erkmeisje DE ZEEUW I s. TWEEDE BLAD. Voor den Zondag. VAN H00GER ORDE. HET ADRES A. WI L KING Zoeklichtjes. 2 Canada's, 3 koop: ikelhuis, te koop in en. ngen. nsterdam aam GOES MIDDELBURG ALLE BANKZAKEN ASSURANTIËN FEUILLETON chrljving heer MATTH and: zand, in eene sak; zijnde de of op 20 Nov. >n kantore van te Goes. erhouden van Hoede- j eigenaar DEKMAN Jz. P nde Spring- St. Laurens. HKERS enz. 17, bureau van ROEK, Radio es. kinderen tegen regens huwelijk - f 45.—. a£- bekwaamheid. Brieven onder ctentie-Kantoor Amsterdam O. VAN ZATERDAG 17 NOV. 1928, No. 42. OM DE VREEZE DER JODEN. Jozef van Arimathéa, die een discipel van Jezus was, maar be dekt om de vreeze der Joden. Joh. 19:38. Het klinkt vreemd, maar toch is het waar: Er zijn Christenen, die het niet weten willen, dat zij Christenen zijn. Ze hebben een overtuiging, dat Jezus is d e Heiland. Zij voelen in hun hart een zeker res pect, een warme bewondering, voor Jezus. Maarhet blijft een geheim. Zij zeggen er niemand iets van, uil vrees voor „de Joden", d.i. voor de open bare, rumoerende, vijanden van het kruis. Zulk een man was Jozef van Arima théa. Wanneer de groote stroom direct met Jezus méégegaan was, zou hij zich zonder aarzeling hebben aangesloten. Wanneer het algemeene zede, of ook maar mode geweest ware 'den Nazarener te volgen, zou hij! geen moment hebben geaarzeld. Maarde publieke opinie, 'dat was het juist, wat hem hinderde. Hij kon niet Tegen critiek. Hij was bang voor een lach'. De Joden, de kijvende, vinnige, schreeuwende Joden, zaten hom dwars I Arme man, wat had hij het kwaad! De stem van het geweten sprak: Gij zijt een lafaardI maar... hij zweeg. Soms verachtte hij zichzelf, hij walgde van zijn éigen karakter, maarer kwam geen woord over zijn lippen. De vreeze voor do Joden was sterker dan de liefde tot Jezus. Treurig mensch- Hij heeft geen plezier in 'de wereld, maar mist ook de vreugde in_ God. Hij is nergens thuis, noch in den hemel noch op de aarde. Is hij1 eigenlijk wel een 'discipel? Kan dat samengaanbedekken en toch een volgeling van den Heiland zijn? Jezus heeft gezegd: Laat uw licht schij nen voor de menschen! en hy zet de kaars onder de korenmaat. Jezus zegt: Wie Mij: belijden zal voor de menschen, dien zal Ik belijden voor Mijnen Vader, Die in de Hemelen is, én hij! knijpt de lippen op elkander, wanneer er over Jezus gesproken wordt door de Joden. Alleen in een geestverwant kringetje durft hjj te getuigen, dat Jezus de Mes sias is. Maar stempelt zoo'n belijdenis hem tot discipel? Wie durft deze vraag bevestigend te beantwoorden. Het geslacht van de bedekte Christenen is nog niet, uitgestorven. Er zjjn méér van die lantaarns zonder licht, van die fonteinen zonder water. Velen zwijgen, als zij spreken moesten, omdat zij bang zijn voor de Joden. Christen-jongelingen, met een gedoopt voorhoofd, dienen soms een jaar lang in Groots Markt 24. Tel. 41 Vlaimarkt 145. Tel. 117 op elk gebied SPAARBOEKJES (4.08% rente) Naar het Engelseh. 116) -o- „Ik hoop, dat ik mag ik jertrouw op God, dat ik magl" Hij sprak langzaam en hield haar hand als in vereering, zonder haar te kussen, gelijk hij vroeger altoos gedaan had. „Maud denk aan mij, mijn liefste kind, wees getrouw en denk aan me!" Maud vloog weg, kinderlijk snikkend en half boos, gelijk de moeder dacht en rij maakte verontschuldigingen tegen over baren gast, dat „haar dochter zoo ondeugend was." „Lord Ravenel zat een langen, langen tijd zwijgend. luist toen wij dachten, dat hij zou heen gaan, zeide hij haastig: „Mijnheer Hali fax mag ik u vijf minuten spreken in uwe studeerkamer?" De vijf minuten werden een half uur. Mevrouw Halifax was nieuwsgierig waar