DE ZEEDW
BOLS
TWEEDE BLAD.
HET ADRES
A. WIL KING
z-o-geneverI
geheeren-
(ieeding,
AS OF COSTUME
erkoopang.
Dienstbode
Dienstbode
Voor den Zondag.
VAN K00GER ORDE.
Land- en Tuinbouw
Op crediet
erkooping
nts-Goederen.
UJ
October 1928,
j MATERIALEN
AND,
n Landerijen,
mende Meid,
FEUILLETON
(Wordt vervolgd.)
BOER, Deurw.
pen,
tRRITSEN:
partij
van DE PRINS
lieuwstraat Goes,
n verkocht tegen
- f 40.f 50.—
f 20..
f 85.
f 25.'
£95-
£40.- 45.
indergoed, Petten»
oor niets. Manu-
I en wit Katoen
kleeden, Schorte-
ltige Flanelstoffen
Prachtige Bed-
it Matras, Peluw
70—
f 80.
35.45.
vanaf f 5.50.
ilaats Dinsdag 16
ag 17 October,
tober, Vrijdag 19
uur. Zaterdag
tot 9 uur.
jari 1929.
geen opgeld.
M. DE KOK te
te Kattendijke,
ndijk, wegens be~
;zaamheden,
erkoopen
77 3.25 M., 30
M„ 27 a 2.25 M.,
M„ 29 1.65 M.,
35 M.; Baddings:
M., 2 a 4 M., 3 a
1„ 3 a 2 M., 4
60 Palen, Planken,
ndhout, enz.
(11 P.K.) en Cen-
doorsnee) op ijz.
Zuigbuizen, Drijf-
oor 7 jaren
928/1935:
len (0.70.70 H.A.)
aogelande. Perceel
Not. Loeff van 24
vorden Ingewacht
1928 ten kantore
EN, waar nadere
gbaar zijn.
de DIACONIE DER
te Kruiningen op
October a.s.,
ur in het Zondags-
leen zij,' die lid o£
Herv. Kerk zijn
king om te huren.
RKERAAD DER
4ERV. GEM.
OOP:
rig onderhouden
vlak tegen Mid-
udekerke.
ut ar is HIOOLEN.
ijk der tegenwoor-
T. FABERIJ DE
INK, Lange Kerk-
j. F. J. BOONE,
ei 1929
nechl)
met paarden om te
EBEEKE, Seroos-
gevraagd,
Wz., Veerscheweg,
1 Mei a.s.
R Gz., Oostkapelle.
VAN
ZATERDAG 13 OCTOBER 1928, No. 12.
LIBANONS CEDEREN.
Zoo gebied nu dat men mij
cederen uit den Libanon houwe.
1 Kon. 5:6.
Op den Libanon daax hoorde de
ceder.
Daar verhief hij zich hoog en trotsch
uit eigen bodem. Machtig sloegen zijne
woirtelen in de aarde; vast plantte zijn
stam zich op de hoogte van den berg;
hfeed-uit grepen zijne takken, elke tak
een boom; en het geweldig groen ge
vaarte, dat hij ten hemel beurde, was
als eene grootsche kroon, die hij zich-
zelven opzette. Hij belacht den storm,
deze koning; de eeuwen doen hem
slechts wassen in kracht; en in zijn
geruisch zingt hij het lied zijner ma
jesteit. Ja waarlijk, op den Libanon,
daar hoorde de ceder.
En toch had de Schepper schóóner
plaats voor hem bestemd dan de berg
hoogte, en héérlijker taak dan te prij
ken in het woud.
Zijne plaats zou zijn te Jeruzalem,
in den tempel van Jehovah. Daar zou
het Huis Gods uit hem gebouwd wor
den. Daar zou zijn stam worden op
gericht tot pilaar, en zijn tak gesneden
tot lofwerk en bloem. Daar zou de ce
der verheerlijkt worden.
Maar dan moet de bijl aan den wor
tel der boomen gelegd. Dan moet 'tak
na tak afgehouwen. Dan moet de trot-
sche kroon buigen en de stad ter aar
de vallen.
Dan moet de ceder sterven.
En denkt gij dit, o mehsch, dat gij
langs anderen weg eene plaats zu-t
hebben in het Huis uw Gods?
