DE ZEEDW BOLS TWEEDE BLAD. HET ADRES A. WIL KING z-o-geneverI geheeren- (ieeding, AS OF COSTUME erkoopang. Dienstbode Dienstbode Voor den Zondag. VAN K00GER ORDE. Land- en Tuinbouw Op crediet erkooping nts-Goederen. UJ October 1928, j MATERIALEN AND, n Landerijen, mende Meid, FEUILLETON (Wordt vervolgd.) BOER, Deurw. pen, tRRITSEN: partij van DE PRINS lieuwstraat Goes, n verkocht tegen - f 40.f 50.— f 20.. f 85. f 25.' £95- £40.- 45. indergoed, Petten» oor niets. Manu- I en wit Katoen kleeden, Schorte- ltige Flanelstoffen Prachtige Bed- it Matras, Peluw 70— f 80. 35.45. vanaf f 5.50. ilaats Dinsdag 16 ag 17 October, tober, Vrijdag 19 uur. Zaterdag tot 9 uur. jari 1929. geen opgeld. M. DE KOK te te Kattendijke, ndijk, wegens be~ ;zaamheden, erkoopen 77 3.25 M., 30 M„ 27 a 2.25 M., M„ 29 1.65 M., 35 M.; Baddings: M., 2 a 4 M., 3 a 1„ 3 a 2 M., 4 60 Palen, Planken, ndhout, enz. (11 P.K.) en Cen- doorsnee) op ijz. Zuigbuizen, Drijf- oor 7 jaren 928/1935: len (0.70.70 H.A.) aogelande. Perceel Not. Loeff van 24 vorden Ingewacht 1928 ten kantore EN, waar nadere gbaar zijn. de DIACONIE DER te Kruiningen op October a.s., ur in het Zondags- leen zij,' die lid o£ Herv. Kerk zijn king om te huren. RKERAAD DER 4ERV. GEM. OOP: rig onderhouden vlak tegen Mid- udekerke. ut ar is HIOOLEN. ijk der tegenwoor- T. FABERIJ DE INK, Lange Kerk- j. F. J. BOONE, ei 1929 nechl) met paarden om te EBEEKE, Seroos- gevraagd, Wz., Veerscheweg, 1 Mei a.s. R Gz., Oostkapelle. VAN ZATERDAG 13 OCTOBER 1928, No. 12. LIBANONS CEDEREN. Zoo gebied nu dat men mij cederen uit den Libanon houwe. 1 Kon. 5:6. Op den Libanon daax hoorde de ceder. Daar verhief hij zich hoog en trotsch uit eigen bodem. Machtig sloegen zijne woirtelen in de aarde; vast plantte zijn stam zich op de hoogte van den berg; hfeed-uit grepen zijne takken, elke tak een boom; en het geweldig groen ge vaarte, dat hij ten hemel beurde, was als eene grootsche kroon, die hij zich- zelven opzette. Hij belacht den storm, deze koning; de eeuwen doen hem slechts wassen in kracht; en in zijn geruisch zingt hij het lied zijner ma jesteit. Ja waarlijk, op den Libanon, daar hoorde de ceder. En toch had de Schepper schóóner plaats voor hem bestemd dan de berg hoogte, en héérlijker taak dan te prij ken in het woud. Zijne plaats zou zijn te Jeruzalem, in den tempel van Jehovah. Daar zou het Huis Gods uit hem gebouwd wor den. Daar zou zijn stam worden op gericht tot pilaar, en zijn tak gesneden tot lofwerk en bloem. Daar zou de ce der verheerlijkt worden. Maar dan moet de bijl aan den wor tel der boomen gelegd. Dan moet 'tak na tak afgehouwen. Dan moet de trot- sche kroon buigen en de stad ter aar de vallen. Dan moet de ceder sterven. En denkt gij dit, o mehsch, dat gij langs anderen weg eene plaats zu-t hebben in het Huis uw Gods? Denkt gij dit, dat gij met uwe le venswortelen uw eigen bodem zult kunnen blijven omklemmen en daaruit leven, en nochtans op Sion uitkomen in herboren gestalte, om uw lofwerk en uwe bloemen te dragen in den heiligen Tempel Hoor, wat den ceder geschiedt, die op Libanon blijft! „De God der eere dondert. „De stem dos Heeren breekt de ce deren, ja de Heere verbreekt de cede ren Libanons." „De stem des Heeren houwt er vlam men vuur uit." (Ps. 29. Besluit dan uw leven te verliezen, opdat gij hetzelve behouden moogt. Nooit anders dan door den dood heen zal de natuur verheerlijkt worden in den Tejnpel der genade. Slechts door