillende vragers. Over het museum kan ik niets meaedeel'en. Gel delijke bijdragen (zeer noodig) niet aan mij te zenden, daar ik er geheel buiten sta, maar aan onzen Burgemeester, of dhr J. M. v. Bommel v. Vloten, of dhr F. G. C. Rothuizen. of open qesprongen huid zl|n prikkelend en kunnen zeer hinderlijk zijn. maar schram men en wonden genezen vlug en de huid wordt weer glad en zacht, als U direct het beste en heilzaamste middel gebruikt Spreek uit: Tschlesbro) helpt langs natuurlijken weg de huid genezen. Het kan steeds vol vertrouwen gebruikt worden, het kan nooit schaden daar het vrij van zuren, zonder smaak en reukeloos Is. van eenige centimeters dik voert naar de zwart-ijzeren plaat in den schoorsteen. Aan weerszijden der lange sleuf maakt een soort hekje het geheel, dat glimt als de spiegel aan den schoorsteenwand, wat mooier. 'n Merkwaardige kachel. Maar als ge het vroegt, zou men u vrij stellig verkla ren, dat men de „sleekachel" niet zou wil len missen. Ge hebt genoeg gezien en verlaat 't ver trek, waarin ge leefdet in vroeger jaren, in de jaren, die als een nachtwake zijn voorbijgegleden. Ge waagt het er op, de voordeur na de grendels, van boven en van onder, te hebben weggeschoven te openen, zoodat ge weer staat op het kiezelpad, dat recht op het groene hekje uitloopt. Als ge op dat hekje toeloopt, en even den smallen landweg oversteekt, dan staat ge aan den voet van den machtigen zeedijk. Een verlangen bekruipt u, om de andere zijde eens te bezien. Ge behoeft u niet beteekenisvol te ver moeien. Want ge staat aan het begin van een in den vrij steilen zeedijk-wand ge maakte houten trap, die u vanzelf noodigt naar boven te gaan. (Wordt vervolgd.) Sroota Markt 2*. Tal. 4i Vlasmarkt 140. Tal. 117 (4.08 rente)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5