Denkt gij dit, dat gij met uwe le
venswortelen uw eigen bodem zult
kunnen blijven omklemmen en daaruit
leven, en nochtans op Sion uitkomen
in herboren gestalte, om uw lofwerk en
uwe bloemen te dragen in den heiligen
Tempel
Hoor, wat den ceder geschiedt, die
op Libanon blijft!
„De God der eere dondert.
„De stem dos Heeren breekt de ce
deren, ja de Heere verbreekt de cede
ren Libanons."
„De stem des Heeren houwt er vlam
men vuur uit." (Ps. 29.
Besluit dan uw leven te verliezen,
opdat gij hetzelve behouden moogt.
Nooit anders dan door den dood
heen zal de natuur verheerlijkt worden
in den Tejnpel der genade. Slechts
door het sterven van den ouden mensch
zal de nieuwe opstaan.
En wat zijt gij verwonderd, gij
Christen, als uw God u bloeden doet
en kermen van pijn? Als het staal' ge
slagen wordt in de wortelen, waarmee
gij u vastklemt aan deze aarde? als
uwe takken vallen en gij ontbloot wordt
van uwe heerlijkheid?
Is het niet, omdat de Koning gebo
den heeft, dat men Hem cederen uit
den Libanon houwe?
Laat dan toe, dat uw God in goeder
tieren bedoeling u bewerkt. En 'wan-
voor Manufacturen
Dames- en Klnderconfectle
Tapijten - Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen !s
GOES HULST
90)
Naar het Engelseh.
„Maak er geen grap van", zei Ursula.
Zij was veel opgewondener dan haar man.
Zij zag boos toen Lord Luxmore voorbij
reed en boog, welke buiging zij uit de
hoogte beantwoordde.
Maar op hetzelfde oogenblik brak er
een luid geroep los bij den molen:
„Hoerah, voor den meester! Hoerah
voor mijnheer Halifax I kon men duidelijk
hooren
Lord Luxmore richtte zich tot zijn huur
der: „Wat beteekent dat lawaai, dat ik
hoor, mijnheer Halifax"
„Dat zijn mijn mannen, die mij toejui
chen".
„O, wat aardigi en waarom juichen zij
u toe, als ik vragen mag?"
John vertelde het in het kort, sprekend
met even volmaakte hoffelijkheid, als
waarmee hij werd aangesproken.
„En deze stoommachine ik heb er
vroeger van gehoord zal een groot
voordeel zijn voor je molens?"
„Zeker, mylord. 't Maakt mij volkomen
onafhankelijk van uw rivier en do fon-
neer Hij u door vele verdrukkingen
wil doen ingaan in Zijn Koninkrijk,
uw hart worde niet ontroerd I
„Die overwint, ik zal hem maken
tot eenen pilaar in den Tempel mijns
Gods, en hij zal niet meer daar uit
gaan"
HET HEYLIGE GEBET.
Ons' Vader trouw end vol barmhertig-
heden
Die bist omhoog in d'hemelsche woon
steden,
Geheylicht werd' hier dijnen2) naem hoog-
waerdich:
Dijn rijeke kroon end dijn gebied recht-
vaerdig;
Laat dijnen wil op d'eerd hier by ons lie
den
Gelijk omhoog in d'Hemelen geschieden.
Ons daeglicx broot geef ons den dach van
heden
End' wil met ons in dijn gericht niet tre
den;
Maer ons vergeef ons sonden menigvul-
dich
Alzo wij doen aan die, die ons sijn schul-
dich;
End' wil ons voorts in geen becoring
vueren,3)
Maer van den quaed' ons lossen t'elker
uren.
Want dijn is 't rijk ver over alle rijeken,
Dijn is de cracht end macht aen alle
wijeken,
En dy4) komt toe lof, prijs end heer-
licheden
Van eeuwicheyt tot alle eeuwic'heden.
Verhoor ons dan, want wy dit al te samen
In C'hristi naem ootmoedich bidden:
Amen.
MARNIX VAN ST. ALDEGONDE.
1) zijt. s) Uwen. voeren. 4) U.
BRIEVEN UIT HET LAND VAN
CADZAND.
XXI.
/Wat er tegen de samentrekking van
gemeenten te zeggen valt. Materieel
en ideëel.
