DE ZEEDW TWEEDE BLAD. Staten-Generaal. VAN HOOGER ORDE. FEUILLETON guy Halifax. Gemeenteraad van Goes. VAN DONDERDAG 15 NOV. 1928, No. 40. TWEEDE KAMER. Het begrootingsdebat. Minister De Geer aan het woord. Gisteren was het de dag van Minis- i e r d e Geer, die na de gebruikelijke dankbetuiging voor de vriendelijke woor den aan het Kabinet gewijd, nogal scherp tegen Dr de Visser uitpakte, wiens be schouwingen over het onbevredigende van len toestand op onjuiste gronden waren gemotiveerd. Dr de Visser had gewezen op het groot rantal ingetrokken en ingediende maar aiet behandelde wetsontwerpen. Daarte genover kwam spr. met een lange lijst van ontwerpen, die onder het vorige en het voorlaatste Kabinet de eindstreep niet konden halen. De Minister ontkende dat het Kabinet meer een verzameling van ministers, dan een ministerie zou zijn, zooals de heer Heemskerk had betoogd. Er is eenheid in het Kabinet in zijn beperkte taak. Toch acht spreker den tegenwoordigen toestand onbevredigend, omdat slechts on- ler een parlementair ministerie de invloed van het parlement op bestuur en wetge ving zich op bevredigende wijze kan doen gelden. Werd de toestand permanent, dan ;ou op den duur óf de volksvertegenwoor diging de regeeringsmacht in handen krij gen, óf het kabinet zou die behouden tot ic'hade van de geestelijke eenheid met het parlement. Spreker komt thans tot het beleid van ret kabinet. In het debat over de regee- ringsverklaring in 1926 vond de opzet van het kabinet, daarin ontwikkelt, bij nie mand bestrijding. Niet alleen dit echter, doch de heer De Visser heeft in de laat ste dagen van zijn formateursschap geen anderen opzet gehad. Wat betreft de defensie was het streven van het kabinet, onnoodige uitgaven te vermijden, doch tegen eenzijdige ontwape ning heeft het zich steeds principieel ver- «et. Spreker heeft zich verwonderd over 'de samenkoppeling van dr De Visser van de instelling van het departement van de fensie en de eenzijdige ontwapening. In vertrouwen wil hij wel zeggen, dat Dr de Visser zelf als minister de memorie van oelichting mede had onderteekend. Spre- ter's ambtsvoorganger, met zijn bekende crashing power, zou trouwens het ontwerp «eer zeker ook hebben ingediend en het sou onder een parlementair kabinet zeker jok en misschien met nog grooter meer derheid zijn aangenomen. De aanneming van het ontwerp in een intermezzo— heeft een moeilijkheid voor een volgend parle mentair kabinet weggenomen. Wanneer hij wijze van spreken in den volgenden zo mer een coalitie-kabinet zou optreden, zou dit er mee gebaat zijn, dat het ontwerp eeds is aangenomen; anders zouden de vittebroodsweken der coalitie wel eens op maangename wijze verstoord kunnen wor- len. (Vroolijkheid.) Aangaande de sociale wetgeving zegt ipr., dat het hem verheugt, dat de heer Vol ens heeft toegezegd, dat de commissie van voorbereiding voor de ziekteverzeke ring krachtig zal meewerken om het ont werp nog in dit jaar behandeld te krijgen, de unificatie van de sociale verzekering «al, naar spr. vreest, dit jaar haar beslag liet krijgen, omdat zij moet wachten op le ziekteverzekering. De eritiek van Dr de Visser wat betreft het Onderwijs werd door spr. met een beroep op de cijfers met kracht afgewezen. Aangaande den Landbouw verwon dert het spr. dat men zich over een passus in de Troonrede zoo ongerust maakt. De ..oestand wordt er toch niet beter of slech ter van. Intusschen kan het niet worden ratkend, dat 1928 een zeer gunstig oogst jaar is geweest, terwijl