het sterven van den ouden mensch zal de nieuwe opstaan. En wat zijt gij verwonderd, gij Christen, als uw God u bloeden doet en kermen van pijn? Als het staal' ge slagen wordt in de wortelen, waarmee gij u vastklemt aan deze aarde? als uwe takken vallen en gij ontbloot wordt van uwe heerlijkheid? Is het niet, omdat de Koning gebo den heeft, dat men Hem cederen uit den Libanon houwe? Laat dan toe, dat uw God in goeder tieren bedoeling u bewerkt. En 'wan- voor Manufacturen Dames- en Klnderconfectle Tapijten - Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen !s GOES HULST 90) Naar het Engelseh. „Maak er geen grap van", zei Ursula. Zij was veel opgewondener dan haar man. Zij zag boos toen Lord Luxmore voorbij reed en boog, welke buiging zij uit de hoogte beantwoordde. Maar op hetzelfde oogenblik brak er een luid geroep los bij den molen: „Hoerah, voor den meester! Hoerah voor mijnheer Halifax I kon men duidelijk hooren Lord Luxmore richtte zich tot zijn huur der: „Wat beteekent dat lawaai, dat ik hoor, mijnheer Halifax" „Dat zijn mijn mannen, die mij toejui chen". „O, wat aardigi en waarom juichen zij u toe, als ik vragen mag?" John vertelde het in het kort, sprekend met even volmaakte hoffelijkheid, als waarmee hij werd aangesproken. „En deze stoommachine ik heb er vroeger van gehoord zal een groot voordeel zijn voor je molens?" „Zeker, mylord. 't Maakt mij volkomen onafhankelijk van uw rivier en do fon- neer Hij u door vele verdrukkingen wil doen ingaan in Zijn Koninkrijk, uw hart worde niet ontroerd I „Die overwint, ik zal hem maken tot eenen pilaar in den Tempel mijns Gods, en hij zal niet meer daar uit gaan" HET HEYLIGE GEBET. Ons' Vader trouw end vol barmhertig- heden Die bist omhoog in d'hemelsche woon steden, Geheylicht werd' hier dijnen2) naem hoog- waerdich: Dijn rijeke kroon end dijn gebied recht- vaerdig; Laat dijnen wil op d'eerd hier by ons lie den Gelijk omhoog in d'Hemelen geschieden. Ons daeglicx broot geef ons den dach van heden End' wil met ons in dijn gericht niet tre den; Maer ons vergeef ons sonden menigvul- dich Alzo wij doen aan die, die ons sijn schul- dich; End' wil ons voorts in geen becoring vueren,3) Maer van den quaed' ons lossen t'elker uren. Want dijn is 't rijk ver over alle rijeken, Dijn is de cracht end macht aen alle wijeken, En dy4) komt toe lof, prijs end heer- licheden Van eeuwicheyt tot alle eeuwic'heden. Verhoor ons dan, want wy dit al te samen In C'hristi naem ootmoedich bidden: Amen. MARNIX VAN ST. ALDEGONDE. 1) zijt. s) Uwen. voeren. 4) U. BRIEVEN UIT HET LAND VAN CADZAND. XXI. /Wat er tegen de samentrekking van gemeenten te zeggen valt. Materieel en ideëel. Zooals ik de vorige maal uiteenzette, heeft de samentrekking van gemeenten in ons land van Cadzand het groote voordeel, dat er heel wat zou kunnen bezuinigd worden, dat de verschillende takken van het gemeentelijk bedrijf beter zouden kunnen worden geor ganiseerd en dat werken van belang voor heel de streek veel eerder tot stand zouden kunnen komen. Toch zijn er ook heel wat bezwaren tegen in te brengen. In de eerste plaats dienen we in het oog te hopden, dat we niet alleen moeten letten op do belangen van heel de streek, maar ook op die van elke plaats afzonderlijk. En die belangen loopen vaak niet parallel. Neem b.v. de kanaalkwestie. Wanneer het kanaal Breskens—Sluis tot stand zou komen, openden zich voor het achterland van Bres kens nieuwe perspectieven, ook