erkmeisje
DE ZEEUW
I
s.
TWEEDE BLAD.
Voor den Zondag.
VAN H00GER ORDE.
HET ADRES
A. WI L KING
Zoeklichtjes.
2 Canada's,
3 koop:
ikelhuis,
te koop in
en.
ngen.
nsterdam
aam
GOES
MIDDELBURG
ALLE BANKZAKEN
ASSURANTIËN
FEUILLETON
chrljving
heer MATTH
and:
zand, in eene
sak; zijnde de
of op 20 Nov.
>n kantore van
te Goes.
erhouden
van Hoede-
j eigenaar
DEKMAN Jz.
P
nde Spring-
St. Laurens.
HKERS enz.
17, bureau van
ROEK, Radio
es.
kinderen tegen
regens huwelijk
- f 45.—. a£-
bekwaamheid.
Brieven onder
ctentie-Kantoor
Amsterdam O.
VAN
ZATERDAG 17 NOV. 1928, No. 42.
OM DE VREEZE DER JODEN.
Jozef van Arimathéa, die een
discipel van Jezus was, maar be
dekt om de vreeze der Joden.
Joh. 19:38.
Het klinkt vreemd, maar toch is het
waar: Er zijn Christenen, die het niet
weten willen, dat zij Christenen zijn.
Ze hebben een overtuiging, dat Jezus
is d e Heiland.
Zij voelen in hun hart een zeker res
pect, een warme bewondering, voor Jezus.
Maarhet blijft een geheim.
Zij zeggen er niemand iets van, uil
vrees voor „de Joden", d.i. voor de open
bare, rumoerende, vijanden van het kruis.
Zulk een man was Jozef van Arima
théa. Wanneer de groote stroom direct
met Jezus méégegaan was, zou hij zich
zonder aarzeling hebben aangesloten.
Wanneer het algemeene zede, of ook
maar mode geweest ware 'den Nazarener
te volgen, zou hij! geen moment hebben
geaarzeld.
Maarde publieke opinie, 'dat was
het juist, wat hem hinderde.
Hij kon niet Tegen critiek.
Hij was bang voor een lach'.
De Joden, de kijvende, vinnige,
schreeuwende Joden, zaten hom dwars I
Arme man, wat had hij het kwaad!
De stem van het geweten sprak: Gij
zijt een lafaardI maar... hij zweeg.
Soms verachtte hij zichzelf, hij walgde
van zijn éigen karakter, maarer
kwam geen woord over zijn lippen.
De vreeze voor do Joden was sterker
dan de liefde tot Jezus.
Treurig mensch-
Hij heeft geen plezier in 'de wereld,
maar mist ook de vreugde in_ God.
Hij is nergens thuis, noch in den hemel
noch op de aarde.
Is hij1 eigenlijk wel een 'discipel?
Kan dat samengaanbedekken en toch
een volgeling van den Heiland zijn?
Jezus heeft gezegd: Laat uw licht schij
nen voor de menschen! en hy zet
de kaars onder de korenmaat.
Jezus zegt: Wie Mij: belijden zal voor
de menschen, dien zal Ik belijden voor
Mijnen Vader, Die in de Hemelen is, én
hij! knijpt de lippen op elkander, wanneer
er over Jezus gesproken wordt door de
Joden.
Alleen in een geestverwant kringetje
durft hjj te getuigen, dat Jezus de Mes
sias is.
Maar stempelt zoo'n belijdenis hem tot
discipel?
Wie durft deze vraag bevestigend te
beantwoorden.
Het geslacht van de bedekte Christenen
is nog niet, uitgestorven.
Er zjjn méér van die lantaarns zonder
licht, van die fonteinen zonder water.
Velen zwijgen, als zij spreken moesten,
omdat zij bang zijn voor de Joden.
Christen-jongelingen, met een gedoopt
voorhoofd, dienen soms een jaar lang in
Groots Markt 24. Tel. 41
Vlaimarkt 145. Tel. 117
op elk gebied
SPAARBOEKJES (4.08% rente)
Naar het Engelseh.