de prijzen bevredi gend waren. Natuurlijk waren er ook luistere punten, met name het mond- en dauwzeer. Dat daarover niet gesproken is in het staatsstuk, \indt zijn reden hier n, dat du ongerustheid zou kunnen wekken in het buitenland. De beer Lovink pleitte voor meer landbouwscholen, maar wij moeten in het algemeen belang zui nig zijn op elk hoofdstuk. De een vraagt dit, de ander dat. De regeering moet wel als jury optreden en er voor zor gen, dat ieder zijn deel en niemand te veel krijgt. Spr. komt nu tot het verwijt van dhr Braat, dat de plattelandsbelangen ver waarloosd worden. Dit verwijt vindt geen steun in de feiten. Er zijn vele verbeterin gen in de treinverbindingen van het platte land aangebracht. Omtrent hetgeen de heer Kersten zeide, meent spr. dat het minder juist is te zeg gen dat de wereld dansende haar onder gang tegemoet gaat. Van enkele personen en gezinnen kan dit wel worden gezegd. De kerk heeft hier eer een roeping dan de staat. Op het denkbeeld van den heer Bulten kan spr. niet ingaan. Iedere salarisverbe tering wekt onrust. Toen in 1925 de clas sificatie der gemeenten werd herzien, waarbij geen enkele gemeente achteruit is gegaan, kwamen meer dan 600 adressen in. De regeering heeft in de centrale com missie groote vrijheid gegeven bij de vast stelling van de salarisverhoudingen. De eenstemmigheid der commissie acht spr. bevredigend. Wat de regeling voor de ar beidscontracten geldt, deze heeft vertra ging ondervonden, doch de regeering ver trouwt, dat bet advies van de centrale commissie voor georganiseerd overleg spoedig zal komen. Spr. kwam daarna tot den financieelen toestand. De heer Albarda beriep zich op een in terview van bet „Vaderland" met spr, waarin bij zou gezegd hebben dat de toe stand gezond is, doch hij voegde er aan toe: maar de belastingen zijn nog te hoog. Dat de toestand gezond is, is overigens het gevolg van een politiek die niet de instemming had van den beer Albarda. Spr. betoogde verder, dat het een alge meen belang is, de belastingen, die bier te lande veel te zwaar zijn, te verlagen, ook als de rijken daarvan profiteeren. Er zijn destijds maatregelen genomen ter verzeke ring van een sluitend budget, die niet alle noodig zijn gebleken. Twee maatregelen, de stopzetting van de bijdragen in het In- validiteitsfonds ad 30 millioen en de ver hooging van de belastingen met 35 milli oen, waren dan ook bestemd om niet be stendigd te worden. De overschotten, door deze maatregelen verkregen, zijn te ver gelijken wat den eersten maatregel betreft met een overschot, dat iemand krijgt door zijn rekeningen niet te betalen, zij vormen geen basis om den levensstandaard te ver- boogen. Ten slotte betoogde spr., dat het kabinet hoopt, dat in het komende jaar nog veel tot stand zal komen. Maar het is de laatste begrootingsdiscussie, die het kabinet meemaakt, want in dezen intermezzo-vorm zal men het kabinet niet terugzien. Daarom wil spr. erkentelijkheid uitspre ken voor de bejegening, die bet kabinet mocht ondervinden van de Kamer. Spr. 