DE ZEEUW BOLS appelrooiers tweede blad. het adres ORANGE f A. WELKING Heinkenszand irkooping. ïnrein Voor den Zondag. Fa J. A. L. G. WITTE t VAM HOOGER ORDE. ZOGENEVER #/p Ï371 y ïtember 1928, Soederen, wd Woonhuis TEEDJE, alfvaarzen, op: ÏUDSTER. Meld, nstbode leisjes 1 u-»■ geestelijke blindheid. troebele Sinaasappelllmtnarie g Wordt vervolgd.) voorraad prijzen de aardappelen oven legt. T te Goes Is erzoeke van de Willem Oosthoek het zerkoopen uur (N.T.), aan jinet, Regulateur, Tafels, Kachel, n bed en toebe- Petroleumstellen, nuis, 10 Kippen, Arbeidersgereed- en hetgeen ver geboden. gs 2 uur (N.T.), woond door den -Jeerenhoek arzien van'water- Soomgaard en groot 1,15.15 en in massa, ren oogst 1928; 1928. rorden verkocht: 'O's Aardappe- Blauwe Aard- ten verkrijgbaar i Notaris. I te pachten 7 jaar, Ingaande 1929-: Bouwland in iltsdijk, eigendom [JN, aldaar, ekomen bij den tore van Notaris alwaar de brief at tot 21 Septem- (N.T.) ederen werkdag. luwen Weg, ge belasting. IJK, Nieuwstraat OP: Ihelmlna Zaal- vanwege Z.L.M. -9. DM, Nieuw- en :pt. Groot Mid- ofstede, 1 H.A. pacht, 1/s uur van letter K, Boekh. idelburg. Kalfvaarzen, ste Fokstieren A. DE BOUR- Wemeldlnge. ctober, een Meld lijn landbouwbe- hiefst middelbare f, hoog loon ver- nelden, hetzij per bij LENBERG Cz., Ellewoutsdijk. Rotterdam, inlichtingen enz. Halsterscheweg 30DE n nacht, in klein de koken. Carina", Bergen Vrederust" te innen liet beneden de :id te worden in ien Geneesheer- VAU ZATERDAG 8 SEPT. 1928. No. 290. Heere, dat onze oogen geopend worden. Matth. 20: 33. Menschen, die meenen, dat ze zijn zoo als ze wezen moeten en geen behoefte voe len anders te wezen, dan ze zijn, vragen vol verbazing: „zijn wij dan ook blind?" als het licht der hoogste 'Waarheid en der eeuwige liefde hun bestraffend in de ziel schijnt. In hun kortzichtigheid staren zij zien blind op hun eigen ik, op hun eigen voor treffelijkheid. Terwijl zij zich op hun licht beroemen, zijn zij blinde leidslieden voor. andere blinden en vallen zij straks óf in de gracht der eigengerechtigheid, die vóór ■hun huis óf in de gracht der ongerechtig heid, die achter 'hun huis ligt. In zijn tweeden algemeenen zendbrief achljft de Apostel Petrus: „Voegt hij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis, en bij do kennis matigheid, en bij de matig heid lijdzaamheid, en hij de lijdzaamheid godzaligheid, en bij de godzaligheid broe derlijke liefde, en bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen, want hij welken deze dingen niet zijn, die is blind, van verr9 niet ziende, hebbende vergeten de reini ging der vorige zonde". Waar geloof, godsvrucht en liefde ont breken, heerscht dus geestelijke blindheid, die een gevolg is van zoo erge en ergerlijke kortzichtigheid, dat het geloof krachteloos is geworden. Daar ziet men God niet, die ons levend maakt, die ons telkens tegenkomt, die ons zegent, die ons straft, die ons beproeft, die ons loutert, die ons gedurig vraagt: weet gij dan niet, wat mijne Liefde voor u heeft gedaan en volbracht? en die ons voortdu rend toeroept: Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt. Eva zag niet, wat zij deed, toen zij de hand begeerig uitstrekte naar de verboden vrucht. Judas zag niet, wat 'hij deed, toen hij zich tot handlanger verlaagde van den Joodschen Raad. Saulus van Tarsen zag niet wat hij deed, toen hij rondtrok blazende dreiging en moord tegen de discipelen van