over ze wel zouden kunnen spreken. Ik hield me stil. Eindelijk kwam de vader alleen bin nen. het leger, zonder dat iemand aan hen merkt, dat zij „discipelen" van Jezus zijn. Anderen zijn op kantoor, of in de fa briek, in een wereldsche omgeving, en niemand merkt, dat zij „fijn" zijn. De vrees is een vreeselijke macht in het leven van de „Christenen", zelfs! tegenover eigen vrienden. Het gebeurt, dat er Zondagsmiddags menschen op be zoek komen, die blijven zitten, ook als de kerktijd nadert, en men durft niet te zeggen: Ik -moet naar Gods huis. Er zijn er, die op reis aan tafel niet durven bidden voor den maaltijd, omdat zij zich geneeren voor de andere gasten. Zij schamen zich dus eigenlijk voor hun GodI Deze bedekking van het Christendom is een groot kwaad. Want wie zwijgt in een gezelschap, is mede verantwoordelijk voor wat er geschiedt. Jozef van Arimathéa is mede schuldig aan den moord op Jezus, omdat hij ge zwegen heeft. De bedekking Van het Christendom is te meer droevig en schandelijk, omdat de wereld haar ongeloof niet bedekt. Socia listen en Communisten, godloochenaars en spotters komen er vierkant voor uit. dat zij er „niks" van willen weten. Zij roemen in hunne schande. En de bedekte Christenen durven niet roemen in de eer en de glorie van he. Christendom. Gelukkig, er is ook voor de bedekte Christenen nog hoop op bekeering. Jozef van Arimathéa kwam eindelijk voor den dag. Toen Jezus gestorven was, ging hij naar Pilatus en begeerde het lichaam van Jezus. Hij beleed dus zijne liefde tot den Gekruiste. Toen was hjj zalig in het spreken. Er daalde een onuitsprekelijke vrede in zijn arme ziel. Lezer, wil gy gelukkig worden? Zeg dan met Daulus: Ik schaam mij het Evangelie van Christus niet. En d o e gelijk gij zegt! wio men, als men behoefte heeft aan bijzondere bescherming, wanneer men iets gaat ondernemen dat men bijzonder be langrijk vindt of zich begeeft in omstan digheden waaraan eenig extra risico is verbonden, hulp en heil verwacht. Na gewezen te hebben op het zielige en armzalige van dit fetisjisme, waarbij men zich in .bijzondere omstandigheden wendt tot een onnoozel dier af een leven loos ding, dat door de gril van hun be zorgdheid en in de wildernis van hun verbeelding t ij d e 1 ij k is bezield met een totaal redelooze macht, besluit het „Handelsblad" aldus: „Zoo grijpen onze fetisjisten op de re ligieuze woestij'nreis van hun geestelijk leven, in de dorre armoe van hun teleo- gie, maar naar een stukje geestesleven, losgebrokkeld uit de sfeer der primitieve volken. Ze zijn een zielig zoodje. En een kras symptoom der geestelijke verwildering van onze Westersche „be schaving". In dit geval' zijn we het met het liberale orgaan roerend eens. voor Manufacturen Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST VERTROUWEN. Niets kunnen dan maar stil en kleen Op Jezus "te vertrouwen; Dat is de weg, de weg alléén Om op een rots te bouwen. Niets weten dan: bij Hem is kracht', Hoe zwak i'k ook moug' wezen, Het Godslam is Voor mij geslacht, Dies heb ik niets te vreezen. Niets zien dan Jezus en Zjjn hand; Geen afgrond, geen gevaren; Dót brengt mjjn scheepje naar het strand, Door de opgeruide baren. Niets willen dan wat Hjj begeert, Zóó komt er rijke vrede, Zóó deelt Hij, Die 't heelal regeert, Ook mij Zijn hljjdschap mede, Niets hopen van deez' nietige aard, Wkt zjji ook moog' bevatten; Slechts Jezus is mjjn liefde waard Niets is bjj: Hem te schatten. Niets kennen, weten, willen, zien, Niets van onszelven hopen...., Wie dót geleerd heeft, o, vdör dien Staan 41 Gods heem'len open. GUNNING. MODERN BIJGELOOF. Het „Handelsblad" wijdt een beschou wing aan het hedendaagscihe