DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Voor den Zondag.
COUPONS - EFFECTEN
SPAARBANKBOEKJES
VAN HOOGER ORDE.
1 i r i n f i ii
GOES
MIDDELBURG
FEUILLETON
VAN
ZATERDAG 1 DEC. 1928. No. 54.
DE VEERKRACHT DES GELOOFS.
Ik zal des Heeren gramschap
dragen, want ik heb tegen Hem
gezondigd; totdat Hij mijnen twist
twiste en mijn recht uitvoere.
Micha 79.
Hoe wonderspreukig klinkt dit woord,
dat Micha, bij 't vooruitzicht van haar
nabije tuchtiging door de ballingschap,
der Kerk des Ouden Verbonds op de
lippen legt.
Hoe in tegenspraak met zichzelf.
Want wat schijnt er onbestaanbaarder
dan sidderend te buigen onder de neer
drukkende hand Gods, en van 'diezelfde
hand tegelijk wederoprichting en verhoo
ging te hopen?
Wie kan er weten de gramschap des
Heeren te dragen, die eindeloos is, en
toch met een „totdat" rekenen op een
aflaten van 'Gods toorn?
Wie belijden, dat hij gezondigd heeft
tegen den Allerhoogste en in éénen adem
spreken van zijn twist, dien de Heere
twisten zal?
Wie bekennen, dat de gerechtigheid
Gods hem aangreep en neerwierp, en
zich troosten met een recht, dat God
voor hem zal uitvoeren?
Moet hier niet óf de bekentenis on
oprecht, óf de zelfbemoediging zelfmis
leiding zijn?
Inderdaad, zoo schijnt het.
Buigen onder Gods vonnissend recht
en Gods slaande hand, en hopen op
Zijn vergevende genade en den balsem
zijner vertroostingen ze hooren, zoo
oordeelen we, wel bijeen doch als
regen en zonneschijn, als nacht en dag:
naar Gods ordinantie op elkander vol
gend: eerst de een, dan de ander.
Maar hier, in 't woord des Profeten,
volgen ze niet op elkaar.
Hier zijn ze gelijktijdig.
Hier gaan ze hand aan hand, in één
adem de smartkreet onder Gods sla
gen en de hope op genezing, de klage
over eigen ongerechtigheid en het beroep
op eigen recht
Dit is de wondere werking des ge-
loofs.
Zijn veerkracht, die het, als de door
den wind neergedrukte bieze, wel buigen
laat, maar nooit breken.
Die wóndere veerkracht, die Job deed
roemen: „Zie, zoo Hij mij doodde, ik
zou nóg op Hem hopen".
Doch zing hier nu niet den lof en
den roem van het geloof.
Alsof 't het geheim van deze veerkracht
droeg in zichzelf.
Alsof het in staat was den Almachtige
te dwingen tot zijn dienst, zijn Rechter
om te scheppen tot zijn Helper.
Het geloof is ook hier niets dan ge
loof, "d.w.z., dan een uitgaan uit zich
zelf, om te vluchten tot God; een los
laten van zichzelf, om God den Heere
aan te grijpen; een zich overgeven van
zichzelf, om in God te rusten.
Het geloof overwint God niet, en het
verzoent geen tegenstellingen in God
het geloof geeft God eenvoudig plaats.
Het aanvaardt Hem, zooals Hij is. Het
Groote Markt 24, Tel. 41
Vlasmarkt 145. Tel. 117
(4.08 °/o rente)
Naar het Engelseh.
126)
Guy vertelde op zijn eigen openhartige
manier zijn geheele geschiedenis en die
van William Ravenel; hoe de laatste naar
Amerika gekomen was, vastbesloten zijn
lot, goed of kwaad, te verbinden aan dat
van Maud's broeder, hoofdzakelijk, ge
lijk ,Guy langzamerhand begrepen had,
omdat hij Maud's broeder was. Tenslotte
in de open boot op den Atlantischen
oceaan, toen de dood, de groote open
baarder van alle dingen, hun in 't gezicht
staarde, kwam het geheele geh&m uit.