Jezus, maar 'hij meende Gode een dienst te doen. De Farizeën waren ooggetuigen van hetgeen Jezus was en deed. Dat zien baatte hun echter niets. Het verzwaarde integendeel hun oordeel. Vol eigenwaan vragen zij aan Jezus: „Zijn wij dan ook blind?" Het antwoord des Heeren is: ,,'Zoo gij blind waart, zoudt gij geene zonde heb ben, maar nu zegt gij: wij zien! zoo blijft dan in uwe zonde". Al deze menschen waren even onge lukkig als de Israëlieten in de woestijn, die in de hoog opgerichte koperen slang 'het teeken van Gods reddende liefde niet wilden zien even ongelukkig als de ge betenen door de oude slang uit het para dijs, die er blind voor blijven, dat gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzoo Ook de Zoon des Menschen verhoogd moest worden, opdat een iege lijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Zalig daarentegen zijn zij die hun hart hebben geopend voor wat God in zijn Woord ons te zeggen heeft en die roepende WIJNHANDEL - 60ES - TEL 264 II.— per flesch. •MiiiNteataatMMcaiittMa FEUILLETON 63) Naar het Engelseh. ging ze bij me zitten praten 01 et een ruwe, bruine pan op haar schoot erwten doppend, boonen snijdend of bes sen afhalend; haar vingers juffrouw March's 'mooie vingers zagen er nog toooier uit door het contrast met bet ongewone werk. Of anders, des zomers- avonds, zat zij aan het venster te naaien, altoos naaien, maar zat zoo, dat ze met een oogopülag 'kon zi&i of John in 'de straat er aan kwam. Ver, veraf zag z)J hem al; en bij dat gezicht veranderde haar gelaat en klaarde op, gelijk het wei land, als de zon doorbreekt. Dan snelde rij naar de open deur, en ik kon hem l3 v.,^00rei1. „mijn lieveling" en aan bleven zij lang ©amen in het portaal Zij waren zeer, zeer gelukkig in die eerste dagen die rustige dagen Van ar moede; toen ziji niemand bezochten en meanand hen opzocht; toen hun gejheela wereld begrensd was door het donkere, oude huis, en den tuin, met z'n vier hQOgfi Imin-a,™ uit de diepte het oog des geloofs hebben gevestigd op het Kruis van Christus. Zien wij de liefde van Christus, dan le ven wij in de wereld, waarin Christus leeft. Zien wij die liefde niet, dan zijn wij nog in de wereld van zonde en dood. Daar zijn nog vele oogen, die niet zien, verblind als zij zijn door zinnenlust en wereldzin, door onkunde en onwetendheid, door bijgeloof en vooroordeel, door vijand schap en liefdeloosheid, ja door liefdeloos heid vooral, want al spreken wij de talen der menschen en der engelen, al kennen wij alle formulieren en geloofsartikelen van buiten, al geven wij groote gaven voor armen en zending, al willen wij zelfs mar telaars wezen voor onze overtuiging, en de liefde van Christus heeft ons niet bij do hand genomen, dan dwalen wij nog om in de duisternis zonder te weten wat de weg is, waarop wij ons bevinden of wat de bedoeling van ons leven is. En wat moet er dan omgaan in ons hart hij de gevaren, die ons van alle kanten om ringen? De ziel, die zich omsingeld ziet, schreeuwt wanhopig: „Ach, wat zullen wij doen?" Maar de man Gods zegt: „Vreest niet, want die hij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijnl" Heere, open toch onze oogen, dat wij zien! IN DEN STORM. Kalm en rustig vaart het scheepje Op het donkerblauwe meer, Zachtkens wiegt en glijdt het voorwaarts; Blauwe hemel, zonnig weer, Doch de wind verheft zich plots'ling, Donk're wolken drijven aan, En de golven woest en schuimend, Dreigen 