DE ZEEUW
met Magazijn,
steedje
land
TWEEDE BLAD.
ORANGE
HET ADRES
A. WILKING
bericht.
>CHE
EEKBANK
en 100
I
Voor den Zondag.
J. A. L G. WITTE
VAN HOOGER ORDE.
bouwersinspan.
d te koop:
voor 7 jaren
j inschrijving
ITEEDJE
COOP:
te veld staande
lolt Haver
T 98
van
troebele Sinaasappelllmonade 8
FEUILLETON
1 \.vi iQJi:a
eptember zal, ten
heer B. van Eij ke
ek, in het openbaar
tdiens
Notaris VERBIST.
I, aan den 's-Hee-
j te Heinkenszand,
A., bewoond door
Eijkeren.
ig van den eigenaar
lgen c.a. 60 Are
:n kantore van No-
Goes.
Br 1928/1935:
Gemet 240 Roeden
Hoogelande. Per-
ing van 24 Juli 1928.
worden ingewacht
tus a.s., ten kantore
OLEN, waar nadere
e verkrijgen.
:n heer Bast. Burger
tl Peren, wassende
jaard te Driewegen,
in de Bue.
ssende in den boom-
in pacht bij Mej.de
jgeman.
ten kantore van No-
4 DISSEL te Goes,
dag 6 Augustus 1928,
angeboden,
1, prima onderhouden
tig gelegen, groot
met boomgaard en
ongeveer 6 gemet
in huur kan volgen.
Hofsteedje" Hulp-
ikenszand.
eiding der zaak
ie aangeboden:
ikeistand te Goes.
A. R., Boekhandel
KKER, Goes.
KOOP:
den Tarwe,
RHEIDE, Gapinge.
geschieden 1 Novem-
KOOP:
tijbei (oude dr.) met
Psalmen v. Datheen,
fleeren band. Boekh.
lburg.
KOOP:
ie straat.
IJZEL Pz„ Kapelle.
ïstplicht tegen half
knecht gevraagd,
ER, Lange Vorst-
aan
(kersknecht,
G„ v. g. g. v.
r no. 36, Bureau van
:lburg.
(necht gevraagd,
Bode Middelburg—
msingel E 9.
-ï-Metselaar vraagt
ast, van goede ge-
Brieven onder letter
dit blad te Goes.
W. C. MEES.
VAN
ZATERDAG 28 JULI 1928. No. 254.
ZEKERHEID.
In welken gij ook, nadat gij ge
loofd hebt, zijt verzegeld gewor
den met den Heiligen Geest der
beloften. Efeze 1:13.
Zekerheid!
Heerlijk bezit in deze wereld, waarin
duizend dingen zoo onzeker zijn.
Zekerheid, hoe wordt er naar gejaagd
in materieel opzicht.
In onze dagen bloeit het verzekerings
wezen. Tegen alles kan men zich verze
keren.
Maar ach, wat heeft dat te beduiden,
tegenover de geestelijke zekerheid, die de
geloovige ontvangt door den Heiligen
Geest. Dat is zekerheid, die zich niet maar
over het armelijk aardsche, stoffelijke be
zit uitstrekt, maar over het geestelijk goed,
dat &od schenkt dengenen, die Hem lief
hebben.
Zalige zekerheid!
In oude tijden werd het zegel gebruikt
om iets voor ontvreemding te bewaren
Zoo lezen wij b.v.: „Is dat niet bij mij op
gesloten, verzegeld in mijn schatten?" In
't Oosten, waar 'het water dikwijls
schaarsch was, werden de waterputten,
om verkwisting van het water tegen te
gaan, soms met een steen gesloten, die ver
zegeld werd. De Heilige Schrift spreekt
van een „besloten wel" en „een verzegelde
fontein". Het graf van den Heiland werd
met een steen gesloten en verzegeld, om
dat men vreesde, dat Zijn lichaam gesto
len zou kunnen worden.
Zoo nu verzegelt de Heere de Zijnen, op
dat ze Hem niet ontstolen kunnen worden.
Is niet de duivel er op uit, om gelijk Jezus
zegt: „indien het mogelijk ware zelfs de
uitverkorenen te verleiden"? 0, hij sluipt
rondom de kudde van den grooten Herder,
om diens schapen weg te stelen indien het
mogelijk ware. Maar neen, ze zijn alle ver
zegeld. En nu kan Hij 't hun wel moeielijk
en bang en benauwd maken, maar ze weg
stelen, neen, dat kan bij nooit.