op het ge bied van het fabriekswezen, maar of Breskens zelf er veel voordeel van zou ondervinden is voorloopig nog de vraag. In 't a lgemeen loopt Breskens er niet warm voor. De waterleiding daarentegen is voor die plaats met zijn groote fabriek van Van Melle van groot belang; maar voor een eenvoudig boerendorpje, waar ieder huis meestal een flinken regenbak heeft, weer van veel min der gewicht. Zoo heeft Breskens zijn havenbelangen, Groede en Zuidzande e.a. hun landbouw belangen, Oostburg zijn belangrijke graanmarkt, Sluis zijn vreemdelingenverkeer, terwijl Aarden burg zich alleen interesseert voor zijn bran dende Gast- en Weeshuiskwestie. Nu is het duidelijk, dat de gemeentebestu ren veel beter de belangen van hun eigen dorp kunnen behartigen, dan van drie of vier dorpen. Wanneer men geregeld de raads- verslagen leest, dan ziet men, dat wa'fmeer B. en W. voorstellen een trottoir aan te leggen in straat A, er altijd weer een deel is, dat maar niet te overtuigen is, dat. straat B. niet de primeur heeft. En wanneer nu het gemeentebestuur dit moet regelen over 3 of 4 dorpen, komen we het heelemaal niet 's eens, zooals we hier zeggen. Ook dienen we in het oog te houden, dat de eene gemeente veel grondbezit en weinig schulden heeft, de andere juist anders- teinen van Luxmore kunnen daar nu vol op van profiteeren. Hij liep naast het paard, gelijk Lord Luxmore hem beleefdelijk verzocht had. Zij gingen een weinig te samen den heu vel op, uit het gezicht van mevrouw Halifax, die druk bezig was met de jon gens in den postwagen te zetten. „Ik heb het niet goed begrepen, zou u het nog eens willetn zeggen?" Wel, mylord, dat u den watertoevoer hebt afgesneden was een der grootste vootideelen, welke, ik ooit had m mijn leven, waarvoor u mij moet toestaan, of gij het zoo bedoeld hebt of niet, u te bedanken." De graaf zag John vlak in het gezicht, zonder te antwoorden, en gaf toen woe dend zijn paard de sporen. „De kinderen! waar zijn de kin deren I" Guy zocht bloemen aan den kant van den weg maar Muriel voor den eer sten keer in ons leven hadden we Muriel vergeten. Zij stond het paard in den weg het hulpelooze, blinde kind. Op 't volgend ougenbliK was zij neergeslagen. Ik hoorde nooit een vloek op de lip pen van John Halifax, alleen die eewe, eene keer. Lord Luxmore hoorde 'took. Het beeld van den krankzinnigen vader dia zgn lieveling onder de hoeven vair om. De eene gemeente heeft zuinig geleefd, de andere heeft het er een beetje van ge nomen. En nu zou het wel wat communistisch zijn om de bonvivant aan de spaarpenningen van zijn zuinigen broer te laten komen. Wan neer het, wat toch niet ondenkbaar is, werke lijk tot verdere plannen mocht komen, voor al nu de zaak opnieuw in de Tweede Kamer is aangeroerd, zou daar toch zeker wel reke ning mede gehouden dienen te worden. Doch het grootste bezwaar, dat vele Cad- zantenaren tegen de plannen zouden hebben, is niet van materiëelen aard. Voor de an dere Zeeuwen is iedere bewoner van West- Zeeuwsch-Vlaanderen nu eenmaal pen Cad- zantenaar, een „overkanter", maar voor de overkanters zelve is er tusschen de bewo ners der verschillende dorpen heel wat ver schil, is een Zuidzandenaar goed te onder kennen van een Aardenburger en een inwo ner van Eede b.v. van de e^jte wel te ver staan. De meisjes met hun afgekapt haar, geschoren nekjes en boven-de-knietjosrokjes, de jongens met hun sigaret en petlooze haar dos hebben tegenwoordig