DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Voor den Zondag. COUPONS - EFFECTEN SPAARBANKBOEKJES VAN HOOGER ORDE. 1 i r i n f i ii GOES MIDDELBURG FEUILLETON VAN ZATERDAG 1 DEC. 1928. No. 54. DE VEERKRACHT DES GELOOFS. Ik zal des Heeren gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij mijnen twist twiste en mijn recht uitvoere. Micha 79. Hoe wonderspreukig klinkt dit woord, dat Micha, bij 't vooruitzicht van haar nabije tuchtiging door de ballingschap, der Kerk des Ouden Verbonds op de lippen legt. Hoe in tegenspraak met zichzelf. Want wat schijnt er onbestaanbaarder dan sidderend te buigen onder de neer drukkende hand Gods, en van 'diezelfde hand tegelijk wederoprichting en verhoo ging te hopen? Wie kan er weten de gramschap des Heeren te dragen, die eindeloos is, en toch met een „totdat" rekenen op een aflaten van 'Gods toorn? Wie belijden, dat hij gezondigd heeft tegen den Allerhoogste en in éénen adem spreken van zijn twist, dien de Heere twisten zal? Wie bekennen, dat de gerechtigheid Gods hem aangreep en neerwierp, en zich troosten met een recht, dat God voor hem zal uitvoeren? Moet hier niet óf de bekentenis on oprecht, óf de zelfbemoediging zelfmis leiding zijn? Inderdaad, zoo schijnt het. Buigen onder Gods vonnissend recht en Gods slaande hand, en hopen op Zijn vergevende genade en den balsem zijner vertroostingen ze hooren, zoo oordeelen we, wel bijeen doch als regen en zonneschijn, als nacht en dag: naar Gods ordinantie op elkander vol gend: eerst de een, dan de ander. Maar hier, in 't woord des Profeten, volgen ze niet op elkaar. Hier zijn ze gelijktijdig. Hier gaan ze hand aan hand, in één adem de smartkreet onder Gods sla gen en de hope op genezing, de klage over eigen ongerechtigheid en het beroep op eigen recht Dit is de wondere werking des ge- loofs. Zijn veerkracht, die het, als de door den wind neergedrukte bieze, wel buigen laat, maar nooit breken. Die wóndere veerkracht, die Job deed roemen: „Zie, zoo Hij mij doodde, ik zou nóg op Hem hopen". Doch zing hier nu niet den lof en den roem van het geloof. Alsof 't het geheim van deze veerkracht droeg in zichzelf. Alsof het in staat was den Almachtige te dwingen tot zijn dienst, zijn Rechter om te scheppen tot zijn Helper. Het geloof is ook hier niets dan ge loof, "d.w.z., dan een uitgaan uit zich zelf, om te vluchten tot God; een los laten van zichzelf, om God den Heere aan te grijpen; een zich overgeven van zichzelf, om in God te rusten. Het geloof overwint God niet, en het verzoent geen tegenstellingen in God het geloof geeft God eenvoudig plaats. Het aanvaardt Hem, zooals Hij is. Het Groote Markt 24, Tel. 41 Vlasmarkt 145. Tel. 117 (4.08 °/o rente) Naar het Engelseh. 126) Guy vertelde op zijn eigen openhartige manier zijn geheele geschiedenis en die van William Ravenel; hoe de laatste naar Amerika gekomen was, vastbesloten zijn lot, goed of kwaad, te verbinden aan dat van Maud's broeder, hoofdzakelijk, ge lijk ,Guy langzamerhand begrepen had, omdat hij Maud's broeder was. Tenslotte in de open boot op den Atlantischen oceaan, toen de dood, de groote open baarder van alle dingen, hun in 't gezicht staarde, kwam het geheele geh&m uit. 't Maakte hen meer dan vrienden broe ders. Dit was Guy's verhaal en toen hij zag hoe ernstig, neen droevig zijn vader zat te luisteren, eindigde hij gelijk hij begon nen was: „Vader, als u hem maar eens kende „Mijn kennis en oordeel schijnen weinig waard te zijn geweest, mijn zoon. 