Wat er deze week voorviel.
Beriijnsche Brieven.
Land- en Tuinbouw.
De afgeloópen week is rijk aan belangrijke
gebeurtenissen, zoowel van aangenamen als
van minder aangenamen aard.
Daar is allereerst het verblijdende bericht,
dat althans een gedeelte van de manschap
pen, die aan het Nobilé-avontuur deelnamen,
gered werd.
Na heel veel moeite is het gelukt de ge-
heele Nobilé-groep te redden, terwijl van de
Malmgreen-groep, waarvan de leider gestor
ven is, twee mannen konden worden opgepikt
Bij de redding van deze groepen werden
tevens nog andere menschen in het ijs waar
genomen, die men nu eveneens zal trachten
te redden. Zijn het de leden van een der
hulp-expedities, of is het Amundsen met zijne
mannen of zijn het de overige leden van de
Italia-bemanning De tijd zal het leeren.
Ook bij deze reddingspogingen was er weer
gelegenheid de wonderen der moderne tech
niek te bewonderen. Hier was een geluk
kige samenwerking van radio, vliegmachines
en stoomboot. Had men niet de beschik
king gehad over radio en vliegdienst, waar
schijnlijk zou geen der vermiste manschap
pen zijn gered. We mogen respect hebben
voor het menschelijk kunnen. Haar grooter
nog moet zijn onze eerbied en ontzag voor
Hem, die den mensch in staat stelde de in
de natuur verborgen krachten tot ontwikkeling
te brengen.
Die mensch kan veel. Maar wat staat hij
ook vaak machteloos.
S. O. S. Red onze zielen 1 Dat was de
angstkreet, dia de lucht doortrilde Zaterdag
avond. i
Een troepentransportschip was bü een plot
seling opkomenden storm in de buurt van
Valparasio op de rotsen geworpen.
Maar de noodseinen mochten niet meer
baten. Menschelijke hulp kwam te laat. On
geveer 300 passagiers vonden den dood in
de golven.
En zoo gaat hat vaak. De kranten stonden
in de afgeloopen week vol met berichten om
trent doodelijke ongevallen.
Mogen er onder de omgekomenen velen
zijn geweest, dio hot hebben verstaan, dat
het S. O. S.-scin tot God opgezonden, altijd
verhoorjng vindt. Hij kan en wil zelfs
bü 't naderen van den dood, volkomen uit
komst geven.
Er waren ook berichten van meer aan
genamen aard.
Wü denken aan de ingebruikneming van
de nieuwe Ned. Herv. Kerk to Rilland-Bath,
waarmee een lang gekoesterde wonsch in
vervulling ging.
Dan was or de Colgn-conferentio, die een
eerste stap zette in de richting van de ver
meerdering van welvaart, terwijl mede op
dio wyze de kans op ongewenschte wrg-
vingen en botsingen wordt verminderd.
En dan waren er, om nu weer naar Zee
land terug te keeren, de Landbouwdagen van
de Z. L. M. ,die zoo schitterend slaagden
en die een beeld gaven van de groote be-
teekenis van den Landbouw voor ons gewest.
Een organisatie als de Z. L. M., men weet
het is niet ons ideaal. Wat wü noodig heb
ben is een eigen organisatie van Christelgke
boeren, en tuinders, of liever, want die or
ganisatie is er, een belangrgke versterking
van deze organisatie, die dan federatief met
vereenigingen als de Z. L. M. kon samen
werken.
Maar dat neemt niet weg, dat wg ons
over het welslagen van de gehouden Land-
bouwdagen van harte kunnen verheugen.
Van minder opwekkenden aard zgn de
laatste berichten omtrent de Schelde-staking.
Do pogingen van den Rijksbemiddelaar om
een verzoening tot stand te brengen, zgn mis
lukt.
Partgen schgnen er de voorkeur aan te
geven de zaak uit te vechten tot het bittere
einde. En dat einde kan nog ver zün, want
beide partgen beschikken over sterke kassen.
