DE ZEEUW met Magazijn, steedje land TWEEDE BLAD. ORANGE HET ADRES A. WILKING bericht. >CHE EEKBANK en 100 I Voor den Zondag. J. A. L G. WITTE VAN HOOGER ORDE. bouwersinspan. d te koop: voor 7 jaren j inschrijving ITEEDJE COOP: te veld staande lolt Haver T 98 van troebele Sinaasappelllmonade 8 FEUILLETON 1 \.vi iQJi:a eptember zal, ten heer B. van Eij ke ek, in het openbaar tdiens Notaris VERBIST. I, aan den 's-Hee- j te Heinkenszand, A., bewoond door Eijkeren. ig van den eigenaar lgen c.a. 60 Are :n kantore van No- Goes. Br 1928/1935: Gemet 240 Roeden Hoogelande. Per- ing van 24 Juli 1928. worden ingewacht tus a.s., ten kantore OLEN, waar nadere e verkrijgen. :n heer Bast. Burger tl Peren, wassende jaard te Driewegen, in de Bue. ssende in den boom- in pacht bij Mej.de jgeman. ten kantore van No- 4 DISSEL te Goes, dag 6 Augustus 1928, angeboden, 1, prima onderhouden tig gelegen, groot met boomgaard en ongeveer 6 gemet in huur kan volgen. Hofsteedje" Hulp- ikenszand. eiding der zaak ie aangeboden: ikeistand te Goes. A. R., Boekhandel KKER, Goes. KOOP: den Tarwe, RHEIDE, Gapinge. geschieden 1 Novem- KOOP: tijbei (oude dr.) met Psalmen v. Datheen, fleeren band. Boekh. lburg. KOOP: ie straat. IJZEL Pz„ Kapelle. ïstplicht tegen half knecht gevraagd, ER, Lange Vorst- aan (kersknecht, G„ v. g. g. v. r no. 36, Bureau van :lburg. (necht gevraagd, Bode Middelburg— msingel E 9. -ï-Metselaar vraagt ast, van goede ge- Brieven onder letter dit blad te Goes. W. C. MEES. VAN ZATERDAG 28 JULI 1928. No. 254. ZEKERHEID. In welken gij ook, nadat gij ge loofd hebt, zijt verzegeld gewor den met den Heiligen Geest der beloften. Efeze 1:13. Zekerheid! Heerlijk bezit in deze wereld, waarin duizend dingen zoo onzeker zijn. Zekerheid, hoe wordt er naar gejaagd in materieel opzicht. In onze dagen bloeit het verzekerings wezen. Tegen alles kan men zich verze keren. Maar ach, wat heeft dat te beduiden, tegenover de geestelijke zekerheid, die de geloovige ontvangt door den Heiligen Geest. Dat is zekerheid, die zich niet maar over het armelijk aardsche, stoffelijke be zit uitstrekt, maar over het geestelijk goed, dat &od schenkt dengenen, die Hem lief hebben. Zalige zekerheid! In oude tijden werd het zegel gebruikt om iets voor ontvreemding te bewaren Zoo lezen wij b.v.: „Is dat niet bij mij op gesloten, verzegeld in mijn schatten?" In 't Oosten, waar 'het water dikwijls schaarsch was, werden de waterputten, om verkwisting van het water tegen te gaan, soms met een steen gesloten, die ver zegeld werd. De Heilige Schrift spreekt van een „besloten wel" en „een verzegelde fontein". Het graf van den Heiland werd met een steen gesloten en verzegeld, om dat men vreesde, dat Zijn lichaam gesto len zou kunnen worden. Zoo nu verzegelt de Heere de Zijnen, op dat ze Hem niet ontstolen kunnen worden. Is niet de duivel er op uit, om gelijk Jezus zegt: „indien het mogelijk ware zelfs de uitverkorenen te verleiden"? 0, hij sluipt rondom de kudde van den grooten Herder, om diens schapen weg te stelen indien het mogelijk ware. Maar neen, ze zijn alle ver zegeld. En nu kan Hij 't hun wel moeielijk en bang en benauwd maken, maar ze weg stelen, neen, dat kan bij nooit. Zegel is zekerheid. 