't Zij zoo. Er is Een Wijzer dan ik. Een, in wiens handen alle dingen berusten." „Vader, uwe beslissing was juist - onderwerpt zich aan Hem, zooals Hjj uit de verborgenheid van Zijn Wezen te voor schijn treedt in Zijn openbaring door het Woord: in Zijn recht en in Zijn genade, in £ijn Wet en in Zijn Evangelie, in de gestrengheid van Zijn eisch, en in den overvloed van Zyn ontferming, met de roede in de hand, die om der zonde wil tuchtigt, en in de vergeving en de trouw, die Hij vastlegde in Zijn Verbond. Daarom zinkt het .geloof aan Zijne voeten in het stof, en richt het zich' tegelijk aan Hem op. Daarom doet het buigen onder Zijn gramschap en tegelijk hopen op £ijn ontferming. Daarom doet het ons, als rechteloo zen voor onzen God, beschaamd het hoofd .op de borst zinken, en tegelijk moedig hopen op het recht, dat Hij ons in Christus gaf en in Zijn beloften verzekert. Het wonder ligt hier, als overal, niet in het geloof, maar in God, Die het voorwerp is des geloofs. En onzen God, als voorwerp van ons geloof, te laten gelden jn al wat Hij is in Zijn gerechtigheid, en ook in Zijn genade, in Zijn gestrengheid, en óók in Zijn ontferming dat is het geheim -van de eere Gods in ons leven en van den vrede onzer zielen. NA DEZEN VERSTAAN. O God, wij zien wel, maar begrijpen niet, En vraag op vraag rijst in 't ontroerd gemoed, Waar vreugd en smart zoo nauw Gij saam verbondtj Waar 't haast te hard schijnt, wat Uw almacht' doet. En ach, die vragen keeren telkens weer! Wij buigen wel1, maar willen weten toch... In onzen raatsten stond, hoespa diekoom. Zien wij het leven als een raa'dsel nog. En van dat leven 't sombere eind de dood 1 O, waarom gaaft Gij liefde ons in het hart, Als 't leven en het lijden samai gaan, Wat meest 'ons waard is, oorzaak wordt van smart? Maar als een troostwoord klinkt het. mild en zacht: Noem, ziende op My1, den laatsten d'eer- sten' stond, Nu weet gij1 niet, maar dan zult gij 'i' verstaan, En wetend, danken voor wat Ik u zond. UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN. Door A. M. Wessels. LV. Vlissingen voor den Prins. (Slot.) „Naar het stadhuis I" klonk plots de kreet, en het opgewonden volk stroomde naar het raadhuis, waar de regeering der stad met de Spaansche kwartiermakers onderhandelde over de ontvangst en huis vesting van het nieuwe garnizoen, dat elk oogenblik de haven binnen kon komen. Het werd voor het Raadhuis een gejoel van belang. Was tot hiertoe slechts een deel der Vlissingers verontrust, ook de kerkende menschen, die niet op het havenhoofd waren, werden door den geest van verzet aangegrepen. Zij waren, bij den eersten oproep der klokken, ter feestmis opgetrokken en had den derhalve niets gehoord van de rede voeringen van Van Cuyk. Doch een ander had op de gemoederen gewerkt. De voor naamste Priester van Vlissingen, was dien morgen niet met Paaschvrede bezield, maar hield een predikatie over Israels verlossing uit de slavernij der Egypte- naren. De toepassing was, dat de Vlissin gers de Israëlieten waren en Pharao Alva, en hij wekte de saamgekomen me nigte vurig op, het Spaansche juk af te werpen. Deze Priester had dit zelfs op zeer scherpe wijze gedaan en het volk was er ten zeerste door opgewonden. De kerk gangers sloten zich bjj de havenhoofd- menschen, die juist langs de kerk kwamen en hen het naderend onheil meedeelden, aan en onder het geroep „Verraad I Ver raad! Weg met de Spanjaarden!", trok men naar de vergaderde vroedschap. William zegt 't. Hij zegt ook, dat 'tniet anders had kunnen zijn dat wat hij sedert geworden is hij aan u verschuldigd is en aan wat er dien dag gebeurd is. Hoe wel hij baar nog steeds liefheeft en nooit iemand anders liefhebben zal, verklaart hij toch, dat baar verlies zijn behoud is gebleken. „Hij heeft gelijk," zeide mevrouw Ha lifax. „Liefde is niets waard, welke de proef niet doorstaan kan een harde proef als 't wezen moet. En gelijk ik John vaak héb hooren zeggen gelijk hij 't toen op dien avond zeide in deze wereld is er niet, en mag er niet zijn een woord als „te laat"." John antwoordde niet. Een paar malen zuchtte bij diep. Guy hernam haastig: „Vader, ik heb hem gezegd, dat ik hem