't scheepte om te Maan. Groot is de angst van 'tarme scheepsvolk, Dat zich nu verloren acht; Groot hun vrees en, groot hun zwakheid, Hun geloof heeft weinig kracht. Houdt niet Eén.de wacht voor allen? Moe van arbeid sluimert Hgl Moeten zij hun Leidsman wekken? Staat Hij hen niet meer ter zij? I „Meester! zijt Gij niet bekommerd, Ziet Gij, niet dat wij vergaan? Alles is bij U toch moog'iijk; Red ons door Uw wonderdaan!" HJj ontwaakt en fier luidt 't wachtwoord: „Wind en golven legt u neer!" Teeder klinkt het in hun ooren: „Waarom twijfelt ge aan Uw Heer?" Vaak ooik in dit aardsohe leven Woedt de storm voor 'tarme hart, Hoewel Hij; naar Zijn belofte, Bidt om kracht in onze smart, Laat ons steeds op Hem vertrouwen, Neen, Zijn hart verandert niet; Eenmaal zullen we, ook voor stormen, Juichend danken in ons lied. Uit: „Alles ten goede". voor Manufacturen Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST IS 'T BIJ ONS ZOOVEEL ANDERS? In het .Amerikaansche medisch tijd schrift „Hygiea" schrijft een arts, dat vele door hem gewogen meisjes niet meer dan 2 pond kleeding droegen, schoenen inbe grepen. Men verzekerde hem zelfs, dat vele jonge vrouwen een avondkleeding droegen van niet meer dan 12 ons of nog minder dan waarin het meerendeel der mannen op een mooien zomermorgen aan de kust nog huivert. Een 'gevolg van zulke 'Meeding is, dat de moderne jonge vrouw, althans gedurende den winter, altijd 'koud is. Zelfs binnens huis heeft zij moeite om warm te blijven en ze is gewoon aan een minder dan nor male temperatuur en bloeddruk. 'Volgens Eens op oen Juli-avond, wandelden John en ik de tuinpaden op en neer bij' het licht der sterren. 'tWas erg .beet, zoodat men het gevoel had, den halven nacht buiten te willen blijven. Ursula was gé- ruimen tijd' bij ons geweest, rondslente rend aan den arm vain haar man; daar na had hij: Tiaar naar- binnen gezonden om te rusten en wi] bleven samen buiten. „Hoe vreemd lijkt alles, hoe wonder lijk", zei John zacht, nadat hij stilzwij gend' den tuin doorgewandeld had. „Phi- neas, hoe erg vreemd lijkt het.'" „Wat?' „Wat? o, alles1', 'en hij1 aarzelde een oo'genblik. „Neen, niet allés, maar iets, dat mij voorkomt nu verbonden te wezen aan alles wat ik doe, ol denk of gevoer. Iets wat gij1 niet weet maar vanavond zei Ursula me, dat ik het je vertellen mocht". Toch duurde het eemge oog en- blikken voor hij het mij vertelde. „Deze p ereboom is vol vruchten niet waar? Hoe dik hangen zij; en toch lijkt hef mijxfisteren, dat Ursula en ik hier ston den: en probeerden de bloesems te tel len". Hij hield op en raakte met 'zijn hand een tak aan. Hij sprak zoo zacht, dlat ik het nauwelijks Verstaan kon. „Weet ge, Phineas, dat als deze boom- kaal is wij zullen, als, met Gods zegen, alles goed gaat wjjj zullen hebben laemi klein kind.'* i1 zijn onderzoek was een temperatuur van 98.6 graden zeldzaam en vaak trof hij een temperatuur van 95 of 98 graden aan. De onderzochte mannen daarentegen hadden meestal een normale temperatuur en bloeddruk. Bovendieu waren de meisjes zeer dik wijls vele ponden te licht, als gevolg van te weinig voedselgébrui'k met het doel om slank te blijven. Een meisje, dat chronisch ondervoed is en een sub-normale temperatuur heeft, al dus deze geneesheer, staat bloot aan aller lei kleine ongesteldheden, die gevaar op leveren voor ernstiger ziekten. In de groep, die hij onderzocht, had 36 procent twee of