wel andere proble men op te lossen. En ook de vele ambte naren en leeraren en onderwijzers, die vaak ons landje als een doorgangshuis beschou wen, naar „Holland" laat ik buiten beschou wing. Maar ik bedoel de echte, onvervalschte Cadzantenaar. Hem is zijn geboortestreek lief. En menigeen keert, al heeft hij een heel stuk van de wereld gezien, weer met vreugde terug naar zijn land van Cadzand, met zijn eigen schoonheid. Maar bovenal heeft hij zijn dorpje lief. Dat is er ingegroeid van kleinen jongen of meisje af. Het dorpje waarvan hij reeds als kwajongen zong: Oostburg boven, enz., waar van elk straatje en wegje door den Polder hem -duizend herinneringen wakker roept, het dorpje waar hij is opgegroeid, waar hij man is geworden, waar vader, moeder en vrienden begraven zijn, waar hij iedereen kent, met heel zijn geschiedenis, het eigen knusse ko ninkrijkje, dat een deel van hemzelf is. Nu vermoed ik, dat 75 pCt. van mijn lezers hierom zal glimlachen, we zijn tegenwoor dig immers wereldburgers, een draai aan den knop van de radio en we zijn in Engeland, terwijl buurman links in België en buurman rechts in Duitschland is. Maar toch zeker 25 pCt. houdt het nog met zijn eigen dorpje en voor die zou het een hard gelag zijn, dat dorpje opgelost te zien worden in een combinatie van gemeenten. Of nu de nadeelen grooter zijn dan de voor- deelen, het is gelukkig niet aan mij te be slissen. Maar wel zal het gewenscht zijn, niet, door alleen op de streekbelangen te zien, de belangen der dorpen afzonderlijk uit het oog te verliezen. UIT HET ZEEUWSCHE VERLEDEN. Door A. M. Wessels. XL VIII. De Franschen op Noortf-Bevelanl (Slot.) Op 13 December klonk eensklaps de tijding' van mond tot mond: „De Fran- schen zijn in aantocht. Zij gaan Noord- Beveland weer bezetten". Eerst dacht men, dat het een valsch gerucht was, maar de tijding bleek maar al te waar te zijn. De Fransche gouver neur, boos en ontevreden, dat men Noord- Beveland zoo maar zonder slag of stoot had verlaten, had bevel gegeven, het eiland opnieuw te bezetten en te Coigns- plaat post te vatten, teneinde den eersten aanval en landing, die de Engelschen mochten beproeven af te slaan. Mocht Holland dan al in handen van Oranje zijn, N.-Beveland moest Fransch blijven. Zestig, welgewapende mariniers, van de voor Veere liggende brikken, be proefden een landing bij het Kamperland- sche Veer. Zij werden daarbij aangevoerd door een commandant, die voorheen ook op dit eiland het bevel voerde en derhalve goed met de situatie op de hoogte was. Dit was den Noord-Bevelanders te e-g. Zij waren nu vrij en thans weer ondei de Franschen komen? Dat nooit 1 Dan liever vechten tot het uiterste. De noodklokken werden geluid en alles vloog te wapen. In een oogwenk was ei een schare landlieden en arbeiders uil Wissenkerke, Geersdijk en Cortgene bijeen voorzien van geweren, pieken, stokken en wat verder tot verdediging dienen kon. De Noord-Bevelandsche schare verza melde zich op den veerweg te Kamper land'. En ja wel, daar kwamen de vijanden het paard wegsleurde, moet het goede geheugen van den graaf menigei\ 4ag Lebben gekweld. Hij steeg af ep zei anestig: „Ik hoop, dat het meisje niet gekwetst is? Het was een ongeluk ziet ge zuiver een on geluk." Maar John hoorde het niet; hij zou het nauwelijks hebben hooren donderen. Hij knielde neer met het kind in zijn armen bij een beekje langs den weg. Toen zij het water voelde opende zij de o ogen. „Mijn