DE ZEEUW @SëEM"' ■TABAK TWEEDE BLAD. I ORANGE L. Duvekot Sz.9 TABAK - SIGAREN - SIGARETTEN HET ADRES A. WILKING Voor den Zondag. Fa J. A. L G. WITTE S VAN H00GER ORDE. H FfT! rt? f"f f ni i i i I Zoeklichtjes. IM PATEMTVERPAKKIMfi a troebele Sinaasappellimonade S FEUILLETON Groote Markt 19 - Goes BOBBY Lichte baai 25 et. TA BA u 20 u ZEEPAARD 15 Buitengewoon handig YAH ZATERDAG 30 JUNI 1928, No. 230. DE GEOPENDE DEUR. Indien iemand de deur zal open doen, ik zal tot hem inkomen en ik zal met hem avondmaal houden en hg mêt mij. Openb. 3:20. Hier zien wij hoe het voorwerpelijka en het onderwerpeJijke in de verlossing van den zondaar steeds gepaard gaan. Als Christus aan de deur van het hart klopt en ons oor door genade ontsloten is om zijn stem te hooren, dan zullen we ook opstaan om de deur te openen, opdat hij binnenkome. Het is onmogelijk de stem des Hei- lands waarlijk te beluisteren en niet de deur voor hem te ontsluiten. Te hooren zijn stem, dat is opening van de deur der ziel. Wie z\jn kloppen verneemt, die moet ontsluiten en den Gezondene des Vaders binnenlaten. Waarlijk niet uit eigen kracht. Noch uit eigen aandrift. Maar uit kracht die God verleent. Want de Heere stelt wel een voor waarde, maar juist zijne genade brengt haar tot vervulling. In de kracht Zijner roeping toont Hg de kracht der genade. Als de deur van het hart op Chris tus' kloppen opengaat, dan wil Hij bin nengaan om daar te wonen. „Indien iemand mijne stem zal hooren", zoo spreekt Hij, „en de deur opendoen, ik zal tot hem inkomen." Welk een gedachte 1 De Koning der eere, de Heere der heerlijkheid, ingaande in de ziel van on- waardigen en ellendigen. Gevoelen wij wel diep wat dit be- teekent Ons hart, waar die onreine bron van allerlei wanbedrijven in opwelt, die ver borgen werkplaats van zooveel zonde en ongeloof; ons hart, waar de Booze zijn legertent en de wereld haar feesttent in had, moet daar de Koning der eere bin nenkomen? Zullen we niet liever als de hoofd man uit Kapernaüm zeggen: Heere, ik ben niet waardig dat Gij in mijn huis ingaat? En toch, Christus zegt het tot ons: Indien iemand de deur zal opendoen, Ik zal met hem avondmaal houden. Avondmaal met iemand houden wil in het Oosten zeggen: iemand in uw intiemere gemeenschap doen deelen, hem als uw vertrouwden gast nooden in uw huiselijken kring, hem doen deelen in uw liefde en vriendschap. Als Christus dus van den geloovige zegt: ik zal met hem avondmaal hou den, dan wil dat zeggen: Ik zal hem doen deelen in mijn liefde, hem schen ken van mijn gaven, hem spijzen met mijn hemelsch brood, zijn dorstige ziel laven met het water des levens, hem troost en lafenis, verkwikking en zegen schenken, hem doen proeven en sma ken dat ik goed ben, hem verzadigen met mijn gunst en ontferming, hem ge nade voor genade geven en eeuwiglijk bij hem blijven. WIJNHANDEL - GOES - TEL 264 a 9 11.per flesch. 