Zegel is zekerheid.
's Konings zegel op brief en bevelschrift
was 't bewijs i- 'tis zeker van de hand van
den vorst.
De Heilige Geest binnen u, die met uwen
geest getuigt, dat gij een kind Gods zijt,
geeft u de volle zekerheid: dat werk, dat
aan uw ziel gebeurd is, is Gods werk en
God houdt Zijn werk in 't leven. De zonde
kan u nog veel kwaad doen. Gij zijt mis
schien verder in de zonde weggezonken,
dan ge ooit voor mogelijk zoudt gehouden
hebben. En doordat dan de stem des H.
Geestes binnen in u, door u niet meer ge
hoord wordt, kan bange twijfel uw ziel
doen huiveren. Maar als gij dan weer voor
uw God op de knieën komt en met diep
berouw uit een verslagen hart, uw schuld
belijdt, o zie, dan herleeft weer voor u met
nieuwe kracht de beteekenis van het zegel
des Heiligen Geestes. God is uw Vader en
gij b 1 ij f t Zijn kind.
Zegel is zekerheid.
Zekerheid van eigendomsrecht.
Oudtijds gebeurde bet soms, dat sen
heer aan zijn slaven een merkteeken op
voorhoofd of arm liet aanbrengen, waar
door ze voor bun leven gemerkt waren tot
zijn eigendom. "Waar ze ook heengingen,
WIJNHANDEL - GOES - TEL 264
fl.per flesoh.
Naar het Engelseh.
ol) o
Hij was erg vermoeid en had, wat hg
noemde, een „looierggevoel", ieen bedruk
te aken stemming.
„De t(jden zijn bard", zeïde hg, toeh
mevrouw Tod het licht binnen bracht ©n
°°s goedennacht gewenscht had en
„hoopte dat Mgnheer Halifax alles had,
wat hij noodig had." Ze scheen hem al
toos als het hoofd van onze kleine
huishouding te beschouwen.
„De tijden zijn erg moeilijk", herhaal
de John als in gedachten. Ik begrijp niet,
hoe "je vader zooveel zorgen op zich kan
nemen. Ik m0et minstens Vijf dagen per
week naar Norton Bury.
„Je zult het eenzaam genoeg hebben,
Vrees ik".
„En gij zult niet Veel genieten van dit
mndleven, wat je uitgeplant hebt en waar-
111 je zooveel vermaak scheen te hebben.
„Dat hindert niet misschien is het
wel goed voor me; ik heb een leven
van hard werken voor me en ik mag niet
gewend raken aan te Veel plezier. Maar
we zullen zooveel doen, als we kunnen.
oe M> je je vandaag gevoeld? Sterk?'
altijd en overal waren ze kenbaar als het
eigendom van dien en dien meester.
Zegt de Heere niet tot Zijn volk: „Vrees
niet, Ik beb u verlost. Ik heb u bij uw
naam geroepen, gij zijt M ij n e". Door
Christus' 'dierbaar bloed gekocht, met het
zegel des Heiligen Geestes gemerkt, zijn
zij Gods eigendom.
Maar dure roeping, die dan ook rust op
Gods volk, om zich overal, waar ze gaan
en staan als zoodanig te bewijzen.
Hebt gij, die dit leest, de zekerheid der
verzegeling?
„Nadat gij geloofd hebt," zegt de Apos
tel.
De zekerheid komt met, bgi, onder, né
't geloof. Niet er voor.
Keer de heilige beils-orde niet oml
Velen willen eerst de zekerheid en dan
zullen ze gelooven.
'Wees op uw hoede. Beleedig den Aller
hoogste niet.
Hij vraagt uw vertrouwen. Schenk Hem
dat; schenk het Hem onvoorwaardelijk en
Hij schenkt u als zaligen zegen de zeker
heid door den Heiligen Geest.
In het wonderbare visioen van den pro
feet Ezechiël, ons verhaald in hoofdstuk 9
van zijn hoek, ziet hij zes mannen gereed
om de inwoners der stad Jeruzalem te ver
delgen, maar vooraf wordt uitgezonden
een man met een schrijvers-inktkoker, die
de opdracht heeft om een merkteeken te
zetten op het voorhoofd der getrouwen.
