DE ZEEUW
TWEEDE BLAD.
Staten-Generaal.
VAN HOOGER ORDE.
Uit de Provincie.
FEUILLETON
VAN
VRIJDAG 30 NOV. 1928. No. 53.
Onbehoorlijk dreigement.
Onder dit hoofdje schrijft onze „Rotter
dammer":
Het vrijzinnige deel van het overwegend
orthodoxe Woerden heeft vele jaren als
een dwingerig kind gezeurd om een open
bare Hoogere Burgerschool.
De rechtsche meerderheid in den Raad
zag de behoefte daarvan niet in, omdat de
kinderen, voor wie dit onderwijs begeerd
wordt, gemakkelijk de scholen te Gouda en
Utrecht kunnen bezoeken; terwijl ze boven
dien dezen nieuwen last niet op de bur
gerij durfden leggen.
De teleurgestelde adressanten gaven ech
ter den moed niet op, waarvoor hun hulde
gebracht wordt, en zij stichtten zelf een bi-
zondere (neutrale) H.B.S.
Natuurlijk niet zonder medewerking van
anderen, waartoe ook de gemeente Woer
den behoort, welke f 25 subsidie per jaar
wil verleenen voor leerlingen, wier ouders
niet meer dan f 3000 belastbaar inkomen
hebben. Op de begrooting voor "t komende
jaar is f 600 uitgetrokken.
Nu schijnt' het echter, dat de voorstan
ders dezer H.B.S.ondanks subsidie van
verschillende kanten, de exploitatiereke
ning niet fluitend kunnen maken.
Dit zou kunnen leiden tot waardeering
van alles wat de voorstanders van Christe
lijk Onderwijs gedaan hebben voor hun
eigen scholen; maar het bracht de vrijzin
nigen te Woerden er toe om een agitatie
te ontketenen tegen een wettig en normaal
besluit van den Gemeenteraad en het ge
schiedt onder commando van een militaire
autoriteit in functie, den heer H. Eggink,
Majoor der Militaire Administratie, Hoofd
van het Centraal-Magazijn van Militaire
Kleeding en Uitrusting te Woerden.
Nu heeft deze majoor het volste recht
om alleen of in vereeniging, te adressee-
ren aan den Raad. Doch hij mist geheel en
in elk opzicht de bevoegdheid om het te
doen op de wijze, waarop hij het deed.
Deze rijksambtenaar, beheerder van een
staatsbedrijf, dreigt n.l. het Gemeentebe
stuur, dat hij de losse werklieden in zijn,
dat is in overheidsdienst het zijn er 50
a 120 werkloos zal maken, indien de
raad volhardt bij zijn voornemen om
maximaal maar f 600 subsidie te verlee
nen.
En deze man, die de meest kwaadaar
dige uitsluiting van werklieden in den zin
heeft, die arbeiders broodeloos wil maken
omdat hij boos is op 't gemeentebestuur,
deze man zegt den indruk gekregen te heb
ben, dat de Raad het algemeen 'belang aan
partijpolitiek opoffert.
Een reuzenbalk en een nietige splinter!
Broodroof komt helaas meer voor, doch
dit kwaad kan zelden achterhaald worden,
omdat het altijd ontkend wordt. Niemand
wil gelukkig den naam hebben zich op
deze wijze te wreken.
Maar deze man, die geen eigen, maar
een Staatsbedrijf beheert, kondigt zijn boos
voornemen reeds van te voren aan.
Deze man begrijpt niet, dat 'hij in zijn
militaire kwaliteit niets, maar dan ook
niets te maken heeft met het gewraakte
raadsbesluit; dat hij het grofste misbruik
van zijn ambtelijke positie maakt en dat
hij zijn eigen gezag hopeloos ondermijnt.
Het zal zaak zijn, dat de Minister van
Oorlog en ook de Volksvertegenwoordiging
nauwlettend controle oefenen op zijn be
denkelijke gedragingen en zijn onbehoor
lijk dreigement.
TWEEDE KAMER.
Justitie en Binnenl. Zaken en Landbouw.
De Kamer is gisteren aardig opgescho
ten. Twee begrootingen, die van Justi
tie en Binnenl. Zaken en Landbouw, wer
den, nadat eerst nog verschillende klei
nere ontwerpen waren aangenomen, af
gedaan.
