DE ZEEUW
BOLS
appelrooiers
tweede blad.
het adres
ORANGE f
A. WELKING
Heinkenszand
irkooping.
ïnrein
Voor den Zondag.
Fa J. A. L. G. WITTE t
VAM HOOGER ORDE.
ZOGENEVER
#/p Ï371
y
ïtember 1928,
Soederen,
wd Woonhuis
TEEDJE,
alfvaarzen,
op:
ÏUDSTER.
Meld,
nstbode
leisjes
1 u-»■
geestelijke blindheid.
troebele Sinaasappelllmtnarie g
Wordt vervolgd.)
voorraad
prijzen
de aardappelen
oven legt.
T te Goes Is
erzoeke van de
Willem Oosthoek
het
zerkoopen
uur (N.T.), aan
jinet, Regulateur,
Tafels, Kachel,
n bed en toebe-
Petroleumstellen,
nuis, 10 Kippen,
Arbeidersgereed-
en hetgeen ver
geboden.
gs 2 uur (N.T.),
woond door den
-Jeerenhoek
arzien van'water-
Soomgaard en
groot 1,15.15
en in massa,
ren oogst 1928;
1928.
rorden verkocht:
'O's Aardappe-
Blauwe Aard-
ten verkrijgbaar
i Notaris.
I te pachten
7 jaar, Ingaande
1929-:
Bouwland in
iltsdijk, eigendom
[JN, aldaar,
ekomen bij den
tore van Notaris
alwaar de brief
at tot 21 Septem-
(N.T.)
ederen werkdag.
luwen Weg,
ge belasting.
IJK, Nieuwstraat
OP:
Ihelmlna Zaal-
vanwege Z.L.M.
-9.
DM, Nieuw- en
:pt. Groot Mid-
ofstede, 1 H.A.
pacht, 1/s uur van
letter K, Boekh.
idelburg.
Kalfvaarzen,
ste Fokstieren
A. DE BOUR-
Wemeldlnge.
ctober, een Meld
lijn landbouwbe-
hiefst middelbare
f, hoog loon ver-
nelden, hetzij per
bij
LENBERG Cz.,
Ellewoutsdijk.
Rotterdam,
inlichtingen enz.
Halsterscheweg
30DE
n nacht, in klein
de koken.
Carina", Bergen
Vrederust" te
innen
liet beneden de
:id te worden in
ien Geneesheer-
VAU
ZATERDAG 8 SEPT. 1928. No. 290.
Heere, dat onze oogen geopend
worden. Matth. 20: 33.
Menschen, die meenen, dat ze zijn zoo
als ze wezen moeten en geen behoefte voe
len anders te wezen, dan ze zijn, vragen
vol verbazing: „zijn wij dan ook blind?"
als het licht der hoogste 'Waarheid en der
eeuwige liefde hun bestraffend in de ziel
schijnt.
In hun kortzichtigheid staren zij zien
blind op hun eigen ik, op hun eigen voor
treffelijkheid. Terwijl zij zich op hun licht
beroemen, zijn zij blinde leidslieden voor.
andere blinden en vallen zij straks óf in de
gracht der eigengerechtigheid, die vóór
■hun huis óf in de gracht der ongerechtig
heid, die achter 'hun huis ligt.
In zijn tweeden algemeenen zendbrief
achljft de Apostel Petrus: „Voegt hij uw
geloof deugd, en bij de deugd kennis, en
bij do kennis matigheid, en bij de matig
heid lijdzaamheid, en hij de lijdzaamheid
godzaligheid, en bij de godzaligheid broe
derlijke liefde, en bij de broederlijke liefde,
liefde jegens allen, want hij welken deze
dingen niet zijn, die is blind, van verr9
niet ziende, hebbende vergeten de reini
ging der vorige zonde".
Waar geloof, godsvrucht en liefde ont
breken, heerscht dus geestelijke blindheid,
die een gevolg is van zoo erge en ergerlijke
kortzichtigheid, dat het geloof krachteloos
is geworden.
Daar ziet men God niet, die ons levend
maakt, die ons telkens tegenkomt, die ons
zegent, die ons straft, die ons beproeft, die
ons loutert, die ons gedurig vraagt: weet
gij dan niet, wat mijne Liefde voor u heeft
gedaan en volbracht? en die ons voortdu
rend toeroept: Waakt en bidt, opdat gij
niet in verzoeking komt.