En als dan het gericht gehouden wordt,
daarna, worden zij, die het merkteeken
dragen, gespaard. Zij allen, maar zij al
léén.
In den grooten dag des gerichts worden
gespaard, die het zegel des Geestes dra
gen.
Zij allen, zij alléén. En gij?
voor Manufacturen
Dames- en Kinderconfectle
Tapijten Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen Is
GOES
HULST
LIJDENSTROOST.
Bloedt de wonde, vlgmt de smart,
'k Blijf toch op genezing hopen;
IWare ook elke deur verspard,
Eeuwig staat de toegang open
Tot Gods hemel, tot Gods hartl
Waant niet, dat mij God verstiet,
Nu Hij mg zooveel doet lijden:
Liefde spaart de roede niet
Als Hg ophoudt met kastijden,
Zegt dan, dat Hg: mg verliet I
Niet in 't vreugdelicht alleen,
Meest in tranen komt Gods zegen:
Zij! versmelten 'thart van steen,
Levenwekkend stroomt de regen'
Door de weeke voren heen!
Die de last des lgdens woog,
Heeft ook lijdens duur gemeten;
Duurt het lang en klimt het hoog,
Heere Godl Gg moet het weten
Waar Uw hand gaat, reikt Uw oog!
Op Uw trouw, hoe bang het hijgt,
Moet mijn hart zich nederleggen
Als de wolk ter kimme stijgt,
Heeft Uw wg'sheid iets te zeggen
1 Heer, Gg spreekt, Uw dienstknecht
[zwggtl
Harde lessen geeft Gg! mg,
Maar ik heb ook veel te leeren.
Loutrend blaakt Uw medelg
Slechts 't onreine zal 't verteren
Heer, Uw slaan is artsengl
fflM '¥f*| |r[- *1 I Tl Éül.'l
Wat ik hier niet kan verstaan,
Zal ik namaals eens doorgronden1,
Zalig, tnet de zegevaan,
Overdekt met heldenwonden
Tot Uw Sabbat in te gaan!
J. J. L. TEN KATE.
„Erg sterk. Wat jrallen we nu morgen
doen?"
„Morgen vroeg zullen we een groote
wandeling maken; ik zal je wat van de
heerlijke natuur hier laten zien".
Om zeven uut, den anderen morgen,
waren we buiten op den top van den heu
vel het dal strekte zich voor ons uit
„Hoe vind je het Phineas? Ik vind het
prachtig; een lachend Enigelsch dal, met
zoo menjg klein nest van Engelsche hui
selijkheid. Stel u voor patriarch over zulk
een streek te wezen, dat gansche dal in
uw hand te hebben. Je kunt je niet voor
stellen, wat eenvoudige lieden hier in
den omtrek zgn, afstammelingen' van een
oude kolonie van Vlaamsche lakenwevers
en zij beoefenen'dat vak nog, beneden in
het dal staat een groote lakenmolen."
„Dat is net iets voor je John!" ik zag!
zijn gezicht oplichten. „WaaT is dat kleine
weeftouw gebleven, dat. je gesmaakt hebt?"
„O, dat heb ik nog. Maar dit is zulk
©en prachtige lakenmolen! Ik heb hom
heelemaal van binnen bezien. Als de eige
naar zgn oude Vlaamsche domheid maar
opzij wilde zetteu. Ik geloof, dat hg en
zijn voorouders nog net zoo werken en
met dezelfde machinerie als in den tgd
van koningin Elizabeth. Nu, een of twee
van onze moderne verbeteringen zoo-
als maar ik vergat, dat gij nooit iets
hebt begrepen van de mechanica."
DE KLOMPEN BIJ DE DEUR.
Aan het mooie, onlanga verschenen boek
„Lichtlijnen" van A. v. Hoogstraten
Schoch, is de volgende schets ontleend:
Sppurend liep ik langs den trein, die op
vertrekken stond. Je kunt in ons land
best derde-klasse reizen, mits je eenigs-
zins je reisgezelschap uitkiest.
In de meeste landen is het derde-klasse
reizen van elk bezwaar ontbloot, omdat de
groote eoupé's met lage schotten en door
gangen een zeer gedifferentieerd reisgezel
schap bevatten kunnen. De Engelschen
hebben het zoo goed doorvoeld, toen ze het
spreekwoord uitvonden: „There is safety
in number". Dij ons kan je soms zeer
vervelend terechtkomen in een nauwen,
smallen coupé met weinig licht en lucht
en heel geen prettige elementen die je naar
nauwer kennismaking doen verlangen.