'kan begrijpen, dat de Kamer van haar kant haar houding ziet als een gevolg van politieke noodzakelijkheid, maar spr. van de zijde van het kabinet wil haar 'liever zien als een uiting van goede gezindheid, waarvoor het kabinet dankbaar is. Replieken. De heer Heemskerk merkte op, dat een vergelijking met vroegere parlemen taire kabinetten met een beperkt karak ter niet opgaat. Die kabinetten 'hadden dan toch steeds een taak van eminent politiek belang. Een kabinet zonder ge meenschappelijke grondgedachten moet leiden tot wetsontwerpen, waarin de meest tegenstrijdige beginselen zijn be lichaamd, en dan raakt iedereen in de war. Spr. kwam er tegen op, dat de heer Marchant de onjuiste bewering van den beer Troelstra herhaalde, als zou volgens spr. de linkerzijde geen geweten hebben. Spr. heeft bij de behandeling van het Dienstweigeringsontwerp in 1923 gezegd dat ook de atheïst er een geweten op na houdt, omdat de stem van God ook spreekt in hem, die zoo dwaas is, niel in God te gelooven. Spr. heeft echte* Naar het Engelseh. 114) -o_ „Beste Vader en Moeder. Ik heb u allen tot schande gemaakt, k ben dronken geweest, in een speel luis maar gij zult 'twel hooren le heele wereld zal 't spoedig hooren. k sloeg hem, daar was iets in mijn rand en de man is getroffen. Hij kan wel dood zijn, ik weet 'tniet. ik ga naar Amerika van avond. Ik zal rooit meer thuis komen. God zegene u allen. „P. S. Ik kreeg heden den brief van noeder. Moeder, ik was niet bij mijn rinnen, anders zou ik 'tniet hebben ge- laan. Moeder, lieve moeder! vergeet mij. Laat mij uw hart niet hebben gebro- ien." Helaas, hg had 't gebroken. „Nooit meer thuis komen! Nooit neer thuis komen!" Zij herhaalde maar steeds deze vier Woorden. Toen John zijn vrouw in zijn armen nam was zij gevoelloos en bleef loo, met tusschenpoozen, uren aaneen. Zoo was 't einde van Edwin's trouw dag. HOOFDSTUK XXXV. Lord Ravenel wist gelijk gansch Parijs ondertusschen de geheele ge schiedenis, hoewel hij, gelijk hij naar waarheid zeide, Guy niet gezien had. De jongen was terstond gevlucht uit vrees voor de justitie, maar aan boord van het schip had hgi Lord Ravenel geschre ven en hem verzocht ons den brief op Beechwood te brengen. De man, dien bij geslagen had, be hoorde niet tot Lord Luxmore's gezel schap. Het was een Engelschman, pas be vorderd tot den rang van baronet Zijn naam was Gerard Vermilye. Zoodra Ursula hersteld was, gingen mijnheer Halifax en Lord Ravenel samen naar Pargs. Dit was noodzakelijk, niet alleen wegens de justitie, maar ook om den jongen op het spoor te komen, van wien zij niets anders wisten, dan dat hij in de wijde wereld, die Amerika heet, was. Guy's moeder had er zelf op aange drongen, dat zij spoedig zouden vertrek ken, zijn moeder, die van haar bed op stond en door het huis ging als een geest boven en beneden, overal, behalve in die kamer, welke nog eens gesloten werd niet den slechten smaak, de linkerzgde voor atheïsten uit te maken. Spr. wil niet beweren, dat er onder de sociaal-democraten geen religieuse i ïenschen zijn, maar de vraag is: Wal is de religie, waarop het in dezen aan komt? Dat is de religie, die gegrond is op de goddelijke openbaring. De heer Kersten weerlegt de bedenkin gen niet, die men tegen hem invoert, doch introduceert hier een of anderen geloofs held, en eischt dan, dat men dien on voorwaardelijk zal volgen. Logisch koml bet hierop neer dat men die geloofshel den als onfeilbaar moet beschouwen. Hoe de heer Kersten dit met zijn gereformeer de geloofsbelijdenis kan overeen bren gen, moet hij zelf weten. Tusschen de A.