's Konings zegel op brief en bevelschrift was 't bewijs i- 'tis zeker van de hand van den vorst. De Heilige Geest binnen u, die met uwen geest getuigt, dat gij een kind Gods zijt, geeft u de volle zekerheid: dat werk, dat aan uw ziel gebeurd is, is Gods werk en God houdt Zijn werk in 't leven. De zonde kan u nog veel kwaad doen. Gij zijt mis schien verder in de zonde weggezonken, dan ge ooit voor mogelijk zoudt gehouden hebben. En doordat dan de stem des H. Geestes binnen in u, door u niet meer ge hoord wordt, kan bange twijfel uw ziel doen huiveren. Maar als gij dan weer voor uw God op de knieën komt en met diep berouw uit een verslagen hart, uw schuld belijdt, o zie, dan herleeft weer voor u met nieuwe kracht de beteekenis van het zegel des Heiligen Geestes. God is uw Vader en gij b 1 ij f t Zijn kind. Zegel is zekerheid. Zekerheid van eigendomsrecht. Oudtijds gebeurde bet soms, dat sen heer aan zijn slaven een merkteeken op voorhoofd of arm liet aanbrengen, waar door ze voor bun leven gemerkt waren tot zijn eigendom. "Waar ze ook heengingen, WIJNHANDEL - GOES - TEL 264 fl.per flesoh. Naar het Engelseh. ol) o Hij was erg vermoeid en had, wat hg noemde, een „looierggevoel", ieen bedruk te aken stemming. „De t(jden zijn bard", zeïde hg, toeh mevrouw Tod het licht binnen bracht ©n °°s goedennacht gewenscht had en „hoopte dat Mgnheer Halifax alles had, wat hij noodig had." Ze scheen hem al toos als het hoofd van onze kleine huishouding te beschouwen. „De tijden zijn erg moeilijk", herhaal de John als in gedachten. Ik begrijp niet, hoe "je vader zooveel zorgen op zich kan nemen. Ik m0et minstens Vijf dagen per week naar Norton Bury. „Je zult het eenzaam genoeg hebben, Vrees ik". „En gij zult niet Veel genieten van dit mndleven, wat je uitgeplant hebt en waar- 111 je zooveel vermaak scheen te hebben. „Dat hindert niet misschien is het wel goed voor me; ik heb een leven van hard werken voor me en ik mag niet gewend raken aan te Veel plezier. Maar we zullen zooveel doen, als we kunnen. oe M> je je vandaag gevoeld? Sterk?' altijd en overal waren ze kenbaar als het eigendom van dien en dien meester. Zegt de Heere niet tot Zijn volk: „Vrees niet, Ik beb u verlost. Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt M ij n e". Door Christus' 'dierbaar bloed gekocht, met het zegel des Heiligen Geestes gemerkt, zijn zij Gods eigendom. Maar dure roeping, die dan ook rust op Gods volk, om zich overal, waar ze gaan en staan als zoodanig te bewijzen. Hebt gij, die dit leest, de zekerheid der verzegeling? „Nadat gij geloofd hebt," zegt de Apos tel. De zekerheid komt met, bgi, onder, né 't geloof. Niet er voor. Keer de heilige beils-orde niet oml Velen willen eerst de zekerheid en dan zullen ze gelooven. 'Wees op uw hoede. Beleedig den Aller hoogste niet. Hij vraagt uw vertrouwen. Schenk Hem dat; schenk het Hem onvoorwaardelijk en Hij schenkt u als zaligen zegen de zeker heid door den Heiligen Geest. In het wonderbare visioen van den pro feet Ezechiël, ons verhaald in hoofdstuk 9 van zijn hoek, ziet hij zes mannen gereed om de inwoners der stad Jeruzalem te ver delgen, maar vooraf wordt uitgezonden een man met een schrijvers-inktkoker, die de opdracht heeft om een merkteeken te zetten op het voorhoofd der getrouwen. En als dan het gericht gehouden wordt, daarna, worden zij, die het merkteeken dragen, gespaard. Zij allen, maar zij al léén. In den grooten dag des gerichts worden gespaard, die het zegel des Geestes dra gen. Zij allen, zij alléén. En gij? voor Manufacturen Dames- en Kinderconfectle Tapijten Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST LIJDENSTROOST. Bloedt de wonde, vlgmt de smart, 'k Blijf toch op genezing hopen; IWare ook elke deur verspard, Eeuwig staat de toegang open Tot Gods hemel, tot Gods hartl Waant niet, dat mij God verstiet, Nu Hij mg zooveel doet lijden: Liefde spaart de roede niet Als Hg ophoudt met kastijden, Zegt dan, dat Hg: mg verliet I Niet in 't vreugdelicht alleen, Meest in tranen komt Gods zegen: Zij! versmelten 'thart van steen, Levenwekkend stroomt de regen' Door de weeke voren heen! Die de last des lgdens woog, Heeft ook lijdens duur gemeten; Duurt het lang en klimt het hoog, Heere Godl Gg moet het weten Waar Uw hand gaat, reikt Uw oog! Op Uw trouw, hoe bang het hijgt, Moet mijn hart zich nederleggen Als de wolk ter kimme stijgt, Heeft Uw wg'sheid iets te zeggen 1 Heer, Gg spreekt, Uw dienstknecht [zwggtl Harde lessen geeft Gg! mg, Maar ik heb ook veel te leeren. Loutrend blaakt Uw medelg Slechts 't onreine zal 't verteren Heer, Uw slaan is artsengl fflM '¥f*| |r[- *1 I Tl Éül.'l Wat ik hier niet kan verstaan, Zal ik namaals eens doorgronden1, Zalig, tnet de zegevaan, Overdekt met heldenwonden Tot Uw Sabbat in te gaan! J. J. L. TEN KATE. „Erg sterk. Wat jrallen we nu morgen doen?" „Morgen vroeg zullen we een groote wandeling maken; ik zal je wat van de heerlijke natuur hier laten zien". Om zeven uut, den anderen morgen, waren we buiten op den top van den heu vel het dal strekte zich voor ons uit „Hoe vind je het Phineas? Ik vind het prachtig; een lachend Enigelsch dal, met zoo menjg klein nest van Engelsche hui selijkheid. Stel u voor patriarch over zulk een streek te wezen, dat gansche dal in uw hand te hebben. Je kunt je niet voor stellen, wat eenvoudige lieden hier in den omtrek zgn, afstammelingen' van een oude kolonie van Vlaamsche lakenwevers en zij beoefenen'dat vak nog, beneden in het dal staat een groote lakenmolen." „Dat is net iets voor je John!" ik zag! zijn gezicht oplichten. „WaaT is dat kleine weeftouw gebleven, dat. je gesmaakt hebt?" „O, dat heb ik nog. Maar dit is zulk ©en prachtige lakenmolen! Ik heb hom heelemaal van binnen bezien. Als de eige naar zgn oude Vlaamsche domheid maar opzij wilde zetteu. Ik geloof, dat hg en zijn voorouders nog net zoo werken en met dezelfde machinerie als in den tgd van koningin Elizabeth. Nu, een of twee van onze moderne verbeteringen zoo- als maar ik vergat, dat gij nooit iets hebt begrepen van de mechanica." DE KLOMPEN BIJ DE DEUR. Aan het mooie, onlanga verschenen boek „Lichtlijnen" van A. v. Hoogstraten Schoch, is de volgende schets ontleend: Sppurend liep ik langs den trein, die op vertrekken stond. Je kunt in ons land best derde-klasse reizen, mits je eenigs- zins je reisgezelschap uitkiest. In de meeste landen is het derde-klasse reizen van elk bezwaar ontbloot, omdat de groote eoupé's met lage schotten en door gangen een zeer gedifferentieerd reisgezel schap bevatten kunnen. De Engelschen hebben het zoo goed doorvoeld, toen ze het spreekwoord uitvonden: „There is safety in number". Dij ons kan je soms zeer vervelend terechtkomen in een nauwen, smallen coupé met weinig licht en lucht en heel geen prettige elementen die je naar nauwer kennismaking doen verlangen. Nadat ik eenmaal een vervelenden rei ziger heb moeten toevoegen, dat hij het vele goede, hetwelk hij ongetwijfeld in zijn jeugd had geleerd, waaronder bescheiden heid, tot mijn spijt bleek vergeten te heb ben, ben ik ietwat kieskeuriger