Eva zag niet, wat zij deed, toen zij de
hand begeerig uitstrekte naar de verboden
vrucht.
Judas zag niet, wat 'hij deed, toen hij
zich tot handlanger verlaagde van den
Joodschen Raad.
Saulus van Tarsen zag niet wat hij deed,
toen hij rondtrok blazende dreiging en
moord tegen de discipelen van Jezus,
maar 'hij meende Gode een dienst te doen.
De Farizeën waren ooggetuigen van
hetgeen Jezus was en deed. Dat zien
baatte hun echter niets. Het verzwaarde
integendeel hun oordeel. Vol eigenwaan
vragen zij aan Jezus: „Zijn wij dan ook
blind?"
Het antwoord des Heeren is: ,,'Zoo gij
blind waart, zoudt gij geene zonde heb
ben, maar nu zegt gij: wij zien! zoo blijft
dan in uwe zonde".
Al deze menschen waren even onge
lukkig als de Israëlieten in de woestijn,
die in de hoog opgerichte koperen slang
'het teeken van Gods reddende liefde niet
wilden zien even ongelukkig als de ge
betenen door de oude slang uit het para
dijs, die er blind voor blijven, dat gelijk
Mozes de slang in de woestijn verhoogd
heeft, alzoo Ook de Zoon des Menschen
verhoogd moest worden, opdat een iege
lijk, die in Hem gelooft, niet verderve,
maar het eeuwige leven hebbe.
Zalig daarentegen zijn zij die hun hart
hebben geopend voor wat God in zijn
Woord ons te zeggen heeft en die roepende
WIJNHANDEL - 60ES - TEL 264
II.— per flesch.
•MiiiNteataatMMcaiittMa
FEUILLETON
63)
Naar het Engelseh.
ging ze bij me zitten praten
01 et een ruwe, bruine pan op haar schoot
erwten doppend, boonen snijdend of bes
sen afhalend; haar vingers juffrouw
March's 'mooie vingers zagen er nog
toooier uit door het contrast met bet
ongewone werk. Of anders, des zomers-
avonds, zat zij aan het venster te naaien,
altoos naaien, maar zat zoo, dat ze
met een oogopülag 'kon zi&i of John in
'de straat er aan kwam. Ver, veraf zag
z)J hem al; en bij dat gezicht veranderde
haar gelaat en klaarde op, gelijk het wei
land, als de zon doorbreekt. Dan snelde
rij naar de open deur, en ik kon hem
l3 v.,^00rei1. „mijn lieveling" en
aan bleven zij lang ©amen in het portaal
Zij waren zeer, zeer gelukkig in die
eerste dagen die rustige dagen Van ar
moede; toen ziji niemand bezochten en
meanand hen opzocht; toen hun gejheela
wereld begrensd was door het donkere,
oude huis, en den tuin, met z'n vier
hQOgfi Imin-a,™
uit de diepte het oog des geloofs hebben
gevestigd op het Kruis van Christus.
Zien wij de liefde van Christus, dan le
ven wij in de wereld, waarin Christus
leeft.
Zien wij die liefde niet, dan zijn wij nog
in de wereld van zonde en dood.
Daar zijn nog vele oogen, die niet zien,
verblind als zij zijn door zinnenlust en
wereldzin, door onkunde en onwetendheid,
door bijgeloof en vooroordeel, door vijand
schap en liefdeloosheid, ja door liefdeloos
heid vooral, want al spreken wij de talen
der menschen en der engelen, al kennen
wij alle formulieren en geloofsartikelen
van buiten, al geven wij groote gaven voor
armen en zending, al willen wij zelfs mar
telaars wezen voor onze overtuiging, en
de liefde van Christus heeft ons niet bij do
hand genomen, dan dwalen wij nog om
in de duisternis zonder te weten wat de
weg is, waarop wij ons bevinden of wat de
bedoeling van ons leven is.
En wat moet er dan omgaan in ons hart
hij de gevaren, die ons van alle kanten om
ringen?
De ziel, die zich omsingeld ziet,
schreeuwt wanhopig: „Ach, wat zullen wij
doen?" Maar de man Gods zegt: „Vreest
niet, want die hij ons zijn, zijn meer dan
die bij hen zijnl"
Heere, open toch onze oogen, dat wij
zien!