't Is wel treurig. Hoeveel beter zou het zgn
ook voor de toekomst, indien niet de brute
kracht besliste, maar indien door onderling
overleg een uitweg werd gevonden.
fruit voor de volksgezondheid in. Hierdoor
is de tuinbouw aanzienlijk bevorderd. Het
groote aantal consumenten kan niet zelf
de tuinbouwvruchten verbouwen; er moe
ten dus afzonderlijke producenten voor
zijn. Ook hierin zijn weer graden van in
tensiteit. Ik heb wel eens gelezen, dat een
bedrijf practiseh gesproken geacht wordt
meer of minder intensief gedreven te zijn,
naarmate er meer 'kapitaal in gestoken is
en meer arbeidsloon in wordt betaald.
In evenredigheid hiervan moeten dan
vanzelf de hruto-opbrengsten stijgen.
Men moet op dit gebied uitermate scherp
onderscheiden en het is een groot gevaar
dat zij, die de fabrieksnijverheid als werk
gever of werknemer schier uitsluitend ken
nen, moeten oordeelen over onze bodem
cultures. Veel oeconomische beschouwin
gen van geleerden, waaraan ook wel Ka
merleden, Raadsleden of anderen die ge
roepen zijn invloed uit te oefenen op de
wetgeving der landen, hun kennis ontlee-
nen, zijn eenzijdig hierdoor en leveren voor
de landswelvaart een groot gevaar op. Men
moet niet zijn een philosophe sous le toit,
maar midden in het landelijke, ruime, ge
zonde leven staan voor waarneming, die
leidt tot begripsomschrijving en definitie,
hoezeer ook dan nog het spreekwoord
waar blijft: omnis definitio periculosa.
Men staat soms verbaasd over het in allen
ernst gehouden geredeneer van eenige
uren om tot een simpele waarheid of een
voudige omschrijving te komen. Dat heet
dan diepzinnig. Maar het is vaak m. i. ge
volg van gebrek aan practischen zin, aan
waarneming in des levens praktijk. Nie
mand ook zelfs een rechter niet, mag
„weltfremd" zijn, of hij oordeelt als regel
verkeerd en onbillijk. Zoo is er groot ver
schil ook in beschouwing van een fabrieks-
bedrijf en een bodemcultuur, wat de in
tensiviteit aangaat. Door doelmatige ar-
beidsverdeeling daalt de kostprijs van de
productie-eenheid bij de fabriek, maar in
onze bedrijven kan dat vanzelf ook wel
van invloed zijn, doch niet naar evenredig
heid. Wij moeten meten feitelijk met de
productiekosten van een voedingscalorie
En wat blijkt nu? Dat deze normaal in het
extensieve bedrijf het minste kost. Zoo
komt het dat ook al brengt een hectare ko
ren hij ons veel meer op dan in Amerika,
wij toch niet tegenover den grooten koren-
invoer uit dat land loonend koren verhou
wen kunnen op groote schaal. Men gaat
over tot verbouw van andere producten
Deze kosten meer moeite en eischen meer
loon. De productiekosten zijn dus belang
rijk hooger en toch zijn de uitkomsten veel
beter. Dit leidt tot verbouw van z.g. Han
delsgewassen. Het leidt ook tot tuinbouw
en zelfs in den tuinbouw, waaronder fruit
teelt, tot differentieering, waarop ook bo
dem en klimaat van invloed zijn. De tuin
bouw zoekt de natuur te beheerschen, en
slaagt er daardoor in te kunnen concur-
reeren tegen den meer extensief geoefen-
den tuinbouw als b.v. het fruit in Canada,
door b.v. op andere tijden te kunnen leve
ren dan bij natuurlijke teelt zoude moge
lijk zijn. Ik denk b.v. aan druiven in Fe
bruari, of door te leveren luxe-producten,
waarvoor meer betaald wordt dan de voe
dingswaarde inhoudt. Zoo kwam men ook
tot de glascultuur, waardoor zekerder en
meerdere opbrengst van den bodem kan
verkregen worden. Ook andere vruchten
kunnen dan verbouwd worden. Zoo levert
het Westland meer tomaten dan aardap
pelen.