116) -o-
„Ik hoop, dat ik mag ik jertrouw
op God, dat ik magl"
Hij sprak langzaam en hield haar hand
als in vereering, zonder haar te kussen,
gelijk hij vroeger altoos gedaan had.
„Maud denk aan mij, mijn liefste kind,
wees getrouw en denk aan me!"
Maud vloog weg, kinderlijk snikkend
en half boos, gelijk de moeder dacht en
rij maakte verontschuldigingen tegen
over baren gast, dat „haar dochter zoo
ondeugend was."
„Lord Ravenel zat een langen, langen
tijd zwijgend.
luist toen wij dachten, dat hij zou heen
gaan, zeide hij haastig: „Mijnheer Hali
fax mag ik u vijf minuten spreken in
uwe studeerkamer?"
De vijf minuten werden een half uur.
Mevrouw Halifax was nieuwsgierig waar
over ze wel zouden kunnen spreken. Ik
hield me stil.
Eindelijk kwam de vader alleen bin
nen.
het leger, zonder dat iemand aan hen
merkt, dat zij „discipelen" van Jezus zijn.
Anderen zijn op kantoor, of in de fa
briek, in een wereldsche omgeving, en
niemand merkt, dat zij „fijn" zijn.
De vrees is een vreeselijke macht in
het leven van de „Christenen", zelfs!
tegenover eigen vrienden. Het gebeurt,
dat er Zondagsmiddags menschen op be
zoek komen, die blijven zitten, ook als de
kerktijd nadert, en men durft niet te
zeggen: Ik -moet naar Gods huis.
Er zijn er, die op reis aan tafel niet
durven bidden voor den maaltijd, omdat
zij zich geneeren voor de andere gasten.
Zij schamen zich dus eigenlijk voor
hun GodI
Deze bedekking van het Christendom
is een groot kwaad. Want wie zwijgt in
een gezelschap, is mede verantwoordelijk
voor wat er geschiedt.
Jozef van Arimathéa is mede schuldig
aan den moord op Jezus, omdat hij ge
zwegen heeft.
De bedekking Van het Christendom is
te meer droevig en schandelijk, omdat de
wereld haar ongeloof niet bedekt. Socia
listen en Communisten, godloochenaars
en spotters komen er vierkant voor uit.
dat zij er „niks" van willen weten. Zij
roemen in hunne schande.
En de bedekte Christenen durven niet
roemen in de eer en de glorie van he.
Christendom.
Gelukkig, er is ook voor de bedekte
Christenen nog hoop op bekeering.
Jozef van Arimathéa kwam eindelijk
voor den dag.
Toen Jezus gestorven was, ging hij
naar Pilatus en begeerde het lichaam van
Jezus.
Hij beleed dus zijne liefde tot den
Gekruiste.
Toen was hjj zalig in het spreken.
Er daalde een onuitsprekelijke vrede
in zijn arme ziel.
Lezer, wil gy gelukkig worden?
Zeg dan met Daulus: Ik schaam mij
het Evangelie van Christus niet.
En d o e gelijk gij zegt!
wio men, als men behoefte heeft aan
bijzondere bescherming, wanneer men iets
gaat ondernemen dat men bijzonder be
langrijk vindt of zich begeeft in omstan
digheden waaraan eenig extra risico is
verbonden, hulp en heil verwacht.
Na gewezen te hebben op het zielige
en armzalige van dit fetisjisme, waarbij
men zich in .bijzondere omstandigheden
wendt tot een onnoozel dier af een leven
loos ding, dat door de gril van hun be
zorgdheid en in de wildernis van hun
verbeelding t ij d e 1 ij k is bezield met een
totaal redelooze macht, besluit het
„Handelsblad" aldus:
„Zoo grijpen onze fetisjisten op de re
ligieuze woestij'nreis van hun geestelijk
leven, in de dorre armoe van hun teleo-
gie, maar naar een stukje geestesleven,
losgebrokkeld uit de sfeer der primitieve
volken.