IN DEN STORM.
Kalm en rustig vaart het scheepje
Op het donkerblauwe meer,
Zachtkens wiegt en glijdt het voorwaarts;
Blauwe hemel, zonnig weer,
Doch de wind verheft zich plots'ling,
Donk're wolken drijven aan,
En de golven woest en schuimend,
Dreigen 't scheepte om te Maan.
Groot is de angst van 'tarme scheepsvolk,
Dat zich nu verloren acht;
Groot hun vrees en, groot hun zwakheid,
Hun geloof heeft weinig kracht.
Houdt niet Eén.de wacht voor allen?
Moe van arbeid sluimert Hgl
Moeten zij hun Leidsman wekken?
Staat Hij hen niet meer ter zij?
I
„Meester! zijt Gij niet bekommerd,
Ziet Gij, niet dat wij vergaan?
Alles is bij U toch moog'iijk;
Red ons door Uw wonderdaan!"
HJj ontwaakt en fier luidt 't wachtwoord:
„Wind en golven legt u neer!"
Teeder klinkt het in hun ooren:
„Waarom twijfelt ge aan Uw Heer?"
Vaak ooik in dit aardsohe leven
Woedt de storm voor 'tarme hart,
Hoewel Hij; naar Zijn belofte,
Bidt om kracht in onze smart,
Laat ons steeds op Hem vertrouwen,
Neen, Zijn hart verandert niet;
Eenmaal zullen we, ook voor stormen,
Juichend danken in ons lied.
Uit: „Alles ten goede".
voor Manufacturen
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES
HULST
IS 'T BIJ ONS ZOOVEEL ANDERS?
In het .Amerikaansche medisch tijd
schrift „Hygiea" schrijft een arts, dat vele
door hem gewogen meisjes niet meer dan
2 pond kleeding droegen, schoenen inbe
grepen. Men verzekerde hem zelfs, dat vele
jonge vrouwen een avondkleeding droegen
van niet meer dan 12 ons of nog minder
dan waarin het meerendeel der mannen
op een mooien zomermorgen aan de kust
nog huivert.
Een 'gevolg van zulke 'Meeding is, dat de
moderne jonge vrouw, althans gedurende
den winter, altijd 'koud is. Zelfs binnens
huis heeft zij moeite om warm te blijven
en ze is gewoon aan een minder dan nor
male temperatuur en bloeddruk. 'Volgens
Eens op oen Juli-avond, wandelden John
en ik de tuinpaden op en neer bij' het
licht der sterren. 'tWas erg .beet, zoodat
men het gevoel had, den halven nacht
buiten te willen blijven. Ursula was gé-
ruimen tijd' bij ons geweest, rondslente
rend aan den arm vain haar man; daar
na had hij: Tiaar naar- binnen gezonden
om te rusten en wi] bleven samen buiten.
„Hoe vreemd lijkt alles, hoe wonder
lijk", zei John zacht, nadat hij stilzwij
gend' den tuin doorgewandeld had. „Phi-
neas, hoe erg vreemd lijkt het.'"
„Wat?'
„Wat? o, alles1', 'en hij1 aarzelde een
oo'genblik. „Neen, niet allés, maar iets,
dat mij voorkomt nu verbonden te wezen
aan alles wat ik doe, ol denk of gevoer.
Iets wat gij1 niet weet maar vanavond
zei Ursula me, dat ik het je vertellen
mocht". Toch duurde het eemge oog en-
blikken voor hij het mij vertelde.
„Deze p ereboom is vol vruchten niet
waar? Hoe dik hangen zij; en toch lijkt hef
mijxfisteren, dat Ursula en ik hier ston
den: en probeerden de bloesems te tel
len". Hij hield op en raakte met 'zijn
hand een tak aan. Hij sprak zoo zacht,
dlat ik het nauwelijks Verstaan kon.
„Weet ge, Phineas, dat als deze boom-
kaal is wij zullen, als, met Gods zegen,
alles goed gaat wjjj zullen hebben
laemi klein kind.'* i1
zijn onderzoek was een temperatuur van
98.6 graden zeldzaam en vaak trof hij een
temperatuur van 95 of 98 graden aan. De
onderzochte mannen daarentegen hadden
meestal een normale temperatuur en
bloeddruk.
