DE ZEEUW TWEEDE BLAD. Staten-Generaal. VAN HOOGER ORDE. Uit de Provincie. FEUILLETON VAN VRIJDAG 30 NOV. 1928. No. 53. Onbehoorlijk dreigement. Onder dit hoofdje schrijft onze „Rotter dammer": Het vrijzinnige deel van het overwegend orthodoxe Woerden heeft vele jaren als een dwingerig kind gezeurd om een open bare Hoogere Burgerschool. De rechtsche meerderheid in den Raad zag de behoefte daarvan niet in, omdat de kinderen, voor wie dit onderwijs begeerd wordt, gemakkelijk de scholen te Gouda en Utrecht kunnen bezoeken; terwijl ze boven dien dezen nieuwen last niet op de bur gerij durfden leggen. De teleurgestelde adressanten gaven ech ter den moed niet op, waarvoor hun hulde gebracht wordt, en zij stichtten zelf een bi- zondere (neutrale) H.B.S. Natuurlijk niet zonder medewerking van anderen, waartoe ook de gemeente Woer den behoort, welke f 25 subsidie per jaar wil verleenen voor leerlingen, wier ouders niet meer dan f 3000 belastbaar inkomen hebben. Op de begrooting voor "t komende jaar is f 600 uitgetrokken. Nu schijnt' het echter, dat de voorstan ders dezer H.B.S.ondanks subsidie van verschillende kanten, de exploitatiereke ning niet fluitend kunnen maken. Dit zou kunnen leiden tot waardeering van alles wat de voorstanders van Christe lijk Onderwijs gedaan hebben voor hun eigen scholen; maar het bracht de vrijzin nigen te Woerden er toe om een agitatie te ontketenen tegen een wettig en normaal besluit van den Gemeenteraad en het ge schiedt onder commando van een militaire autoriteit in functie, den heer H. Eggink, Majoor der Militaire Administratie, Hoofd van het Centraal-Magazijn van Militaire Kleeding en Uitrusting te Woerden. Nu heeft deze majoor het volste recht om alleen of in vereeniging, te adressee- ren aan den Raad. Doch hij mist geheel en in elk opzicht de bevoegdheid om het te doen op de wijze, waarop hij het deed. Deze rijksambtenaar, beheerder van een staatsbedrijf, dreigt n.l. het Gemeentebe stuur, dat hij de losse werklieden in zijn, dat is in overheidsdienst het zijn er 50 a 120 werkloos zal maken, indien de raad volhardt bij zijn voornemen om maximaal maar f 600 subsidie te verlee nen. En deze man, die de meest kwaadaar dige uitsluiting van werklieden in den zin heeft, die arbeiders broodeloos wil maken omdat hij boos is op 't gemeentebestuur, deze man zegt den indruk gekregen te heb ben, dat de Raad het algemeen 'belang aan partijpolitiek opoffert. Een reuzenbalk en een nietige splinter! Broodroof komt helaas meer voor, doch dit kwaad kan zelden achterhaald worden, omdat het altijd ontkend wordt. Niemand wil gelukkig den naam hebben zich op deze wijze te wreken. Maar deze man, die geen eigen, maar een Staatsbedrijf beheert, kondigt zijn boos voornemen reeds van te voren aan. Deze man begrijpt niet, dat 'hij in zijn militaire kwaliteit niets, maar dan ook niets te maken heeft met het gewraakte raadsbesluit; dat hij het grofste misbruik van zijn ambtelijke positie maakt en dat hij zijn eigen gezag hopeloos ondermijnt. Het zal zaak zijn, dat de Minister van Oorlog en ook de Volksvertegenwoordiging nauwlettend controle oefenen op zijn be denkelijke gedragingen en zijn onbehoor lijk dreigement. TWEEDE KAMER. Justitie en Binnenl. Zaken en Landbouw. De Kamer is gisteren aardig opgescho ten. Twee begrootingen, die van Justi tie en Binnenl. Zaken en Landbouw, wer den, nadat eerst nog verschillende klei nere ontwerpen waren aangenomen, af gedaan. De debatten bij Justitie hadden niet veel meer om het ljjf. Er werden tal van onderwerpen ter sprake gebracht, zoo- Naar het Engelseh. 