't Maakte hen meer dan vrienden broe
ders.
Dit was Guy's verhaal en toen hij zag
hoe ernstig, neen droevig zijn vader zat
te luisteren, eindigde hij gelijk hij begon
nen was:
„Vader, als u hem maar eens kende
„Mijn kennis en oordeel schijnen weinig
waard te zijn geweest, mijn zoon. 't Zij
zoo. Er is Een Wijzer dan ik. Een, in
wiens handen alle dingen berusten."
„Vader, uwe beslissing was juist -
onderwerpt zich aan Hem, zooals Hjj uit
de verborgenheid van Zijn Wezen te voor
schijn treedt in Zijn openbaring door het
Woord: in Zijn recht en in Zijn genade,
in £ijn Wet en in Zijn Evangelie, in
de gestrengheid van Zijn eisch, en in
den overvloed van Zyn ontferming, met
de roede in de hand, die om der zonde
wil tuchtigt, en in de vergeving en de
trouw, die Hij vastlegde in Zijn Verbond.
Daarom zinkt het .geloof aan Zijne
voeten in het stof, en richt het zich'
tegelijk aan Hem op.
Daarom doet het buigen onder Zijn
gramschap en tegelijk hopen op £ijn
ontferming.
Daarom doet het ons, als rechteloo
zen voor onzen God, beschaamd het
hoofd .op de borst zinken, en tegelijk
moedig hopen op het recht, dat Hij
ons in Christus gaf en in Zijn beloften
verzekert.
Het wonder ligt hier, als overal, niet
in het geloof, maar in God, Die het
voorwerp is des geloofs.
En onzen God, als voorwerp van ons
geloof, te laten gelden jn al wat Hij
is in Zijn gerechtigheid, en ook in
Zijn genade, in Zijn gestrengheid, en óók
in Zijn ontferming dat is het geheim
-van de eere Gods in ons leven en van
den vrede onzer zielen.
NA DEZEN VERSTAAN.
O God, wij zien wel, maar begrijpen niet,
En vraag op vraag rijst in 't ontroerd
gemoed,
Waar vreugd en smart zoo nauw Gij saam
verbondtj
Waar 't haast te hard schijnt, wat Uw
almacht' doet.
En ach, die vragen keeren telkens weer!
Wij buigen wel1, maar willen weten toch...
In onzen raatsten stond, hoespa diekoom.
Zien wij het leven als een raa'dsel nog.
En van dat leven 't sombere eind de dood 1
O, waarom gaaft Gij liefde ons in het hart,
Als 't leven en het lijden samai gaan,
Wat meest 'ons waard is, oorzaak wordt
van smart?
Maar als een troostwoord klinkt het.
mild en zacht:
Noem, ziende op My1, den laatsten d'eer-
sten' stond,
Nu weet gij1 niet, maar dan zult gij
'i' verstaan,
En wetend, danken voor wat Ik u zond.
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
LV.
Vlissingen voor den Prins.
(Slot.)
„Naar het stadhuis I" klonk plots de
kreet, en het opgewonden volk stroomde
naar het raadhuis, waar de regeering der
stad met de Spaansche kwartiermakers
onderhandelde over de ontvangst en huis
vesting van het nieuwe garnizoen, dat
elk oogenblik de haven binnen kon
komen.
Het werd voor het Raadhuis een gejoel
van belang. Was tot hiertoe slechts een
deel der Vlissingers verontrust, ook de
kerkende menschen, die niet op het
havenhoofd waren, werden door den geest
van verzet aangegrepen.
Zij waren, bij den eersten oproep der
klokken, ter feestmis opgetrokken en had
den derhalve niets gehoord van de rede
voeringen van Van Cuyk. Doch een ander
had op de gemoederen gewerkt. De voor
naamste Priester van Vlissingen, was dien
morgen niet met Paaschvrede bezield,
maar hield een predikatie over Israels
verlossing uit de slavernij der Egypte-
naren. De toepassing was, dat de Vlissin
gers de Israëlieten waren en Pharao
Alva, en hij wekte de saamgekomen me
nigte vurig op, het Spaansche juk af te
werpen.