Bovendieu waren de meisjes zeer dik
wijls vele ponden te licht, als gevolg van
te weinig voedselgébrui'k met het doel om
slank te blijven.
Een meisje, dat chronisch ondervoed is
en een sub-normale temperatuur heeft, al
dus deze geneesheer, staat bloot aan aller
lei kleine ongesteldheden, die gevaar op
leveren voor ernstiger ziekten.
In de groep, die hij onderzocht, had 36
procent twee of meer weken in de beide
voorafgaande jaren met zieke dagen ver
loren.
Nog opvallender was het aantal meisjes,
dat hij de minste inspanning vermoeid
werd en dat acht hij een veel ernstiger
verschijnsel.
Het moderne meisje wil er goed uitzien
en heeft daar alles voor over. Daarom is
het niet te verwonderen, dat zij, onder
voed, altijd koud en altijd moe, haar toe
vlucht neemt tot kunstmatige opwekkings
middelen.
Zij begint met meer thee en koffie te
drinken dan goed is voor haar zenuw
gestel en te veel sigaretten te rooken. De
koolteerproducten als aspirine, phenace-
tine of pyramidon zijn gemakkelijk te be
komen en niet zonder gevaar. Als zij niet
slapen kan neemt zij de toevlucht tot ver
giften als luminal óf veronal. Twee cock
tails maken dat ze zich beter gevoelt dan
een en drie beter dan twee.
Maar zij voelt, dat zij zich in een vici-
eusen cirkel bevindt. Hoe meer vermoeid
zij is, hoe meer zij dit doet, hoe slechter
zij zich voelt. En het einde wordt een ze-
nuwins'torting of iets nog ernstigers.
Het is geen mooi beeld dat hier van het
Amerikaansche meisje geteekend wordt.
Maar is 't bij ons wel veel anders en
beter? 1I
UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN.
Door A. M. Wessels.
XLIII.
Ni sse en haar Monument.
Te midden van het natuurschoone pol
derland van Zuid-Beveland, verscholen
achter het lommer der hoornen en be
grensd door niet minder dan 7 dorpen,
ligt Ter Nisse, met zijn prachtige kerk
en spitsen toren.
Nisse ligt in een zeer schilderachtig^
omgeving en is een bezoek overwaard'.
Omstreeks het jaar 1160 werd' daar
door Floris VIII uit het Edelgeslacht van
de Borselens, de oude dijk gelegd. In
ieder geval dateert uit dien tijd het be
staan van dit dorp dat toen Gervarsnesse
en Gerbernisse heette.
Nisse is niet groot; men kan het iVan
verschillende zijden benaderen. Ik zou
heusch niet kunnen zeggen, van welke
zijde men de mooiste1 entree heeft.
In het midden is een ruim plein, met
een grooten vijver, welks heerlijk water
vroeger menschen en vee drenkte. De
mooie oude pomp naast do school, die
op het midden van het plein staat,, trekt
terstond ieders aandacht.
Maar het mooiste van Ter Nisse is,
als ©en heerlijk overblijfsel uit zijn glorie
tijd, toen de Edelen van Nisse er nog hun
kasteel bewoonden, het prachtvol kerk
gebouw.
In het midden der dertiende eeuw w erd
aan de zuidzijde van het plein, dit gebouw
in baksteen opgetrokken en aan Onze
Lieve Vrouw toegewijd.
Toen ik onlangs een bezoek bracht
aan 'den Burgemeester, dhr v. d. Poest
Clement, bood deze mij vriendelijk aan,
om onder zyn geleide, het gebouw tot
in zijn kloinste ondordeelen te bezien,
van welk aanbod' ik gaarne gebruik
maakte.
Reeds bij1 het binnentreden treft den
bezoeker de Middeleeuwscbe omgeving.
Het tongewelf, de spitsboogVormige ra
men, de koorhekken, het is alles evan
mooi. I
Aan den eenen kant bevindt zich een
zeer groote muurbeschildering m.l. van
St. Christophorus, de schutspatroon der
reizigers. Deze was ook in Zeeland in
hoog aanzien, en op sommige punten
van den weg, werd diens beeld geplaatst
Ik drukte hem in stilte de hand.