De debatten bij Justitie hadden niet
veel meer om het ljjf. Er werden tal
van onderwerpen ter sprake gebracht, zoo-
Naar het Engelseh.
125.) o—
Zij had aldus plaats: Guy zat rustig op
de sofa, aan de voeten van zijn moeder
en zijn vader, en zij overlegden samen
hoe wij 't beste een gebeurtenis feestelijk
zouden herdenken, met onze schoolkin
deren, huurders en werklieden, in welke
"Vyij veel belang hadden gesteld, hoewel
niet meer dan er door alle rangen en
standen van 't koninkrijk werd gedaan
de dag, welke vastgesteld was voor de
afschaffing van de slavernij in onze "kolo
niën den eersten Augustus 1834.
In een stilte, gedurende welke wij geen
van allen wilden vragen, wat wij dach;
ten, werd er een tikje op de deur ge
hoord en klonk er een stemmetje buiten:
„Als 'tu belieft, ik wou binnen ko
men."
Maud sprong op om den toegang te be
letten; maar mijnheer Halifax verbood
haar dat en ging zelf de deur opendoen.
Een klein kind stond daar een klein
meisje van drie jaren.
Bljjkbaar gissend, wie zij was, stond
De genie aan het werk
om de „Salento", de
verongelukte Italiaan-
sche vrachtboot, met
schijnwerpers te be
schijnen.
als de opleiding der politie welke zaak
de volle belangstelling van den Minister
heeft, de arbeidstijd in gevangenissen,
de toepassing van de celstraf, opvoedings
wezen en reclasseering, maar erg belang
rijk was het niet.
De Kamer heeft het Minister Donner
wiens werk zeer gewaardeerd wordt, niet
lastig gemaakt. De begrooting werd
z. h. s. aangenomen.
Landbouw.
Bij de voortgezette behandeling van
de afd. Landbouw hebben tientallen spre
kers het woord gevoerd.
Het. is ons niet mogelijk van deze lang
durige debatten ook maar een beknopt
overzicht te geven.
Wij moeten ons daarom tot enkele
hoofdzaken beperken.
Minister Kan deelde o.a. mede, dat
hem ten aanzien van den uitvoer van
bacon geen dwingende maatregelen ten
dienste staan. Het eenige, wat spr. kan
doen, heeft hij gedaan, n.l. het aanbieden
van een rijksmerk.
Bij de artt. 110 en 111 besprak de
heer Vos (lib.) de tuberculosebe-
st rijding onder het vee. Volgens het
stelsel der regeering moeten de dieren,
die reageeren gemerkt worden. Daardoor
worden deze dieren natuurlijk minder in
aanzien en het is spr. bekend, dat men
dergelijke dieren in België niet toelaat.
Naar spreker's oordeel heeft het aanbren
gen van het merk voor de tuberculose
bestrijding overigens geen waarde. Daar
om vraagt spr. of de minister wil over
wegen om voor de streken, welke door
het merken der dieren schade ondervin
den, een ander systeem aan te wijzen.
De heer A m e n t (R. K.) beschouwt
het merk alleen als een aanwijzing dat
men met de gemerkte dieren voorzichtig
moet zijn.
Tegen het merken van r'eactiedierep
wordt slechts één argument aangevoerd
en dat is waardevermindering. Andere ar
gumenten zijn er naar spr.'s oordeel' niet.
Bij deze bestrijding die een geheel' vrij
willige is, behoeft het betere met de vij
and te zijn van het gioede. Spr. waardeert
de prestaties van den gezondheidsdienst in
Friesland. Daar is zonder geldelijken steun
veel bereikt. In het Zuiden gaat men iets
verder en omdat men zich daarvoor offers
wil getroosten, is de regeering betfeid
steun te verleenen. Laat gaan de tubercu-
Iosebestrijders met of zonder regieerings-
steun, docjhi laat men aanpakken.
De heer Van Rappard (lib.) vraagt
of er ramplaranten zijin voor dr Berger,
die zoo vaak in het buitenland moet
vertoeven en of de dienst niet moet
worden uitgebreid.
De heer Braat (P.B.) meent dat de
regeering de tuberculin© aan de land
bouwers 'gratis moet verschaffen. Als al
het aangetaste vee zou moeten worden
afgemaakt, dan zou de regeering de land
bouwers zeker moeten schadeloos stel
len; en dan vermindert de veestapel mis
schien met de helft of twee-derde.