12) Naar het Engelsch. Hij keerde zich toen naar mij ik ge loof, dat hg toen voldaan moet geweest rijn. Jael ging verslagen heen, en in haar toom liet ze weer de helft van haar kool vallen. John raapte ze op en gaf ze te rug, maar kreeg als dank een afscheids- duw. ziet er verbazend netjes uit in je nieuwe kleeren." „Flink zoo; laat de wagen met huiden met weer onder de ramen van de eetka mer staan." »lk rijd niet meer met dien wagen", was alles, wat hij antwoordde. „Niet meer met dien wagen rijden?" vroeg ik nieuwsgierig, toen Jael verdwe nen was, want ik was bang, dat er iets verkeerds gebeurd was. „Ja, dezen winter heb ik mezelf leeren ezen en me geoefend uit uwe boeken, weet u; en uw vader kwam dat te weten en z- j®' moet geld ophalen inplaats van huiden en dat geeft beter loon, en *7 't prettiger, dat is alles." ■Maar, al sprak hg weinig, haal zgn ge- Welgelukzalig is de mensch, wien dit mag gebeuren 1 Ik zal avondmaal met hem houden. Maar, daar komt nog iets bij: En hij met mij. Ook dit laatste behoort er bij. De Heiland gaat voorop. Hij begint. Maar daar blijft het niet bij. De gemeenschap is wederkeerig. Zijn liefde doet wederliefde ontgloeien. Hij zegt tot zijn kind: „gij zijt mijne" en de verloste geloovige antwoordt: „mijn Heere en mijn God. Mijn liefste is mijn en ik ben zijne." DE SLAPENDE STAD. Hebt gg wel ooit bij zomernacht gedwaald Van 'teena dorp naar 'tander in het donker, Wanneer de maan niet aan den hemel praalt, Die echter glanst van sterrenrijk ge- i flonker? ■Zaagt g'aan de kim dan op het blauw- azuur, Geen schemergloed, gelijk een Berg van vuur? Dat is da Stad, die slaapt en ligt te droomen Als een Vorstin op haar satijnen' bed. Omringd van luchters, die het slaapsalet Met golven lichts en schittering door- stroomeni En evenals nog voor de Schoohe ont waakt, Een maagdental teni haren: dienst ge nomen, Zich rept en roert, voor alles zorgt, en maakt, Dat z' eiken wensch' der Dartele voor komen, Zoo zorgen ook de goede dorpers dat Zij vóór den dag ten dienste zijn der Stad. Wat veld en tuin en boomgaard rijpen) lieten, Wat stal en wei verschaffen voor den disch, Wordt aangevoerd, wanneer 7t nog don ker is, Langs aardewegen, Scheldestroom en vlieten Opdat de slaapster, bij haar wakker schieten, Het versch en frisch, op 't heerlijkst moog genieten I; J. de Geyter. Naast Hotel „De Korenbeurs" voor Manufacturen Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST OP HOOP TEGEN HOOP. Het volgende is ontleend aan een arti kel van J. L.(ens) in „De School met den Bgbel". 't Is wel in de eerste plaats geschreven ivoor onderwijzers, maar het kan ook voor anderen tot bemoediging en aansporing strekken. Het overigden van Dr Scheurer bracht me gen gesprek te binnen, dat ik eens had met dezen man, dien het „Algemeen Han delsblad" niet noemde een groot man, maar een groot C h r i st e n. Het deed me een groot genoegen, dat te lezen.Het eert den schrijver zoowel als den over ledene. Ik vond in die uitdrukking Dr Scheu rer zoo juist geteekend. Slechts weini gen kennen zgn geschiedenis wellicht, en weten van de moeilijkheden, die hij in den eersten tgd van zijn werk in Indië had te overwinnen. Hg werkte op hoop tegen hoop. En in zgn latere werk, op Ermelo, was het toch eigenlijk niet anders. Toen ik, na een langdurig bezoek aan de inrichting, met hem over zijn werk mocht spreken, en we het hadden over bepaalde typen, waar van je jezelf af vroeg: wat kan arbeid aan zurke stak kers nog helpen, toen kwam die fijne zicht glom van trots en plezier. 