dezen dag óf sohrijven óf opzoeken zou." „Waar is bij?" „In Norton Bury. Niets zou in staat zijn hem hier te doen komen, tenzij bij zeker is, dat gij 't wilt en verlangt." „Ik verlang het." Guy sprong met groote vreugde op. „Zal ik hem dan schrijven!?" Maar John's hand beefde zoo, dat hij alleen vlekken op 't papier maakte. Hij leunde achterover in zijn stoel en zeide zacht: „Ik word een oude man, zooals ge ziet. i Zooals het vaak geschiedde was ook de Regeering in Vlissingen besluiteloos. Zij wilde Alva niet afvallen en ook Oranje niet afweren. Zij deed haar best om de opgewonden menigte te kalmeeren, maar het hielp niet. De schrik voor Alva en de 10de penning zat er goed in. Daar kwamen de Spaansche kwartiermakers het Stadhuis uit. Het publiek hield zich kalm, doch de Spanjaarden, prat op hun macht en wetende, dat deze macht straks nog veel sterker zou zijn, lachten de opge wonden menigte uit. Tot overmaat van ramp, begonnen zij zelfs dreigend te schelden en te spotten. Nog hielden de Vlissingers hun handen thuis, doch dit duurde maar even 'meer. Daar kwam uit de Kerk een zeer al gemeen en gezien burger der stad aan stappen, Alman genaamd, die willende weten wat er op de Markt voorviel zich daarheen begaf, om zich van de zaken op de hoogte te stellen. Zonder eenige aanleiding zijnerzijds, gaf een dezer Spaansche kwartiermakers hem een slag in het gelaat. Dit was den goeden man te veel! „Wacht jullie even, dan zal ik even mijn rapier halen", sprak hij. „Dat laat ik niet passeeren! Een vrije Vlissinger laat zich zoo maar niet pngestraft slaan!" Dit bleek de vonk in het buskruit te zijn. Nu was er geen houden meer aan. De mare „Alman gaat zich wapenen", werd verwisseld met den kreet „Alle man gaat zich wapenen". De opgewon den menigte stoof uiteen, om Alman's voorbeeld te volgen. In een oogwenk stroomde men, maar nu gewapend, op het havenhoofd bijeen, waar de aanblik der vijandelijke schepen de menigte als tot razernij bracht. Van Cuyk en de zijnen waren er na tuurlijk ook en trachten zich van de leiding meester te maken. Daar zag de menigte, dat met het gunstige getij, de Spaansche schepen de ankers lichten en de zeilen bijgehaald werden, om koers naar de 'haven van Vlissingen te zetten. Nu was het beslissend moment voor den Oranjeman van Cuyk gekomen. „Daar komen ze, zoo sprak hij. Vlissin- gi&n zal' ten onder gaan, een wissen dood wacht u allen! Zult gij ze aan land la ten komen? „Neen, neen", schreeuwde de opge wonden schare, „weg met de Spanjolen en den tienden penning." Daar deelde er een uit den troep aan Van Cuyk mede, dat hij vlakbij een ka non wist te staan. Dit was tegen geen doove gezegd. Onmiddellijk trok men ge zamenlijk naar het Westerhavenhoofd, waar het kanon stond. Inmiddels was een andere groep naar het kruitmagazijn gegaan om buskruit te halen. Men had echter het magazijn, met het oog op de opgewonden menigte zorg vuldig afgesloten. Doch dit baatte niet. Weldra werden de deuren opengerameid en een hoeveelheid buskruit veroverd. Onder gejuich trok men naar de plaats waar het kanon stond. Het te laden, was het werk van een oogenblikDe lont werd aangestoken Daar brandde het los, onder luid geju bel der menigte. De kogel kwam juist voor een schip neer en het schuim spat te over de schepen en bemanning. Op de Spaansche vloot snapte men er niets van. Vlissingen was toch een Spaan sche stad? En nu werden ze, zonder kennisgeving, plotseling beschoten. De be velhebber die er graag meer van wilde weten en niet verder durfde, liet on middellijk de zeilen strijken en ankers vallen. Een der soldaten werd naar de stad gezonden om te vernemen wat er gaan de was. Het volk liet den man rustig aan wal komen pn stuurde hem terug met de boodschap aan Osorio du Angula, dat men volstrekt geen Spanjaarden in Vlissingen wilde hebben, en