geworden in mijn keuze. Daar zag ik in een compartiment ver schillende boerenmutsen. Ha, dat was iets van mijn gadingl Ik bezit onder de mooiste herinneringen in mijn leven er heel wat, die ontleend zijn aan buitenleven en boerenbedrijf. Daar zal ik altijd dank baar voor zijn. Twee mutsen hadden een hoed op den bol. Je moet een ingewijde zijn om te we ten, dat oen hoed hoven op een muts iets erg deftigs aanduidt. Mijn reisgezelschap droeg zelfs hoeden met een „pleureuse", zoo'n weelderige veer, die halverwege om je kap suist en dan met een overvloed van veertjes om laag wappert. Zulke prettige gezichten hadden de drie boerinnen! Je moest wel rustig worden als je ze aankeek! Zoo'n kalmen oogopslag hadden ze, dien alleen een bedaard gadeslaan van 's werelds- gebeuren aan een mensch kan geven. Ze spraken met aardige, hooge uithalen en heldere stemmen. Precies kon ik alles niet verstaan, want ze spraken de taal van provincie en dorp. De muts zonder hoed weerde zich even flink als die met een hoed, en antwoordde van alles terug. De man van een der beide hoeden zat glunder, de handen in de zak ken, naar de pratende vrouwen te kijken en gaf af en toe een opmerking ten beste, die 't vrouwvolk dubbel stof tot praten gaf. Aardig volk toch, onze boerenbevolking! Wat een knappe mannen en vrouwen zijn er onder, met hun dikwijls fijn besneden gezichten en hun waardige houding! Den vorigen avond had ik op een concert ge zeten achter drie oudere dames in de buurt van de vijftig jaar. Ze hadden zich gesto ken, de armen! in enveloppe-japon netjes van haar dochters, en de „ton deuse" van haar man had haar de nek haren opgeschoren. Ze hadden de stak kerds! zich laten knippen als apachen uit de Parijsche achterbuurten? met een spuuglok je bij de ooren. Als ze nu maar niet bij de slapen de be ruchte crowsfeetgehad hadden, en „les pochettes"onder de oogen, dan hadden ze de menschen nog wel kunnen bedriegen, wat haar leeftijd aanging! Nu kwam onder het gebobde haar het gelaat van een oude, moede vrouw te voorschijn. Dit carnavals grapje had iets lugubers en weerzinwek kends! De boerinnen hadden welgedane figuren en prettige bellefleur-wangen. Wat ging haar de slanke lijn aan, of het gelaat zonder rimpels? 'Ze wisten dat de muts haar in elk levensseizoen goed kleedde en altijd flatteerde. „Nou nog een eindje, dan met de bus, en dan benne me thuus", zei de een. Met zoo'n Iiefkoozing in haar stem, zei ze dat woord: „thuus!" Ik kon het me precies voorstellen hoe het „thuus" zijn zou. Ik zag haar straks al zitten in het hel dere, groote vertrek, op pantoffels of kou sevoeten (de klompen blijven hij de deur), bij de zindelijke tafel en den gewilligen bruinen pruttelenden koffieketel. Zoo symbolisch zijn vele van die aardige gewoonten op het platteland! Daar draai je-'t kopje om, als je de kof fie opgedronken hebt, en zet het omge keerd op 't schoteltje. Je moet je laten „neugen" door de gastvrouw, dringend „neugen!" „Leg 'tmaar eens duidelgk uit en fk zal pxobeeren het te begrgpen." Zoo deed hij en ik stond verbaasd hoe hg dat alles was te weten gekomen." „O, dat is gemakkelgk genoeg, ge weet ik heb altijd een zwak gehad voor machi nerie: ik kon een uur lang naar een molen staan kijken, vooral als het met een wa terrad werkte." „Zou je zelf een molen willen hebben?" „Hoe zou ik niet!" en zgn geheele ge zicht kleurde. „Maar het is gdel, hier over te praten; men kan zijn