Een middel om intensiever cultuur te
bevorderen is ook de verbouwing van een
hoofdgewas met een tusschengewastwee
gewassen "dus, fruit en bessen, of bes
sen en 'aardbeien. Dat kost meer aan
arbeid, bemesting en 'eischt de noodige
vakkennis, maar brengt meer op. Het
is van beteekenis, dat meer >en meer in
Zeeland het oog is opengegaan, voor deze
cultuur en met name ook in Haamstede
en omgeving, waartoe de bodem zich er
uitnemend leent.
De omvang, die groente- en fruitteelt in
ons kleine land heeft genomen, ondanks
de kleine oppervlakte grond, daarvoor in
cultuur, is verbijsterend. Ik moet U" wel
eenige cijfers noemen om te laten be
seffen, van hoeveel belang ook voor ons
gewest het is, dat men zich hier en daar
in de provincie op dio teelt toelegt en
hoe 'gewensclit het is, dat de Z. L. M.
evenals de overheden in provincie en ge
meenten en polders en de openbare mid
delen van vervoer alle medewerking daar-
toe verleenen. Het kan Zeeland een heel
stuk vooruit brengen en ruime 'arbeids
gelegenheid en verdienste op on3 plat
teland brengen.
Na een en ander mot cijfers te hebben
aangetoond, vervolgde spr.:
Dat de tuinbouw zoo belangrijke resul
taten voor de verbouwers zeJf afwerpt, is
voor een groot deel te danken ,aan het
verkoopswezen: het veilingssysteem
bracht daartoe het zijne bij. 'Hoe krach
tiger dit georganiseerd is onder deskun
dige leiding, hoe beter.
In onze provincie staan vSIen geheq'
ten onrechte wantrouwend daartegenover.
Men zorge slechts de goede personen te
kiezen. Het systeem is goed. Hoeveel
zou ook de landbouw in engeren zin bij
zijn verkoop van handelsgewassen b.v.
uien, hiervan kunnen profiteeren. Ia her
inner mij nog, hoe men voor den oorlog
nog uien in consignatie naar Londen zond
maar daarbij schier altijd bedrogen uit
kwam.
Het veilingswezen heeft voor het plat
teland ongemeene voordeelen. Wat een
arbeid brengt het niet met zich voor
verpakken en verzenden dor goederen
naar het buitenland. Al deze arbeid, de
stad is er «enigszins buiten komen te
staan, tenzij dan een plaats als Rotterdam
b.v. van waaruit per boot de goederen
naar het buitenland gaan. Vroeger wer
den de producten naar de markt ter stede
gebracht en daar verkocht en geleverd.
Zij werden dan overgeladen en verder
vervoerd. Tegenwoordig gebeurt dat alles
meestal ten plattenlande, waar de veilin
gen zijn gevestigd.
Er is uit den aard der zaak voor den
tuinbouw vakkennis noodig. Noodiger nog
dan voor den landbouw in engeren zin.
Met genoegen kan geconstateerd worden,
dat in Zeeland verleden jaar voor wat
volwassenen aangaat, evenveel tuinbon w-
als landbouwcursussen waren gehouden,
n.I. 6. Het aantal deelnemers was 127,
en bleef 127 tot het einde toe. Bij' de land
bouwcursussen 138, hetwelk verminderde
tot 130. Voor jongelui had men 25 cur-
sunnen met ongeveer 370 deelnemers in
landbouw- en 18 cursussen met plm. 240
leerlingen in tuinbouw. In dezen is Zeel
land aan den lagen kant.