voor het ge val zij dit probeeren wijden, nog meer dere kogels zouden worden afgezonden, die dan beter gericht zouden zijn. In zijn angst beloofde hij, dat de sche pen terug zouden keeren, wat tegen den middag dan ook geschiedde. Dit Middelburg was inmiddels Zeelands Gouverneur gearriveerd, Anthonie van Bourgondië van Wakenè, die het publiek wilde kalmeeren en ompraten, doch van Cuyk en de zijnen traden met hem in twistgesprekken, zoodat de welsprekend- Guy 'twas hoog tijd, dat ge thuis kwaamt." Mevrouw Halifax dacht, dat hij ver moeid was en liet hem enkele minuten op haar peluw rusten. Maar toen stond hij op en zeide, dat hij zelf n.aar Norton Bury zou rijden om onzen ouden vriend te halen. „Neen, laat mij schrijven, vader. Mor gen is 't ook goed." Maar de vader schudde 't hoofd. „Neen 't moet vandaag gebeuren." En John ging. Guy bekende zich den koning te rijk. Hij verzekerde verder dat hij in deze zaak, welke lang zwaar op zijn gemoed gedrukt had, als een groot diplomaat had gehandeld dat hij ge lijk de goden tijd en ruimte vernietigd had en twee geliefden had gelukkig ge maakt. „En ik ben er zeker van, dat "ik ook ge lukkig zal zijn, als ik hem gelukkig zie. Zij moeten terstond trouwen. En wij zul len William tot onzen compagnon ma ken dat was een gril van hem, moe der wij noemen elkander „Guy en „William" juist als broeders. Ja, ja, ik ben erg blr u ook niet? De moeder glimlacht*,,'U zult spoedig niemand anders dan mij overhouden. Het doet er niet toe. Ik zal u dan voor mij geheel alleen hebben en tegelijk een be dorven kind en een zeldzaam vroolijke 1 heid van 'sKoninga vertegenwoordiger schipbreuk leed. Men begon zelfs wat niet goed te keuren is den spot met den vertegen woordiger van Philips te drijven. Daar hij zag, dat alles verloren was, week hij uit. Het was de eenigste weg voor hem. Ofschoon er nog veel moest beredderd worden, was deze dag 6 April toch de dag, dat Vlissingen openlijk in verzet kwam en het juk van Spanje afwierp. Dankbaar werd in de kerk God ge dankt voor (de verlossing. En in Holland oefende het bericht van Vlissingen's val, grooten invloed uit op de nog wanke lende gemoederen. Correspondentie. G. T. o 14, Axel. Brief ontvangen. U bent inderdaad op uw akker gestuit op de grondslagen van een dorp, het vroe gere Willemskerke, dat gelijk met Vreem- dijke en Pakenge 16 Nov. 1377 door over strooming ten onder ging. Gaarne zal ik over dit dorp en de door u gevonden graftomben een artikel schrijven. U moet echter eenige weken geduld hebben, daar er andere copie voor is. A. v. d. W. te 's-Gravenpolder. Uw belangrijken brief ontvangen over de vondsten in den heuvel te Wilhelmina- dorp. Waar zijn het tinnen boterpotje en ringen gebleven? Wilt u mij dat eens be richten? Over 'dezen heuvel hoop ik na dere mededeelingen te doen, als ik het verzonken Hongersdijk D.V. behandelen zal. Het andere zal ik onderzoeken. Dus s.v.p. eenig geduld. Alle correspondentie betreffende onze Oudheidkundige Rubriek te zenden aan A. M. Wessels, Goes. DE BEGROOTING VAN ONDERWIJS. Memorie van Antwoord. Verschenen is de Memorie van Ant woord op het Voorloopig Verslag over de begroeting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen der Rijksbegrooting voor 1929. Algemeene beschouwingen. De minister verdedigt zich uitvoerig tegen de grief, dat zijn beleid zich ken merkt door gemis aan voortvarendheid en initiatief. Wat betreft het onvervuld blijven van verschillende wenschen tot verbetering van het onderwijs, heeft de regeering te rade te gaan met hetgeen van die wenschen ook uit financieel oog punt bereikbaar is. Ten aanzien van het spellings- vraagstuk is de ministerraad na am pele bespreking onlangs tot het besluit gekomen, dat bij onderwijs en examens afwijkingen van de spelling volgens De Vries en Te Winkel op dit oogenblik