eigen be roep niet kiezen, tenminste weinigen kun nen dat. Ik ben leerlooier en ik hoop een goede leerlooier te worden. Apropos, ik ben nieuwsgierig, of mevrouw Tod, die zooveel over deftige menschen spreekt, weet, dat we leerlooiers zijn". „Ik denk het niet; ik hoop het niet. O, David, laat ons de looierijl voor 'deze maand tenminste vaarwel zeggen." Want ik haatte haar meer dan ooit nu in ons rustig landelijk leven. Hg berispte mg zacht, hoewel hg, denk ik, onwillekeurig van dezelfde meaning was als ik. „Wie zou denken, zooals ik hier sta te midden van deze heerlijke natuur, dat ik gisteren den geheelen dag in Iooikuipen. heb omgeroeid en ruwe huiden heb ge hanteerd. Ik verwonder me, dat deze bloempjes niet ziek worden in mijn haa- Het omkeeren van je kopje is maar een gebaar van bescheidenheid. Je zou niet graag willen dat de menschen van je dach ten, dat je niet uiterst tevreden was met één kopjel De klompen op een rist bij de deur heb ik altijd zoo iets veelzeggends gevonden. Zoo iets van: zorg voor het „thuus" om het vooral niet vuil te maken; zoo iets van eerbied voor het „thuus", dat je toch zoo hoog schat! Een „thuis" is dan ook iets heel bijzon ders, vooral in onzen tijd! Wat heeft een man moeten reiken en til len, voordat hij zóó ver is, een thuis te maken! Eerst reiken naar een goede ge zellin, dan tillen om wat te verzamelen om het huis in te richten. Dan samen alle ge dachten bij elkaar, om er iets moois van te maken! Wie zijn sleutel in eigen slot steekt, keert dagelijks terug tot een bekroonde inspan ning, tot een geslaagde poging. Daarom moet niemand het maar zoo heel gewoon vinden, tot eigen „thuis" te gaan. „De klompen bij de deur", zoo leeren ons de buitenmenschen met hun zinrijke ge woonten. Alles wat je daar 'buiten boos en ver drietig heeft gemaakt, leg je bij de deur mat neer. „Thuis" heeft behoefte aan een blij, ge lukkig weerzien. Zoo dom van sommige mannen om diep in gedachten en met een gezicht als een donderwolk, binnen te vallen. Om „thuis" te doen slagen, hebben ze ook je vroolijken, opgewekten, dagelijkschen terugkeer noo dig, je deelname in de honderd en één nie- tigheidjes, die samen het verrukkelijk ge zellige „thuisleven" maken. Zoo onverstandig om te denken, dat al les van één kant moet komen! Als de klompen bg de deur blgven staan, dan wordt veel achtergehouden, wat het vloerkleed bederven zou en moe ders igeboenden of geschrobden grond. Wie nadenkend ze uittrekt, weet, dat hg evenzoo zorgvuldig zich voor het „thuis leven" tmoet voorbereiden. Straks worden alle klompen en klomp jes door moeder weer wit geschrobd en is ieder weer toebereid tot het leven daar buiten. 'tKan plassen en gieten en stormen en waaien, moeders zorg en moe ders meeleven is om je heen, wen zeker als de 'geschuurde klompen aan je voe ten. De klompen bij de deur! Op de mat, «den geest van krakealen en oneenigheid achtergelaten 1 Je moet zorgen, dat er niets binnen sluipt 1Zooveel vg'anden zg'n er, die een „thuis" ten gronde kun nen richten. Heerlijk, om een vrouw te zgn, ïn den trein te zitten en met een wannen klank in de stem te kunnen zeggen„Straks benne me thuus 1" En als brj dat woord „thuus" lichtjes staan te glinsteren in de oogen van je man, den reus van een kerel, Vocvr wien je het woord „thuus" kon doen belichamen tot het beste dat hij heeft Ik zeg maar, dat het met geen goud te betalen is en dat, om ©en echt „thuis" te"hebben, d'e