-R. en den heer Kersten bestaat dit principiëele verschil, dat de heer Kersten de grenzen van de staats taak op geestelijk gebied te ruim stelt, doch op sociaal gebied te eng. Volgens de anti-revolutionnairen moet de over heid zich onthouden op geestelijk gebied, doch ligt haar roeping op het gebied der sociale wetgeving. Spr. wil ten slotte trachten afscheid te nemen van den heer Lingbeek, in wiens woorden nooit een broederlijke toon klinkt, doch wiens woorden alle vijandschap ademen en onbillijke eritiek- Men mag de vraag stellen, of de heer Lingbeek bij zijn voorstelling van den persoon en de bedoelingen van dr Kuy- per zich niet "ban 'lasterlijke geschied schrijving heeft schuldig gemaakt. Dr K. heeft de doopersche leer steeds bestre den. Toch verwijt de heer Lingbeek hem, die doopersche leer te zijn toegedaan geweest. De beer Lingbeek, H.G.S.Ten deele! 1 hr H-eeims'ke rik: Daarmede maakt hij d i zaak nog erger, want hij dicht dr Fuyper juist de booze bedoelingen toe, van de doopers. Spr. neemt hiermede af- s beid van den heer Lingbeek, en zal i et verder met hem debatteeren. De heer Lingbeek: Dat is gemak - k ;lijk. De heer Heemskerk: Dat is niet g ^makkelijk. Maar de heer Lingbeek heeft z.chzelf uitgeschakeld als iemand, die in b et parlementair debat nog recht op ant woord heeft. De hoer Braat, Platt., hield vol, dat 3 Regeering millioenen haalt uit den 1 .ndbouw, d.w.z. uit de landbouwpro- c' ucten, bet geslacht en de suiker. Hij bleef er bij, dat de belangen van het platteland verwaarloosd worden. De heer Dr de Visser, C.-H., be-> klaagde zich over de argumenten, waar mede de Minister hem heeft bestreden. De pointe van sprekers betoog, dat zelden gedtoeinde een periode van 21/2 jaar zooveel wetsontwerpen waren geschorst, verworpen of ingetrokken, is door den Minister genegeerd, daar hij daartegen over stelde een periode van zeven jaar. Spr. heeft verder betoogd, dat de ver- eeniging der Departementen van Oorlog en Marine niet tot bezuiniging heeft ge leid. Daartegen doet niet af, dat spr! onder een vorig kabinet een ontwerp van dezelfde strekking heeft mede-onder teekend Ook sprekers bezwaar tegen den principiëelen opzet van het Kabinet is niet weerlegd door de opmerking dat spr. zelf vroeger een Minister heeft aange zocht, die andere beginselen was toege daan. Spr. concludeert dus, dat de breed voerigheid van 's Ministers antwoord niet evenredig was aan het gehalte der door hem gebezigde argumenten. Tegenover den heer Albarda merkt spr. op, dat deze verklaarde dat zijn partij bij voorkeur geen revolutionnaire actie wil. Spr. ziet in die woorden een tegemoet koming aan de revolutionnaire elementen in de S.D.A.P. Daarmee wil men niet rondweg vorklaren dat men uitsluitend de evolutionnaire richting uit wil. Tegenover den heer Marchant merkt spr. op, dat de christelijk historischen man en vrouw als gelijkwaardig, niet als gelijk 'beschouwen. Wat de verhouding der sociaal-democra ten en de vrijzinnig-democraten tegenover den godsdienst betreft, zijn de heeren Al barda en Marchant niet ingegaan op de cardo quaestionis: de vraag of zij erkennen een absolute norm, waardoor het subjec tieve christelijke leven op alle terrein ge reguleerd moet worden. Die absolute norm is in het Christendom zelf gelegen, buiten en van welke het buitenblind dicht ge maakt werd, alsof de dood er beslag op gelegd had. Mijnheer Halifax ging heen. Daarop volgde een akelige tijd, dien we als op gesloten op Beechwood doorbrachten. Maar wij wisten, dat onze naam, John's smetlooze, achtenswaardige naam, in ieders mond was, besproken in elk ge zelschap en in elk nieuwsblad. Walter en ik trachtten de nieuwsbladen tegen te houden, uit vrees, dat de moeder er ge- meene verhalen over haren jongen in zoude lezen; of hooren, wat lang twijfel achtig bleef, dat hij in Frankrijk en Enge land voor een doodslager, een moorde naar werd