bijgeloof, het moderne fetisjisme, dat met name in „beschaafde" kringen veel gevonden wordt. Een fetisj (talisman, amulet, djemas ofmascotte), zegt het blad, is een beeld, een dier of een voorwerp dat men vereert of minstens in eere houdt', omdat men er beschermende kracht aan foekent. Men is hier op het terrein van een, zij1 het dan ook maar vaag, polytheïsme, een veelgodendom, waarin speciale goden zjjn, met speciale vermogens en werksfe ren voor speciale levensomstandighe den. Het zjjn gelegenheidsgoden1, diei men vereert.... of althans vreest en van „John, is Lord Ravenel weggegaan"? „Nog niet". „Wat kon hjj u wel te zeggen hebben?" John zat naast zjjn vrouw; zij zag ter stond dat iets hem pijn gedaan had en in de war gebracht. „O, man, is het een nieuw ongeluk?" „Neen, lieve", en terwijl hjj haar op- vroolijkte met een glimlach, „hjj vroeg om de hand van Maud." „Waarom?" vroeg de moeder. „Onmo gelijk! 'tls belachelijk, heelemaal bela chelijk! Zij is nog maar een kind!" „Toch wenscht Lord Ravenel met onze kleine Maud te trouwen." „Wil Lord Ravenel met onze kleine i Maud trouwen?" Mevrouw Halifax herhaalde dit meer dan eens voor zich zelf, voor zij in staat t bleek, het als waar aan te nemen. „O, John! ik hoopte, dat we nu van deze dingen af zouden zjjn. Ik had ge dacht, dat we nu in vrede met de rest van onze kinderen zouden leven." John glimlachte weer, maar toen bei den opzagen, stond Lord Ravenel voor hen- Zjjn houding was flink, flinker dan gewoonlijk. Statig trad hjj voorwaarts boog en kuste de hand van Maud's moe der. „Mijnheer Halifax heeft u alles gezegd, is het Hist?" „Ja, dat heeft hij." „Mag ik dan, in vol vertrouwen op u beiden, het antwoord vernemen?" Hij wachtte, geduldig genoeg, bljjkbaar niet erg in twijfel wat het wezen zou. Men mocht het Lord Ravenel wel ver geven ,dat hjj, opgevoed in de groote wereld, zich wel bewust was, van de positie, welke hij daarin bekleedde, dat hij wel wist, dat het niet enkel William Ravenel, maar de eenige zoon en erfge naam van den graaf van Luxmore was, die Maud's hand kwam vragen. Nog eens vroeg, na een geruim en poos de minnaar om een antwoord. „'tls moeilijk te geven. Ik merk, dat mijn vrouw ,zoo min als ik zelf, eenig idee had van uwe gevoelens. Het zeer plotselinge „Pardon, mijn plan is niet overhaast gemaakt, 't Is maanden lang gegroeid jaren lang, zou ik wel mogen zeggen." De moeder zeide zoo iets over het groote verschil tusschen hen. „In leeftijd bedoelt gij? Ik ben mij daarvan wel bewust", antwoordde hij, met eenige droefheid, „maar twintig jaren verschil zijn bij een huwelijk niet een on- overkomenlijke hinderpaal." „Neen", zei mevrouw Halifax in ge dachten. „En wat eenig ander verschil in UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN. Door A. M. Wessels. LIII. De Beveiandsche Vliedbergen. Onder de gedenkteekenen van het ver leden, behooren ongetwijfeld ofschoon het geen monumenten zijn van steen de talrijke Zeeuwsche Vlucht- of Vlied bergen. Dezo heuvels, bewijzen van de werk kracht onzer voorvaderen, zijn stomme getuigen, die geen licht op het duistere veld der Zeeuwsche oudheidkunde ver spreiden. Hoe gaarne zouden wjj willen, dat deze heuvels, die getuige® geweest zijn van ontzaglijk veel gebeurtenissen, konden spreken. Maar dit gaat niet, want teleur stelling, bjjna niets dan teleurstelling is het lot van hem, die zich vleit met de hoop, dat een onderzoek naar de beteeke- nis van deze zeer eigenaardige heuvels iets zou kunnen bijbrengen tot ophelde ring van het grijs verloden van Zuid- Beveland. Wel is er zeer veel over de beteeke- nis dezer Vliedbergen geschreven, maar de meeningen van geleerde 