„Je kunt je niet voorstellen, wat eau
vreemd gevoel dat is. Een kind het
hare en bet mijne kleine voeten, die
door ons huis zullen stappen een stem
metje om te zeggen denk eens aan, ik
zal met Kerstmis ©en vader zijn."
Hij ging op de tuinbank zitten en sprak
geruimen t\jd niet.
„Ik zou wel een® willen weten", zeide
hij ten slotte, „of, toen ik geboren werd,
mijn vader zoo jong was als ik ben ©n of
hij' gevoelde, wat ik nu gevoel. Je kunt
je niet begrijpen hoe groot© vreugde het
is, een kind te Verwachten; een zieltje,
van God gegeven, en het op te voeden
voor Zijn Eeuwigheid. Hoe zullen wij het
kunnen. Wij, die beiden zoo onwetend en
zoo jong zijn zij zal pas negentien
wezen, als haar kind' geboren wordt..
Soms zitten we 's avonds uren lang op
deze bank zij' en ik, om er over te spre
ken, wat wij moeten doen en hoe wij
het Meine ding moeten opkweeken, tot
dat wij stil worden, vol ontzetting vootr
den zegen, welke over ons komt."
„God zal .je beiden helpen en je wijs
heid geven."
„Wij vertrouwen, dat Hij dat wil en
dan, we "zijn niet bevreesd."
Nog een poosje zat ik zoo naast John,
terwijl ik opmerkte, dat zijn gezicht, half
omhoog .geheven, opzag naar dia myriade
om de reizigers aas te duiden, dat zij op
den goeden weg waren.
Dat zulke „wegwijzers" op den duur
aan verweering blootstonden, spreekt van.
zelf. Derhalve wreef men ze in met olie
of traan, zoodat zij een dom uiterlijk kre
gen, waardoor men sprak van „oliedom".
Het meest bezienswaardige van de kerk
die nu aan de Ned. Herv. Gemeente be
hoort, zijn de 12 apostelen. Dit Middel-
eeuwsch beeldhouwwerk is buitengewoon
prachtig. Voorts zijn in het gewelf uitge
sneden de wapens van- het geslacht Bor-
selen (een zilvere haan op een zwart
veld, wat beduidt vriendelijk voor den
vriend en vijandig voor den vijand) en
het gevierendeelde wapen van Hendrik
van der Veer, den Graaf van Granprè en
de heer van Nisse.
Deze was waarschijnlijk de bouwheer
van het nieuwe koor.
Een beschrijving van eiken apostel zal
ik niet geven. Ze zijn allen verschillend
en dragen allen een pallium of tunica
op Oostersche wijze. De rijke kleurscha-
keeiing is prachtig. Ook de fraaie Ka-
nunnikenhank is zeer merkwaardig. De
graven der verschillende Baljuws van
Nisse, trekken mede do aandacht. Zij
getuigen mede, hoe groot eenmaal Nisse
was.
Wie wil weten; hoe hoog1 in de Middel
eeuwen de kunst ontwikkeld was, brenge
deze kerk ©ens een bezoek. De Burg©
meester is gaarne bereid de gewenschte
inlichtingen te verschaffen; wie zich tot
hem wendt, wordt niet teleurgesteld.
Zoo is do Onze Lieve Vrouw-kerk te
Nisse, met haar g'epolichromeerde beeld
houwwerk een heerlijk overblijfsel uit het
verleden. Zij geeft in alles nog zoo dui
delijk te zien, met welke liefde, kunst
en toewijding dat werk is uitgevoerd.
Overigens is er niets bizonders meer
in Nisse.
Tegenover de woning van den Burge
meester, bevindt zich nog het monumen
taal hek van het voormalig kasteel, waarin
nog de wapens van Nisse (een keper met
drie klavers) voorkomen.
Dat het Monument van Nisse, van verre
en nabij, talrijke bezoekers trekt, blijkt
wel uit 'het door dhr v. d. Poest Cle
ment aangelegde bezoeken boek, dat in
de fraaie consistorie is neergelegd.
lik vertrouw, dat nog vele namen, ook
van lezers van dit blad, in dit boek ge
plaatst zullen worden. Nisse met zijn
mooie kerk is een bezoek meer dan
waard!. i i [iH*j»!
Marx en Christus.