meer weken in de beide voorafgaande jaren met zieke dagen ver loren. Nog opvallender was het aantal meisjes, dat hij de minste inspanning vermoeid werd en dat acht hij een veel ernstiger verschijnsel. Het moderne meisje wil er goed uitzien en heeft daar alles voor over. Daarom is het niet te verwonderen, dat zij, onder voed, altijd koud en altijd moe, haar toe vlucht neemt tot kunstmatige opwekkings middelen. Zij begint met meer thee en koffie te drinken dan goed is voor haar zenuw gestel en te veel sigaretten te rooken. De koolteerproducten als aspirine, phenace- tine of pyramidon zijn gemakkelijk te be komen en niet zonder gevaar. Als zij niet slapen kan neemt zij de toevlucht tot ver giften als luminal óf veronal. Twee cock tails maken dat ze zich beter gevoelt dan een en drie beter dan twee. Maar zij voelt, dat zij zich in een vici- eusen cirkel bevindt. Hoe meer vermoeid zij is, hoe meer zij dit doet, hoe slechter zij zich voelt. En het einde wordt een ze- nuwins'torting of iets nog ernstigers. Het is geen mooi beeld dat hier van het Amerikaansche meisje geteekend wordt. Maar is 't bij ons wel veel anders en beter? 1I UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN. Door A. M. Wessels. XLIII. Ni sse en haar Monument. Te midden van het natuurschoone pol derland van Zuid-Beveland, verscholen achter het lommer der hoornen en be grensd door niet minder dan 7 dorpen, ligt Ter Nisse, met zijn prachtige kerk en spitsen toren. Nisse ligt in een zeer schilderachtig^ omgeving en is een bezoek overwaard'. Omstreeks het jaar 1160 werd' daar door Floris VIII uit het Edelgeslacht van de Borselens, de oude dijk gelegd. In ieder geval dateert uit dien tijd het be staan van dit dorp dat toen Gervarsnesse en Gerbernisse heette. Nisse is niet groot; men kan het iVan verschillende zijden benaderen. Ik zou heusch niet kunnen zeggen, van welke zijde men de mooiste1 entree heeft. In het midden is een ruim plein, met een grooten vijver, welks heerlijk water vroeger menschen en vee drenkte. De mooie oude pomp naast do school, die op het midden van het plein staat,, trekt terstond ieders aandacht. Maar het mooiste van Ter Nisse is, als ©en heerlijk overblijfsel uit zijn glorie tijd, toen de Edelen van Nisse er nog hun kasteel bewoonden, het prachtvol kerk gebouw. In het midden der dertiende eeuw w erd aan de zuidzijde van het plein, dit gebouw in baksteen opgetrokken en aan Onze Lieve Vrouw toegewijd. Toen ik onlangs een bezoek bracht aan 'den Burgemeester, dhr v. d. Poest Clement, bood deze mij vriendelijk aan, om onder zyn geleide, het gebouw tot in zijn kloinste ondordeelen te bezien, van welk aanbod' ik gaarne gebruik maakte. Reeds bij1 het binnentreden treft den bezoeker de Middeleeuwscbe omgeving. Het tongewelf, de spitsboogVormige ra men, de koorhekken, het is alles evan mooi. I Aan den eenen kant bevindt zich een zeer groote muurbeschildering m.l. van St. Christophorus, de schutspatroon der reizigers. Deze was ook in Zeeland in hoog aanzien, en op sommige punten van den weg, werd diens beeld geplaatst Ik drukte hem in stilte de hand. „Je kunt je niet voorstellen, wat eau vreemd gevoel dat is. Een kind het hare en bet mijne kleine voeten, die door ons huis zullen stappen een stem metje om te zeggen denk eens aan, ik zal met Kerstmis ©en vader zijn." Hij ging op de tuinbank zitten en sprak geruimen t\jd niet. „Ik zou wel een® willen weten", zeide hij