Ze zijn een zielig zoodje.
En een kras symptoom der geestelijke
verwildering van onze Westersche „be
schaving".
In dit geval' zijn we het met het liberale
orgaan roerend eens.
voor Manufacturen
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES
HULST
VERTROUWEN.
Niets kunnen dan maar stil en kleen
Op Jezus "te vertrouwen;
Dat is de weg, de weg alléén
Om op een rots te bouwen.
Niets weten dan: bij Hem is kracht',
Hoe zwak i'k ook moug' wezen,
Het Godslam is Voor mij geslacht,
Dies heb ik niets te vreezen.
Niets zien dan Jezus en Zjjn hand;
Geen afgrond, geen gevaren;
Dót brengt mjjn scheepje naar het strand,
Door de opgeruide baren.
Niets willen dan wat Hjj begeert,
Zóó komt er rijke vrede,
Zóó deelt Hij, Die 't heelal regeert,
Ook mij Zijn hljjdschap mede,
Niets hopen van deez' nietige aard,
Wkt zjji ook moog' bevatten;
Slechts Jezus is mjjn liefde waard
Niets is bjj: Hem te schatten.
Niets kennen, weten, willen, zien,
Niets van onszelven hopen....,
Wie dót geleerd heeft, o, vdör dien
Staan 41 Gods heem'len open.
GUNNING.
MODERN BIJGELOOF.
Het „Handelsblad" wijdt een beschou
wing aan het hedendaagscihe bijgeloof,
het moderne fetisjisme, dat met name
in „beschaafde" kringen veel gevonden
wordt.
Een fetisj (talisman, amulet, djemas
ofmascotte), zegt het blad, is een
beeld, een dier of een voorwerp dat men
vereert of minstens in eere houdt', omdat
men er beschermende kracht aan foekent.
Men is hier op het terrein van een,
zij1 het dan ook maar vaag, polytheïsme,
een veelgodendom, waarin speciale goden
zjjn, met speciale vermogens en werksfe
ren voor speciale levensomstandighe
den.
Het zjjn gelegenheidsgoden1, diei men
vereert.... of althans vreest en van
„John, is Lord Ravenel weggegaan"?
„Nog niet".
„Wat kon hjj u wel te zeggen hebben?"
John zat naast zjjn vrouw; zij zag ter
stond dat iets hem pijn gedaan had en in
de war gebracht.
„O, man, is het een nieuw ongeluk?"
„Neen, lieve", en terwijl hjj haar op-
vroolijkte met een glimlach, „hjj vroeg
om de hand van Maud."
„Waarom?" vroeg de moeder. „Onmo
gelijk! 'tls belachelijk, heelemaal bela
chelijk! Zij is nog maar een kind!"
„Toch wenscht Lord Ravenel met onze
kleine Maud te trouwen."
„Wil Lord Ravenel met onze kleine i
Maud trouwen?"
Mevrouw Halifax herhaalde dit meer
dan eens voor zich zelf, voor zij in staat t
bleek, het als waar aan te nemen.
„O, John! ik hoopte, dat we nu van
deze dingen af zouden zjjn. Ik had ge
dacht, dat we nu in vrede met de rest
van onze kinderen zouden leven."
John glimlachte weer, maar toen bei
den opzagen, stond Lord Ravenel voor
hen- Zjjn houding was flink, flinker dan
gewoonlijk. Statig trad hjj voorwaarts
boog en kuste de hand van Maud's moe
der.
„Mijnheer Halifax heeft u alles gezegd,
is het Hist?"
„Ja, dat heeft hij."
„Mag ik dan, in vol vertrouwen op u
beiden, het antwoord vernemen?"
Hij wachtte, geduldig genoeg, bljjkbaar
niet erg in twijfel wat het wezen zou.