'oudheidkun digen botsen tegen elkaar in. Dr J. Ab Utrecht Dresselhuis waarlijk niet do eerste de beste 'tot ver over de gren zen geroemd, beschouwt ze uit het oog punt van offorbergen en plaatsen, waar het recht werd gesproken. De voornaam ste en heilige offerbeig was dan op Be veland de Eliwerve te Kapelle. Dr J. C. de Man bestrijdt dit en wil er niets anders in zien, dan gewone vluchtbergen, die dienden, om, wanneer de dijk bezweek, de omwonenden tot eer ste schuilplaats te doen strekken. Als men den beroemden atlas van Ti- rion bestudeert, ziet men daar nogal wat bergen op aangeteekend. De verschillende eilanden van ons gewest telden er 135 samen, waarvan er nog ongeveer een vijftigtal bestaan of aan de overblijfsels te herkennen zijn. Nabij de bergen lag meestal een hoeve of Slabulum wat men concludeerde uit gevonden beenderen van varkens en run deren. Wij zullen alleen de Zuid-Bevelandsche vluchtheuvels even aanstippen, welk eiland er vroeger 25 telde. 'Er zjjn nog eenige zeer mooie over. En dan noemen wij allereerst die bjj het dorp Borsselen, aan het eind van den Monsterweg, die den weidschen naam draagt van „Berg van Troye". Deze vliedberg is wel 13 eeuwen lang de stille getuige geweest van veel lief en leed dat de aloude heerlijkheid Bors selen overkwam. Velen schreven vroeger aan dezen Borsselschen berg een toover- macht of symbolische betoekenis toe. De oorsprong van dezen naam ia zeer verklaarbaar. Mak bij Borsselen stond in oude tijden een fraai Bidderhof, dat door Edelen be woond werd, die den naam van Troye voerden. Denkelijk waren zij de eigenaars van dezen mooien vliedberg, en was dit Edelengeslacht afkomstig uit de Fransche stad Troyes. Men heeft dezen berg ge lukkig niet afgegraven, zooals zooveel an dere, maar steeds in eere gehouden. Een andere fraaie Zuid-Bevelandsche Vliedberg, nog in zijn oorspronkelijken staat, is die te Baarsdorp, ten oosten van 's Heer Arendskerke. Of de naam van deze vroegere heerlijkheid afstamt van een eigennaam, b.v. Barend-dorp, of van het oude woord „baar" dat „open" be- teekent, zal ik niet trachten uit te maken i In ieder geval, dit slaat zeker vast, dat l Baarsdorp zeer oud is Het komt reeds in 1332 voor. De beroemde edelman Ni- j colaas van Cats, huwde met vrouwe Ca- tharina van Baarsdorp Thans staan in deze vroeger voorname heerlijkheid maar een paar oude huizen moer. Wie van Heinkenszand naar Goes ,wil (of omgekeerd) en di.t, vlug wil doen, rijdt door de Poel en moet deze histori sche plaats passeeren. Hij geniet dan van een prachtig vergezicht en is een kwartier eerder op de plaats van bestem ming. (Des winters doe men dit niet, maar neme dan liever de rijkswegen). Ten Oosten van de afgebroken kerk lig! de fraai© vliedberg. Als men er bovenop staat, heeft men een prachtig panorama. Gedurende een reeks van jaren heeft ei een duiventil op gestaan. Volgens de over levering heeft gravin Jacoba van Beie ren vaak op dezen berg gezeten en ge noten van het uitzicht op de Poel, met Ter Goes als achtergrond. Door deze gravin, en den adel en het kasteel van Baarsdorp kreeg deze plaats een goeden naam in het buitenland. Be kend is, dat de commandant der Engel- schen, toen zij in 1809 in Zuid-Beveland waren geland, liet eerst bevel gaf, om naar Baarsdorp op te rukken. Maar wat een teleurstelling! Inplaats van een flinke stad te vinden, zagen rijenkele kleine huisjes met een kerkje. Aan den weg van Goes naar 's Gra venpolder kan men er ook nog eenige aantreffen. Wie dus zich liever niet diep in het land van Zuid-Beveland begeeft, kan ze vanaf dezen drukken straatweg beschouwen. De eerste vindt men in de Groe (St- Maarten de Groe) achter