ten slotte, „of, toen ik geboren werd, mijn vader zoo jong was als ik ben ©n of hij' gevoelde, wat ik nu gevoel. Je kunt je niet begrijpen hoe groot© vreugde het is, een kind te Verwachten; een zieltje, van God gegeven, en het op te voeden voor Zijn Eeuwigheid. Hoe zullen wij het kunnen. Wij, die beiden zoo onwetend en zoo jong zijn zij zal pas negentien wezen, als haar kind' geboren wordt.. Soms zitten we 's avonds uren lang op deze bank zij' en ik, om er over te spre ken, wat wij moeten doen en hoe wij het Meine ding moeten opkweeken, tot dat wij stil worden, vol ontzetting vootr den zegen, welke over ons komt." „God zal .je beiden helpen en je wijs heid geven." „Wij vertrouwen, dat Hij dat wil en dan, we "zijn niet bevreesd." Nog een poosje zat ik zoo naast John, terwijl ik opmerkte, dat zijn gezicht, half omhoog .geheven, opzag naar dia myriade om de reizigers aas te duiden, dat zij op den goeden weg waren. Dat zulke „wegwijzers" op den duur aan verweering blootstonden, spreekt van. zelf. Derhalve wreef men ze in met olie of traan, zoodat zij een dom uiterlijk kre gen, waardoor men sprak van „oliedom". Het meest bezienswaardige van de kerk die nu aan de Ned. Herv. Gemeente be hoort, zijn de 12 apostelen. Dit Middel- eeuwsch beeldhouwwerk is buitengewoon prachtig. Voorts zijn in het gewelf uitge sneden de wapens van- het geslacht Bor- selen (een zilvere haan op een zwart veld, wat beduidt vriendelijk voor den vriend en vijandig voor den vijand) en het gevierendeelde wapen van Hendrik van der Veer, den Graaf van Granprè en de heer van Nisse. Deze was waarschijnlijk de bouwheer van het nieuwe koor. Een beschrijving van eiken apostel zal ik niet geven. Ze zijn allen verschillend en dragen allen een pallium of tunica op Oostersche wijze. De rijke kleurscha- keeiing is prachtig. Ook de fraaie Ka- nunnikenhank is zeer merkwaardig. De graven der verschillende Baljuws van Nisse, trekken mede do aandacht. Zij getuigen mede, hoe groot eenmaal Nisse was. Wie wil weten; hoe hoog1 in de Middel eeuwen de kunst ontwikkeld was, brenge deze kerk ©ens een bezoek. De Burg© meester is gaarne bereid de gewenschte inlichtingen te verschaffen; wie zich tot hem wendt, wordt niet teleurgesteld. Zoo is do Onze Lieve Vrouw-kerk te Nisse, met haar g'epolichromeerde beeld houwwerk een heerlijk overblijfsel uit het verleden. Zij geeft in alles nog zoo dui delijk te zien, met welke liefde, kunst en toewijding dat werk is uitgevoerd. Overigens is er niets bizonders meer in Nisse. Tegenover de woning van den Burge meester, bevindt zich nog het monumen taal hek van het voormalig kasteel, waarin nog de wapens van Nisse (een keper met drie klavers) voorkomen. Dat het Monument van Nisse, van verre en nabij, talrijke bezoekers trekt, blijkt wel uit 'het door dhr v. d. Poest Cle ment aangelegde bezoeken boek, dat in de fraaie consistorie is neergelegd. lik vertrouw, dat nog vele namen, ook van lezers van dit blad, in dit boek ge plaatst zullen worden. Nisse met zijn mooie kerk is een bezoek meer dan waard!. i i [iH*j»! Marx en Christus. Onlangs sprak de heer F. van der Goes, een bekend Marxistisch sociaal-demo- craat, het volgende: „Voor ons, socialisten, echter behoeft die wensch naar persoonlijke onsterfelijk heid niet te bestaan. Is voor ons de gedachte, dat met den dood ons leven eindigt akelig; troosteloos? Neen. Immers, wij weten, in tegenstelling tot die velen uit de