Onlangs sprak de heer F. van der Goes,
een bekend Marxistisch sociaal-demo-
craat, het volgende:
„Voor ons, socialisten, echter behoeft
die wensch naar persoonlijke onsterfelijk
heid niet te bestaan. Is voor ons de
gedachte, dat met den dood ons leven
eindigt akelig; troosteloos? Neen. Immers,
wij weten, in tegenstelling tot die velen
uit de burgerlijke klasse, dat met onzen
dood niet alles, wat het leven waarde
af, ophoudt te bestaan. Integendeel I, Bij
et einde van ons leven kunnen wij zegL
gen, puttend uit de schatten die wij opdie
pen uit de proletarische levensbeschou
wing: socialisten sterven, .maar het so
cialisme leeft l>"
Wat een schrale troost, zegt de Am
sterdammer.
Met den dood eindigt het leven, maar
het socialisme blijft
Het Christendom daarentegen predikt
het eeuwige leven' niet alleen, van de
waarheid, maar ook van de belijders van
de waarheid.
Marx laat den mensch na zijn aardschen
strijd ondergaan 'in den dood.
Christus zegt: „Mijne schapen hooren
imijne stemme, en ik ken ze, en 'zij: vol
gen mij. En ik geef hun het eeuwige
leven; en zij zullen niet verloren gaan in
der eeuwigheid, en niemand zal ze uit
mijne har.den rukken."
Ook de dood niet.
De strafbedreiging tegen den flesschen-
trekker.
Over dit onderwerp heeft deze week
de heer R. J. Koopmeiners op het con
gres van den Kon. Ned. Middenstands
bond een inleiding gehouden.
Spr. begon met een woord van warme
van werelden, welke, zo o al s m en ons
leert te gelooven, en zooals wij' igelooven,
in het oog van den Almachtige* niet kost
baarder zijn. dan één levende menschen-
ziel.
In den winter, toeh de eerste sneeuw
op den grond lag, kwam de kleine. Het
was een meisje, ik denk, dat zij een
zoon hadden begeerd; maar zij vergaten
dat geheel en al, toen het Meine meisje
verscheen. 'tWas een aardige baby, ten
minste alle Vrouwen zeiden zoo, van me
vrouw Jessop tot Jael, die onze huishou
ding aan haar eigen lot had- overgelaten,
en plechtig die van mevrouw Halifax had
overgenomen, terwijl zij aan alle kijkers
het kind liet zien, dat zij heftig verklaar
de tot do sprekende gelijkenis van haren
vader. -
Ik zag John niet eer dan ©en dag later
toen hij bij ons thuis kwam, gelukkig,
glimlachend. Maar Jael Vertélde me, dat
toen zij het eerst het kind op z(jn armen
legde, hij geschreid had als een kind.
Het kleine meisje groeide met die
sneeuwMokjes. Zij werd Muriel geheeten,
naar den ietwat bijzonderen naam' van
John's moeder. Haar eigen moeder wilde
dat zoo, alleen wenschte, dat er een kleine
verandering zou worden gemaakt in haar
tweeden naam. Daarom werd de baby
;enoemd: Muriel Joy Muriel Joy Hali-
Dien naam schoon, heilig, en
hulde aan Minister Donner, die,
toen alles er op wees dat bij de bestrijding
van dit kwaad binnen afzienbaren tijd
op geen daadwerkelijk succes te hopen
viel, de volgende wettelijke bepaling tot
stand wist te brengen:
„Hij die een beroep of een gewoonte
maakt van het koopen van goederen met
het oogmerk om zonder volledige betaling
zich of een ander de beschikking over
die goederen te verzekeren, wordt gestraft
mot gevangenisstraf van ten hoogste dria
jaron."
Spr. betoogde vervolgens, dat iedere
plaatselijke middenstandsvereeniging er
nu voor behoort te zorgen, dat aan de
toepassing her strafbepaling streng de
hand wordt gehouden. Geschiedt dit niet,
welnu, dan is het ons in handen gegeven
bestrijdingsmiddel waardeloos.
Hij waarschuwt ervoor, dat het met
de bestrijding van de flesschentrekkerij
niet .even laksch mag gaan als hei ge»
gaan is met den strijd tegen de oneer
lijke concurrentie. Toen in 1915 art.328bis
aan het Wetboek van Strafrecht was toe
gevoegd heeft de middenstand gemeend
dit dit voldoende was voor de bestrijding
van dat kwaad, dat hij deze in het ver
volg kon overlaten aan de politie en
justitie. Maar hij vergat, dat deze ten
opzichte van dat misdrijf op de hoogte
moest worden gehouden van de feiten,
die in strijd met die strafbepaling waren.