Er is nog een andere ziekte die nog
gevaarlijker is, moet daarvoor1 ook inge
spoten worden? Intusschen juicht spr.
toe dat de regeering het initiatief neemt
om het vee zoo gezond mogelijk te maken.
De Minister sluit zich aan bij de
voortreffelijke weerlegging van dr Vos
door den heer Ament. Wilde men het vee
Guy haastig op, maar ging ook weer z'it-
,ben. „Kom binnen, kleine meid", zeide
de vader, „kom binnen en zeg ons wat ge
wilt."
„Ik wil Grannie zien en oom Guy."
Guy schrok, maar bleef toch zitten.
De moeder nam haar kleinkind in vhaar
zwakke armen en kuste haar en zeide
zacht:
„Daar dat is oom Guy. Ga maar
tegen hem spreken."
En toen voelde Guy de kleine, onbe
vreesde handjes op z'n knie. Hij zag, half
onwillig en onderzoekend naar de kleine.
Maar hij sprak niet tegen haar en nam
ze ook niet op.
„Is u oom Guy?''
„Ja.
„Waarom kust u rnjj niet. Iedereen
kust mij," zei ieders lieveling, bevreesd
noch schuw.
„Hoe heet je?"
„Louise mama's kleine Louise."
Guy schoof de krullen op zij en zag
lang en ernstig in het kindergezichtje,
waarin de overgeërfde schoonheid trek
voor trek lag;.
„Kleine Louise, jé gelijkt veel op
Hij sprak niet verder, maar boog en
kuste het kind. In die kus verdween voor
immer de laatste schaduw van zyn jon
gensliefde. Niet dat hy 't vergat God
certificaten geven dan zouden die van
maand tot maand vernieuwd moeten wor
den. Dr Berg'er staat met de meeste kracht
het thans toegepaste systeem voor. Het
aantal runderen dat op deze wijze is be
handeld beloopt 20.000. Voorloopig wordt
de maatregel dus zeer op prijs gesteld. Wij
moeten den koop er ervoor bewaren, dat
hij een 'kat in den z koopt. Zoowel
voor het buitenland als voor het bin
nenland acht spr. den maatregel van be
lang.
De heer Ament (R.-K.) is niet be
vreesd, dat te veel reactie-dieren zullen
worden gemerkt- Wel is spr. bang, dat er
te veel gezondheidscertificaten worden
uitgereikt, waarvan later blijkt, dat dit ten
onrechte is geschied. Dat gevaar is veel
grooter.
De Minister antwoordt nog op do
vraag van den heer van Rappard, dat
overwogen wordt, aan.dr Berger een as
sistent toe te voegen.
Bij de artt. 112 en 113 behandelt mej.
Meijer (R.-K.) de verplaatsing van 'de
Rijksseruminrichting en spr. b-etoogt, dat
deze inrichting te Rotterdam moet blijven
gevestigd. Daaraan zijn verschillende voor-
deelen verbonden.
Spr. hoopt, dat de minister zich nog
eens nauwkeurig zal doen voorlichten,
voordat hij te dezer zake beslissina neemt.
De heer Ebels (V. D.) wensc-ht over
de verplaatsing der inrichting ook de land-
bouw-organisatie te doen hooren. Ook de
Kamer zelf behoort ovor deze quaestie
een woordje te kunnen meespreken.
De heer Wintermans (R.-K.) acht
de instelling van een mond- en klauwzeer
onderzoekingsinstituut van zeer groot be
lang. Dit instituut wil spr. verbinden aan
de serum-inrichting.
De Minister wil over de plaats van
vestiging eerst afwachten het rapport van
de commissie-de Blieck, voordat beslist
zal worden of het instituut in Rotterdam
zal blijven of dat het in Utrecht zal ko
men. Hoewel spr. dit rapport nog niet
heeft ontvangen, meent spr. te weten, dat
het advies der commissie zal gaan in de
richting van Rotterdam, zoodat er zeer
veel kans bestaat, dat de inrichting in
Rotterdam zal blijven.
Bij art- 114 merkt de heer Van Rap
pard (lib.) op, dat er na het uitkomen
van het verslag der mond- en klauwzeer-
oommissie nog niets is gedaan.
Spr. zou gaarne willen, dat er een in
ternationale conferentie inzake de bestrij
ding van het mond- en klauwzeer werd
bijeengeroepen.