'tWas waarlijk een groote stap vooruit. „Hij moet je wel goed vertrouwen, John", zeide ik eindelijk, want ik wist hoe verbazend kieskeurig mijn vader was in de keus van zijn geldophaïers. „Dat is 't juist, wat mij zoo groot ge noegen doet. Hg r3 erg goed voor me, Phineas, en hij gaf me een aparten va- cantiedag, opdat ik met je uit kon gaan. Is dat niet prachtig? „Prachtig, wat zullen we een plezier hebben! Ik geloof haast, dat ik zou kun nen wandelen!" Want 't gezelschap van den jongen gaf mij steeds nieuw leven, nieuwe kracht en hoop. Als ik hem zag was 't alsof ik de lente zag. „Waar zullen we heengaan?" zei hij, toen we goed en wel op weg waren, en hij m'n wagen door Norton Bury's-straten leidde. „Ik denk naar do Mythe". De Mythe was een. kleine heuvel, even buiten de stad, waar de heer Brithwood zich tien jaar 'geleden een prachtig huis had la ten bouwen. „Goed zoo, en als we daarheen gaan, zult ge de overstrooming zien, een prach tig gezicht, -niet waar? Do rivier wast nog, hoor ik; op de looierij zijn ze druk bezig met 'n dam te maken. Hoe hoog koml de vloed hier meestal, Phineas?" i glans in zijn rustige oogen: „Dan moef je aan die sterfbedden gestaan hebben!'" zeide hij. „Dan zie je, hoe God zijn kin deren ook hier heeft, en hoe niets de werking van Zgn genade in den weg staat. Ik heb aan sterfbedden van patiën ten hier gestaan, en ik werd er klein van. En ik heb vaak gevraagd: Mijn ein de zij gelijk het zijne." Wij tobben zoo vaak over de resultaten van ons werk. En als wij er niet over tobben, dan komen onze tegenstanders wel om ons ongerust te maken. Dan vertellen ze ons van alles: waarheid, he laas, en ook wel onbewezen mogelijk heden. Dan zijn kindoren van de Christe lijke school niets beter dan die van de openbare, als bet niet slechter is. Dan worden we gewezen op degenen, die het vaandel ontrouw zijn geworden, en die nu hun plaats innemen onder de bestrij ders van kerk en school. Dan worden ons de namen neen, die niet altijd, genoemd, van de kinderen, van de Chris telijke school, die nu in de politiek rood zijn geworden, en ook daar toonen, dat ze gebroken hebben met. het Christendom. En is het dan wonder, dat we ons vaak afvragen: Wat nut ons onze arbeid? We kunnen natuurlijk tegen al die be schuldigingen wat inbrengen. We kun nen ze terugwijzen. Met recht van spre ken. Desondanks laten Me beschuldigin gen hun invloed op ons achter. Maar toch moeten we arbeiden op hoop tegen hoop. Ook al schijnt alles tegen ons, ook al zou het resultaat gering schijnen. Het „Zaaier, zaai in Gods Naam voort!" klinkt toch ook ons tegen? UIT HET ZEEUWSCH VERLEDEN. Door A. M. Wessels. XXXIII. Zaamslag. Onder de Zeeuwsche plaatsen, wier be staan reeds in de grijze oudheid bekend was, behoort ook de Zeeuwsch-Vlaam_ sche plaats Zaamslag. Een bewijs hiervan is wel, dat zij in oude archiefstukken van het jaar 980 reeds genoemd wordt als „die Heerlijkheid Saemslach". Volgens zeer oude kaarten en beschei den was Zaamslag vroeger evenals Wolf aartsdijk een eiland, waarop drie dorpen lagen n.l. Zalmslag, Aandijk en Otene. Het eiland is, na in den Spaanschen oorlog door verwoestingen en overstroo- mingen veel geleden te hebben, door ver schillende kranige indijkingen met het vaste land vereenigd. Alvorens eenige geschiedkundige feiten uit Zaamslag te vertellen, moeten wij eerst eens iets van den naam der plaats zeggen. Is er bij verschillende Zeeuwsche plaat sen, o.a. Goes en Vlissingen, over den oorsprong der plaatsnamen strijd, bij Zaamslag is dit niet minder het geval Bij geen enkelen plaatsnaam trof ik zulk een keur van uitleggingen aan. Daai het ondoenlijk