125.) o— Zij had aldus plaats: Guy zat rustig op de sofa, aan de voeten van zijn moeder en zijn vader, en zij overlegden samen hoe wij 't beste een gebeurtenis feestelijk zouden herdenken, met onze schoolkin deren, huurders en werklieden, in welke "Vyij veel belang hadden gesteld, hoewel niet meer dan er door alle rangen en standen van 't koninkrijk werd gedaan de dag, welke vastgesteld was voor de afschaffing van de slavernij in onze "kolo niën den eersten Augustus 1834. In een stilte, gedurende welke wij geen van allen wilden vragen, wat wij dach; ten, werd er een tikje op de deur ge hoord en klonk er een stemmetje buiten: „Als 'tu belieft, ik wou binnen ko men." Maud sprong op om den toegang te be letten; maar mijnheer Halifax verbood haar dat en ging zelf de deur opendoen. Een klein kind stond daar een klein meisje van drie jaren. Bljjkbaar gissend, wie zij was, stond De genie aan het werk om de „Salento", de verongelukte Italiaan- sche vrachtboot, met schijnwerpers te be schijnen. als de opleiding der politie welke zaak de volle belangstelling van den Minister heeft, de arbeidstijd in gevangenissen, de toepassing van de celstraf, opvoedings wezen en reclasseering, maar erg belang rijk was het niet. De Kamer heeft het Minister Donner wiens werk zeer gewaardeerd wordt, niet lastig gemaakt. De begrooting werd z. h. s. aangenomen. Landbouw. Bij de voortgezette behandeling van de afd. Landbouw hebben tientallen spre kers het woord gevoerd. Het. is ons niet mogelijk van deze lang durige debatten ook maar een beknopt overzicht te geven. Wij moeten ons daarom tot enkele hoofdzaken beperken. Minister Kan deelde o.a. mede, dat hem ten aanzien van den uitvoer van bacon geen dwingende maatregelen ten dienste staan. Het eenige, wat spr. kan doen, heeft hij gedaan, n.l. het aanbieden van een rijksmerk. Bij de artt. 110 en 111 besprak de heer Vos (lib.) de tuberculosebe- st rijding onder het vee. Volgens het stelsel der regeering moeten de dieren, die reageeren gemerkt worden. Daardoor worden deze dieren natuurlijk minder in aanzien en het is spr. bekend, dat men dergelijke dieren in België niet toelaat. Naar spreker's oordeel heeft het aanbren gen van het merk voor de tuberculose bestrijding overigens geen waarde. Daar om vraagt spr. of de minister wil over wegen om voor de streken, welke door het merken der dieren schade ondervin den, een ander systeem aan te wijzen. De heer A m e n t (R. K.) beschouwt het merk alleen als een aanwijzing dat men met de gemerkte dieren voorzichtig moet zijn. Tegen het merken van r'eactiedierep wordt slechts één argument aangevoerd en dat is waardevermindering. Andere ar gumenten zijn er naar spr.'s oordeel' niet. Bij deze bestrijding die een geheel' vrij willige is, behoeft het betere met de vij and te zijn van het gioede. Spr. waardeert de prestaties van den gezondheidsdienst in Friesland. Daar is zonder geldelijken steun veel bereikt. In het Zuiden gaat men iets verder en omdat men zich daarvoor offers wil getroosten, is de regeering betfeid steun te verleenen. Laat gaan de tubercu- Iosebestrijders met of zonder regieerings- steun, docjhi laat men aanpakken. De heer Van Rappard (lib.) vraagt of er ramplaranten zijin voor dr Berger, die zoo vaak in het buitenland moet vertoeven en of de dienst niet moet worden uitgebreid. De heer Braat (P.B.) meent dat de regeering de tuberculin© aan de land bouwers 'gratis moet verschaffen. Als al het aangetaste vee zou moeten worden afgemaakt, dan zou de regeering de land bouwers zeker moeten schadeloos stel len; en dan vermindert de