De Minister zal de quaestie, of Ne
derland tot het bijeenroepen van zoo
danige conferentie het initiatief moet ne
men, gaarne overwegen.
Nadat nog enkele andere onderwerpen
ter sprake waren gebracht, werd ook deze
begr-ootmg z.h.st. aangenomen.
FABELTJES IN DE TWEEDE KAMER.
De heer Rutten heeft deze week bij de
behandeling van de landbouwbegrooting
in de Tweede Kamer, zijn gehoor ver
maakt met bet vertellen van een oude
Maaskantsche boerenfabel, die als volgt
luidt:
„Daair zat op den Maasoever een sper-
iwer, die een malsche jonge duif veror-
verhoede, dat ooit een goed man zijn
'eerste liefde vorgeten zou of er zich voor
zou schamen. Maar zij vloog heen met
al haar smart, terug naar 't schoone land
der droomen.
Toen hij opzag, zag hij een schoone da
me zitten naast de sofa van kijn moeder.
Guy schrok niet en we ook niet bleek.
'tWas iemand anders en niet zijn verlo
ren Louise. Hiji stond op en gaf haar de
hand.
„Je ziet, je kleine dochter heeft al
vriendschap met mij gesloten. Zij lijkt
erg veel op je; alleen, ze heeft Edwin's
haar. Waar is mijn broeder Edwin?"
„Hier, oude jongen, welkom thuis."
De twee broeders begroetten elkander
hartelijk, zelfs liefhebbend. Ik zag hoe
Edwin zijn gelaatstrekken in bedwang
hield en hoe hij een paar minuten 'bezig
was de knoopen los te maken: van de
boezelaar van zijn klein meisje; toen hij
weer sprak, was 't alsof er niets voorge
vallen was en Guy nooit weg was ge
weest.
Wat de moeder betreft, zij lag met gei-
vouwen handen, stil te kijken van den
een naar den ander, of sloot even baar
oogen en bewoog zwak 'haar lippen als
tot een gebed.
Hiermede alleen drukte zij haar buiten
gewone vreugde uit.
berd had. Gelukkig en tevreden rustte
hy: wat en zag in het rond. Hij vernam
werking, beweging in den grond en zag er
een zwart wezen uit opkomen, blinkend,
rolrond. Was dat iets? Maar neen, hij
had geen honger en de reuk van het
hoestje beviel hem niet. Het kroop wat
voort en raakte den sperwer tusschen
de beenen. Deze hakte hem even in den
pols en zei: „Hola, kameraad, kijk waar
je loopt. En van wat soort ben je toch?"
De mol schrok bij de begroeting en gaf
haastig alle belangwekkende inlichtingen,
vooral dat hij als mijnweiker schadelijk
gedierte uit den grond dolf, in zijn ma
gazijn opborg en zoo den groei der goede
gewassen verbeterde tot zegen van men-
schen en dieren, van vogels ook. Dat
vond de sperwer goed, want duiven zijn
ook vogels. „Maar", zei de mol, „zien
kan ik niet", dat zou me in den grond
immers niets baten en daarvoor kwam
ik ongelukkig u storen." „Waarom kom
je dan uit je schuilplaats?" „Och, het
is d aaronder des zomers zoo heet en z,oo
drukkend, .dat ik nu en dan de frissche
lucht in moet. Wat zou ik toch blij zijn,
als ik eens hoog boven in de koele
winden zweven kon, hoe zou me dat ver
kwikken." „Nou", zei de sperwer, „ik
kan wat vliegen; ik pak je mee en daar
gaan we, ver en hoog." Dat was toch
onmogelijk af te slaan en het zou begin
nen. „Maar", zei de sperwer, „we komen
hier niet terug en, als ik je moe ben,
laat ik je weer op den grond vallen."
„Dat is best; je naoogt me laten vallen,
waar je wilt, als het maar niet in Oirlo
is, want daar is de grond zoo mager, dat
er geen pier in leven kan."
Hier eindigt de fabel, die moest bedui
den, hoe arm do teelgrond te Oirlo vroe
ger was.
Gelukkig kon de spreker hieraan toe
voegen, dat dank zij het landbouwonder
wijs en de toepassing van het geleerde,
de toestand thans geheel veranderd is.
„Oirlo, zoo vervolgde hij, is nu een wel
varend dorp, dat deel uitmaakt van de
gemeente Venray. Het ligt in de buurt
van Wanssum, en ik kwam er dezen
zomer meermalen. Ik heb in vele velden
van binnen- en buitenland rondgekeken.