is, deze alle te vermelden, geef ik er drie om uit te kiezen, ofschoon pee alle drie door oudheidkundigen be streden worden. Door de verschillende spelling van den naam als Zalmslag, Saemslach, Swakn- slag, enz. die allen in archiefstukken voor komen, is men op den dool geraakt. Saemslactum, zooals het deftig in oude tgden ook al genoemd werd, heeft zijn naam ontleend aan een menigte zalm, die daar geslagen (d.w.z. gevangen) werd. Dus oorspronkelijk Zalmslag. Dat is niet waar, zegt een ander. „Dat herinner ik mij niet; maar zie niet zoo ernstig, laat ons vroolijk wezen." En ik genoot van die heerlijke wande ling. Enkel de zonneschijn was heerlijk en verrukkelijk; ook om op de brug te bliji- ven staan, aan den anderen kant van de stad, en 't water over de vloeddeuren te zien stroomen. „Je ziet er nu prachtig uit, gij luie, modderige Avon! Wat maakt hij een massa schuim en zie, alles zet hij onder water, hoe prachtig glinstert dat in de zon!" „Je kunt niet gedooven welk een prach tig gezicht dit is uit mijn raam; ik heb er al een week lang naar gekeken. Eiken morgen schijnt 't water weer een nieuwe bedding te hebben gevonden. „O, wij zijn hier in Norton Bury ge woon aan overstroomingen." „Zijn ze weieens zeer ernstig?" „Vroeger wel, maar in mijn tijd niet. Vertel me nu eens, wat hebt ge den ge- heeien winter gedaan." 'tWas een kort en eenvoudig verhaal van hard werken, eiken dag, van Maan dag tot Zaterdag. „Maar hoe kon je je zelf dan leeren le zen en je oefenen?" „Meestal in verloren oogenblikken langs den weg. En dan had ik ook de Zondagnamiddagen. Ik dacht niet, dat 't verkeerd was 1 De naam wordt afgeleid van de zwa luwen, die daar in _grooten getale neer streken, waaruit Zwaluwenslag werd .ge boren. Dat men veel met deze meenimg van Zwaluwenslag ophad, bleek wel hier uit, dat het oude wapen der plaats drie zwaluwen bevatte, die echter later in gekruiste weverspoelen of weversklossen ontaard zijn. No. 3 heeft weer een geheel ander in zicht en meent, dat de naam afkomstig is van de gronden van zeven voormalige polders, die in één bedijking zijn opge nomen, dus vereenigd, dat is samenvoe gen of ook samenslaan. Wie het nu eigenlijk bij het rechte eind heeft, durf ik niet beslissen', ofschoon de oorsprong Swaluwslag mij het meest juist toeschijnt. Zaamslag is een zeer welvarende plaats. De landbouw met de daaraan verbonden werkzaamheden, geeft de meeste ingeze tenen een bestaan. Zaamslag is zeer uitgebreid, want het bevat verschillende kleine gehuchten als Otene of Noten, Reuzenhoek, Zaamsche Veer, De Val, De Steenovens, Poonhaven, Kwakkel, benevens een klein gedeelte van het Spui. In het Zaamslag van heden, zou men bezwaarlijk meer het dorp van vroeger herkennen, ofschoon het, naar men mij meedeelde, op vrijwel dezelfde plaats lag. Het oude Zaamslag is in 1586, tenge volge van het doorsteken der dijken door het water geheel vernield. Bij de herbedijking in 16491650, vond men van het voormalige dorp niet veel meer terug, hoe men er ook naar zocht. Alleen de toren op den z.g. Torenberg. viel nog aan te wijzen. En dat was geen wonder, want deze toren 'kon wel met de Lange Jan te Middelburg wedijveren. Wanneer men te Vlissingen aan den Schelde-oever stond, kon men dezen reu- zentoren duidelijk waarnemen. Op het ein de der 17e eeuw werd afj échter afgebro ken. Vroeger was er te