veestapel mis schien met de helft of twee-derde. Er is nog een andere ziekte die nog gevaarlijker is, moet daarvoor1 ook inge spoten worden? Intusschen juicht spr. toe dat de regeering het initiatief neemt om het vee zoo gezond mogelijk te maken. De Minister sluit zich aan bij de voortreffelijke weerlegging van dr Vos door den heer Ament. Wilde men het vee Guy haastig op, maar ging ook weer z'it- ,ben. „Kom binnen, kleine meid", zeide de vader, „kom binnen en zeg ons wat ge wilt." „Ik wil Grannie zien en oom Guy." Guy schrok, maar bleef toch zitten. De moeder nam haar kleinkind in vhaar zwakke armen en kuste haar en zeide zacht: „Daar dat is oom Guy. Ga maar tegen hem spreken." En toen voelde Guy de kleine, onbe vreesde handjes op z'n knie. Hij zag, half onwillig en onderzoekend naar de kleine. Maar hij sprak niet tegen haar en nam ze ook niet op. „Is u oom Guy?'' „Ja. „Waarom kust u rnjj niet. Iedereen kust mij," zei ieders lieveling, bevreesd noch schuw. „Hoe heet je?" „Louise mama's kleine Louise." Guy schoof de krullen op zij en zag lang en ernstig in het kindergezichtje, waarin de overgeërfde schoonheid trek voor trek lag;. „Kleine Louise, jé gelijkt veel op Hij sprak niet verder, maar boog en kuste het kind. In die kus verdween voor immer de laatste schaduw van zyn jon gensliefde. Niet dat hy 't vergat God certificaten geven dan zouden die van maand tot maand vernieuwd moeten wor den. Dr Berg'er staat met de meeste kracht het thans toegepaste systeem voor. Het aantal runderen dat op deze wijze is be handeld beloopt 20.000. Voorloopig wordt de maatregel dus zeer op prijs gesteld. Wij moeten den koop er ervoor bewaren, dat hij een 'kat in den z koopt. Zoowel voor het buitenland als voor het bin nenland acht spr. den maatregel van be lang. De heer Ament (R.-K.) is niet be vreesd, dat te veel reactie-dieren zullen worden gemerkt- Wel is spr. bang, dat er te veel gezondheidscertificaten worden uitgereikt, waarvan later blijkt, dat dit ten onrechte is geschied. Dat gevaar is veel grooter. De Minister antwoordt nog op do vraag van den heer van Rappard, dat overwogen wordt, aan.dr Berger een as sistent toe te voegen. Bij de artt. 112 en 113 behandelt mej. Meijer (R.-K.) de verplaatsing van 'de Rijksseruminrichting en spr. b-etoogt, dat deze inrichting te Rotterdam moet blijven gevestigd. Daaraan zijn verschillende voor- deelen verbonden. Spr. hoopt, dat de minister zich nog eens nauwkeurig zal doen voorlichten, voordat hij te dezer zake beslissina neemt. De heer Ebels (V. D.) wensc-ht over de verplaatsing der inrichting ook de land- bouw-organisatie te doen hooren. Ook de Kamer zelf behoort ovor deze quaestie een woordje te kunnen meespreken. De heer Wintermans (R.-K.) acht de instelling van een mond- en klauwzeer onderzoekingsinstituut van zeer groot be lang. Dit instituut wil spr. verbinden aan de serum-inrichting. De Minister wil over de plaats van vestiging eerst afwachten het rapport van de commissie-de Blieck, voordat beslist zal worden of het instituut in Rotterdam zal blijven of dat het in Utrecht zal ko men. Hoewel spr. dit rapport nog niet heeft ontvangen, meent spr. te weten, dat het advies der commissie zal gaan in de richting van Rotterdam, zoodat er zeer veel kans bestaat, dat de inrichting in Rotterdam zal blijven. Bij art- 114 merkt de heer Van Rap pard (lib.) op, dat er na het uitkomen van het verslag der mond- en klauwzeer- oommissie nog niets is gedaan. Spr. zou gaarne willen, dat er een in ternationale conferentie inzake de bestrij ding van het mond- en klauwzeer werd