kleine lieveling!" Muriel glimlachte en ging dichter naar hem toe. „Werkelijk ik ben niet gewond', beste vader". Lord Luxmore, die er bij stond, scheen zeer geruslgesfceld en bood weer met aan drang zijne verontschuldigingen aan. Geen antwoord. „Ga weg", snikte Guy, terwijl hij z'n beide vuisten den edelman naar 't gezicht stak. „Ga weg of ik sla je dood1, slechte man. Ik zou het hebben gedaan, a ls je mijn zuster had vermoord." Lord Luxmore lachte om de woede van den jongen wierp hem een goud stuk toe, dat Guy uit al zijn macht naar hem terug smeet en reed kalm heen. „Guy Guy riep de zwakke, zachte stem, welke meer macht over hem had dan eemige andere, behalve die van aan, denkende zonder slag of stoot het eiland weer te bezetten. Op tegenstand hadden zij heelemaal niet gerekend. Mei den 60 man sterken troep, zouden zij de bewoners wel even knevelen en hun ge zag weer herstellen. Het gezicht van den vijand, maakte de Noord-Bevelanders woedend. Zonder ook maar eenige leiding, storm den zij op de onthutste Franschen in, die niet wisten wat hen overkwam. Waren dat nu die vreedzame akkerlieden? Hel leken wel losgelaten wilde beesten. Op gewonden, verbitterd viel men aan en de Franschen vermochten niets hiertegen te doen. Zij moesten wijken. 15 hunner benevens hun commandant vielen als krijgsgevangenen den Noord-Bevelanders in handen. Met achterlating van verschil lende dooden wisten de anderen over het Veersche Gat te ontsnappen. De Noord-Bevelanders hadden .geze gepraald. Echter niet in eigen kracht. Want als wij het ons goed indenken, zien wij daarin Gods verlossende hand over dit eiland. Wat zou b.v. deze groep ongeoefende en slecht gewapende mannen, gewoon met landbouwwerktuigen om te gaan, en ab soluut ongewoon aan den krijg, verricht hebben, indien deze 60 Franschen, deze geregelde stormtroepen, een geregeld vuur hadden geopend, of onder hunnen aan voerder, met geveld geweer op dien on- geregel-den troep -een aanval hadden ge daan. Doch God bestuurde het anders. De commandant, die zijn troepen vooruitwas gesneld, viel eerst in hunne handen, en daarna werd de troep verslagen. De Gouverneur van Veere, door het schieten aan de overzijde opmerkzaam geworden, was op de Veersche wallen gaan staan. Met woede zag hij den slech ten afloop voor de Fransche soldaten. Dat was te erg'. Zgn keurtroepen ver slagen dioor een -groep Noord-Beveland sche akkerlied-en Hij trachtte den anderen morgen een nieuwe expeditie uit te rusben, opdat deze Noord-Beveland weer eens onder de knie zou krijgen, Hj beloofde zijn manschappen een rijke belooning, benevens het recht van vrije plundering. Tevergeefs 1 't Was of de moed bij- de Franschen er uit was. Niemand wilde deel van deze expeditie uitmaken, zoo-dat met woede in het hart, de Gouverneur moest constateeien, dai ook Noord-Beveland, zich voor goed ondei het vaandel van Oranje geschaard had. Vrij- .kond-en nu de Engelschen hnden,. En in de kerken werden dankstonden ge houden voor de genadige, verlossing van de Fransche dwingelandij-. Over den leeftijd van eieren. Waf er bij doorlichting der eieren fe zien is. (Slot.) Bij het doorlichten der eieren krijgt men, vooral bij witschalige eieren een duidolijken indruk hoe het met de lucht kamer, het eiwit en den dooier gesteld is. Een pas gelegd ei heeft een zeer kleine luchtkamer, ongeveer ter groote van een halve cent, bij het stompe einde van het ei. D-eze kan men heel duidelijk