Nu vergete men niet, dat bovendien op
een drietal landbouwscholen (Hulst, Axel,
Schoondijke) en de landbouwwïnterschoo-i
te Goes eveneens landbouwonderwijs werd
verstrekt. Het geheel is echter veel te
gering, gelet 'op de enorme eischen, die
aan den komenden landbouwer zullen
worden gesteld. Zuinigheid, bedriegt hier
de wijsheid en eigenwijsheid Is geen wijs
heid. In het verpakken en sorteeren van
fruit had men in 1926 in Zeeland 8 cur
sussen met 105 deelnemers en fn "be-
drijfscontrole 19261927 5 met 71 deel
nemers wat landbouw betreft. Vergeleken
met andere provincies is Zeeland niet
achter. Gebrek aan onderwijzers met ïand-
bouwacte is zeer te betreuren. Het Rijk
geeft aan het behalen dier moeilijke acte
veel te weinig voordeelen en begrijpt niet
de beteekenis er van voor het platteland,
dus voor de volkskracht in Nederland.
Laten Regeering van land, provincie,
provincie en gemeenten toch 6teunen wat
mogelijk ii, om meerdere kennis op prak
tische wijze ons volk bij te- brengen.
Geven bovenstaande cijfers eenigermate
een indruk van de beteekenis van den
luinbouw, toch ware kortzichtig, wie het
daartoe beperkt. De Nederlandsche koop
kracht op de internationale markt wordt
door dergelijken export verstevendigd.
Een kolenmijn is rijk en brengt veel
op. Maar zij komt aan een eind. Zoo niet
de cultuurbodem, mits zy maar goed be
mest wordt.
De landprijzen stijgen door die inten
sieve cultuur ongemeen. In het West-
land besteedt men prijzen tot f 20.000
per H.A. Oneindig veel meer arbeids
loon wordt er verdiend door het inten
sieve bedrijf. Ik las een voorbeeld van een
hofstede ,die plm. 40 H.A. groot was.
Bij het gewone landbouwbedrijf keerde de
ondernemer jaarlijks plm. f 6.000.aan
werkloon uit. Nu het omgezet is in een
meer intensief tuinbouwbedrijf ruim f130
duizend. Door deze meerdere verdiensten
kan de trek naar de steden worden tegen
gegaan en wordt in elk opzicht de platte-
landswelvaart verhoogd. De ambachtslie
den profiteeren er van. De winkeliers
evenzeer. De gemeenten ontvang°n nu aan
belastingen meer en kunnen zich dus
meer getroosten. Konten hierbij de voor
deelen der stad, gelegen in gas, electrici-
Jteit en waterleiding, dan wordt het plat
teland ten bate van het gemeenebest hoe
langer hoe aangenamer en heeft men aan
de opeenhooping in het groote centrum
geen behoefte.
Misbruiken in vroeger fljtf.
Het is bekend hoe er in de 17e eeuw alom
in den lande geknoeid werd om zich. de
voordeelen te verzekeren van allerlei ambten,
posten e.d. bg gemeenten, provincie of rük.
Men spreekt van een heerschappü der regen
tenfamilies, die hierin bestond, dat men langs
allerlei kromme wegen beproefde baantjes
trachtte te krijgen en in de familie te houden.
In Drenthe heeft men deze knoeierg he
iaas ook gekend, schrijft de „Prov. Drentsche
en Asser Courant". En een merkwaardig stuk
spreekt o.a. op treffende wgze van deze
schande. Volgens dat geschreven stuk heeft
zich toentertüd het volgende ongehoorde feit
voorgedaan
Een riddermatig Landdagscomparant Jon
ker Alexander Wigbolt de Coninck tot Peyse,
die na zün op 10 Nov. 1679 afgelegden eed,
dien dag onder de Ridderschap van
Drenthe ter Landdago toegelaten werd voor
de Ilavezathe te Peize, in plaats van zgn
vader Jonker Bartolemeus, verkeerde blgkbaar
in geldverlegenheid. Dit bracht hem er toe
het oor te leenen aan verdachte voorstellen
van den ontvanger C. Ellents en van den
rentmeester W. Lunsingh. Hü beloofde, en
nog wel in een geschreven stuk, dat hjj met
een getuige onderteekende, dat hg tegen ver
goeding van geld, steeds als het ging om
benoemingen voor ambten of posten, zgn stem
zoo zou uitbrengen als de beide heeren het
wilden. De vergoeding voor de stem werd
„discretie" genoemd. In het bedoelde stuk
wordt gezegd door den Jonker, dat hg zich
gewillig „verobligeert ende verbindt om in-
kompstich in alle billycke sollicitaties over
te eene off ander chargie off employ C.