Deze Priester had dit zelfs op zeer
scherpe wijze gedaan en het volk was er
ten zeerste door opgewonden. De kerk
gangers sloten zich bjj de havenhoofd-
menschen, die juist langs de kerk kwamen
en hen het naderend onheil meedeelden,
aan en onder het geroep „Verraad I Ver
raad! Weg met de Spanjaarden!", trok
men naar de vergaderde vroedschap.
William zegt 't. Hij zegt ook, dat 'tniet
anders had kunnen zijn dat wat hij
sedert geworden is hij aan u verschuldigd
is en aan wat er dien dag gebeurd is. Hoe
wel hij baar nog steeds liefheeft en nooit
iemand anders liefhebben zal, verklaart
hij toch, dat baar verlies zijn behoud is
gebleken.
„Hij heeft gelijk," zeide mevrouw Ha
lifax. „Liefde is niets waard, welke de
proef niet doorstaan kan een harde
proef als 't wezen moet. En gelijk ik John
vaak héb hooren zeggen gelijk hij 't
toen op dien avond zeide in deze wereld
is er niet, en mag er niet zijn een woord
als „te laat"."
John antwoordde niet. Een paar malen
zuchtte bij diep.
Guy hernam haastig: „Vader, ik heb
hem gezegd, dat ik hem dezen dag óf
sohrijven óf opzoeken zou."
„Waar is bij?"
„In Norton Bury. Niets zou in staat zijn
hem hier te doen komen, tenzij bij zeker
is, dat gij 't wilt en verlangt."
„Ik verlang het."
Guy sprong met groote vreugde op. „Zal
ik hem dan schrijven!?"
Maar John's hand beefde zoo, dat hij
alleen vlekken op 't papier maakte. Hij
leunde achterover in zijn stoel en zeide
zacht:
„Ik word een oude man, zooals ge ziet.
i Zooals het vaak geschiedde was ook
de Regeering in Vlissingen besluiteloos.
Zij wilde Alva niet afvallen en ook Oranje
niet afweren. Zij deed haar best om de
opgewonden menigte te kalmeeren, maar
het hielp niet. De schrik voor Alva en
de 10de penning zat er goed in. Daar
kwamen de Spaansche kwartiermakers het
Stadhuis uit. Het publiek hield zich kalm,
doch de Spanjaarden, prat op hun macht
en wetende, dat deze macht straks nog
veel sterker zou zijn, lachten de opge
wonden menigte uit. Tot overmaat van
ramp, begonnen zij zelfs dreigend te
schelden en te spotten.
Nog hielden de Vlissingers hun handen
thuis, doch dit duurde maar even 'meer.
Daar kwam uit de Kerk een zeer al
gemeen en gezien burger der stad aan
stappen, Alman genaamd, die willende
weten wat er op de Markt voorviel zich
daarheen begaf, om zich van de zaken
op de hoogte te stellen.
Zonder eenige aanleiding zijnerzijds, gaf
een dezer Spaansche kwartiermakers hem
een slag in het gelaat.
Dit was den goeden man te veel!
„Wacht jullie even, dan zal ik even mijn
rapier halen", sprak hij. „Dat laat ik
niet passeeren! Een vrije Vlissinger laat
zich zoo maar niet pngestraft slaan!"
Dit bleek de vonk in het buskruit te
zijn. Nu was er geen houden meer aan.
De mare „Alman gaat zich wapenen",
werd verwisseld met den kreet „Alle
man gaat zich wapenen". De opgewon
den menigte stoof uiteen, om Alman's
voorbeeld te volgen. In een oogwenk
stroomde men, maar nu gewapend, op
het havenhoofd bijeen, waar de aanblik
der vijandelijke schepen de menigte als
tot razernij bracht.