Zooals ik de vorige maal uiteenzette, heeft
de samentrekking van gemeenten in ons land
van Cadzand het groote voordeel, dat er
heel wat zou kunnen bezuinigd worden, dat
de verschillende takken van het gemeentelijk
bedrijf beter zouden kunnen worden geor
ganiseerd en dat werken van belang voor
heel de streek veel eerder tot stand zouden
kunnen komen.
Toch zijn er ook heel wat bezwaren tegen
in te brengen. In de eerste plaats dienen we
in het oog te hopden, dat we niet alleen
moeten letten op do belangen van heel de
streek, maar ook op die van elke plaats
afzonderlijk. En die belangen loopen vaak
niet parallel.
Neem b.v. de kanaalkwestie. Wanneer het
kanaal Breskens—Sluis tot stand zou komen,
openden zich voor het achterland van Bres
kens nieuwe perspectieven, ook op het ge
bied van het fabriekswezen, maar of Breskens
zelf er veel voordeel van zou ondervinden
is voorloopig nog de vraag. In 't a lgemeen
loopt Breskens er niet warm voor.
De waterleiding daarentegen is voor die
plaats met zijn groote fabriek van Van Melle
van groot belang; maar voor een eenvoudig
boerendorpje, waar ieder huis meestal een
flinken regenbak heeft, weer van veel min
der gewicht.
Zoo heeft Breskens zijn havenbelangen,
Groede en Zuidzande e.a. hun landbouw
belangen, Oostburg zijn belangrijke graanmarkt,
Sluis zijn vreemdelingenverkeer, terwijl Aarden
burg zich alleen interesseert voor zijn bran
dende Gast- en Weeshuiskwestie.
Nu is het duidelijk, dat de gemeentebestu
ren veel beter de belangen van hun eigen
dorp kunnen behartigen, dan van drie of
vier dorpen. Wanneer men geregeld de raads-
verslagen leest, dan ziet men, dat wa'fmeer
B. en W. voorstellen een trottoir aan te
leggen in straat A, er altijd weer een deel
is, dat maar niet te overtuigen is, dat. straat
B. niet de primeur heeft. En wanneer nu
het gemeentebestuur dit moet regelen over
3 of 4 dorpen, komen we het heelemaal niet
's eens, zooals we hier zeggen.
Ook dienen we in het oog te houden,
dat de eene gemeente veel grondbezit en
weinig schulden heeft, de andere juist anders-
teinen van Luxmore kunnen daar nu vol
op van profiteeren.
Hij liep naast het paard, gelijk Lord
Luxmore hem beleefdelijk verzocht had.
Zij gingen een weinig te samen den heu
vel op, uit het gezicht van mevrouw
Halifax, die druk bezig was met de jon
gens in den postwagen te zetten.
„Ik heb het niet goed begrepen, zou u
het nog eens willetn zeggen?"
Wel, mylord, dat u den watertoevoer
hebt afgesneden was een der grootste
vootideelen, welke, ik ooit had m mijn
leven, waarvoor u mij moet toestaan, of
gij het zoo bedoeld hebt of niet, u te
bedanken."
De graaf zag John vlak in het gezicht,
zonder te antwoorden, en gaf toen woe
dend zijn paard de sporen.
„De kinderen! waar zijn de kin
deren I"
Guy zocht bloemen aan den kant van
den weg maar Muriel voor den eer
sten keer in ons leven hadden we Muriel
vergeten.
Zij stond het paard in den weg het
hulpelooze, blinde kind. Op 't volgend
ougenbliK was zij neergeslagen.
Ik hoorde nooit een vloek op de lip
pen van John Halifax, alleen die eewe,
eene keer. Lord Luxmore hoorde 'took.
Het beeld van den krankzinnigen vader
dia zgn lieveling onder de hoeven vair
om. De eene gemeente heeft zuinig geleefd,
de andere heeft het er een beetje van ge
nomen. En nu zou het wel wat communistisch
zijn om de bonvivant aan de spaarpenningen
van zijn zuinigen broer te laten komen. Wan
neer het, wat toch niet ondenkbaar is, werke
lijk tot verdere plannen mocht komen, voor
al nu de zaak opnieuw in de Tweede Kamer
is aangeroerd, zou daar toch zeker wel reke
ning mede gehouden dienen te worden.