bijeengeroepen. De Minister zal de quaestie, of Ne derland tot het bijeenroepen van zoo danige conferentie het initiatief moet ne men, gaarne overwegen. Nadat nog enkele andere onderwerpen ter sprake waren gebracht, werd ook deze begr-ootmg z.h.st. aangenomen. FABELTJES IN DE TWEEDE KAMER. De heer Rutten heeft deze week bij de behandeling van de landbouwbegrooting in de Tweede Kamer, zijn gehoor ver maakt met bet vertellen van een oude Maaskantsche boerenfabel, die als volgt luidt: „Daair zat op den Maasoever een sper- iwer, die een malsche jonge duif veror- verhoede, dat ooit een goed man zijn 'eerste liefde vorgeten zou of er zich voor zou schamen. Maar zij vloog heen met al haar smart, terug naar 't schoone land der droomen. Toen hij opzag, zag hij een schoone da me zitten naast de sofa van kijn moeder. Guy schrok niet en we ook niet bleek. 'tWas iemand anders en niet zijn verlo ren Louise. Hiji stond op en gaf haar de hand. „Je ziet, je kleine dochter heeft al vriendschap met mij gesloten. Zij lijkt erg veel op je; alleen, ze heeft Edwin's haar. Waar is mijn broeder Edwin?" „Hier, oude jongen, welkom thuis." De twee broeders begroetten elkander hartelijk, zelfs liefhebbend. Ik zag hoe Edwin zijn gelaatstrekken in bedwang hield en hoe hij een paar minuten 'bezig was de knoopen los te maken: van de boezelaar van zijn klein meisje; toen hij weer sprak, was 't alsof er niets voorge vallen was en Guy nooit weg was ge weest. Wat de moeder betreft, zij lag met gei- vouwen handen, stil te kijken van den een naar den ander, of sloot even baar oogen en bewoog zwak 'haar lippen als tot een gebed. Hiermede alleen drukte zij haar buiten gewone vreugde uit. berd had. Gelukkig en tevreden rustte hy: wat en zag in het rond. Hij vernam werking, beweging in den grond en zag er een zwart wezen uit opkomen, blinkend, rolrond. Was dat iets? Maar neen, hij had geen honger en de reuk van het hoestje beviel hem niet. Het kroop wat voort en raakte den sperwer tusschen de beenen. Deze hakte hem even in den pols en zei: „Hola, kameraad, kijk waar je loopt. En van wat soort ben je toch?" De mol schrok bij de begroeting en gaf haastig alle belangwekkende inlichtingen, vooral dat hij als mijnweiker schadelijk gedierte uit den grond dolf, in zijn ma gazijn opborg en zoo den groei der goede gewassen verbeterde tot zegen van men- schen en dieren, van vogels ook. Dat vond de sperwer goed, want duiven zijn ook vogels. „Maar", zei de mol, „zien kan ik niet", dat zou me in den grond immers niets baten en daarvoor kwam ik ongelukkig u storen." „Waarom kom je dan uit je schuilplaats?" „Och, het is d aaronder des zomers zoo heet en z,oo drukkend, .dat ik nu en dan de frissche lucht in moet. Wat zou ik toch blij zijn, als ik eens hoog boven in de koele winden zweven kon, hoe zou me dat ver kwikken." „Nou", zei de sperwer, „ik kan wat vliegen; ik pak je mee en daar gaan we, ver en hoog." Dat was toch onmogelijk af te slaan en het zou begin nen. „Maar", zei de sperwer, „we komen hier niet terug en, als ik je moe ben, laat ik je weer op den grond vallen." „Dat is best; je naoogt me laten vallen, waar je wilt, als het maar niet in Oirlo is, want daar is de grond zoo mager, dat er geen pier in leven kan." Hier eindigt de fabel, die moest bedui den, hoe arm do teelgrond te Oirlo vroe ger was. Gelukkig kon de spreker hieraan toe voegen, dat dank zij het landbouwonder wijs en de toepassing van het geleerde, de toestand thans geheel veranderd is. „Oirlo, zoo vervolgde hij, is nu een wel varend dorp, dat deel uitmaakt van de gemeente Venray. Het