Van Cuyk en de zijnen waren er na
tuurlijk ook en trachten zich van de
leiding meester te maken.
Daar zag de menigte, dat met het
gunstige getij, de Spaansche schepen de
ankers lichten en de zeilen bijgehaald
werden, om koers naar de 'haven van
Vlissingen te zetten.
Nu was het beslissend moment voor
den Oranjeman van Cuyk gekomen.
„Daar komen ze, zoo sprak hij. Vlissin-
gi&n zal' ten onder gaan, een wissen dood
wacht u allen! Zult gij ze aan land la
ten komen?
„Neen, neen", schreeuwde de opge
wonden schare, „weg met de Spanjolen
en den tienden penning."
Daar deelde er een uit den troep aan
Van Cuyk mede, dat hij vlakbij een ka
non wist te staan. Dit was tegen geen
doove gezegd. Onmiddellijk trok men ge
zamenlijk naar het Westerhavenhoofd,
waar het kanon stond. Inmiddels was
een andere groep naar het kruitmagazijn
gegaan om buskruit te halen.
Men had echter het magazijn, met het
oog op de opgewonden menigte zorg
vuldig afgesloten. Doch dit baatte niet.
Weldra werden de deuren opengerameid
en een hoeveelheid buskruit veroverd.
Onder gejuich trok men naar de plaats
waar het kanon stond. Het te laden, was
het werk van een oogenblikDe lont
werd aangestoken
Daar brandde het los, onder luid geju
bel der menigte. De kogel kwam juist
voor een schip neer en het schuim spat
te over de schepen en bemanning.
Op de Spaansche vloot snapte men er
niets van. Vlissingen was toch een Spaan
sche stad? En nu werden ze, zonder
kennisgeving, plotseling beschoten. De be
velhebber die er graag meer van wilde
weten en niet verder durfde, liet on
middellijk de zeilen strijken en ankers
vallen.
Een der soldaten werd naar de stad
gezonden om te vernemen wat er gaan
de was. Het volk liet den man rustig
aan wal komen pn stuurde hem terug
met de boodschap aan Osorio du Angula,
dat men volstrekt geen Spanjaarden in
Vlissingen wilde hebben, en voor het ge
val zij dit probeeren wijden, nog meer
dere kogels zouden worden afgezonden,
die dan beter gericht zouden zijn.
In zijn angst beloofde hij, dat de sche
pen terug zouden keeren, wat tegen den
middag dan ook geschiedde.
Dit Middelburg was inmiddels Zeelands
Gouverneur gearriveerd, Anthonie van
Bourgondië van Wakenè, die het publiek
wilde kalmeeren en ompraten, doch van
Cuyk en de zijnen traden met hem in
twistgesprekken, zoodat de welsprekend-
Guy 'twas hoog tijd, dat ge thuis
kwaamt."
Mevrouw Halifax dacht, dat hij ver
moeid was en liet hem enkele minuten
op haar peluw rusten. Maar toen stond
hij op en zeide, dat hij zelf n.aar Norton
Bury zou rijden om onzen ouden vriend
te halen.
„Neen, laat mij schrijven, vader. Mor
gen is 't ook goed."
Maar de vader schudde 't hoofd. „Neen
't moet vandaag gebeuren."
En John ging. Guy bekende zich den
koning te rijk. Hij verzekerde verder dat
hij in deze zaak, welke lang zwaar op
zijn gemoed gedrukt had, als een groot
diplomaat had gehandeld dat hij ge
lijk de goden tijd en ruimte vernietigd
had en twee geliefden had gelukkig ge
maakt.
„En ik ben er zeker van, dat "ik ook ge
lukkig zal zijn, als ik hem gelukkig zie.
Zij moeten terstond trouwen. En wij zul
len William tot onzen compagnon ma
ken dat was een gril van hem, moe
der wij noemen elkander „Guy en
„William" juist als broeders.
Ja, ja, ik ben erg blr u ook niet?