verklaard. Maar onze pogin gen waren ijdel, zij wilde alles lezen, alles hooren, iedereen ontmoeten, zelfs die buren, die uit nieuwsgierigheid of sym pathie op Beechwood waren. Zij zeiden, dat zij mevrouw Halifax niet konden be grijpen spoedig bleven allen weg, behalve de goede kleine Grace Oldtower. „Kom dikwijls", hoorde ik haar tot_ het meisje zeggen, van wie zij zooveel hield. „Kom vaak, is het niet vreemd, dat mijn heer Halifax er niet is?" Ja, dat was vreemd, vreemder zelfs dan wat er met Guy gebeurd was, want dat scheen ons toe als een geschiedenis uit een ander huisgezin. Wg voelden het meest het gemis, dat de meester en het elk kerkgezag en elke kerkelijke belijdenis om. Het woord was daarna aan den heer Lingbeek (H.G.S.) doch wegens het vergevorderde uur werd de vergadering te 5 uur verdaagd tot Donderdagmiddag half twee. Na de sluiting der vergadering beklom de heer Lingbeek het spreekgestoelte, ter wijl de voorzitter de vergadering reeds verlaten had en begon zijn rede te houden. Door luid gelach der Kamerleden werd hij op zijn vergissing opmerkzaam ge maakt. Een bewaarschool- en een kermisdebat. Gisteravond vergaderde de Gemeente raad van Goes voltallig, onder voorzit terschap van den burgemeester. De pu blieke tribune was stampvol. Velen moes ten door een agent van politie terugge wezen worden. De voorzitter opent de vergadering met voorlezing van het gebed. Ingekomen stukken. De verzoe ken van den heer Molhoek c.s., van het R.-K. kerkbestuur, van de typografenbon den ifi Goes en van den heer J. F. Jansen, alle reeds gisteren genoemd, wor den in handen van B. en W. gesteld om prae-advies. De andere ingekomen stukken worden voor kennisgeving aan genomen. Do voorzitter deelt mede, dat zoo juist is ontvangen een exemplaar van het proefschrift, waarop de heer Post, werk zaam ten bureele van den Keuringsdienst :van Waren alhier, heden is bevorderd tot ■doctor in de wis- en natuurkunde. Spr. deelt mede den heer Post een geluk- wensch met deze promotie te hebben gezonden namens bet Gemeentebestuur. Verhuring van een huis. Bij bet voorstel tot onderhandsche verhuring van de woning Poldermanstraat 3, zegt de neer van Poelgeest (v.b.) van dit voorstel niets te begrijpen. Ongeveer 10 jaar geledeft zijn bedoelde woningen ont eigend, omdat ze moesten verdwijnen. En nu gaan B. en W. die woning voor 5 jaar verburen. De toenmalige eigenaar mocht ze niet verhuren en nu doet de gemeente het wel. Spr. zal in geen geval stemmen voor een verbuur voor 5 jaar. De voorzitter antwoordt, dat de gemeente deze woning nog niet noodig heeft. Dhr v. Poelgeest: die woningen moesten worden afgebroken, in verband met bet Bouwplan. Als afbreken nu nóg niet noodig is, zijn de huizen op een onrechtmatige wijze onteigend. Dhr Buis (s. d.) gelooft, dat laatst iemand in de Poldermanstraat een ga rage wilde bouwen. Hebben B. en W. toen geen medewerking verleend? De voorzitter weet daar niets van. Dhr Buis vraagt of die medewerking dan straks eventueel verleend zal worden. De voorzitter: als de omstandig heden er naar zijn, zeer zeker. B. en W. willen dit huis verhuren aan een man, die uit zijn vroeger huis moest en geen woning had. Weth. Goedbloed AR.) merkt op: laten we toch nuchter zgn. De wo ning wordt verhuurd voor ten hoogste vgf jaar en met wederzgdsch recht tot opzegging met een termijn van een maand. Zoodra de woning dus noodig is, kan er over beschikt worden. Dhr v. Poelgeest blijft bet vreemd vinden, dat bat grondbedrijf nooit IaJn- ger dan voor