Men mocht het Lord Ravenel wel ver
geven ,dat hjj, opgevoed in de groote
wereld, zich wel bewust was, van de
positie, welke hij daarin bekleedde, dat
hij wel wist, dat het niet enkel William
Ravenel, maar de eenige zoon en erfge
naam van den graaf van Luxmore was,
die Maud's hand kwam vragen.
Nog eens vroeg, na een geruim en poos
de minnaar om een antwoord.
„'tls moeilijk te geven. Ik merk, dat
mijn vrouw ,zoo min als ik zelf, eenig
idee had van uwe gevoelens. Het zeer
plotselinge
„Pardon, mijn plan is niet overhaast
gemaakt, 't Is maanden lang gegroeid
jaren lang, zou ik wel mogen zeggen."
De moeder zeide zoo iets over het
groote verschil tusschen hen.
„In leeftijd bedoelt gij? Ik ben mij
daarvan wel bewust", antwoordde hij, met
eenige droefheid, „maar twintig jaren
verschil zijn bij een huwelijk niet een on-
overkomenlijke hinderpaal."
„Neen", zei mevrouw Halifax in ge
dachten.
„En wat eenig ander verschil in
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
LIII.
De Beveiandsche Vliedbergen.
Onder de gedenkteekenen van het ver
leden, behooren ongetwijfeld ofschoon
het geen monumenten zijn van steen
de talrijke Zeeuwsche Vlucht- of Vlied
bergen.
Dezo heuvels, bewijzen van de werk
kracht onzer voorvaderen, zijn stomme
getuigen, die geen licht op het duistere
veld der Zeeuwsche oudheidkunde ver
spreiden.
Hoe gaarne zouden wjj willen, dat deze
heuvels, die getuige® geweest zijn van
ontzaglijk veel gebeurtenissen, konden
spreken. Maar dit gaat niet, want teleur
stelling, bjjna niets dan teleurstelling is
het lot van hem, die zich vleit met de
hoop, dat een onderzoek naar de beteeke-
nis van deze zeer eigenaardige heuvels
iets zou kunnen bijbrengen tot ophelde
ring van het grijs verloden van Zuid-
Beveland.
Wel is er zeer veel over de beteeke-
nis dezer Vliedbergen geschreven, maar
de meeningen van geleerde 'oudheidkun
digen botsen tegen elkaar in. Dr J. Ab
Utrecht Dresselhuis waarlijk niet do
eerste de beste 'tot ver over de gren
zen geroemd, beschouwt ze uit het oog
punt van offorbergen en plaatsen, waar
het recht werd gesproken. De voornaam
ste en heilige offerbeig was dan op Be
veland de Eliwerve te Kapelle.
Dr J. C. de Man bestrijdt dit en wil
er niets anders in zien, dan gewone
vluchtbergen, die dienden, om, wanneer
de dijk bezweek, de omwonenden tot eer
ste schuilplaats te doen strekken.
Als men den beroemden atlas van Ti-
rion bestudeert, ziet men daar nogal wat
bergen op aangeteekend. De verschillende
eilanden van ons gewest telden er 135
samen, waarvan er nog ongeveer een
vijftigtal bestaan of aan de overblijfsels
te herkennen zijn.
Nabij de bergen lag meestal een hoeve
of Slabulum wat men concludeerde uit
gevonden beenderen van varkens en run
deren.
Wij zullen alleen de Zuid-Bevelandsche
vluchtheuvels even aanstippen, welk
eiland er vroeger 25 telde. 'Er zjjn nog
eenige zeer mooie over. En dan noemen
wij allereerst die bjj het dorp Borsselen,
aan het eind van den Monsterweg, die
den weidschen naam draagt van „Berg
van Troye".
Deze vliedberg is wel 13 eeuwen lang
de stille getuige geweest van veel lief
en leed dat de aloude heerlijkheid Bors
selen overkwam. Velen schreven vroeger
aan dezen Borsselschen berg een toover-
macht of symbolische betoekenis toe.
De oorsprong van dezen naam ia zeer
verklaarbaar.