Nadat ik eenmaal een vervelenden rei
ziger heb moeten toevoegen, dat hij het
vele goede, hetwelk hij ongetwijfeld in zijn
jeugd had geleerd, waaronder bescheiden
heid, tot mijn spijt bleek vergeten te heb
ben, ben ik ietwat kieskeuriger geworden
in mijn keuze.
Daar zag ik in een compartiment ver
schillende boerenmutsen. Ha, dat was iets
van mijn gadingl Ik bezit onder de
mooiste herinneringen in mijn leven er
heel wat, die ontleend zijn aan buitenleven
en boerenbedrijf. Daar zal ik altijd dank
baar voor zijn.
Twee mutsen hadden een hoed op den
bol. Je moet een ingewijde zijn om te we
ten, dat oen hoed hoven op een muts iets
erg deftigs aanduidt.
Mijn reisgezelschap droeg zelfs hoeden
met een „pleureuse", zoo'n weelderige
veer, die halverwege om je kap suist en
dan met een overvloed van veertjes om
laag wappert. Zulke prettige gezichten
hadden de drie boerinnen! Je moest wel
rustig worden als je ze aankeek! Zoo'n
kalmen oogopslag hadden ze, dien alleen
een bedaard gadeslaan van 's werelds-
gebeuren aan een mensch kan geven.
Ze spraken met aardige, hooge uithalen
en heldere stemmen. Precies kon ik alles
niet verstaan, want ze spraken de taal van
provincie en dorp.
De muts zonder hoed weerde zich even
flink als die met een hoed, en antwoordde
van alles terug. De man van een der beide
hoeden zat glunder, de handen in de zak
ken, naar de pratende vrouwen te kijken
en gaf af en toe een opmerking ten beste,
die 't vrouwvolk dubbel stof tot praten gaf.
Aardig volk toch, onze boerenbevolking!
Wat een knappe mannen en vrouwen zijn
er onder, met hun dikwijls fijn besneden
gezichten en hun waardige houding! Den
vorigen avond had ik op een concert ge
zeten achter drie oudere dames in de buurt
van de vijftig jaar. Ze hadden zich gesto
ken, de armen! in enveloppe-japon
netjes van haar dochters, en de „ton
deuse" van haar man had haar de nek
haren opgeschoren. Ze hadden de stak
kerds! zich laten knippen als apachen
uit de Parijsche achterbuurten? met een
spuuglok je bij de ooren.
Als ze nu maar niet bij de slapen de be
ruchte crowsfeetgehad hadden, en „les
pochettes"onder de oogen, dan hadden
ze de menschen nog wel kunnen bedriegen,
wat haar leeftijd aanging! Nu kwam onder
het gebobde haar het gelaat van een oude,
moede vrouw te voorschijn. Dit carnavals
grapje had iets lugubers en weerzinwek
kends! De boerinnen hadden welgedane
figuren en prettige bellefleur-wangen. Wat
ging haar de slanke lijn aan, of het gelaat
zonder rimpels? 'Ze wisten dat de muts
haar in elk levensseizoen goed kleedde en
altijd flatteerde.
„Nou nog een eindje, dan met de bus, en
dan benne me thuus", zei de een.
Met zoo'n Iiefkoozing in haar stem, zei
ze dat woord: „thuus!"
Ik kon het me precies voorstellen hoe
het „thuus" zijn zou.
Ik zag haar straks al zitten in het hel
dere, groote vertrek, op pantoffels of kou
sevoeten (de klompen blijven hij de deur),
bij de zindelijke tafel en den gewilligen
bruinen pruttelenden koffieketel.
Zoo symbolisch zijn vele van die aardige
gewoonten op het platteland!
Daar draai je-'t kopje om, als je de kof
fie opgedronken hebt, en zet het omge
keerd op 't schoteltje.
Je moet je laten „neugen" door de
gastvrouw, dringend „neugen!"
„Leg 'tmaar eens duidelgk uit en fk zal
pxobeeren het te begrgpen."
Zoo deed hij en ik stond verbaasd hoe
hg dat alles was te weten gekomen."