Zaamslag ook 'een fraai kasteel, dat eerst aan de Tem pelieren, daarna aan de St. Jansridders behoorde. Dit kasteel werd door Prins Maurits be legerd, die de Spanjaarden tot overgave dwong. De plaats waar dit kasteel lag, noemt men nu nog de Groote Tempel. Er wordt den laatsten tijd aan Zeeuwsch- Vlaanderen, veel aandacht besteed, ook door de Regeering. Moge ook Zaamslag de gunstige gevolgen daarvan ondervin den. HET WEGENFONDS. Memorie van Antwoord. Verschenen is de Memorie van Ant woord op het Voorloopig Verslag der Eer ste Kamer betreffende de begroeting van het Wegenfonds 1928. Het is aldus de minister niet noodig te besparen op den wegenaanleg om den bouw van bruggen over groote rivieren, van viaducten voor spoorwegen en van afschaffing van tollen en derge lijke te kunnen bevorderen. Hiertoe zijn naast de gelden, noodig voor de verbete ring onzer wegen, voldoende gelden be schikbaar. Uit eigen aanschouwing kan de minis ter verklaren, dat van toenemend vernie tigen van natuurschoon bij onze wagen verbetering hem niet is gebleken. Inte gendeel wordt zorgvuldig onder deskun dige voorlichting er voor gewaakt, dat on- noodige schade aan beplantingen wordt voorkomen. De berichten betreffende het verband tusschen kankergevaar en bitumineuze wegdekken, zijn den minister bekend, doch een onderzoek te dier zake ligt wellicht meer op den weg van den minister van Arbeid, Handel en Nijverheid en hij wil gaarne, na overleg met dien ambtgenoot nader in overweging nemen, of tot in stellen van het hier bedoelde onderzoek ware over te gaan. Het ligt voorshands niet in de bedoe ling, om het gebruik van alle wegen, waarlangs goede rijwielpaden liggen, voor wielrijders te verbieden. In overweging is de vraag of een dergelijk verbod voor weggedeelten o£ bepaalde wegen aanbe veling kan verdienen. Met betrekking tot de verbinding van Rotterdam met het Zuiden, kan de mi- „Neen", zei ik beslist. „Welke boeken heb je doorgelezen?" „Alle, welke je gezonden hebt, Pil- grimm's Progress, Robinson Crusoe en de Duizend en een Nacht, dat is prachtig, is 'tniet?" en z'n oogen schoten vuur. „En je kunt nu heel gemakkelijk lezen, John?" „Betrekkelijk goed." Toen zich plotse ling naar mij toe keerend: „Je leest heel veel, is 'tniet? Ik hoorde je vader zeg gen, dat je erg knap was. Hoeveel weet je wel?" „0, gekheid!" Maar hij hield niet op en ik vertelde hem wat meer van boeken, welke ik gelezen had. „Och, zei hij, „ik zal spoedig 15 jaar wezen, en ik kan nog maar pas lezen." De toon van schaamte, wanhoop, ja vertwijfeling, ging mij aan 't hart. „Schaam je niet", zei ik, „hoe heb je nog tijd kunnen vinden om zoo hard te werken als je deed?" „Maar ik behoor te leeren; ik moet lee ren!" „Zeker, ik kan je maar weinig leeren, maar, als je wilt, zal ik je leeren, wat ik weet." „O, Phineas!" zijn lichte, Schitterende oogen werden vochtig en hij stapte haas tig door. Wij bereikten de Mythe. „David", zei ik (want ik had d© ge- Er is, als ik zoo eens om mij heen zie, veel wat ik niet begrijp. Zoo is 'tmij b.v. een raadsel, dat er zoovele Christenen zijn, die als ze over revolutie en revolutionaire gevaren spre ken, altijd naar één kant zien. En zoo is 'tmij ook een raadsel, waar om onze socialistische maatschappijher vormers niet anders optreden, dan' zo doen. Ze weten niet alleen, dat onze maat schappij ziek is, maar