Mak bij Borsselen stond in oude tijden
een fraai Bidderhof, dat door Edelen be
woond werd, die den naam van Troye
voerden. Denkelijk waren zij de eigenaars
van dezen mooien vliedberg, en was dit
Edelengeslacht afkomstig uit de Fransche
stad Troyes. Men heeft dezen berg ge
lukkig niet afgegraven, zooals zooveel an
dere, maar steeds in eere gehouden.
Een andere fraaie Zuid-Bevelandsche
Vliedberg, nog in zijn oorspronkelijken
staat, is die te Baarsdorp, ten oosten van
's Heer Arendskerke. Of de naam van
deze vroegere heerlijkheid afstamt van
een eigennaam, b.v. Barend-dorp, of van
het oude woord „baar" dat „open" be-
teekent, zal ik niet trachten uit te maken
i In ieder geval, dit slaat zeker vast, dat
l Baarsdorp zeer oud is Het komt reeds
in 1332 voor. De beroemde edelman Ni-
j colaas van Cats, huwde met vrouwe Ca-
tharina van Baarsdorp
Thans staan in deze vroeger voorname
heerlijkheid maar een paar oude huizen
moer. Wie van Heinkenszand naar Goes
,wil (of omgekeerd) en di.t, vlug wil doen,
rijdt door de Poel en moet deze histori
sche plaats passeeren. Hij geniet dan
van een prachtig vergezicht en is een
kwartier eerder op de plaats van bestem
ming. (Des winters doe men dit niet,
maar neme dan liever de rijkswegen).
Ten Oosten van de afgebroken kerk lig!
de fraai© vliedberg. Als men er bovenop
staat, heeft men een prachtig panorama.
Gedurende een reeks van jaren heeft ei
een duiventil op gestaan. Volgens de over
levering heeft gravin Jacoba van Beie
ren vaak op dezen berg gezeten en ge
noten van het uitzicht op de Poel, met
Ter Goes als achtergrond.
Door deze gravin, en den adel en het
kasteel van Baarsdorp kreeg deze plaats
een goeden naam in het buitenland. Be
kend is, dat de commandant der Engel-
schen, toen zij in 1809 in Zuid-Beveland
waren geland, liet eerst bevel gaf, om
naar Baarsdorp op te rukken. Maar wat
een teleurstelling! Inplaats van een flinke
stad te vinden, zagen rijenkele kleine
huisjes met een kerkje.
Aan den weg van Goes naar 's Gra
venpolder kan men er ook nog eenige
aantreffen. Wie dus zich liever niet diep
in het land van Zuid-Beveland begeeft,
kan ze vanaf dezen drukken straatweg
beschouwen.
De eerste vindt men in de Groe (St-
Maarten de Groe) achter de hofstede
Blaamskinderein. Deze vluchtheuvel is
ook van zeer ouden datum. Hij is 7 M.
hoog. Ofschoon er veel in gegraven is,
is. er evenmin als in andere bergen iets
bijzonders gevonden. Van dezen berg
werd steeds verteld, dat het er niet pluis
was en velen gingen er des avonds al
leen hij hoogste noodzaak langs.
De 2e ligt bjj het Huisje Halfweg en
is half afgegraven. De 3e in Abbekinderen
is verdwenen, evenals die in Baarland,
Schore, Hoedekenskerko en Kruiningen.
Wemeldinge had ook drie fraaie vlied
bergen. Men vermoedt, dat de Herv. Kerk
op een afgegraven vliedheuvel is ge
bouwd. Burgemeester Wabeke woont ook
op „den Berg", vanwaar men een fraai
uitzicht heeft. Jeder is daar welkom en
weinig bezoekers verlaten Wemeldinge,
zonder „den Berg" bezocht te hebben-
Jammer is het, dat deze schilderachtige
heuvels, die vroeger redding brachten,
zoo langzamerhand verdwijnen. Jammer
ook, dat in de afgegraven hergen nim
mer iets van beteekenis werd gevonden.