De moeder glimlacht*,,'U zult spoedig
niemand anders dan mij overhouden. Het
doet er niet toe. Ik zal u dan voor mij
geheel alleen hebben en tegelijk een be
dorven kind en een zeldzaam vroolijke
1 heid van 'sKoninga vertegenwoordiger
schipbreuk leed.
Men begon zelfs wat niet goed te
keuren is den spot met den vertegen
woordiger van Philips te drijven. Daar
hij zag, dat alles verloren was, week hij
uit. Het was de eenigste weg voor hem.
Ofschoon er nog veel moest beredderd
worden, was deze dag 6 April toch de
dag, dat Vlissingen openlijk in verzet
kwam en het juk van Spanje afwierp.
Dankbaar werd in de kerk God ge
dankt voor (de verlossing. En in Holland
oefende het bericht van Vlissingen's val,
grooten invloed uit op de nog wanke
lende gemoederen.
Correspondentie.
G. T. o 14, Axel. Brief ontvangen. U
bent inderdaad op uw akker gestuit op
de grondslagen van een dorp, het vroe
gere Willemskerke, dat gelijk met Vreem-
dijke en Pakenge 16 Nov. 1377 door over
strooming ten onder ging. Gaarne zal ik
over dit dorp en de door u gevonden
graftomben een artikel schrijven. U moet
echter eenige weken geduld hebben, daar
er andere copie voor is.
A. v. d. W. te 's-Gravenpolder. Uw
belangrijken brief ontvangen over de
vondsten in den heuvel te Wilhelmina-
dorp. Waar zijn het tinnen boterpotje en
ringen gebleven? Wilt u mij dat eens be
richten? Over 'dezen heuvel hoop ik na
dere mededeelingen te doen, als ik het
verzonken Hongersdijk D.V. behandelen
zal. Het andere zal ik onderzoeken. Dus
s.v.p. eenig geduld.
Alle correspondentie betreffende onze
Oudheidkundige Rubriek te zenden aan
A. M. Wessels, Goes.
DE BEGROOTING VAN ONDERWIJS.
Memorie van Antwoord.
Verschenen is de Memorie van Ant
woord op het Voorloopig Verslag over
de begroeting van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen der Rijksbegrooting voor
1929.
Algemeene beschouwingen.
De minister verdedigt zich uitvoerig
tegen de grief, dat zijn beleid zich ken
merkt door gemis aan voortvarendheid
en initiatief. Wat betreft het onvervuld
blijven van verschillende wenschen tot
verbetering van het onderwijs, heeft de
regeering te rade te gaan met hetgeen
van die wenschen ook uit financieel oog
punt bereikbaar is.
Ten aanzien van het spellings-
vraagstuk is de ministerraad na am
pele bespreking onlangs tot het besluit
gekomen, dat bij onderwijs en examens
afwijkingen van de spelling volgens De
Vries en Te Winkel op dit oogenblik
niet behooxen te worden toegelaten.
H o o g e r 0 n d e r w ij s.
Do minister is niet voornemens de voor
stellen met betrekking tot een wettelijke
regeling van het hooger-handels-
o n d e r w ij s als afzonderlijk ontwerp
aanhangig te maken. Het stelsel van be
stuur onzer instellingen van hooger-onder-
wijs, zooals dat in de Hooger-onderwijs-
wet is aangegeven, legt het beheer in
handen van een curatorium-college; zoo
lang dit stelsel geldt, kan zelfs van een
bescheiden autonomie geen sprake zijn.
Do minister kan thans geen toezegging
doen omtrent verhooging van het salaris
der ho'Oigleeraren.
De aangevraagde f 10.000 voor de in-
tellectueele toenadering tusschen Neder
land en België wordt aldus ge
splitst: Kosten van de Technische Com
missie (reis- en verblijfkosten, "bureau
kosten) f2000; ruil van hoogleeraren en
reis- en verblijfkosten voor het geven
van een reeks lessen of voorlezingen
f6500; beurs f1200; onvoorzien f300.