ligt in de buurt van Wanssum, en ik kwam er dezen zomer meermalen. Ik heb in vele velden van binnen- en buitenland rondgekeken. Ik heb nergens gewassen gezien, beter dan die te Oirlo. Er worden oogsten behaald, die het meervondige zijn van wat ex vroeger groeide. Dat is de vrucht, 'van ontwikkeling en nijveren arbeid, en niet alleen te Oirlo, maar in de gaiv sche streek, en gelukkig in verscheidene andere streken van ons land." De roofmoord te Sluis. Zooals wij reeds meldden ""hebben de Belgische recherche te Ostende aangehou den een koopman F. v. d. W., verdacht van den roofmoord te Sluis. De Tel. verneemt omtrent deze arres tatie nog het volgende: Verdachte heeft reeds dadelijk na zijn aanhouding een volledige bekentenis af gelegd. Hij heeft terstond na den moord de woning van mej. Pijpers verlaten, en, na nog heel even ïn den stal op het Moleneind te zijn geweest, waar hy zjjn geld verborgen had, de wijk naar België Spoedig verlieten Edwin en Louise ons voor een paar uur en ging Guy verder met de geschiedenis van zijn leven in Amerika en van dat van zijn compagnon die met hem was thuisgekomen en even als hij, alles verloren had. ,,'tls erger voor hem dan voor mij; hij is ouder dan ik. Hij wist niets van zaken af toen hy zich aanbood als mijn klerk; sedert heeft hij gewerkt als een slaaf. Toen ik ziek was aan de koorts heeft hij mij opgepast; hij is miji deze laatste jaren de beste en trouwste vriend geweest. Hij is een nobele kerel. Vader, als je hem eens kende „Wel, mijn zoon ,laat mij kennis met hem gaan maken. Vraag den man op Beechwood; of zal ik hem schrijven en hem vragen? Maud, geef me je moeder's sehrijfcasette. Nu dan Guy je bent nog steeds een vergeetachtige kerel; je hebt ons nog nooit den naam van je vriend gezegd?" Guy z.ag z'n vader strak aan, aarzelde en zeide toen beslist: „Ik heb 'tniet gezegd omdat' hij 'tnief wilde; niet voor gij hem zoo goed begre pen hadt als ik doer Gij hebt hem wel gekend maar hij heeft wijselijk zij'n titel weggelaten. Toen hij in Amerika bij me kwam, was hij enkel mynheer Wil liam Ravenel."- enomen. Den tweeden nacht is hij naai e woning van mej. Pijpers teruggekeerd en heeft kans gezien zijn rijwiel te be machtigen, dat zich in een bijbehoorenden stal bevond. Ongeveer een maand heeft hij gezworven in de duinen aan de Bel gische kust, terwijl hij zich 's nachts in de z.g.n. „onderstanden" terugtrok. Steeds was de politie hem op het spoor, doch telkenmale wist hij nog bijtijds te vluch ten. In den nacht van 12 op 13 Novem ber is hij wederom te Sluis teruggeweest. Toen heeft hij in den stal een aan Pij pers toebehoorend paard en wagen, negen konijnen van den heer G. en een partijtje visch meegenomen. De visch beeft hi) te Eekloo verkocht, het paard en den wagen te Ostende. Opnieuw is hij' toen in de duinstreek tusschen Knocke en Verpanne gaan zwerven. Te Ostende is hij, dank zij het vol hardend en ijverig werk van de Holland - sche en de Belgische politie, eindelijk aan gehouden. Bij zijn aanhouding bood hij in het geheel geen tegenstand- De revol ver, waarmede hij den moord gepleegd heeft, was nog in zijn bezit. De ver dachte heeft geen medeplichtige gehad en in het geheel geen hulp van derden- Schip gezonken. Woensdag avond is in het. Nauw van Bruinisse ge zonken het klipperschip „Neerlandia", schipper A. Visser, onderweg met zand van Rossum naar België. De opvarenden, man, vrouw en vier kinderen zyn in roei- booten te Bruinisse aangekomen. Een paling in de pompbuis. Toen de landbouwer M. de W. te Souburg zijn vee, dat zich thans op stal bevindt, van