klompen bg de voordeur behooren. Veiligheid in het hijeen zijn van velen. Rimpeltjes bij de oogen. Zakjes. Noodigen. ROOD OF GEEN 3R00D. In „De Amsterdammer" wordt er de aandacht op gevestigd, dat tegenover de woorden in socialistische kringen) in zake de vakvereenigingsvrgheid, nog steeds gesteld moeten worden de daden van tyrannie en onderdrukking der „mo derne" vakbeweging, in meer danl één land. „De Volkskrant" van 11 Juli 1928, ver haalt dat in HTiittenberg (Stiermarken, Oos tenrijk), een staking is geproclameerd, om dat daar een arbeider was in dienst ge nomen, die lid was van een! niet-socia- listische vakorganisatie. D|e directie dezer fabriek gaf echter niet toe, zoodat de staking een nederlaag werd voor de roode dwingelanden. Maar toch gaan de socialisten door met deze vrijheidsbeperking overal waar het mogelijk is, toe te passen. En de socialistische „Arbeiter-Zeitung" verdedigt deze tyrannie. Waar wij, aldus genoemd den zulke leelgke handen." „Onzin, John; ze zgn zoo kwaad niet en wat zou het dan no:g?" „Je hebt gelijk, jongen. 'tZou niets Zij hebben mg goede diensten bewezen, maar ze zgn niet bestemd om ruikers te dragen." „Ziet daaT plukt iemand bloemen; ik verklaar dat ze veel gelijkt op je vrien din, grjjs japon, ik vraag excuus op mejuffrouw March." „Zij is het", zei John, „kom, Iaat ons heengaan, wij moeten een dame niet sto ren in haar vermaak." Hij troonde mg mee, tegen mijn wil, want ik had gaarne dat jonge, frissche gezicht nog eens willen zien. Wg wandel den verder. Maar vlak voor huis, waarschijnlijk om dat haar ontbjjtsuur hetzelfde was als het onze, bevonden wij ons plotseling van aanngezicht tot aangezicht tegenover juf frouw March. Zg moest onze deur voorbij gaan, waar mevrouw Tod met haar kind stond. Het kind strekte de armen naar haar uit; juffrouw March bleef staan en nam d© kleine op. Werkelijk dat was ©en aardige verschij ning, zooals zg daar stond met glïnBte- sterende ootgen, terwgl het jonge bloed haar door de forsche bruinachtige wan gen stroomde j 'ik was niet zeker of ik blad, b.v. 90 pet. der arbeiders hebben georganiseerd, daar zullen wg wel weten ta voorkomen, dat niet-rood georganiseer- den te werk worden gesteld. Hier hebt ge da openlijke verdediging van de aanranding der vakvereemigings- vrijheid door een officieel orgaan der So ciaal-democratische arbeiderspartij. De „Evangelisch' Soziale Warte", het orgaan van heit Zwitsersch Prot.-Christelijk iVakverbond van 1 Juli 1.1. schrijft naar aanteiding van een fel protest van Fr. Adler tegen de reis van Alb. Thomas naar Rome, waar hg ook de fascistische vak organisaties bezocht, wat hem geweldig kwalijk werd genomen, o.m. het volgende: „Wg hebben tot nu toe van dit met kracht en klem verdedigen der vakvereeni gingsvrgheid nog niets gemerkt. Juist de socialistische vakvereenigingen in' Zwit serland maken vakvereenigingsvrgheid o n m o g e 1 g' k. Dat bewjjst, het geval Jo- der te Biel, wien zgn arbeid o ruimen werd, omdat hij lid was der Rrot.-Chris- telgke vakbeweging; dat bewgst het nieuwe geval Bochófner, die op eisch der socialistische organisatie in de levens- middelenbedrijven, door de coöperatie te Bern ontslagen werd; dat bewgst ook het geval Mangold in Ziirich, die als steen houwer ontslagen zal worden, als hij zich niet bg de socialistische Hout- en Bouw- arbeidorsorganisatie aansluit, hoewel men weet dat Mangold bg de Prot.