Of een nadere regeling inzake de bij
zondere leerstoelen aan hooge-
scholen noodig iis, dient ernstig te worden
nagegaan. De minister heeft het advies
hierover van den Onderwijsraad ingewon
nen en overweegt aan de hand hiervan,
of een aanvulling der wettelijke bepa
lingen op dit stuk aanbeveling verdient.
De subsidieering van het b ij -
zonder hooger onderwys is een
vraagstuk op zich zelf. De minister wijst
er pp, dat deze subsidiëering tot dusver
niet wettelijk geregeld is.
Inzake de meening van enkele leden,
dat de minister bij. het uitlokken van
oude vrijer zijn
Weer glimlachte de moeder, zonder te
antwoorden. Zij ook dacht ongetwijfeld,
dat zij een groote .diplomate was.
William Ravenel sedert was hij
nooit iets anders voor ons dan „Wil
liam" kwam met mijnheer Halifax
thuis. De moeder zag hem 'teerst. Daar
na hoorde ik den vader naar de kamer
gaan, waar Maud zich den ganschen dag
opgesloten had arm kindl om zijn
dochter 'te halen. Ten slotte zag ik hen
beiden mijnheer Ravenel en juffrouw
Halifax in den tuin wandelen 'en naar
't beukenbosch gaan.
Die dag was een wondere dag. Dien
avond waren wij' allen te zamen verga
derd om de familietafel Guy, Edwin,
Walter, Maud, Louise en William Rave
nel allen veranderd, maar niet een
verloren. 'tWas een echt feest van lief
de; een hernieuwde viering van het fami-
lieverbond, dat standgehouden had te
midden van veel droefheid en dat nu nog
vaster werd gesloten om nooit meer ver
broken te worden.
De tafel zag er uit als van ouds; allen
namen instinctief precies dezelfde plaats
in, behalve dat de moeder op haar sofa
lag en Maud haar plaats had ingenomen
aan 't hoofd van de theetafel.
Het deed iemand goed naar Maud te
zien gelijk zij druk bezig was, als
hoogle era arsbe noemingen een
zijdig zou te werk gaan en zooveel moge
lijk aan Roomsch-Katholieke gegadigden
den voorrang zou geven, wordt opge
merkt, dat aan de Rijksuniversiteiten en
de Technische Hoogeschool te zamen 34
hoogleeraarsbenoemingen plaats hadden.
Voor zooveel den minister bekend, zijn
hiervan 3 Roomsch-Katholiek. Het totaal
aantal hoogleeraren aan deze universitei
ten en hoogeschool beloopt te zamen 257
hiervan zijn, naar hij meent te weten 12
Roomsch-Katholiek.
Voorb. H. O. en M. O.
De ontstemming van eenige leden over
het feit, dat ten behoeve van het voorb.
II .0. en M. O. ruim een half millioeu
gulden meer is uitgetrokken dan het vo
rige jaar, berust vermoedelijk goeddeels
op een misverstand; het accres der kos
ten van deze afdeeling beloopt nog geen
f 160.000, welk resultaat slechts moge
lijk is geworden door toepassing van de
grootst mogelijke zuinigheid.
Komt er geld beschikbaar om splitsing
van klassen bij; een kleiner getal leerlin
gen mogelijk te maken dan zal de minis
ter niet nalaten, dit voor te stellen.
N ij, v e r h e i d s o- n d e r w ij s.
De meening, dat de rijksinspectie te
veel het tot stand komen van particu
liere Nijverheidsscholen bevor
dert bestrijdt de minister.
Ten ganzien van de opmerking van
verscheiden leden als zou de sala-
riëering van het personeel aan
nijverheidsscholen, vooral van de niet ge
diplomeerde oudere krachten, dringend
verbetering behoeven, merkt de minister
op, dat in de regeling verschillende be
palingen zijn opgenomen, juist om aan
de bezwaren van die groep zooveel mo
gelijk tegemoet te komen.