Doch het grootste bezwaar, dat vele Cad-
zantenaren tegen de plannen zouden hebben,
is niet van materiëelen aard. Voor de an
dere Zeeuwen is iedere bewoner van West-
Zeeuwsch-Vlaanderen nu eenmaal pen Cad-
zantenaar, een „overkanter", maar voor de
overkanters zelve is er tusschen de bewo
ners der verschillende dorpen heel wat ver
schil, is een Zuidzandenaar goed te onder
kennen van een Aardenburger en een inwo
ner van Eede b.v. van de e^jte wel te ver
staan. De meisjes met hun afgekapt haar,
geschoren nekjes en boven-de-knietjosrokjes,
de jongens met hun sigaret en petlooze haar
dos hebben tegenwoordig wel andere proble
men op te lossen. En ook de vele ambte
naren en leeraren en onderwijzers, die vaak
ons landje als een doorgangshuis beschou
wen, naar „Holland" laat ik buiten beschou
wing. Maar ik bedoel de echte, onvervalschte
Cadzantenaar. Hem is zijn geboortestreek lief.
En menigeen keert, al heeft hij een heel
stuk van de wereld gezien, weer met vreugde
terug naar zijn land van Cadzand, met zijn
eigen schoonheid.
Maar bovenal heeft hij zijn dorpje lief.
Dat is er ingegroeid van kleinen jongen of
meisje af. Het dorpje waarvan hij reeds als
kwajongen zong: Oostburg boven, enz., waar
van elk straatje en wegje door den Polder
hem -duizend herinneringen wakker roept, het
dorpje waar hij is opgegroeid, waar hij man
is geworden, waar vader, moeder en vrienden
begraven zijn, waar hij iedereen kent, met
heel zijn geschiedenis, het eigen knusse ko
ninkrijkje, dat een deel van hemzelf is.
Nu vermoed ik, dat 75 pCt. van mijn lezers
hierom zal glimlachen, we zijn tegenwoor
dig immers wereldburgers, een draai aan den
knop van de radio en we zijn in Engeland,
terwijl buurman links in België en buurman
rechts in Duitschland is. Maar toch zeker
25 pCt. houdt het nog met zijn eigen dorpje
en voor die zou het een hard gelag zijn,
dat dorpje opgelost te zien worden in een
combinatie van gemeenten.
Of nu de nadeelen grooter zijn dan de voor-
deelen, het is gelukkig niet aan mij te be
slissen. Maar wel zal het gewenscht zijn, niet,
door alleen op de streekbelangen te zien,
de belangen der dorpen afzonderlijk uit het
oog te verliezen.
UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
XL VIII.
De Franschen op Noortf-Bevelanl
(Slot.)
Op 13 December klonk eensklaps de
tijding' van mond tot mond: „De Fran-
schen zijn in aantocht. Zij gaan Noord-
Beveland weer bezetten".
Eerst dacht men, dat het een valsch
gerucht was, maar de tijding bleek maar
al te waar te zijn. De Fransche gouver
neur, boos en ontevreden, dat men Noord-
Beveland zoo maar zonder slag of stoot
had verlaten, had bevel gegeven, het
eiland opnieuw te bezetten en te Coigns-
plaat post te vatten, teneinde den eersten
aanval en landing, die de Engelschen
mochten beproeven af te slaan.
Mocht Holland dan al in handen van
Oranje zijn, N.-Beveland moest Fransch
blijven. Zestig, welgewapende mariniers,
van de voor Veere liggende brikken, be
proefden een landing bij het Kamperland-
sche Veer. Zij werden daarbij aangevoerd
door een commandant, die voorheen ook
op dit eiland het bevel voerde en derhalve
goed met de situatie op de hoogte was.
Dit was den Noord-Bevelanders te e-g.
Zij waren nu vrij en thans weer ondei
de Franschen komen? Dat nooit 1 Dan
liever vechten tot het uiterste.
De noodklokken werden geluid en alles
vloog te wapen. In een oogwenk was ei
een schare landlieden en arbeiders uil
Wissenkerke, Geersdijk en Cortgene bijeen
voorzien van geweren, pieken, stokken
en wat verder tot verdediging dienen kon.
De Noord-Bevelandsche schare verza
melde zich op den veerweg te Kamper
land'. En ja wel, daar kwamen de vijanden
het paard wegsleurde, moet het goede
geheugen van den graaf menigei\ 4ag
Lebben gekweld.