een jaar .verhuurt en men nu voor vijf jaar gaat verburen. Het voorstel wordt aangenomen met de stem van den heer v. Poelgeest tegen. Gemeenteverslag over 192 7. Dhr Simons (R. K.) wijst op een min-iuiste passage ïn dit verslag aangaan de de bedeeling door het Burg: Armbe stuur van heei of half Katholieke ge zinnen. De Katholieken zelf hebben in 1927 aan armenzorg ruim f 10.000 uit gegeven. Ze doen, wat ze kunnen. Spr. heeft niet kunnen nagaan de motieven, waarop de bewering van het B. A. rust, want de betaalrollen ontbraken. Spr. ver zoekt B. en W. te willen informeeren bg het B. A. naar zgn motieven. Het komt er maar op aan wat bedoelt het B. A. met Katholieken. Iemand, die bv. in zijn wieg Katholiek is, maar er ver- hoofd van het huis er niet was. Wijl misten hem voortdurend: pp zijn plaats aan het hoofd van de tafel, in zgn stoel bij den haard, zgn voetstap, zgn stem, zftjn lach. Het Ipven en de ziel van het huis scheen weg te zgn gegaan op het oogenblik, dat de vader was heengegaan. Ik geloof, dat dit op te merken Ursula goed deed, gelijk wij weten dat in ons wondere leven alle dingen ons mede werken ten goede. Het deed baar beseffen, dat zij, al had zij Guy verloren, toch niet alle zegenin gen miste. En zoo begonnen langzamerhand, ter wijl John's brieven eiken dag kwamen hoop en troost te dagen in het hart' van de treurende moeder. En toen John ten slotte den dag bepaald had, op wel ken hij thuis zou komen, zag ik Ursula het bundeltje brieven van hem samen binden ,zgn brieven ,van welke in haar gelukkig leven, zij zoo weinig had gehad, zgn teedere, troostvolle, brieven. „Ik hoop, dat ik er nooit meer zal krijgen", zeide ze half lachend. En toen de dag aanbrak, bracht zij alles in huis netjes in orde, kleedde zich zelf in de mooiste japon, zat stil toen Maud haar het haar borstelde en krulde hoe wit was dat haar in den laatsten tgd geworden. en toen wachtte zg, met een blos op haar wangen. Als. een jong der nooit meer iets aan doet, kan 'tB.A. wel als zoodanig blgven beschouwen, maar dit is onjuist. Als men zoo rede neert, kan hetzelfde misschien ook ge zegd worden van de Ned. Herv. Kerk. Dhr v. Vloten (v. b.) merkt op, dat van de verschillende gezindten het de R. K. gemeente is, die het meest de hulp van het B. A. inroept. Dhr Simons wijst er op, dat de sub sidies die het B. A. geeft aan Kath. instellingen apart staan vermeld. De door Spr. bedoelde zin staat hier los van en moet dus op andere motieven rusten. Spr. is er van overtuigd, dat de Katho lieken zooveel mogelijk voor hun be- hoeftigen zorgen. De opmerking van bet B. A. komt niet te pas, is althans zeer overdreven. Dhr C r li c q (s. d.) komt op tegen de bewering in het verslag, dat all3 gezindten in bet B. A. zijn vertegen woordigd. De S. D. A. P. heeft er geen vertegenwoordiger in. Het verslag wordt hierna voor kennis geving aangenomen. Subsidieering b ij' z. bewaar scholen, enz. Dhr Crucq (s.d.) heeft geboord, dat de minderheid van de finan- cieele commissie afzonderlijk rapport zou indienen bij B. en W. Spr. vraagt: waar dient eigenlijk de fin. comm. vjoor: ara advies aan B. en W. of aan den raad te gewen? f Dhr v. Vloten (v.b.) zegt, dat het niet in zijn bedoeling heeft gelegen een schriftelijk rapport bij B. en W. in te dienen, maar hij kon zich niet met de meerderheid der fin. comm. vereenigen en zou daarom afwachten, of hij mondeling dan wel schriftelijk zijn meening zou ken baar maken. De voorzitter gelooft dat het het best is, dat de Raad een