Bij e.v. uitbreiding van het nijverheids
onderwijs voor meisjes, zal zooveel moge
lijk rekening worden gehouden met den
wensch tot uitbreiding van de gelegen
heid tot het ontvangen van elementair
huishoudonderwijs.
Lager Onderwijs.
Inzake de finaucieele gelijkstelling tus
schen openbaar en bijzonder onderwijs
merkt de Minister op, dat het in verband
met het verschillende ka.rakter van beide
soorten van onderwijs uitermate moeihjk
zal zijn het bijzonder onderwijs in volko
men dezelfde conditie te plaatsen als h„et
openbaar onderwijs. Overigens is hij even
wel van meenlng, dat inderdaad op meer
of minder belangrijke punten verbeterin
gen kunnen worden aangebracht.
De voornaamste fout is, dat de uit-
keering van de vergoedingen plaatsheeft
soms jaren nadat het schoolbestuur zelf
de desbetreffende betalingen heeft moe
ten doen.
Het komt den Minister noodzakelijk
voor, dat bij de eerstvolgende herziening
der Lagere onderwijswet te dezen aan
zien wordt gestreefd naar een oplos
sing.
Het rapport der commissie-Van Wijnber
gen betreffende het aanvullend onderwijs
was vergezeld van een ontwerp-wetsvoor-
stel. Dit onderwerp heeft de minister
inderdaad in een afzonderlijk ontwerp-
Cursuswet geregeld, welk voorstel het de
partement heeft verlaten.
Ook de minister acht het wenschelijk,
dat wordt nagegaan, welke wijzigingen
of aanvullingen in de bestaande onder
wijswetten eventueel zouden moeten wor
den aangebracht met het oog op het ge
ven van onderwijs per radio. Hij heeft
daarom reeds aan den inspecteur der
gymnasia, de inspecteurs van het mid
delbaar onderwijs, den inspecteur-gene
raal van het nijverheidsonderwijs en de
hoofdinspecteurs van het lager onderwijs,
alsmede aan den onderwijsraad een op
dracht gegeven om hem dienaangaande
een gezamenlijk advies uit te brengen.
De minister acht geen reden aanwezig
om te bevorderen dat Esperanto o®
de lagere scholen kan worden onder
wezen.
Het aantal voor herplaatsing in aan
merking komende wachtgelders is
dermate geslonken, dat benoeming uit de
lijst van wachtgelders thans veelal be
zwaarlijk wordt. De bezwaren gelden
thans vooral het milieu waarin de thans
overgebleven wachtgelders moeten wor
den teweik gesteld. Om deze reden is
„vice-reine" van de huishouding. Men
kon zien hoe diep ifij gevoelde, dat hij
haar zeer lief had dat haar liefde
voor hem was alsof zijn jeugd tot hem
terugkeerde. Die groote verantwoordelijk
heid maakte haar vrouwelijk en ernstig.
Zij wilde voor hem zijn tegelijk vrouw en
kind, speeltuig en vertrooster, zij wilde
hem steunen en door hem gesteund
worden.
Zij waren niet een -slechte partij voor
elkander, niettegenstaande die twintig
jaren.
Wij spraken maar weinig, onze harten
waren te vol. Vroeg, voordat nog iemand
aan heengaan dacht, bracht John zijn
vrouw naar boven, zeggende, dat, al zag
zij er nu wel goed uit, ze toch op moest
passen.
Toen hij weer beneden kwam, stond hij
nog eenigen tijd met mijnheer Ravenel te
praten. En terwijl hij sprak vond ik. dat
hij er moe uitzag bleek, bijna uitgeput
zelfs; een paar minuten later verliet hij
zonder iets te zeggen de kamer. Ik volgde
hem en vond hem leunend tegen den
schoorsteenmantel in zijn studeerkamer.
„Wie is daar?" Hij sprak zacht hij zag
er uit als een geest.
Ik riep hem bij zjjn naam.
„Kom binnen. Haal niemand erbij.
Sluit de deur!"
(Wordt vervolgd.)