Ik heb nergens gewassen gezien, beter
dan die te Oirlo. Er worden oogsten
behaald, die het meervondige zijn van wat
ex vroeger groeide. Dat is de vrucht,
'van ontwikkeling en nijveren arbeid, en
niet alleen te Oirlo, maar in de gaiv
sche streek, en gelukkig in verscheidene
andere streken van ons land."
De roofmoord te Sluis.
Zooals wij reeds meldden ""hebben de
Belgische recherche te Ostende aangehou
den een koopman F. v. d. W., verdacht
van den roofmoord te Sluis.
De Tel. verneemt omtrent deze arres
tatie nog het volgende:
Verdachte heeft reeds dadelijk na zijn
aanhouding een volledige bekentenis af
gelegd. Hij heeft terstond na den moord
de woning van mej. Pijpers verlaten, en,
na nog heel even ïn den stal op het
Moleneind te zijn geweest, waar hy zjjn
geld verborgen had, de wijk naar België
Spoedig verlieten Edwin en Louise ons
voor een paar uur en ging Guy verder
met de geschiedenis van zijn leven in
Amerika en van dat van zijn compagnon
die met hem was thuisgekomen en even
als hij, alles verloren had.
,,'tls erger voor hem dan voor mij;
hij is ouder dan ik. Hij wist niets van
zaken af toen hy zich aanbood als mijn
klerk; sedert heeft hij gewerkt als een
slaaf. Toen ik ziek was aan de koorts
heeft hij mij opgepast; hij is miji deze
laatste jaren de beste en trouwste vriend
geweest. Hij is een nobele kerel. Vader,
als je hem eens kende
„Wel, mijn zoon ,laat mij kennis met
hem gaan maken. Vraag den man op
Beechwood; of zal ik hem schrijven en
hem vragen? Maud, geef me je moeder's
sehrijfcasette. Nu dan Guy je bent nog
steeds een vergeetachtige kerel; je hebt
ons nog nooit den naam van je vriend
gezegd?"
Guy z.ag z'n vader strak aan, aarzelde
en zeide toen beslist:
„Ik heb 'tniet gezegd omdat' hij 'tnief
wilde; niet voor gij hem zoo goed begre
pen hadt als ik doer Gij hebt hem wel
gekend maar hij heeft wijselijk zij'n
titel weggelaten. Toen hij in Amerika
bij me kwam, was hij enkel mynheer Wil
liam Ravenel."-
enomen. Den tweeden nacht is hij naai
e woning van mej. Pijpers teruggekeerd
en heeft kans gezien zijn rijwiel te be
machtigen, dat zich in een bijbehoorenden
stal bevond. Ongeveer een maand heeft
hij gezworven in de duinen aan de Bel
gische kust, terwijl hij zich 's nachts in
de z.g.n. „onderstanden" terugtrok. Steeds
was de politie hem op het spoor, doch
telkenmale wist hij nog bijtijds te vluch
ten. In den nacht van 12 op 13 Novem
ber is hij wederom te Sluis teruggeweest.
Toen heeft hij in den stal een aan Pij
pers toebehoorend paard en wagen, negen
konijnen van den heer G. en een partijtje
visch meegenomen. De visch beeft hi)
te Eekloo verkocht, het paard en den
wagen te Ostende. Opnieuw is hij' toen
in de duinstreek tusschen Knocke en
Verpanne gaan zwerven.
Te Ostende is hij, dank zij het vol
hardend en ijverig werk van de Holland -
sche en de Belgische politie, eindelijk aan
gehouden. Bij zijn aanhouding bood hij
in het geheel geen tegenstand- De revol
ver, waarmede hij den moord gepleegd
heeft, was nog in zijn bezit. De ver
dachte heeft geen medeplichtige gehad en
in het geheel geen hulp van derden-
Schip gezonken. Woensdag
avond is in het. Nauw van Bruinisse ge
zonken het klipperschip „Neerlandia",
schipper A. Visser, onderweg met zand
van Rossum naar België. De opvarenden,
man, vrouw en vier kinderen zyn in roei-
booten te Bruinisse aangekomen.
Een paling in de pompbuis.