niet behooxen te worden toegelaten. H o o g e r 0 n d e r w ij s. Do minister is niet voornemens de voor stellen met betrekking tot een wettelijke regeling van het hooger-handels- o n d e r w ij s als afzonderlijk ontwerp aanhangig te maken. Het stelsel van be stuur onzer instellingen van hooger-onder- wijs, zooals dat in de Hooger-onderwijs- wet is aangegeven, legt het beheer in handen van een curatorium-college; zoo lang dit stelsel geldt, kan zelfs van een bescheiden autonomie geen sprake zijn. Do minister kan thans geen toezegging doen omtrent verhooging van het salaris der ho'Oigleeraren. De aangevraagde f 10.000 voor de in- tellectueele toenadering tusschen Neder land en België wordt aldus ge splitst: Kosten van de Technische Com missie (reis- en verblijfkosten, "bureau kosten) f2000; ruil van hoogleeraren en reis- en verblijfkosten voor het geven van een reeks lessen of voorlezingen f6500; beurs f1200; onvoorzien f300. Of een nadere regeling inzake de bij zondere leerstoelen aan hooge- scholen noodig iis, dient ernstig te worden nagegaan. De minister heeft het advies hierover van den Onderwijsraad ingewon nen en overweegt aan de hand hiervan, of een aanvulling der wettelijke bepa lingen op dit stuk aanbeveling verdient. De subsidieering van het b ij - zonder hooger onderwys is een vraagstuk op zich zelf. De minister wijst er pp, dat deze subsidiëering tot dusver niet wettelijk geregeld is. Inzake de meening van enkele leden, dat de minister bij. het uitlokken van oude vrijer zijn Weer glimlachte de moeder, zonder te antwoorden. Zij ook dacht ongetwijfeld, dat zij een groote .diplomate was. William Ravenel sedert was hij nooit iets anders voor ons dan „Wil liam" kwam met mijnheer Halifax thuis. De moeder zag hem 'teerst. Daar na hoorde ik den vader naar de kamer gaan, waar Maud zich den ganschen dag opgesloten had arm kindl om zijn dochter 'te halen. Ten slotte zag ik hen beiden mijnheer Ravenel en juffrouw Halifax in den tuin wandelen 'en naar 't beukenbosch gaan. Die dag was een wondere dag. Dien avond waren wij' allen te zamen verga derd om de familietafel Guy, Edwin, Walter, Maud, Louise en William Rave nel allen veranderd, maar niet een verloren. 'tWas een echt feest van lief de; een hernieuwde viering van het fami- lieverbond, dat standgehouden had te midden van veel droefheid en dat nu nog vaster werd gesloten om nooit meer ver broken te worden. De tafel zag er uit als van ouds; allen namen instinctief precies dezelfde plaats in, behalve dat de moeder op haar sofa lag en Maud haar plaats had ingenomen aan 't hoofd van de theetafel. Het deed iemand goed naar Maud te zien gelijk zij druk bezig was, als hoogle era arsbe noemingen een zijdig zou te werk gaan en zooveel moge lijk aan Roomsch-Katholieke gegadigden den voorrang zou geven, wordt opge merkt, dat aan de Rijksuniversiteiten en de Technische Hoogeschool te zamen 34 hoogleeraarsbenoemingen plaats hadden. Voor zooveel den minister bekend, zijn hiervan 3 Roomsch-Katholiek. Het totaal aantal hoogleeraren aan deze universitei ten en hoogeschool beloopt te zamen 257 hiervan zijn, naar hij meent te weten 12 Roomsch-Katholiek. Voorb. H. O. en M. O. De ontstemming van eenige leden over het feit, dat ten behoeve van het voorb. II .0. en M. O. ruim een half millioeu gulden meer is uitgetrokken dan het vo rige jaar, berust vermoedelijk goeddeels op een misverstand; het accres der kos ten van deze afdeeling beloopt nog geen f 160.000, welk resultaat slechts moge lijk is geworden door toepassing van de grootst mogelijke zuinigheid. Komt er geld beschikbaar om splitsing van klassen bij; een kleiner getal leerlin gen mogelijk te maken dan zal de minis ter niet nalaten, dit voor te stellen. N ij, v e r h e i d s o- n d e r w ij s. De meening, dat de rijksinspectie te veel het