Ellents en .W Lunsingh (oft dien sg sollen
goetvinden hem an te wysen me't zgn ade-
lycke stemme te assisteeren ende bg te sprin
gen, mits treckende na de hoedanicheyt van
't employ, daer over de sollicitatie valt, telc-
kens een billycke discretie bg haer off hem
telckens na biliyekheyt te begrooten en de
wyder niet."
Het is zonderling, dat de heeren Ellents,
ontvanger-generaal van de Lantschap Dren
the, en Lunsingh, rentmeester van het Stift
Dikninge, tot zulke minderwaardige verbin
tenissen geneigd waren, hoewel zg beiden
dus toch mannen van gezag en aanzien waren
maarhet verschgnsel was vrg algemeen
in den lande in die dagen.
De Coninck, die zich dus voor geld ver
bonden had om op een bepaalde wgze te
stemmen in geval van benoemingen, is slechts
tot Juni 1684 op de Landdagen verschenen.
De havezathe te Peize geraakte uit zgn hand
en ging over op zgn broeder Justus.
Het bovenstaande werpt er eenig licht op
hoe in die dagen mannen van invloed hun
betrekkingen, zonen, neven, enz. baantjes en
posten poogden te verschaffen. Het was toen
een bepaald stelsel om „discretiën" aan te
nemen voor steun in een bepaalde richting.
NEDERLANDSCHE INVLOED OP
OUD-BERLIJN.
(van onzen Berlijnschen correspondent).
De Groote Keurvorst Friedrich Wil
helm bereisde in zijn jonge jaren het
toenmalige Holland en sloeg er met bij
zondere aandacht den strijd tegen het
machtige zeewater gaande. Onze aaqieg
van dijken en kanalen wekte zijn volle
bewondering. Hij keerde naar Branden
burg terug met 't vaste voornemen, om
de ten onzent opgedane ervaringen voor
de keur Brandenburg, iu de eerste plaats
voor de hoofdstad Berlijn te gaan benut
ten. De oude Friedrichsgraben, door som
migen nog wel Freidrichsgracbt betiteld,
is een s'terk bewijs, "boe ver onze invloed
tijdens het bewind van den Grooten Keur
vorst op de mark Brandenburg ging.
De deels Nederlandsche benaming Frie-
drichsgracht is nog afkomstig van de
werklui, die door den keurvorst mee naar
Berlijn werden genomen, om bij den ka-
naalaanleg behulpzaam te zijn. Dezelfde
Hollandsche benaming ging later op ver
schillende takken van de Spree over,
waarmede land gewonnen werd en hui
zen op gebouwd konden worden. De ka
nalen werden smaller, maar dieper dan bij
ons gebouwd en voor jde scheepvaart
beschikbaar gesteld. Lx dien tijd begon
men ook vele kleinere rivierarmen te
dempen en andere Spree-armen te regu-
leeren. De noordelijke Spree-arm, die al
sedert eeuwen volkomen verzand was,
werd vernauwd en verdiept en net eender
werd de Spree zelf aan de „Lange Brug"
de tegenwoordige Kurfürstenbrü.cke
nauwer gemaakt, waardoor ze de betee
kenis van haar naam verloor.