Toen de landbouwer M. de W. te Souburg
zijn vee, dat zich thans op stal bevindt,
van water wilde voorzien, weigerde de
pomp, zoodat een vakman werd ontboden,
teneinde dit euvel te verhelpen. Groot was
echter de verbazing, toen hij het nazien
tusschen de zuigkleppen een paling werd
aangetroffen, die vanuit een z.g.n. koeie
put door de pijpleiding van verscheidene
tientallen meters, was opgezogen en het
pompen zoodoende onmogelijk maakte.
Bij beschikking van den Minister van
Financiën is ingetrokken de verplaatsing
van den ontvanger der dir. bel. enz. G.
Schuuring naar Hontenisse en is hij ver
plaatst van Breukelen naar Bladel.
De suikercampagne. De sui
ker-campagne aan de Coöp. Suikerfabriek
Zeeland te Bergen op Zoom loopt zeer
vlot. Geen enkele stagnatie van beteeke-
nis heeft zich tijdens de campagne voor
gedaan. Waarschijnlijk, wanneer de aan
voer van schepen (er moeten er nog on
geveer 40 aankomen) regelmatig blijft
plaats vinden, zal de campagne aan de
Zeeland op Donderdag 6 December a.s.
eindigen.
Uitvoering Landarbeiders-
wet. Bij beschikking van den Minister
van Financiën is aan de gemeente Hein-
kenszand een voorschot uit 's Rijks kas
verleend tot een maximum van f 2000, ter
verstrekking aan de vereeniging, in aie ge
meente uitsluitend werkzaam ter bevorde
ring van de verkrijging van onroerend
goed door landarbeiders, ter uitbetaling
van het voor een landarbeider benoodigd
bedrag voor de verkrijging van een
plaatsje.
C. Spuy. Aangaande den Vlissing-
schen zeeloods G. Spuy, die bij den doo-
densprong uit het Noorsche stoomschip
naar de reddingboot in het water is geval
len en verdronken, verneemt het Hbld. nog
deze treffende bijzonderheid dat hij in Ja
nuari van dit jaar reeds 'bijna was verdrong
ken. Hij werd toen in een donkeren nacht
en hij ruw weer door de jol van de 'loods
boot afgehaald van een schip dat hij van
Vlissingen had beloodst tot hij de Midden-
Steenhank. De jol werd aangevaren door
haar eigen loodsboot en de inzittenden,
Spuy en twee loodskweekelingen, vielen er
uit in het woeste water. Ze waren echter
natuurlijk vlak bij de loodsboot, konden
alle drie een eind touw grijpen en werden,
wonder boven wonder, alle drie gered.
Spuy werd evenwel zóó ziek, dat hij vier
maanden buiten dienst moest blijven en
onder geneeskundige behandeling.
En nu is hij, binnen het jaar. tóch Om
gekomen.
Doch wie iets gezien heeft van het ge
vaarlijke loodswerk, begrijpt niet dat men
eigenlijk zoo zelden van ongelukken hoort.
Vlissingen. Gistermiddag is het stoffe
lijk overschot van een der slachtoffers
van de „Christiaan Michielsen", den zee-
Deze ontdekking, welke op 'teerste ge
zicht ongeloofelijk scheen, verbaasde ons
allen. Wat Maud aangaat 'twas goed,
dat 'de kleine Louise op haar schoot zat
en eenigermate de hevige gemoedsbewe
ging van de arme tante Maud verborg
en tegenhield.
Ja, Maud had hem 'lief. Misschien
had zij de geheime réden van zijn vertrek
begrepen en liefde wekt vaak liefde. Ja
Maud had hem lief; hoe en waarom en
wanneer kon niemand zeggen mis
schien zij zelve niet; maar 'twas zoo en
haar ouders zagen 't.
Beiden waren diep bewogen haar
broeder eveneens.
„Vader," fluisterde hij, „heb ik er ver
keerd aan gedaan? Ik wist 't niet, hoe
kon ik 't gissen
„Neen neen mijn zoon. 'tls erg
vreemd alle dingen lijken nu zoo
vreemd. Maud, mijn kind ga en breng
Louise bij haar moeder."
Het meisje stond op, zich haastend om
weg te komen.
„Maudl" zei John, haar hand vattend,
terwijl zij hem voorbij ging.
„Maud is niet bang voor haar va
der?" 1 i
„Neen" zij leunde over zijn steul en
kuste hem en ging heen.
„Nu Guy.'* (Wordt vervolgd.)