„O, dat is gemakkelgk genoeg, ge weet
ik heb altijd een zwak gehad voor machi
nerie: ik kon een uur lang naar een molen
staan kijken, vooral als het met een wa
terrad werkte."
„Zou je zelf een molen willen hebben?"
„Hoe zou ik niet!" en zgn geheele ge
zicht kleurde. „Maar het is gdel, hier
over te praten; men kan zijn eigen be
roep niet kiezen, tenminste weinigen kun
nen dat. Ik ben leerlooier en ik hoop een
goede leerlooier te worden. Apropos, ik
ben nieuwsgierig, of mevrouw Tod, die
zooveel over deftige menschen spreekt,
weet, dat we leerlooiers zijn".
„Ik denk het niet; ik hoop het niet. O,
David, laat ons de looierijl voor 'deze
maand tenminste vaarwel zeggen."
Want ik haatte haar meer dan ooit nu
in ons rustig landelijk leven.
Hg berispte mg zacht, hoewel hg, denk
ik, onwillekeurig van dezelfde meaning
was als ik.
„Wie zou denken, zooals ik hier sta te
midden van deze heerlijke natuur, dat ik
gisteren den geheelen dag in Iooikuipen.
heb omgeroeid en ruwe huiden heb ge
hanteerd. Ik verwonder me, dat deze
bloempjes niet ziek worden in mijn haa-
Het omkeeren van je kopje is maar een
gebaar van bescheidenheid. Je zou niet
graag willen dat de menschen van je dach
ten, dat je niet uiterst tevreden was met
één kopjel
De klompen op een rist bij de deur heb
ik altijd zoo iets veelzeggends gevonden.
Zoo iets van: zorg voor het „thuus"
om het vooral niet vuil te maken; zoo iets
van eerbied voor het „thuus", dat je toch
zoo hoog schat!
Een „thuis" is dan ook iets heel bijzon
ders, vooral in onzen tijd!
Wat heeft een man moeten reiken en til
len, voordat hij zóó ver is, een thuis te
maken! Eerst reiken naar een goede ge
zellin, dan tillen om wat te verzamelen om
het huis in te richten. Dan samen alle ge
dachten bij elkaar, om er iets moois van
te maken!
Wie zijn sleutel in eigen slot steekt, keert
dagelijks terug tot een bekroonde inspan
ning, tot een geslaagde poging. Daarom
moet niemand het maar zoo heel gewoon
vinden, tot eigen „thuis" te gaan.
„De klompen bij de deur", zoo leeren ons
de buitenmenschen met hun zinrijke ge
woonten.
Alles wat je daar 'buiten boos en ver
drietig heeft gemaakt, leg je bij de deur
mat neer.
„Thuis" heeft behoefte aan een blij, ge
lukkig weerzien.
Zoo dom van sommige mannen om diep
in gedachten en met een gezicht als een
donderwolk, binnen te vallen. Om „thuis"
te doen slagen, hebben ze ook je vroolijken,
opgewekten, dagelijkschen terugkeer noo
dig, je deelname in de honderd en één nie-
tigheidjes, die samen het verrukkelijk ge
zellige „thuisleven" maken.
Zoo onverstandig om te denken, dat al
les van één kant moet komen!
Als de klompen bg de deur blgven
staan, dan wordt veel achtergehouden,
wat het vloerkleed bederven zou en moe
ders igeboenden of geschrobden grond.
Wie nadenkend ze uittrekt, weet, dat hg
evenzoo zorgvuldig zich voor het „thuis
leven" tmoet voorbereiden.
Straks worden alle klompen en klomp
jes door moeder weer wit geschrobd en
is ieder weer toebereid tot het leven
daar buiten. 'tKan plassen en gieten en
stormen en waaien, moeders zorg en moe
ders meeleven is om je heen, wen zeker
als de 'geschuurde klompen aan je voe
ten.
De klompen bij de deur! Op de mat,
«den geest van krakealen en oneenigheid
achtergelaten 1 Je moet zorgen, dat er
niets binnen sluipt 1Zooveel vg'anden
zg'n er, die een „thuis" ten gronde kun
nen richten.
Heerlijk, om een vrouw te zgn, ïn den
trein te zitten en met een wannen klank
in de stem te kunnen zeggen„Straks
benne me thuus 1" En als brj dat woord
„thuus" lichtjes staan te glinsteren in
de oogen van je man, den reus van
een kerel, Vocvr wien je het woord „thuus"
kon doen belichamen tot het beste dat
hij heeft
Ik zeg maar, dat het met geen goud
te betalen is en dat, om ©en echt „thuis"
te"hebben, d'e klompen bg de voordeur
behooren.