De oudste en laatste bouten ophaalbrug
van Hollandschen oorsprong i3 de „Jung-
fernbriicke", die de Spreestraat met de
Alte Leipziger straat verbindt. Waar ze
baar naam vandaan heeft, kon tot op den
iiuidigen dag niet met zekerheid worden
vastgesteld. Wijlen dr Hans Brendicke,
een Berljjnsch geschiedschrijver, deelde
dienaangaande de volgende legede mede:
Tegenover de Jungfernbniicke, aam den
hoek der Schleusen- en Spreestrasse,
staat een oud, breedgebouwd huis met
twee étages, poort en binnenhof, Frie-
drichsgracht 61. Dit huis heette steeds
in den volksmond „Französischer Hof" en
draagt ook op den voorgevel een' Fran-
sche inscriptie. Hier woonden in den tijd
van den Grooten Keurvorst vele emigran-
cen van Franscbe origine, daaronder
meerdere „demoiselles", die prachtig
kantwerk vervaardigden. In dien goeden
ouden tijd zeiden de rasechte Berliner
tegen deze Fransche juffrouwen niet de
moiselle, maar op goed Duitscb „Jung-
Eern".
Om 'thaar klanten bij; den aankoop
van kantwerk gemakkelijker te maken,
vroegen de Fransche emigranten bjj 't
stadsbestuur om verlof, bjj de brug een
houten kraam neer te zetten, waar de
kant dan tentoongesteld en verkocht kon
worden. Men ging dus naar de demoisel
les, om er kant, later ook lint te koopen
en de brug die in dien tijid nog geen
eigen naam droeg, kreeg in den volks
mond den naam van „Jungfernbrücke".
Tot op den dag van heden beeft de brug
dien naam behouden.
De Hollandsche invloed dier dagen
wordt niet alleen aan den Grooten Keur
vorst, maar ook aan de Keurvorstin:
Louise Henriette van Oranje-Nassau (1627
1687) toegeschreven, de eerste echtge-
nooten van den Grooten Keurvorst. Mel-
kerijen werden ingericht en kwamen in
beide landen terzelfder tijd tot bloei en
ontwikkeling, een aanwinst, welke zich
nog tijdens den laatsten oorlog merk
baar maakte. Zulk een inrichting was
de latere „Akademie des Buttermachens"
bij: 't ambt-Könjgsborst in den Havellan-
dischen Luch.
Voorts zijn de in ons land zoo talrijke
carillons in dien tijd voor 't eerst naar
Duitschland overgekomen, o.a. in den to
ren der Parochial-kerk te Berljjn en in
dien van de Garnison-kerk in Potsdam.
Het carillon voor de Parochialkerk liet
koning Friedrich Wilhelm I in Holland
bestellen en gaf 't aan de kerk ten ge
schenke, van wier toren T nog heden als
als „Singuhr" weerklinkt. Op groote fees
ten werden tijdens 't keizerlijk bewind
vanaf de torengalerij concerten met blaas-
orkest gegeven en daar waren de Berliner
tuk op. De Parochialkerk werd 1695
1703 gebouwd.
Onze architecten genoten in Duitsch
land een gunstige reputatie, speciaal voor
den bouw van kerken en paleizen. Onder
Friedrich Wilhelm I en Friedrich II werd
't Holiandische Viertel in Potsdam ge
bouwd, dat met zijn aardige roode ge
vels nog heden de publieke aandacht
trekt.
Het Karnaval der Luizen.
Het laatste artikel heb ik beëindigd
met te wijzen op uiterste reinheid. Dit
geldt niet alleen voor het drinkwater, dat
tevens zoo koel mogelijk gehouden moet
worden, doch ook voor de hokken zelf.
Mest, die thans blijft liggen, gaat snel
in ontbinding over. Men moet dus zorgen
dat de mest van de mestplank zooveel
mogelijk iederen dag* verwijderd wordt.