tot stand komen van particu liere Nijverheidsscholen bevor dert bestrijdt de minister. Ten ganzien van de opmerking van verscheiden leden als zou de sala- riëering van het personeel aan nijverheidsscholen, vooral van de niet ge diplomeerde oudere krachten, dringend verbetering behoeven, merkt de minister op, dat in de regeling verschillende be palingen zijn opgenomen, juist om aan de bezwaren van die groep zooveel mo gelijk tegemoet te komen. Bij e.v. uitbreiding van het nijverheids onderwijs voor meisjes, zal zooveel moge lijk rekening worden gehouden met den wensch tot uitbreiding van de gelegen heid tot het ontvangen van elementair huishoudonderwijs. Lager Onderwijs. Inzake de finaucieele gelijkstelling tus schen openbaar en bijzonder onderwijs merkt de Minister op, dat het in verband met het verschillende ka.rakter van beide soorten van onderwijs uitermate moeihjk zal zijn het bijzonder onderwijs in volko men dezelfde conditie te plaatsen als h„et openbaar onderwijs. Overigens is hij even wel van meenlng, dat inderdaad op meer of minder belangrijke punten verbeterin gen kunnen worden aangebracht. De voornaamste fout is, dat de uit- keering van de vergoedingen plaatsheeft soms jaren nadat het schoolbestuur zelf de desbetreffende betalingen heeft moe ten doen. Het komt den Minister noodzakelijk voor, dat bij de eerstvolgende herziening der Lagere onderwijswet te dezen aan zien wordt gestreefd naar een oplos sing. Het rapport der commissie-Van Wijnber gen betreffende het aanvullend onderwijs was vergezeld van een ontwerp-wetsvoor- stel. Dit onderwerp heeft de minister inderdaad in een afzonderlijk ontwerp- Cursuswet geregeld, welk voorstel het de partement heeft verlaten. Ook de minister acht het wenschelijk, dat wordt nagegaan, welke wijzigingen of aanvullingen in de bestaande onder wijswetten eventueel zouden moeten wor den aangebracht met het oog op het ge ven van onderwijs per radio. Hij heeft daarom reeds aan den inspecteur der gymnasia, de inspecteurs van het mid delbaar onderwijs, den inspecteur-gene raal van het nijverheidsonderwijs en de hoofdinspecteurs van het lager onderwijs, alsmede aan den onderwijsraad een op dracht gegeven om hem dienaangaande een gezamenlijk advies uit te brengen. De minister acht geen reden aanwezig om te bevorderen dat Esperanto o® de lagere scholen kan worden onder wezen. Het aantal voor herplaatsing in aan merking komende wachtgelders is dermate geslonken, dat benoeming uit de lijst van wachtgelders thans veelal be zwaarlijk wordt. De bezwaren gelden thans vooral het milieu waarin de thans overgebleven wachtgelders moeten wor den teweik gesteld. Om deze reden is „vice-reine" van de huishouding. Men kon zien hoe diep ifij gevoelde, dat hij haar zeer lief had dat haar liefde voor hem was alsof zijn jeugd tot hem terugkeerde. Die groote verantwoordelijk heid maakte haar vrouwelijk en ernstig. Zij wilde voor hem zijn tegelijk vrouw en kind, speeltuig en vertrooster, zij wilde hem steunen en door hem gesteund worden. Zij waren niet een -slechte partij voor elkander, niettegenstaande die twintig jaren. Wij spraken maar weinig, onze harten waren te vol. Vroeg, voordat nog iemand aan heengaan dacht, bracht John zijn vrouw naar boven, zeggende, dat, al zag zij er nu wel goed uit, ze toch op moest passen. Toen hij weer beneden kwam, stond hij nog eenigen tijd met mijnheer Ravenel te praten. En terwijl hij sprak vond ik. dat hij er moe uitzag bleek, bijna uitgeput zelfs; een paar minuten later verliet hij zonder iets te zeggen de kamer. Ik volgde hem en vond hem leunend tegen den schoorsteenmantel in zijn studeerkamer. „Wie is daar?" Hij sprak zacht hij zag er uit als een geest. Ik riep hem bij zjjn naam. „Kom binnen. Haal niemand erbij. Sluit de deur!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5