Veiligheid in het hijeen zijn van velen.
Rimpeltjes bij de oogen.
Zakjes.
Noodigen.
ROOD OF GEEN 3R00D.
In „De Amsterdammer" wordt er de
aandacht op gevestigd, dat tegenover de
woorden in socialistische kringen) in
zake de vakvereenigingsvrgheid, nog
steeds gesteld moeten worden de daden
van tyrannie en onderdrukking der „mo
derne" vakbeweging, in meer danl één
land.
„De Volkskrant" van 11 Juli 1928, ver
haalt dat in HTiittenberg (Stiermarken, Oos
tenrijk), een staking is geproclameerd, om
dat daar een arbeider was in dienst ge
nomen, die lid was van een! niet-socia-
listische vakorganisatie.
D|e directie dezer fabriek gaf echter niet
toe, zoodat de staking een nederlaag werd
voor de roode dwingelanden.
Maar toch gaan de socialisten door
met deze vrijheidsbeperking overal waar
het mogelijk is, toe te passen. En de
socialistische „Arbeiter-Zeitung" verdedigt
deze tyrannie. Waar wij, aldus genoemd
den zulke leelgke handen."
„Onzin, John; ze zgn zoo kwaad niet
en wat zou het dan no:g?"
„Je hebt gelijk, jongen. 'tZou niets
Zij hebben mg goede diensten bewezen,
maar ze zgn niet bestemd om ruikers te
dragen."
„Ziet daaT plukt iemand bloemen; ik
verklaar dat ze veel gelijkt op je vrien
din, grjjs japon, ik vraag excuus
op mejuffrouw March."
„Zij is het", zei John, „kom, Iaat ons
heengaan, wij moeten een dame niet sto
ren in haar vermaak."
Hij troonde mg mee, tegen mijn wil,
want ik had gaarne dat jonge, frissche
gezicht nog eens willen zien. Wg wandel
den verder.
Maar vlak voor huis, waarschijnlijk om
dat haar ontbjjtsuur hetzelfde was als
het onze, bevonden wij ons plotseling van
aanngezicht tot aangezicht tegenover juf
frouw March.
Zg moest onze deur voorbij gaan, waar
mevrouw Tod met haar kind stond. Het
kind strekte de armen naar haar uit;
juffrouw March bleef staan en nam d©
kleine op.
Werkelijk dat was ©en aardige verschij
ning, zooals zg daar stond met glïnBte-
sterende ootgen, terwgl het jonge bloed
haar door de forsche bruinachtige wan
gen stroomde j 'ik was niet zeker of ik
blad, b.v. 90 pet. der arbeiders hebben
georganiseerd, daar zullen wg wel weten
ta voorkomen, dat niet-rood georganiseer-
den te werk worden gesteld.
Hier hebt ge da openlijke verdediging
van de aanranding der vakvereemigings-
vrijheid door een officieel orgaan der So
ciaal-democratische arbeiderspartij.
De „Evangelisch' Soziale Warte", het
orgaan van heit Zwitsersch Prot.-Christelijk
iVakverbond van 1 Juli 1.1. schrijft naar
aanteiding van een fel protest van Fr.
Adler tegen de reis van Alb. Thomas naar
Rome, waar hg ook de fascistische vak
organisaties bezocht, wat hem geweldig
kwalijk werd genomen, o.m. het volgende:
„Wg hebben tot nu toe van dit met
kracht en klem verdedigen der vakvereeni
gingsvrgheid nog niets gemerkt. Juist de
socialistische vakvereenigingen in' Zwit
serland maken vakvereenigingsvrgheid
o n m o g e 1 g' k. Dat bewjjst, het geval Jo-
der te Biel, wien zgn arbeid o ruimen
werd, omdat hij lid was der Rrot.-Chris-
telgke vakbeweging; dat bewgst het
nieuwe geval Bochófner, die op eisch
der socialistische organisatie in de levens-
middelenbedrijven, door de coöperatie te
Bern ontslagen werd; dat bewgst ook het
geval Mangold in Ziirich, die als steen
houwer ontslagen zal worden, als hij zich
niet bg de socialistische Hout- en Bouw-
arbeidorsorganisatie aansluit, hoewel men
weet dat Mangold bg de Prot.-Christelgke
vakbeweging aangesloten is.