De warme dagen zijn ook de dagen voor
luizen en ander ongedierte. Dit is hun
karnavalstijd. Ik kom op deze zomerpla
gen van ons pluimvee nog apart terug,
doch .ik wijs er nu reeds op, dat de z.g.
bloedluis, die veel hinder en' schade ver
oorzaakt, alleen 's nachts op de kippen!
bloed zuigt, en (overdag in allerlei hoeken!
en gaten wegkruipt. Wil men! dus de die
ren vrijhouden van' ongedierte dan moet
het hok, liefst iedere week, goed schoon
gemaakt worden en alle naden en kie
ren (vooral ook waar de zitstokken' nog
zooals in ouderwetsche hokken het geval
is, tegen den wand gespijkerd zijn) goed
uitgespoten worden met 5 pet. creoline.
Wees niet zuinig met creoline in uw hok
ken, het voorkomt in den zomer veel
ongemak. Pas alleen op, dat de lucht niet
te veel .op de eieren slaat,, daar eieren
zeer gemakkelijk allerlei geuren ,uit de
omringende lucht opnemen.
Zorg vooral, dat uw kippen nu over
flinke zandbakken kunnen beschikken.
Voeg daaraan toe tabaksstaf of insecteni-
poeder. Ook de legnesten zelf moet men
goed zuiver houden, het neststrooisel vaak
ververschen en er wat tabaksstof of in
sectenpoeder inwerpen. Ik weet wel dat
het met die warmte juist niet aangenaam
is om veel in een stoffig, warm kippeni-
hok te werken, maar als we succes van
onze dieren willen hebben, moeten we
ons ook het noodige werk getroosten. Er
is echter nog meer te doen.
Het broedseizoen is nu afgeloopen en
de dagen zgn lang, zoodat we nu over
vloed van tijd hebben om onze machines
eens goed te reinigen,1 en te ontsmetten.
Ik zet de eierlade en kuikenlade altijd
een halve dag*in een creoline-oplossing
te weeken jen schrob za dan "flink af,
zoodat ik er zeker van ben dat er geen
mest of vuil meer in zit. De kuikenlade
is moestal met gonje bekleed en deze
wordt er door het afschrobben niet beter
op. Vandaar dat ik deze er meestal af
haal en door nieuwe vervang. De ma
chine wordt inwendig met een spons met
soda-zeepwater schoon gemaakt, daarna
met schoon water nagedaan en dan laat
ik het drogen. Ik zet kuiken- eiï eierlade
als ze luchtdroog geworden zijn weer in
de machine en steek haar weer -aan.
Ze droogt dan "flink uit en jils ze aldus
droog en schoon is kan ze blijven staan
tot het volgende jaar. Het is wel gé-
wenscht er een oude doek of papier
over te leggen voor stof en .eventueel
beschadigen van de regulateurs.
Hetzelfde geschiedt met de kunstmoe
ders, die nu ook zoo zoetjesaan rust krij
gen.
Let goed op de aankomende kuikens.
Zorg voor schaduw en doe de hanen
er zoo gauw mogelijk uit. Deze eten
vaak het dure voer voor de hennetjes op,
zoodat de hennetjes achterblijven. Aan
de jonge hanen zit niet veel winst, dus
hoe eer ze opgeruimd worden hoe be
ter.
De dieren eten graag buiten' allerlei
insecten, wormen enz. Nu ontwikkelen
zich op doode dieren spoedig allerlei ma
den en men is wel eens geneigd deze
ook aan de kippen te voeren. Niets is
meer gevaarlijk. In gestorven dieren ont
wikkelen zic^i n.I. spoedig zeer zware
vergiften, z.g. lijkengiften en deze zijn
hoogst gevaarlijk voor ons pluimvee. Het
eigenaardige is nu dat de maden die
zich op doode dieren ontwikkelen),
geen last van deze vergiften hebben, doch
dat de kippen, die deze maden opeten!,
spoedig onder verschijnselen van verlam
ming en zenuwkrampen sterven
Met deze warmte komen er ook vaak
ib'roedsche hennen. Het beste is de kip
pen in een kooi te zetten van gaas of
latten, temidden van de andere hennen.
Door de moeite, die het dier doet om weer
vrij te worden, vergeet zij meestal in een
paar dagen haar broedschheid.