burgerlijke klasse, dat met onzen dood niet alles, wat het leven waarde af, ophoudt te bestaan. Integendeel I, Bij et einde van ons leven kunnen wij zegL gen, puttend uit de schatten die wij opdie pen uit de proletarische levensbeschou wing: socialisten sterven, .maar het so cialisme leeft l>" Wat een schrale troost, zegt de Am sterdammer. Met den dood eindigt het leven, maar het socialisme blijft Het Christendom daarentegen predikt het eeuwige leven' niet alleen, van de waarheid, maar ook van de belijders van de waarheid. Marx laat den mensch na zijn aardschen strijd ondergaan 'in den dood. Christus zegt: „Mijne schapen hooren imijne stemme, en ik ken ze, en 'zij: vol gen mij. En ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal ze uit mijne har.den rukken." Ook de dood niet. De strafbedreiging tegen den flesschen- trekker. Over dit onderwerp heeft deze week de heer R. J. Koopmeiners op het con gres van den Kon. Ned. Middenstands bond een inleiding gehouden. Spr. begon met een woord van warme van werelden, welke, zo o al s m en ons leert te gelooven, en zooals wij' igelooven, in het oog van den Almachtige* niet kost baarder zijn. dan één levende menschen- ziel. In den winter, toeh de eerste sneeuw op den grond lag, kwam de kleine. Het was een meisje, ik denk, dat zij een zoon hadden begeerd; maar zij vergaten dat geheel en al, toen het Meine meisje verscheen. 'tWas een aardige baby, ten minste alle Vrouwen zeiden zoo, van me vrouw Jessop tot Jael, die onze huishou ding aan haar eigen lot had- overgelaten, en plechtig die van mevrouw Halifax had overgenomen, terwijl zij aan alle kijkers het kind liet zien, dat zij heftig verklaar de tot do sprekende gelijkenis van haren vader. - Ik zag John niet eer dan ©en dag later toen hij bij ons thuis kwam, gelukkig, glimlachend. Maar Jael Vertélde me, dat toen zij het eerst het kind op z(jn armen legde, hij geschreid had als een kind. Het kleine meisje groeide met die sneeuwMokjes. Zij werd Muriel geheeten, naar den ietwat bijzonderen naam' van John's moeder. Haar eigen moeder wilde dat zoo, alleen wenschte, dat er een kleine verandering zou worden gemaakt in haar tweeden naam. Daarom werd de baby ;enoemd: Muriel Joy Muriel Joy Hali- Dien naam schoon, heilig, en hulde aan Minister Donner, die, toen alles er op wees dat bij de bestrijding van dit kwaad binnen afzienbaren tijd op geen daadwerkelijk succes te hopen viel, de volgende wettelijke bepaling tot stand wist te brengen: „Hij die een beroep of een gewoonte maakt van het koopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, wordt gestraft mot gevangenisstraf van ten hoogste dria jaron." Spr. betoogde vervolgens, dat iedere plaatselijke middenstandsvereeniging er nu voor behoort te zorgen, dat aan de toepassing her strafbepaling streng de hand wordt gehouden. Geschiedt dit niet, welnu, dan is het ons in handen gegeven bestrijdingsmiddel waardeloos. Hij waarschuwt ervoor, dat het met de bestrijding van de flesschentrekkerij niet .even laksch mag gaan als hei ge» gaan is met den strijd tegen de oneer lijke concurrentie. Toen in 1915 art.328bis aan het Wetboek van Strafrecht was toe gevoegd heeft de middenstand gemeend dit dit voldoende was voor de bestrijding van dat kwaad, dat hij deze in het ver volg kon overlaten aan de politie en justitie. Maar hij vergat, dat deze ten opzichte van dat misdrijf op de hoogte moest worden gehouden van de feiten, die