Hij steeg af ep zei anestig: „Ik hoop,
dat het meisje niet gekwetst is? Het was
een ongeluk ziet ge zuiver een on
geluk."
Maar John hoorde het niet; hij zou het
nauwelijks hebben hooren donderen. Hij
knielde neer met het kind in zijn armen
bij een beekje langs den weg.
Toen zij het water voelde opende zij
de o ogen.
„Mijn kleine lieveling!"
Muriel glimlachte en ging dichter naar
hem toe. „Werkelijk ik ben niet gewond',
beste vader".
Lord Luxmore, die er bij stond, scheen
zeer geruslgesfceld en bood weer met aan
drang zijne verontschuldigingen aan.
Geen antwoord.
„Ga weg", snikte Guy, terwijl hij z'n
beide vuisten den edelman naar 't gezicht
stak. „Ga weg of ik sla je dood1,
slechte man. Ik zou het hebben gedaan,
a ls je mijn zuster had vermoord."
Lord Luxmore lachte om de woede
van den jongen wierp hem een goud
stuk toe, dat Guy uit al zijn macht naar
hem terug smeet en reed kalm heen.
„Guy Guy riep de zwakke,
zachte stem, welke meer macht over hem
had dan eemige andere, behalve die van
aan, denkende zonder slag of stoot het
eiland weer te bezetten. Op tegenstand
hadden zij heelemaal niet gerekend. Mei
den 60 man sterken troep, zouden zij de
bewoners wel even knevelen en hun ge
zag weer herstellen.
Het gezicht van den vijand, maakte de
Noord-Bevelanders woedend.
Zonder ook maar eenige leiding, storm
den zij op de onthutste Franschen in, die
niet wisten wat hen overkwam. Waren
dat nu die vreedzame akkerlieden? Hel
leken wel losgelaten wilde beesten. Op
gewonden, verbitterd viel men aan en
de Franschen vermochten niets hiertegen
te doen. Zij moesten wijken. 15 hunner
benevens hun commandant vielen als
krijgsgevangenen den Noord-Bevelanders
in handen. Met achterlating van verschil
lende dooden wisten de anderen over het
Veersche Gat te ontsnappen.
De Noord-Bevelanders hadden .geze
gepraald. Echter niet in eigen kracht.
Want als wij het ons goed indenken, zien
wij daarin Gods verlossende hand over
dit eiland.
Wat zou b.v. deze groep ongeoefende
en slecht gewapende mannen, gewoon met
landbouwwerktuigen om te gaan, en ab
soluut ongewoon aan den krijg, verricht
hebben, indien deze 60 Franschen, deze
geregelde stormtroepen, een geregeld vuur
hadden geopend, of onder hunnen aan
voerder, met geveld geweer op dien on-
geregel-den troep -een aanval hadden ge
daan.
Doch God bestuurde het anders. De
commandant, die zijn troepen vooruitwas
gesneld, viel eerst in hunne handen, en
daarna werd de troep verslagen.
De Gouverneur van Veere, door het
schieten aan de overzijde opmerkzaam
geworden, was op de Veersche wallen
gaan staan. Met woede zag hij den slech
ten afloop voor de Fransche soldaten.
Dat was te erg'. Zgn keurtroepen ver
slagen dioor een -groep Noord-Beveland
sche akkerlied-en
Hij trachtte den anderen morgen een
nieuwe expeditie uit te rusben, opdat deze
Noord-Beveland weer eens onder de knie
zou krijgen, Hj beloofde zijn manschappen
een rijke belooning, benevens het recht
van vrije plundering.
Tevergeefs 1 't Was of de moed bij- de
Franschen er uit was.
Niemand wilde deel van deze expeditie
uitmaken, zoo-dat met woede in het hart,
de Gouverneur moest constateeien, dai
ook Noord-Beveland, zich voor goed ondei
het vaandel van Oranje geschaard had.
Vrij- .kond-en nu de Engelschen hnden,.
En in de kerken werden dankstonden ge
houden voor de genadige, verlossing van
de Fransche dwingelandij-.
Over den leeftijd van eieren.
Waf er bij doorlichting der eieren fe
zien is.
(Slot.)