de hofstede Blaamskinderein. Deze vluchtheuvel is ook van zeer ouden datum. Hij is 7 M. hoog. Ofschoon er veel in gegraven is, is. er evenmin als in andere bergen iets bijzonders gevonden. Van dezen berg werd steeds verteld, dat het er niet pluis was en velen gingen er des avonds al leen hij hoogste noodzaak langs. De 2e ligt bjj het Huisje Halfweg en is half afgegraven. De 3e in Abbekinderen is verdwenen, evenals die in Baarland, Schore, Hoedekenskerko en Kruiningen. Wemeldinge had ook drie fraaie vlied bergen. Men vermoedt, dat de Herv. Kerk op een afgegraven vliedheuvel is ge bouwd. Burgemeester Wabeke woont ook op „den Berg", vanwaar men een fraai uitzicht heeft. Jeder is daar welkom en weinig bezoekers verlaten Wemeldinge, zonder „den Berg" bezocht te hebben- Jammer is het, dat deze schilderachtige heuvels, die vroeger redding brachten, zoo langzamerhand verdwijnen. Jammer ook, dat in de afgegraven hergen nim mer iets van beteekenis werd gevonden. Wie over de vliedbergen in Walcheren Schouwen, Tholen iets bijzonders wil we ten, leze het boekje van Dr J. C. de) Man. P. S. Aan de lezers, met wie ik over deze oudheidkundige rubriek in corres pondentie ben en voor hen, die inlich tingen wenschen over Zeeuwsche oud heidkundige of archiefzaken, zij1 bericht, dat ik verhuisd ben en mijn adres thans is: A. M. Wessels, Oostwal, Goes. Het secretariaat der oudheidkundige vereeniging „De Bevelanden" is derhalve daar ook gevestigd. fortuin of rang aangaat „Ik geloof, Lord Ravenel", en de moeder sprak met trots „dat u genoeg weet van mijn man's karakter en opvat tingen, om verzekerd te zijn, hoe gering hij zulk een verschil zou achten als gij bedoelt het verschil, dat geacht wordt te bestaan tusschen den zoon van den graaf van Luxmore en de dochter van John Halifax". De jonge edelman kleurde. „Daar ben ik blij om. Laat mij u verzekeren, dat er geen belemmering zal zijn van den kant van mijne familie. De graaf heeft al lang gewild, dat ik zou trouwen. Hij weet al te goed, dat ik trouwen kan, wie ik wil, en alleen uit liefde zal trouwen. Geeft mij uwe toestemming om uw kleine Maud te winnen." Een doodelijke stilte volgde. Ten slotte zeide Lord Ravenel, eenigs- zins uit de hoogte: „Laat mij het nog eens herhalen, mijnheer Halifax, dat ik uwe toestemming vraag om de genegen heid van uwe dochter te winnen en ter gelegener tijd haar hand." „Ik wilde, dat u mij iets anders had gevraagd, dat voor mij minder onmoge- ljjk zou zijn geweest u te geven." „Onmogelijk? Wat bedoelt u? mevrouw Halifax?" Ursula's oogen waren vol droeve vrien- Het is opvallend hoe verschillend er geoordeeld wordt over den tijd waarin wij leven. Sommigen zien niets dan schaduw, en zijn van oordeel, dat we niet achteruit gaan, maar hollen. Een vergelijking met vroeger valt naar hun oordeel geheel in het nadeel van onzen tijd uit. Anderen daarentegen mcenen van vooruitgang te mogen spreken en dan denken ze aan de velerlei Christelijke actie, aan het opge wekt kerkelijk leven, den bloei der Chris telijke scholen, den invloed die we heb ben in onze pers en in de Christelijke radio, de Christelijke vakbeweging enz, Wie heeft het hier nu bjj het rechta eind? j Ik zou 'tniet graag uitmaken. Er zijn ongetwijfeld naast vel licht zijden ook schaduwzijden. Dr Dijk heeft enkele jaren geleden ge zegd, dat de beleving der waarheid niet evenredig is aan de zuiverheid der belij denis en dat er in menigen kring een losheid van levenstoon openbaar wordt, die ontstelt. En Dr Bavinck klaagde in dertijd, dat wij de waarde van schuld en verzoening niet meer kennen in de ontzettende realiteit van het leven. En ik zou 't niet graag ontkennen. Maar was 't vroeger zooveel beter? Ik betwijfel het. Voietius schreef in 1626, dat zijn eeuw onvruchtbaar was in gods vrucht en Teelinck wees' terzelfder tijd op „den bedroefden staet van Gods volk". 