-Christelgke vakbeweging aangesloten is. Men heeft aldus het treurige schouw spel, dat op de groote internationale ar- beidsconferenties, de vertegenwoordigers der socialistische vakorganisaties zich als verdedigers der vakvereenigingsvrijheid opwerpen en zg de erkenning der vak vereenigingsvrgheid eischen van! de fas cisten welke vrijheid zij zelf met voeten treden. D© vertegenwoordigers der socia listische vakbeweging vergeten te zeggen, dat zij het principe der vakvereenigings vrgheid slechts zoolang hoog! houden, tot zij de macht hebben, om dan met druk en dwang de arbeiders te dwingen' in hun organisaties te treden, gelijk bovenstaande gevallen bewijzen." Hier behoeft niets aan toegevoegd te worden. Waar het de socialistische vak beweging mogelijk is, daar past zij nog steeds toe het; Rood of geen brood! In dien zij de mogelijkheid zag ook in ons land deze middelen aan ta wenden, zg zou het niet laten. Die machtsverhoudin gen beslissen immers. ZONDAGSRUST. Henry Fond, de bekende Amerikaan, blgkt, zg 't dan uit practische overwe gingen een warm voorstander van Zon dagsrust. In -zijn ten vorigen jare ver schenen boek „het groote heden en ©en grootere toekomst", schreef hg o.m. het volgende j „Een nieuw beginsel, dat we in al onze bedrijven toepasBen, is da volstrekte Zondagsrust. Geen man van ons personeel werkt op Zondag. Zoowat een jaar geleden hebben we dezen en genen eens gevraagd, hoe zij over dsza nieuwigheid dachten. Enkele antwoorden mogen hier volgen. Een conducteur schreef: „Zondagsrust stelt iemand in de gelegenheid naar d© kerk te gaan en het oog te houden op de godsdienstig© opvoeding van zg'n kin deren. J i laLU Een lgnwerker: H I 's Maandags gaat men frisch en met nieuwen ïnoëld aan het werk. Een remmer: Het Is een voorrecht waarvan ©en spoorweg-man vroeger nooit zon hobhein gedroomd. Een poetser: Zondagsrust stemt tot tevredenheid en verdrijft de gevoelens van weerzin, die vaak opkomen bg iemand die nooit eens vrij1 is. Een bankwerker: Zondagsrust brengt niet slechts geluk in huis, maar stelt ook in d© gelegenheid oude vrienden op te zoeken. Een ploegbaas: Zondagsrust bevordert de „efficiency" van den spoorweg, 's Maandags komen alle mannen goed uitgerust te werk rnst nieuwe denkbeelden hoe zij' da moeilijk heden die er da vorige week onoverkome lijk uitzagen "zullen overwinnen. Een opzichter: niet te voorbarig was geweest, met haar „geen schoonheid'" te noemen. Waarschgnlgk dacht John, toen hg haar zoo zag, het zelfde. Zg stond juist voor ons hekje; maar zij' had blijkbaar ons ge heel vergeten zoo blij was ze met me vrouw Tod's lieven jongen, totdat de hos pita haar vroeg de heeren te laten pas- seeren. Het jonge meisje ging daarop vlug opzg. Toén John haar voorbg ging, sloeg hg de ooigen op; wat mg betreft, ik kon mgn oogen bijna niet van haar afhouden, zoo'n lief schepseltje als het was. Ze glim lachte hij boog, wat zg' beleefd be antwoordde en wij gingen binnen. Ik ver telde hem, dat dit een goed begin was can met onze buren kennis te maken. O, neen, enkel een beleefdheid tus- schen menschen, die onder hetzelfdo dak leven, meer niet; het zal wel nooit moer wezen." „Wellicht niet." „Ik vond haar gezicht nu veel mooier, David, en gij?" „Een goed, ©en nobel gezicht; maar de trekken zijn onregelmatig, ik kan ha&r werkelgk niet „mooi" noemen." „Ik ook niet." (Wordt vervolgd.) I li'

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5