in strijd met die strafbepaling waren. Dit nu heeft alles te wenschen over gelaten. Slechts in zeer bijzondere gevallen is er van aangifte sprake geweest. En zoo kwam het, dat de oneerlijke concurrentie zich bijna ongehinderd verder kon ont wikkelen, Ondanks het daartegen gerichte strafwetsartikel. Iedere winkelier is het aan zichzelf en aan zijn standgenooten verplicht om van e 1 k geval \jp.n flesschentrekkerij; waarvan hg de dupe is geworden, ken nis te geven aan het hoofd van politie in zijn gemeente. Het is vanzelfsprekend, dat dit niet altijd tot vervolging aanleiding zal en kan geven. De flesschentrekker moet van dit „vak" een beroep of ge woonte maken wil hij: strafbaar zijn in gevolge de wet. v Als de flesschentrekker weet, dat zijn daad aan de politie wordt bekend ge maakt, en hem voor oogen wordt ge houden aan welk zwaar misdrijf hij zich schuldig maakt, dan zal de preventieve uitwerking van de strafbaarstelling zeer belangrijk zijn. Men zij uiterst voorzichtig met het in het openbaar noemen van namen en adressen, waarvan de genoemde per sonen nadeel kunnen ondervinden of hun „eer en goede naam" wordt aangetast. Kan de organisatie of het bestuur daar van, dat tot de publicatie overging, het door de wet vereischte wettige en over tuigende bewijs niet leveren, dan is de rechter v er plicht haar als in strijd met de waarheid aan te merken. Vooral voor do middenstandsorganisatie of haar bestuurderen zijn dan de gevolgen niet te overzien. Met klem waarschuwt öpr. dan ook tegen het openlijk waarschuwen tegen met naam en adres aangeduide flesschentrek- kers. Men wende zich bij voorkomende gevallen tot de politie of justitie. Gaat deze dan tot publicatie of vervolging over, dan weet zij wat zij doet. Tot slot meende spr. er nog op te moeten wijzen, dat het strafwetsartikel een wapen moet blijven om betaling af te dwiygen, mede door met aangifte te dreigen. Het mag nimmer doel zijn men schen in de gevangenis te helpen. Maar deze menschen zijn verplicht het gekochte te betalen. Kfinnen zij; dat door onvoor ziene omstandigheden niet, dan is daar niets aan te doen, maar „koopt" men met het vooropgezette 'doel niet te be talen, dan is zulk een "daad nog verach telijker dan 'diefstal." welke nooit onder ons zal worden verge ten schrijf ik nu met tranen terneder. i i In December 1802 werd zij geboren onze Muriel. En op den negenden Fe bruari helaas, ik heb reden mij dezen datum zoo goed te herinneren ontving zij plechtig haar naam. Wij dineerden al len bij John. Dr en mevrouw Jessop, mijn vadeT en ik. 'tWas de eerste keer, dat mijn vader had gegeten ondeT een ander dak, dan het zijne, gedurende twintig jaren. Wij hadden hem niet verwacht, omdat hij, als hij gevraagd was en nog eens was verzocht, alleen zijn hoofd schudde. Maar toen wij juist allen aan tafel waren geze ten, hief Ursula een Meine kreet van vreugde aan en zie, daar stond mijn va der in de deurl Zijn breede gestalte, slechts weinig ge bogen, zijn glad geschoren gezicht, ge rimpeld ©n verouderd, maar nu nog bleek bruin, met zijn harde trékken en scherpe oogen, vriendelijker dan gewoonlijk; zorg vuldig gekleed in zijn Zondagsche kl'ee- ren, met zijn kwakerhoed in de eene hand en zijn stok in de andere, terwijl hij naar ons zag, half lachend, half ernstig, zoo stond hij daar, zoo zie ik u 'daar nog, mijn dierbare, oude vadert"

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5