Wie over de vliedbergen in Walcheren
Schouwen, Tholen iets bijzonders wil we
ten, leze het boekje van Dr J. C. de)
Man.
P. S. Aan de lezers, met wie ik over
deze oudheidkundige rubriek in corres
pondentie ben en voor hen, die inlich
tingen wenschen over Zeeuwsche oud
heidkundige of archiefzaken, zij1 bericht,
dat ik verhuisd ben en mijn adres thans
is: A. M. Wessels, Oostwal, Goes.
Het secretariaat der oudheidkundige
vereeniging „De Bevelanden" is derhalve
daar ook gevestigd.
fortuin of rang aangaat
„Ik geloof, Lord Ravenel", en de
moeder sprak met trots „dat u genoeg
weet van mijn man's karakter en opvat
tingen, om verzekerd te zijn, hoe gering
hij zulk een verschil zou achten als
gij bedoelt het verschil, dat geacht wordt
te bestaan tusschen den zoon van den
graaf van Luxmore en de dochter van
John Halifax".
De jonge edelman kleurde. „Daar ben
ik blij om. Laat mij u verzekeren, dat er
geen belemmering zal zijn van den kant
van mijne familie. De graaf heeft al lang
gewild, dat ik zou trouwen. Hij weet al
te goed, dat ik trouwen kan, wie ik wil,
en alleen uit liefde zal trouwen. Geeft
mij uwe toestemming om uw kleine Maud
te winnen."
Een doodelijke stilte volgde.
Ten slotte zeide Lord Ravenel, eenigs-
zins uit de hoogte: „Laat mij het nog
eens herhalen, mijnheer Halifax, dat ik
uwe toestemming vraag om de genegen
heid van uwe dochter te winnen en ter
gelegener tijd haar hand."
„Ik wilde, dat u mij iets anders had
gevraagd, dat voor mij minder onmoge-
ljjk zou zijn geweest u te geven."
„Onmogelijk? Wat bedoelt u?
mevrouw Halifax?"
Ursula's oogen waren vol droeve vrien-
Het is opvallend hoe verschillend er
geoordeeld wordt over den tijd waarin
wij leven.
Sommigen zien niets dan schaduw, en
zijn van oordeel, dat we niet achteruit
gaan, maar hollen. Een vergelijking met
vroeger valt naar hun oordeel geheel in
het nadeel van onzen tijd uit. Anderen
daarentegen mcenen van vooruitgang te
mogen spreken en dan denken ze aan de
velerlei Christelijke actie, aan het opge
wekt kerkelijk leven, den bloei der Chris
telijke scholen, den invloed die we heb
ben in onze pers en in de Christelijke
radio, de Christelijke vakbeweging enz,
Wie heeft het hier nu bjj het rechta
eind? j
Ik zou 'tniet graag uitmaken.
Er zijn ongetwijfeld naast vel licht
zijden ook schaduwzijden.
Dr Dijk heeft enkele jaren geleden ge
zegd, dat de beleving der waarheid niet
evenredig is aan de zuiverheid der belij
denis en dat er in menigen kring een
losheid van levenstoon openbaar wordt,
die ontstelt. En Dr Bavinck klaagde in
dertijd, dat wij de waarde van schuld
en verzoening niet meer kennen in de
ontzettende realiteit van het leven. En ik
zou 't niet graag ontkennen.
Maar was 't vroeger zooveel beter? Ik
betwijfel het. Voietius schreef in 1626,
dat zijn eeuw onvruchtbaar was in gods
vrucht en Teelinck wees' terzelfder tijd op
„den bedroefden staet van Gods volk".
'tBest is dunkt me om met vergelij
kingen voorzichtig te zijn.
Iedere tijd heeft zijn eigen karakter,
zijn eigen licht- en schaduwzijden.
Maar van alle tijden geldt, dat het
gedichtsel van 's menschen hart boos is.