Bij het doorlichten der eieren krijgt
men, vooral bij witschalige eieren een
duidolijken indruk hoe het met de lucht
kamer, het eiwit en den dooier gesteld
is. Een pas gelegd ei heeft een zeer
kleine luchtkamer, ongeveer ter groote
van een halve cent, bij het stompe einde
van het ei. D-eze kan men heel duidelijk
zien. D-eze luchtkamer nu wordt bij be
waren van het ei steeds grooter.
Dit hangt ook al weer van verschillende
invloeden af, vooral van de warmte en
de vochtigheidstoestand der omgeving.
Droge warme lucht doet veel meer vocht,
uit he-t ei verdampen dan koele voch
tige lucht. D-oor de verdamping wordt
echter de luchtkamer grooter en het ei
in gewicht lichter (soortelijk gewicht
zwaarder).
Bij proeven bleek, dat de gewichtsaf
name tamelijk regelmatjg verloopt, hoe
wel zij bij verschillende eieren ook al
weer voor elk ei verschillend is. Bij 9
graden Celsius nam bijv. het een© ei
in de eerste week per dag 0.02 gram af
en later 0.04 gram, terwijl andere eieren
in de eerste week dagelijks slechts 0.01
gram afnamen en later slechts .003 gram.
Bij hoogexe temperatuur is natuurlijk de
afname veel grooter. Bij zomertempera-
tuur van 22° C. namen proefeieren in
de eerste week .004 tot 0.05 gram af
en in latere weken .007 tot 0.08 gram.
z'n moeder. „Guy moet niet boos wezen.
Vader, laat hem niet hoos wezen.
Maar de vader was geheel en al bezig
met Munel hij bezag haar gezicht
en betastte haar kleine, zwakke ledematen
om zeker te zijn, dat er niets gebroken
was.
't Bleek van niet, boewei bet bijna een
wonder was.
„Nu 'tgoed en wel voorbij is, en zij
loopen kan je bent zeker, dat je het
kunt, mijn lieveling? geloof ik, dat
we er moeder m-aar niets van moeten
zeggen, tenminste ni-et voor dat we te
Longfield zijn."
Maar het was te laat. Elke verande
ring in elk gezicht viel haar dadelijk op.
Toen we bij haar kwamen, zei ze:
„John is er iets met Muriel gebeurd?"
Daarop vertelde hij het haar alsof h-et
weinig te beduiden had en zoo dachten
we allen, totdat we ongerust w-erden door
dat het kind zoo bleek en s-til werd.
Mevrouw Halifax ging aan den weig
zitten, wiesch Muriel's voorhoofd en
bracht de haren in orde; maar de kleine
krullen hieven onbewegelijk teigen moe-
der's borst en op elke vraag antwoord
de zij „dat ze niet gekwetst was".
Al dien tijd wachtte de postwagen.
„Wat moet er gedaan worden?" vroeg
ik aan Ursula, want men kon bet John
toch. niet vragen.
Bewaart men de eieren bij broedtempe-
ratuur (38° C.) dan was de dagelijksche
vermindering zelfs 0.5 tot 0.9 gram en
deze bleef zoo hoog tot de eieren uitge
droogd waren. D-an bleef verder het ge
wicht natuurlijk constant.
Vreemd klinkt het als ik spreek van
uitgedroogde eieren en toch kan dat ge
makkelijk bij reine onbevruchte eieren.
Meestal denkt men dat oude eieren be
derven, doch dat behoeft heelemaal niet.
Natuurlijke reine eieren kunnen zonder
bederf geheel uitdrogen. Onder „natuurlijk
rein" versta ik eieren die in een zuiver
legnest gelegd zijn, zoodat er dus geen
vuil aankleeft. E.k ei is direct na het
leggen bedekt met een vochtig slijm-
laagje dat snel uitdroogt en het ei als
hot ware beschut. Gaat men nu eieren,
wasschen dan verdwijnt het beschutlende
laagje en bacteriën, doch vooral schim
mels kunnen gemakkelijk door de eischaal
naar binnen dringen en het ei doen be
derven. Als men dus reine eieren heeft
en ze tegen bacteriën of schimmels be
schermt, zullen ze niet bederven. Daar
op berust het inleggen der eieren in
kalk of waterglas of het oliën der eie
ren (dompelen in heete olie waardoor de
bacteriën en schimmels snel gedood wor
den en de poriën der schaal dichtgestopt
worden met olie, zoodat er ook geen
microben meer naar binnen kunnen drin
gen).