'tBest is dunkt me om met vergelij kingen voorzichtig te zijn. Iedere tijd heeft zijn eigen karakter, zijn eigen licht- en schaduwzijden. Maar van alle tijden geldt, dat het gedichtsel van 's menschen hart boos is. En voor alle tijden geldt de eisch, dat we hebben te waken en te bidden, te werken en te s.trijden. OPMERKER. De drukpers. Dagelijks verschijnen minstens dertig duizend couranten en elk dezer bladen heeft vele duizenden, ja honderdduizen den lezers. Neemt men daarvoor in door snee vijfduizend dan komt men tot een totaal van honderdvijftig millioen kranten lezers. Men kan hier nog bijvoegen, dat er iederen dag gemiddeld tweehonderd grootere of kleinere boeken nieuw wor den uitgegeven. Onwillekeurig komt dan het woord van den Prediker voor de aandacht: „Van vele hoeken te maken is geen einde, en veel lezen (elders „stu- deeren") is vermoeiing des vleesches". (Hoofdstuk 12:12.) Wie had gedacht, dat dit woord zóó over de geheele aarde zou worden bewaarheid! Wie leest er tegenwoordig niet I De eerste groote Engelsche boekdrukker William Caxton had tot levensmotto geko zen: „Fiat lux!" (Daar zij licht!) Dat zelfde woord staat ook onder het stand beeld van Gutenberg, den Duitschen uit vinder van de boekdrukkunst. Maar Satan ziet er zich niet door verhinderd, do pers te .gebruiken om het ongeloof in honderdvoudigen vorm in het hart te zaaien, en zondedienst, begeerlijkheid, geldgierigheid, oproer, moordlust en on lusten te bevorderen. Zooals Da Costa het zoo teekenend gezegd heeft: „Een stap ten hemel of ter hel!" Want de pers, een der grootste won deren, is een werktuig in de hand des Almachtigen om het Evangelie over de aarde te dragen en licht in de duisternis te brengen. Millioen en Bijbels in alle talen zijn over de aarde verspreid. Sinds 1804, het jaar van de grondvesting van heit Britsch- en Buitenlandsch Bijbelgenootschap, zijn ongeveer drie honderd millioen Bijbels en Bijbelgedeelten uitgedeeld. Ze zijn ge komen in de hutten van Laplanders en Samojeden, op de verstgelegen eilanden in den Stillen Oceaan, om er het dierbare en eeuwige Woord Gods te doen verne men in iedere taal. Tegelijk met de Bij bels gaan ook ontelbare andere geschrif ten, boodschappers des heils, naar de volkeren. Men mag gerust aannemen, dat het aantal traktaten en dergelijke ge schriften jaarlijks een milliard, duizend millioen overtreft. (Timotheüs.) delijkheid maar zij antwoordde be slist: „Ik gevoel, gelijk mijn man, dat zulk een huwelijk onmogelijk zou zijn Lord Ravenel werd vuurrood ging zitten ging weer opstaan en zag haar bleek en hooghartig aan. „Als ik vragen mag uw redenen?" „Nu gij ze vraagt zeker", antwoord de John. „Hoewel, ik, geloof me, ze met de meeste smart geéï. Lord Ravenel, be grijpt u zelf niet, dat onze Maud „Wacht even" viel hij hem in de rede. „Er kan toch niet reeds een genegenheid bestaan?" Deze veronderstelling deed de ouders glimlachen. „Neen, niets van dien aard. Zij is nog een kind." „U denkt dus, dat zij nog te jong is om te trouwen?" was liet haastige ant woord. „Laat het zoo zijn. Ik zal wach ten, hoewel mijn jeugd, helaas, mij lang zaam gaat begeven maar ik zal wach ten twee jaren drie .hoeveel gij maar wilt". John antwoordde niet. Lord Ravenel's trots kwam weer naar voren: „Zou het zulk een groot ongeluk voor uwe dochter wezen, wanneer ik b.aar Vis countess Ravenoll maakte er naderhand Countess van Luxmore?" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5