zien. D-eze luchtkamer nu wordt bij be waren van het ei steeds grooter. Dit hangt ook al weer van verschillende invloeden af, vooral van de warmte en de vochtigheidstoestand der omgeving. Droge warme lucht doet veel meer vocht, uit he-t ei verdampen dan koele voch tige lucht. D-oor de verdamping wordt echter de luchtkamer grooter en het ei in gewicht lichter (soortelijk gewicht zwaarder). Bij proeven bleek, dat de gewichtsaf name tamelijk regelmatjg verloopt, hoe wel zij bij verschillende eieren ook al weer voor elk ei verschillend is. Bij 9 graden Celsius nam bijv. het een© ei in de eerste week per dag 0.02 gram af en later 0.04 gram, terwijl andere eieren in de eerste week dagelijks slechts 0.01 gram afnamen en later slechts .003 gram. Bij hoogexe temperatuur is natuurlijk de afname veel grooter. Bij zomertempera- tuur van 22° C. namen proefeieren in de eerste week .004 tot 0.05 gram af en in latere weken .007 tot 0.08 gram. z'n moeder. „Guy moet niet boos wezen. Vader, laat hem niet hoos wezen. Maar de vader was geheel en al bezig met Munel hij bezag haar gezicht en betastte haar kleine, zwakke ledematen om zeker te zijn, dat er niets gebroken was. 't Bleek van niet, boewei bet bijna een wonder was. „Nu 'tgoed en wel voorbij is, en zij loopen kan je bent zeker, dat je het kunt, mijn lieveling? geloof ik, dat we er moeder m-aar niets van moeten zeggen, tenminste ni-et voor dat we te Longfield zijn." Maar het was te laat. Elke verande ring in elk gezicht viel haar dadelijk op. Toen we bij haar kwamen, zei ze: „John is er iets met Muriel gebeurd?" Daarop vertelde hij het haar alsof h-et weinig te beduiden had en zoo dachten we allen, totdat we ongerust w-erden door dat het kind zoo bleek en s-til werd. Mevrouw Halifax ging aan den weig zitten, wiesch Muriel's voorhoofd en bracht de haren in orde; maar de kleine krullen hieven onbewegelijk teigen moe- der's borst en op elke vraag antwoord de zij „dat ze niet gekwetst was". Al dien tijd wachtte de postwagen. „Wat moet er gedaan worden?" vroeg ik aan Ursula, want men kon bet John toch. niet vragen. Bewaart men de eieren bij broedtempe- ratuur (38° C.) dan was de dagelijksche vermindering zelfs 0.5 tot 0.9 gram en deze bleef zoo hoog tot de eieren uitge droogd waren. D-an bleef verder het ge wicht natuurlijk constant. Vreemd klinkt het als ik spreek van uitgedroogde eieren en toch kan dat ge makkelijk bij reine onbevruchte eieren. Meestal denkt men dat oude eieren be derven, doch dat behoeft heelemaal niet. Natuurlijke reine eieren kunnen zonder bederf geheel uitdrogen. Onder „natuurlijk rein" versta ik eieren die in een zuiver legnest gelegd zijn, zoodat er dus geen vuil aankleeft. E.k ei is direct na het leggen bedekt met een vochtig slijm- laagje dat snel uitdroogt en het ei als hot ware beschut. Gaat men nu eieren, wasschen dan verdwijnt het beschutlende laagje en bacteriën, doch vooral schim mels kunnen gemakkelijk door de eischaal naar binnen dringen en het ei doen be derven. Als men dus reine eieren heeft en ze tegen bacteriën of schimmels be schermt, zullen ze niet bederven. Daar op berust het inleggen der eieren in kalk of waterglas of het oliën der eie ren (dompelen in heete olie waardoor de bacteriën en schimmels snel gedood wor den en de poriën der schaal dichtgestopt worden met olie, zoodat er ook geen microben meer naar binnen kunnen drin gen). D-e luchtb'aas kan dus al naar gelang der omstandigheden