En voor alle tijden geldt de eisch, dat
we hebben te waken en te bidden, te
werken en te s.trijden.
OPMERKER.
De drukpers.
Dagelijks verschijnen minstens dertig
duizend couranten en elk dezer bladen
heeft vele duizenden, ja honderdduizen
den lezers. Neemt men daarvoor in door
snee vijfduizend dan komt men tot een
totaal van honderdvijftig millioen kranten
lezers. Men kan hier nog bijvoegen, dat
er iederen dag gemiddeld tweehonderd
grootere of kleinere boeken nieuw wor
den uitgegeven. Onwillekeurig komt dan
het woord van den Prediker voor de
aandacht: „Van vele hoeken te maken is
geen einde, en veel lezen (elders „stu-
deeren") is vermoeiing des vleesches".
(Hoofdstuk 12:12.) Wie had gedacht, dat
dit woord zóó over de geheele aarde
zou worden bewaarheid! Wie leest er
tegenwoordig niet I
De eerste groote Engelsche boekdrukker
William Caxton had tot levensmotto geko
zen: „Fiat lux!" (Daar zij licht!) Dat
zelfde woord staat ook onder het stand
beeld van Gutenberg, den Duitschen uit
vinder van de boekdrukkunst. Maar Satan
ziet er zich niet door verhinderd, do
pers te .gebruiken om het ongeloof in
honderdvoudigen vorm in het hart te
zaaien, en zondedienst, begeerlijkheid,
geldgierigheid, oproer, moordlust en on
lusten te bevorderen. Zooals Da Costa het
zoo teekenend gezegd heeft: „Een stap
ten hemel of ter hel!"
Want de pers, een der grootste won
deren, is een werktuig in de hand des
Almachtigen om het Evangelie over de
aarde te dragen en licht in de duisternis
te brengen.
Millioen en Bijbels in alle talen zijn over
de aarde verspreid. Sinds 1804, het jaar
van de grondvesting van heit Britsch-
en Buitenlandsch Bijbelgenootschap, zijn
ongeveer drie honderd millioen Bijbels
en Bijbelgedeelten uitgedeeld. Ze zijn ge
komen in de hutten van Laplanders en
Samojeden, op de verstgelegen eilanden
in den Stillen Oceaan, om er het dierbare
en eeuwige Woord Gods te doen verne
men in iedere taal. Tegelijk met de Bij
bels gaan ook ontelbare andere geschrif
ten, boodschappers des heils, naar de
volkeren. Men mag gerust aannemen, dat
het aantal traktaten en dergelijke ge
schriften jaarlijks een milliard, duizend
millioen overtreft. (Timotheüs.)
delijkheid maar zij antwoordde be
slist: „Ik gevoel, gelijk mijn man, dat
zulk een huwelijk onmogelijk zou zijn
Lord Ravenel werd vuurrood ging
zitten ging weer opstaan en zag haar
bleek en hooghartig aan.
„Als ik vragen mag uw redenen?"
„Nu gij ze vraagt zeker", antwoord
de John. „Hoewel, ik, geloof me, ze met
de meeste smart geéï. Lord Ravenel, be
grijpt u zelf niet, dat onze Maud
„Wacht even" viel hij hem in de rede.
„Er kan toch niet reeds een genegenheid
bestaan?"
Deze veronderstelling deed de ouders
glimlachen. „Neen, niets van dien aard.
Zij is nog een kind."
„U denkt dus, dat zij nog te jong is
om te trouwen?" was liet haastige ant
woord. „Laat het zoo zijn. Ik zal wach
ten, hoewel mijn jeugd, helaas, mij lang
zaam gaat begeven maar ik zal wach
ten twee jaren drie .hoeveel
gij maar wilt".
John antwoordde niet. Lord Ravenel's
trots kwam weer naar voren:
„Zou het zulk een groot ongeluk voor
uwe dochter wezen, wanneer ik b.aar Vis
countess Ravenoll maakte er naderhand
Countess van Luxmore?"
(Wordt vervolgd.)