Men heeft aldus het treurige schouw
spel, dat op de groote internationale ar-
beidsconferenties, de vertegenwoordigers
der socialistische vakorganisaties zich als
verdedigers der vakvereenigingsvrijheid
opwerpen en zg de erkenning der vak
vereenigingsvrgheid eischen van! de fas
cisten welke vrijheid zij zelf met voeten
treden. D© vertegenwoordigers der socia
listische vakbeweging vergeten te zeggen,
dat zij het principe der vakvereenigings
vrgheid slechts zoolang hoog! houden, tot
zij de macht hebben, om dan met druk
en dwang de arbeiders te dwingen' in hun
organisaties te treden, gelijk bovenstaande
gevallen bewijzen."
Hier behoeft niets aan toegevoegd te
worden. Waar het de socialistische vak
beweging mogelijk is, daar past zij nog
steeds toe het; Rood of geen brood! In
dien zij de mogelijkheid zag ook in ons
land deze middelen aan ta wenden, zg
zou het niet laten. Die machtsverhoudin
gen beslissen immers.
ZONDAGSRUST.
Henry Fond, de bekende Amerikaan,
blgkt, zg 't dan uit practische overwe
gingen een warm voorstander van Zon
dagsrust. In -zijn ten vorigen jare ver
schenen boek „het groote heden en ©en
grootere toekomst", schreef hg o.m. het
volgende j
„Een nieuw beginsel, dat we in
al onze bedrijven toepasBen, is da
volstrekte Zondagsrust. Geen man
van ons personeel werkt op Zondag.
Zoowat een jaar geleden hebben we dezen
en genen eens gevraagd, hoe zij over dsza
nieuwigheid dachten. Enkele antwoorden
mogen hier volgen.
Een conducteur schreef: „Zondagsrust
stelt iemand in de gelegenheid naar d©
kerk te gaan en het oog te houden op
de godsdienstig© opvoeding van zg'n kin
deren. J i laLU
Een lgnwerker: H I
's Maandags gaat men frisch en met
nieuwen ïnoëld aan het werk.
Een remmer:
Het Is een voorrecht waarvan ©en
spoorweg-man vroeger nooit zon hobhein
gedroomd.
Een poetser:
Zondagsrust stemt tot tevredenheid en
verdrijft de gevoelens van weerzin, die
vaak opkomen bg iemand die nooit eens
vrij1 is.
Een bankwerker:
Zondagsrust brengt niet slechts geluk
in huis, maar stelt ook in d© gelegenheid
oude vrienden op te zoeken.
Een ploegbaas:
Zondagsrust bevordert de „efficiency"
van den spoorweg, 's Maandags komen
alle mannen goed uitgerust te werk rnst
nieuwe denkbeelden hoe zij' da moeilijk
heden die er da vorige week onoverkome
lijk uitzagen "zullen overwinnen.
Een opzichter:
niet te voorbarig was geweest, met haar
„geen schoonheid'" te noemen.
Waarschgnlgk dacht John, toen hg haar
zoo zag, het zelfde. Zg stond juist voor
ons hekje; maar zij' had blijkbaar ons ge
heel vergeten zoo blij was ze met me
vrouw Tod's lieven jongen, totdat de hos
pita haar vroeg de heeren te laten pas-
seeren. Het jonge meisje ging daarop
vlug opzg.
Toén John haar voorbg ging, sloeg hg
de ooigen op; wat mg betreft, ik kon mgn
oogen bijna niet van haar afhouden, zoo'n
lief schepseltje als het was. Ze glim
lachte hij boog, wat zg' beleefd be
antwoordde en wij gingen binnen. Ik ver
telde hem, dat dit een goed begin was
can met onze buren kennis te maken.
O, neen, enkel een beleefdheid tus-
schen menschen, die onder hetzelfdo dak
leven, meer niet; het zal wel nooit moer
wezen."
„Wellicht niet."
„Ik vond haar gezicht nu veel mooier,
David, en gij?"
„Een goed, ©en nobel gezicht; maar
de trekken zijn onregelmatig, ik kan ha&r
werkelgk niet „mooi" noemen."
„Ik ook niet."
(Wordt vervolgd.)
I li'