sneller of langzamer grooter worden, zoodat men daaraan o-ok al weer geen zeer vast kenmerk heeft. Van veel belang daarnaast is echter het beeld dat de dooier bij doorlichting geeft. Wel wordt de kleur der dooier door de voedering der kippen beïnvloed, doch dat geeft voor de doorlichting geen bezwaren. In een kersversch gezond ei ziet men den dooier bij doorlichting niet, het ei geeft een helder beeld, gelijkmatig van kleur zonder vorm van den dooier. Hoé oude-r het ei wordt hoe meer echter de dooier zichtbaar wordt. Vooral bij draaiing van het ei van de luchtopening ziet men dan den dooier steeds duidelij ker. Eerst als een flauwe ronde schim in het midden, later als een duidelijke donkere bol, die heen en weer slingert in het ei. Deze dooier ziet men zooals ge zegd in een kersversch ei niet, doch bij bewaring bij 15 graden Celcius reeds na 4 k 5 dagen. Bij ijskasttemperatuur ziet men hem pas na 14 dagen, daaren tegen» bij bxoedtempe.ratuur reeds na 24 uren. Hieraan kan men dus ook weer onge veer den ouderdom van het ei schatten. De dooier' mag nooit aan de schaal vast zitten. Dit wg-st er1 op, da-t hg- uitgezakt is, dus dat het ei oud is en slecht bewaard. In een goed bewaard ei blijft de -dooier in het midden zweven. In den beginne ligt hg als het ware vast ver ankerd, doordat hij omgeven is door la gen heel dik, taai eiwit (niet doordat hij opgehangen is aan de z.g. hagelsnoe- ren, zooais de menschen vaak de-nken). Later ontleedt zich het eiwit door z.g. „zelfoplossin-g", wordt dan dunner en dan gaat de dooier uit het midden weg en komt teg(en de schaal van het ei. Men heeft ook al gedacht de eieren te beoordeclen naar het bacterie-gehalte van den inhoud. Daarop kom ik nader terug. Voorloopig: kan ik al wel vast zeg gen, dat dit niet van waarde is. Als we .dus alles in het kort beschouwen, komen we tot de volgende conclusie, dat: Een goed kersversch ei moet bij- door lichting geheel helder zijn, de luchtblaas moet klein zijn. De schaal' moet rein zijn en haren natuurlijken glans nog bezitten; mag dus niet gswasschen zijn. Gewas- schen en onreine eieren zijn minder waardig. D r Te II ennep e. Vragen, deze rubriek betreffende, kun nen do-or abonné's worden ingezonden. Postzegel voor antwoord insluiten. „Wij moeten naar Enderley terug gaan" zei ze beslist. Zoo, terwijl zij Muriel in haar vader's armen legde, ging zij voorop en in treu- rigen optocht klommen we den heuvel weer op naar de deur van Rose Cottage. LJ uJj HOOI DSTUK XXVIII. ZondeT eenige discussie waren onze plannen stilzwggend veranderd men sprak er niet meer over naar huis, naar het dierbare Longfield, te gaan. Iedereen gevoelde, hoewei niemand 't uitsprak, dat de reis onmogelijk was. Want Muriel lag, dag aan dag, op haar bedje boven of werd 's middags door haar vader zachtjes naar beneden gedragen. Zij klaagde nooit, maar probeerde ook nooit te loopen of te pra ten. Als we vroegen, of zij zich ziek! gevoelde, antwoordde zij altoos: „O, neen, alleen erg moe." Niets meer. „Zij verveelt zich, omdat zij wil, dat d-e anderen met haar spelen. De jongens moesten niet wegloopen naar buiten en hun zuster alleen laten", zei John. „Vader, laat de jongens zonder mij spe len, als 't u belieft. Zeker, ik geef er niet om. Ik wil liever hier rustig liggen." „Maar 'tis niet goed voor mijn kleine meid altyd zoo stil te wezen en heit doet vader leed."

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5