water wilde voorzien, weigerde de pomp, zoodat een vakman werd ontboden, teneinde dit euvel te verhelpen. Groot was echter de verbazing, toen hij het nazien tusschen de zuigkleppen een paling werd aangetroffen, die vanuit een z.g.n. koeie put door de pijpleiding van verscheidene tientallen meters, was opgezogen en het pompen zoodoende onmogelijk maakte. Bij beschikking van den Minister van Financiën is ingetrokken de verplaatsing van den ontvanger der dir. bel. enz. G. Schuuring naar Hontenisse en is hij ver plaatst van Breukelen naar Bladel. De suikercampagne. De sui ker-campagne aan de Coöp. Suikerfabriek Zeeland te Bergen op Zoom loopt zeer vlot. Geen enkele stagnatie van beteeke- nis heeft zich tijdens de campagne voor gedaan. Waarschijnlijk, wanneer de aan voer van schepen (er moeten er nog on geveer 40 aankomen) regelmatig blijft plaats vinden, zal de campagne aan de Zeeland op Donderdag 6 December a.s. eindigen. Uitvoering Landarbeiders- wet. Bij beschikking van den Minister van Financiën is aan de gemeente Hein- kenszand een voorschot uit 's Rijks kas verleend tot een maximum van f 2000, ter verstrekking aan de vereeniging, in aie ge meente uitsluitend werkzaam ter bevorde ring van de verkrijging van onroerend goed door landarbeiders, ter uitbetaling van het voor een landarbeider benoodigd bedrag voor de verkrijging van een plaatsje. C. Spuy. Aangaande den Vlissing- schen zeeloods G. Spuy, die bij den doo- densprong uit het Noorsche stoomschip naar de reddingboot in het water is geval len en verdronken, verneemt het Hbld. nog deze treffende bijzonderheid dat hij in Ja nuari van dit jaar reeds 'bijna was verdrong ken. Hij werd toen in een donkeren nacht en hij ruw weer door de jol van de 'loods boot afgehaald van een schip dat hij van Vlissingen had beloodst tot hij de Midden- Steenhank. De jol werd aangevaren door haar eigen loodsboot en de inzittenden, Spuy en twee loodskweekelingen, vielen er uit in het woeste water. Ze waren echter natuurlijk vlak bij de loodsboot, konden alle drie een eind touw grijpen en werden, wonder boven wonder, alle drie gered. Spuy werd evenwel zóó ziek, dat hij vier maanden buiten dienst moest blijven en onder geneeskundige behandeling. En nu is hij, binnen het jaar. tóch Om gekomen. Doch wie iets gezien heeft van het ge vaarlijke loodswerk, begrijpt niet dat men eigenlijk zoo zelden van ongelukken hoort. Vlissingen. Gistermiddag is het stoffe lijk overschot van een der slachtoffers van de „Christiaan Michielsen", den zee- Deze ontdekking, welke op 'teerste ge zicht ongeloofelijk scheen, verbaasde ons allen. Wat Maud aangaat 'twas goed, dat 'de kleine Louise op haar schoot zat en eenigermate de hevige gemoedsbewe ging van de arme tante Maud verborg en tegenhield. Ja, Maud had hem 'lief. Misschien had zij de geheime réden van zijn vertrek begrepen en liefde wekt vaak liefde. Ja Maud had hem lief; hoe en waarom en wanneer kon niemand zeggen mis schien zij zelve niet; maar 'twas zoo en haar ouders zagen 't. Beiden waren diep bewogen haar broeder eveneens. „Vader," fluisterde hij, „heb ik er ver keerd aan gedaan? Ik wist 't niet, hoe kon ik 't gissen „Neen neen mijn zoon. 'tls erg vreemd alle dingen lijken nu zoo vreemd. Maud, mijn kind ga en breng Louise bij haar moeder." Het meisje stond op, zich haastend om weg te komen. „Maudl" zei John, haar hand vattend, terwijl zij hem voorbij ging. „Maud is niet bang voor haar va der?" 1 i „Neen" zij leunde over zijn steul en kuste hem en ging heen. „Nu Guy.'* (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5