Dit nu heeft alles te wenschen over
gelaten.
Slechts in zeer bijzondere gevallen is
er van aangifte sprake geweest. En zoo
kwam het, dat de oneerlijke concurrentie
zich bijna ongehinderd verder kon ont
wikkelen, Ondanks het daartegen gerichte
strafwetsartikel.
Iedere winkelier is het aan zichzelf
en aan zijn standgenooten verplicht om
van e 1 k geval \jp.n flesschentrekkerij;
waarvan hg de dupe is geworden, ken
nis te geven aan het hoofd van politie
in zijn gemeente. Het is vanzelfsprekend,
dat dit niet altijd tot vervolging aanleiding
zal en kan geven. De flesschentrekker
moet van dit „vak" een beroep of ge
woonte maken wil hij: strafbaar zijn in
gevolge de wet. v
Als de flesschentrekker weet, dat zijn
daad aan de politie wordt bekend ge
maakt, en hem voor oogen wordt ge
houden aan welk zwaar misdrijf hij zich
schuldig maakt, dan zal de preventieve
uitwerking van de strafbaarstelling zeer
belangrijk zijn.
Men zij uiterst voorzichtig met
het in het openbaar noemen van namen
en adressen, waarvan de genoemde per
sonen nadeel kunnen ondervinden of hun
„eer en goede naam" wordt aangetast.
Kan de organisatie of het bestuur daar
van, dat tot de publicatie overging, het
door de wet vereischte wettige en over
tuigende bewijs niet leveren, dan is de
rechter v er plicht haar als in strijd
met de waarheid aan te merken. Vooral
voor do middenstandsorganisatie of haar
bestuurderen zijn dan de gevolgen niet
te overzien.
Met klem waarschuwt öpr. dan ook
tegen het openlijk waarschuwen tegen met
naam en adres aangeduide flesschentrek-
kers. Men wende zich bij voorkomende
gevallen tot de politie of justitie. Gaat
deze dan tot publicatie of vervolging over,
dan weet zij wat zij doet.
Tot slot meende spr. er nog op te
moeten wijzen, dat het strafwetsartikel
een wapen moet blijven om betaling af
te dwiygen, mede door met aangifte te
dreigen. Het mag nimmer doel zijn men
schen in de gevangenis te helpen. Maar
deze menschen zijn verplicht het gekochte
te betalen. Kfinnen zij; dat door onvoor
ziene omstandigheden niet, dan is daar
niets aan te doen, maar „koopt" men
met het vooropgezette 'doel niet te be
talen, dan is zulk een "daad nog verach
telijker dan 'diefstal."
welke nooit onder ons zal worden verge
ten schrijf ik nu met tranen terneder.
i i
In December 1802 werd zij geboren
onze Muriel. En op den negenden Fe
bruari helaas, ik heb reden mij dezen
datum zoo goed te herinneren ontving
zij plechtig haar naam. Wij dineerden al
len bij John. Dr en mevrouw Jessop,
mijn vadeT en ik.
'tWas de eerste keer, dat mijn vader
had gegeten ondeT een ander dak, dan
het zijne, gedurende twintig jaren. Wij
hadden hem niet verwacht, omdat hij,
als hij gevraagd was en nog eens was
verzocht, alleen zijn hoofd schudde. Maar
toen wij juist allen aan tafel waren geze
ten, hief Ursula een Meine kreet van
vreugde aan en zie, daar stond mijn va
der in de deurl
Zijn breede gestalte, slechts weinig ge
bogen, zijn glad geschoren gezicht, ge
rimpeld ©n verouderd, maar nu nog bleek
bruin, met zijn harde trékken en scherpe
oogen, vriendelijker dan gewoonlijk; zorg
vuldig gekleed in zijn Zondagsche kl'ee-
ren, met zijn kwakerhoed in de eene hand
en zijn stok in de andere, terwijl hij naar
ons zag, half lachend, half ernstig, zoo
stond hij daar, zoo zie ik u 'daar nog, mijn
dierbare, oude vadert"