Zorg vooral ook voor schaduw. Dit
wordt maar al te vaak vergeten en
vooral voor jonge eenden kan de al to
felle zon zeer noodlottig zijn. Ik geef
dan ook. altjjd de eenden overdag gelegen
heid in hun vainest of achter rietmatten
schaduw te zoeken.
Het is mogelijk, dat er ook reeds eenige
hennen in den rui vallen. Meestal zijn
dit slechte legsters en doet men het best
ze op te ruimen. Met de warmte wordt
vaak de leg ook wel minder en kan men
trachten door goed te blijven voeren],
poms met wat extra vischmeel of dier
meel de dieren nog wat aam den leg
te houden.
Met het voeren njoet men er op letten
dat de dieren met de warme dagen lan'g
niet zooveel vet en zetmeel noodig heb
ben, zoodat. men vooral mais wel wat
beperken kan. Groenvoer zal door de kip
pen zeer gewaardeerd worden, te veel
mais maakt ze vet, met al de schadelijke
gevolgen daarvan. Een' kip die tegen den
leg is mag best een lading reservevet
hebben, dat zij langzamerhand met de
eieren kwijt raakt. Een kip die weinig
of niet legt, mag echter geen vet heb
ben, zij moet in actie blijven en overmaat
van vet geeft aanleiding tot legnood of
met de hitte tot plotselinge sterfte, daar
de hartspier het dan meestal opgeeft.
Tenslotte nog een verzoek, dat vooral
ook met de warmte van belang is. Ver
schillende lezers hebben n.I. 'de beleefd
heid mij naar mijn huisadres allerlei doo
de kippen en kuikens te zenden. Deze
lekkernijen komen dan met den zomerdag
al meestal in welriekenden toestand aan
en als ze dan bij afwezigheid nog eens
een dagje blijven rusten, begrijpt men wel
dat de huisgenooten niet erg tevreden
zijn. Daarom wijs ik er nadrukkelijk op:
Alle doode dieren naar de Rijksseruminl-
richting te Rotterdam. .Dat. is voldoende.
Alleen, brieven met vragen kunnen naar
mijn huis gestuurd worden.
Dr R. J. C- te Henn'epe.
Vragen, deze rubriek betreffende, kun
nen door abonné's worden ingezonden.
Postzegel voor antwoord insluiten.
VEREDELING VAN DE SUIKERBIET.
Een bezoek bij de firma Kuhn te Naarden.
Een aantal landbouwkundigen bracht
dezer dagen een bezoek aan' het bedrijf
van de Koninklijke Beetwortelzaad Cultuur
Kuhn Go, in Naarden, welke firma
rich reeds ongeveer veertig jaren bezig
houdt met de veredeling van de suiker
biet en het telen en in den handel bren
gen van het van de veredelde bieten!
afkomstige suikerbietenzaad.
Het wetenschappelijk veredelingswerk
wordt hoofdzakelijk verricht in de labo
ratoria te Naarden en op de terreinen
aldaar. Die voor het bedrijf noodzakelijke
vergelijkende proefvelden liggen in de Be
tuwe en in de provincie Groningen, ter
wijl vermeerdering van het veredelde zaad
tot handelszaad in Nederland, hoofdza
kelijk plaats heeft in de provincie Gro
ningen, ten behoeve waarvan aldaar door
Kuhn en Co. drie drogerijen zijn gesticht,
n.I. te Scheemda, Usquert en Zoutkamp.
Verder wordt nog vermeerderd in Polen
en in Duitschland, in welke landen de
firma dan ook over zijn eigen drogerijen
annex schoonderijen beschikt. De firma
brengt n.I. alleen door haar veredeld en
ivermeerderd zaad in den handel, dus een
product, dat van „zaad tot zaad" steeds
onder haar controle stond.
Nadat aan de hand van een film een
globaal overzicht was gegeven van het
geheele bedrijf, kregen da bezoekers gele
genheid zich met de bijzonderheden daar
van moer vertrouwd to maken,