rapport van de commissie krijgt zonder meer. Dhr Simons: het is ook een Neder- landsche gewoonte. Zoo noódig kan een meerderheids- en een minderheidsstand punt ontwikkeld worden. Dhr v. Vloten (v.b.) zet daarna rijn meening uiteen. Spr. voelt niet zoo veel voor de ge lijkstelling als hier bedoeld is. Zoo lang het niet noodig is, d!at ook voor het bewaarschoolonderwijs de betreurens waardige splitsing wordt doorgevoerd die er bij het Lager Onderwijs bestaat, zal' Spr. zich als voorstander van het Open baar Bewaarschoolonderwijs tegen die ge lijkstelling verzetten. Van Christelijke zijde heeft men bijzon dere bewaarscholen opgericht. Toen de financieel'e opzet niet slaagde, kwam men bgi de gemeente om steun aankloppen. Hoe meer leerlingen er aan dei Open bare bewaarschool onttrokken worden, des te hooger worden de kosten voor de gemeente en des te lager voor de schoolbesturen. Zg, die bijzondere scholen oprichten, moeten ook de kosten maar dragen. Daar om zal Spr. stemmen tegen het voorstel Van B. en "W. Dhr Simons (R.K.) hoopt, dat hot de laatste keer zal zijn, dat dhr v. Vloten als lid der fin. commissie een derge lijke metbode toepast, als hij' nu heeft gedaan. Verder verdedigt Spr. het voorstel' der bijz. bewaarschoolbesturen, die een subsi die van f35 per leerling en per 'jaaop vragen en zich verklaren tegen, het voor stel van B. en W. Als alle kinderen, die nu op de R.K. en Chr. bewaarscholen gaan, op die der gemeente kwamen, zou "dhr v. Vloten dan denken dat het Openbaar bewaarschool onderwijs goedkooper werd? De rede van den heer v. Vloten, aldus spr., past in den tgd van 2d jaar geleden, toen er nog geen sprake was van gelijk stelling op onderwijsgebied. Maar we le ven nu toch in den tijd der gelijkstelling. Wil dhr v. Vloten de B.K. ouders in de uitoefening van hun gewetensplicht, om hun kinderen Roomsch-Katholiek op te voeden, bemoeilgken? Dhr Crucq (s.d.) had gedacht, dat het voorstel' van B. en W. bevrediging zou gegeven hebben. Maar uit een adres van de besturen der bij'z. bewaarscholen bleek het 'tegendeel. Spr. kan zich voorstellen, dat de Besturen der bijz. bewaarscholen enkele bezwaren tegen het voorstel had den, maar begrijpt toch niet, dat men van die zijde liever het voorstel ziet ver meisje, dat wacht op haar minnaar wachtte ze, of (dj ook het geraas ^an wielen hoorde. Alles wat er te zeggen viel over Guy fen het was beter nieuws dan iemand onzer bad kunnen hopen bad John al verteld in zijn brieven. Toen hij uit den postwagen sprong, vond hij zgn vrouw bij de deur staan, lachend om hem een vroolijk welkom te bereiden. Geen zegening op aarde kon halen bij den zegen van des vaders' terugkomst. John zag bleek,' maar niet bleeker, dan wij verwacht hadden. Ern stig ook, maar toch niet zoo angstig en bezorgd; de eerste schok van dit zware ongeluk was doorstaan. Hg had al de schulden van zgn zoon betaald. Hij had zooveel mogelijk zgn goeden naam gered. Hij had den jongen een veilig thuis bezorgd in de nieuwe wereld en had geboord, dat bij daar goed en wel aan gekomen was. Er was niets meer te doen ,dan af te wacbten, dat de tgd het zijne zou doen om deze schande weg te wisschen. Dat, aangezien aan Guy's han den geen bloed kleefde, en mijnheer Ge rard Vermilye, na zgn herstel, een soort held geworden was in zijn omgeving, de menschen langzamerhand den indruk zou den vergeten van een daad, welke begaan waa in de hitte van de jeugd en die zoo bitter was geboet- (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5