ze weten ook pre cies do geneesmiddelen aan te geven. Het kwaad, alle kwaad, zit volgens hen niet in den mensch zooals de Bijbel leert, de zonde speelt hier geen rol, maar 'tzijn de omstandighed en, die alles bederven. Maak die goed en de zaak is in orde. Vernietig het kapitalistisch stel sel, maak dat de menschen werken voor de gemeenschap en er komt meer arbeids- lust, dus meer productie, meer arbeids vreugde en tevens een betere positie van de bedrijven. Nu vertelde dezer dagen een der lei ders van het N. V. V. dat dit verbond beschikt over een kapitaal van meer dan 10 millioen gulden. Waarom gebruikt men nu niet een groof deel van dit kapitaal om een groote, op socialistischen voet geschoeide onderne ming op touw te zetten? Men zou dan eens aanschouwelijk on derwijs kunnen geven, aan anderen leeren hoe ze zaken moeten drijven, en zelf van de rijke vruchten kunnen genieten. Maar inplaats dat men zulks doet, blijft men op den geldzak zitten en tracht zon der. te veel risico misschien heeft men wel stukken van kapitalistische on dernemingen een behoorlijke rente t» kweeken. OPMERKER. per half ons nister mededcelen, dat dit vraagstuk reeds geruimen tijd in onderzoek is. Dit onder zoek is evenwel nog niet zoo ver gevor derd, dat omtrent eenig resultaat thans reeds inlichtingen zouden kunnen wor den verstrekt. De werkzaamheden van het bruggen- bureau zijn reeds aangevangen, en zul len zich voorshands bepalen tot het ma ken van voorontwerpen. Het bureau heeft er voor te zorgen, dat de relatie met buitenlandsche fabrieken binnen zooda nige grenzen blijft, dat van die relatie geen bevoorrechte positie van de buiten landsche fabrieken tegenov'er <je Neder- landsche industrie het gevolg kan zijn. WanneeT daartoe aanleiding bestaat, zal bij de verbetering van onze groots Rijks wegen met intensief doorgaand verkeer zeker het denkbeeld in overweging wor den genomen om geen gelgkvloersche kruisingen met hoofdspoorwegen toe te passen. Een enkel ontwerp is reeds in dien geest opgemaakt en in beginsel aan vaard. Voor elk geval zal afzonderlgk moeten worden overwogen of de ban gere kosten, aan een dergelijke oplossing verbonden, ook behoorlijk verantwoord zijn. woonte aangenomen hem zoo nu en dan „David" te noemen, en nu hij een zekere geschiedenis in den Bijbel' gelezen had, denk ik, dat hij giste waarom,) „ik denk niet, dat ik den heuvel verder op kan." „0, maar je moet! ik zal je aanduwen en als we aan de trap komen zal ik ja dragen, 't Is heerlijk op de top van de Mythe, zie eens, je hebt in langen tijd niet zulk een zonsondergang gezien." Dat was zoo, en ik liet John doen, zoo hij wilde. We hadden spoedig den top van den steilen heuvel bereikt. Vlak aan den voet van de Mythe stroomde de Severn, en de Severn was toen mooi, een kalme, groote rivier. „Houd je nog steeds veel van de Se vern, John?" „O zeker I" 4,Wat is dat?" riep hij plotseling. 'tWas een massa water drie of vier voet hoog, dat midden in de rivier kwam opzetten, rechtop als een muur. v't Is een springvloed; ik heb 'tdikwjjls op den Severn gezien. Zie wat 'n kam van schuim, als de manen van een wilden beer. Ze noemen 'tvaak de rivier-beer." „Maar 'tis enkel een groote golf!" „Toch groot genoeg om een boot onder water te zetten 1" (Wordt vervolgd.))

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1928 | | pagina 5