D-e luchtb'aas kan dus al naar gelang
der omstandigheden sneller of langzamer
grooter worden, zoodat men daaraan o-ok
al weer geen zeer vast kenmerk heeft.
Van veel belang daarnaast is echter
het beeld dat de dooier bij doorlichting
geeft. Wel wordt de kleur der dooier
door de voedering der kippen beïnvloed,
doch dat geeft voor de doorlichting geen
bezwaren. In een kersversch gezond ei
ziet men den dooier bij doorlichting niet,
het ei geeft een helder beeld, gelijkmatig
van kleur zonder vorm van den dooier.
Hoé oude-r het ei wordt hoe meer echter
de dooier zichtbaar wordt. Vooral bij
draaiing van het ei van de luchtopening
ziet men dan den dooier steeds duidelij
ker. Eerst als een flauwe ronde schim
in het midden, later als een duidelijke
donkere bol, die heen en weer slingert
in het ei. Deze dooier ziet men zooals ge
zegd in een kersversch ei niet, doch
bij bewaring bij 15 graden Celcius reeds
na 4 k 5 dagen. Bij ijskasttemperatuur
ziet men hem pas na 14 dagen, daaren
tegen» bij bxoedtempe.ratuur reeds na 24
uren.
Hieraan kan men dus ook weer onge
veer den ouderdom van het ei schatten.
De dooier' mag nooit aan de schaal vast
zitten. Dit wg-st er1 op, da-t hg- uitgezakt
is, dus dat het ei oud is en slecht
bewaard. In een goed bewaard ei blijft
de -dooier in het midden zweven. In den
beginne ligt hg als het ware vast ver
ankerd, doordat hij omgeven is door la
gen heel dik, taai eiwit (niet doordat
hij opgehangen is aan de z.g. hagelsnoe-
ren, zooais de menschen vaak de-nken).
Later ontleedt zich het eiwit door z.g.
„zelfoplossin-g", wordt dan dunner en dan
gaat de dooier uit het midden weg en
komt teg(en de schaal van het ei.
Men heeft ook al gedacht de eieren
te beoordeclen naar het bacterie-gehalte
van den inhoud. Daarop kom ik nader
terug. Voorloopig: kan ik al wel vast zeg
gen, dat dit niet van waarde is. Als
we .dus alles in het kort beschouwen,
komen we tot de volgende conclusie, dat:
Een goed kersversch ei moet bij- door
lichting geheel helder zijn, de luchtblaas
moet klein zijn. De schaal' moet rein zijn
en haren natuurlijken glans nog bezitten;
mag dus niet gswasschen zijn. Gewas-
schen en onreine eieren zijn minder
waardig. D r Te II ennep e.
Vragen, deze rubriek betreffende, kun
nen do-or abonné's worden ingezonden.
Postzegel voor antwoord insluiten.
„Wij moeten naar Enderley terug gaan"
zei ze beslist.
Zoo, terwijl zij Muriel in haar vader's
armen legde, ging zij voorop en in treu-
rigen optocht klommen we den heuvel
weer op naar de deur van Rose Cottage.
LJ uJj
HOOI DSTUK XXVIII.
ZondeT eenige discussie waren onze
plannen stilzwggend veranderd men
sprak er niet meer over naar huis, naar
het dierbare Longfield, te gaan. Iedereen
gevoelde, hoewei niemand 't uitsprak, dat
de reis onmogelijk was. Want Muriel lag,
dag aan dag, op haar bedje boven of werd
's middags door haar vader zachtjes naar
beneden gedragen. Zij klaagde nooit, maar
probeerde ook nooit te loopen of te pra
ten. Als we vroegen, of zij zich ziek!
gevoelde, antwoordde zij altoos:
„O, neen, alleen erg moe." Niets meer.
„Zij verveelt zich, omdat zij wil, dat d-e
anderen met haar spelen. De jongens
moesten niet wegloopen naar buiten en
hun zuster alleen laten", zei John.
„Vader, laat de jongens zonder mij spe
len, als 't u belieft. Zeker, ik geef er niet
om. Ik wil liever hier rustig liggen."
„Maar 'tis niet goed voor mijn kleine
meid altyd zoo stil te wezen en heit doet
vader leed."