Gemengd Nieuws.
Land- en Tuinbouw.
Ingezonden Stukken.
En ze noemen eükaar de nummers van
de volgorde, waarin zij straks zullen wor
den voorgeroepen.
Als 'tnu maar duidelijk is, en er niet
te veel storing is.
En zij die het langst moeten wachten,
troosten zich, dat 'top 'tlaatst vaak liet
beste verstaanbaar is, want hoe later
op den dag hoe ongestoorder de sfeer.
In de studio is onderwijl het contact
nu zoo, dat er begonnen lean worden.
De eerst geroepene komt binnen, een
dame die spreken zal met haar broer
in Bandoeng. Stralend van vreugde, la
chend om de verrassing gaat zij voor
de microfoon zitten, het luisterapparaat
om haar hoofd.
Ja, dat is de stem van haar lieven
broer, die tot haar spreekt, zijn vrouw
en de kinderen zijn bij hem, en begroet
ten tante om de beurt. Er is gelach en
vroolijkheid om het nieuwe, het verras
sende, praten huiselijk, praten met je
menschen in Jndië, die je in geen jaren
meer gehoord en gezien hebt.
„Is Dolly er niet?" informeert tante.
„Neen", klinkt 'thaar tegen, „die ligt
al in bed."
„In bed, is ze "dan ziek?"
„Weineen," antwoordt men uit Indië,
„maar 'tis hier al half twaalf". „Hoe
laat is 'tnu bij U?"
Half vijf", zegt tante.
„Lieve tijd dan moet je nog eten."
En allen aan weerszijden van zeeën gn
landen lachen om het grappige geval.
Soms klinkt het geluid weer zeer zwak,
de dame kan niet goed verstaan, maar de
ambtenaar, die meeluistert, komt haar
te hulp.
„Kan Bandoeng soms wat sterker door
geven?" vraagt hij aan 'Indië, en dan
wordt de stem aan de overzijde opeens
weer duidelijker.
De dame vertelt, dat jammer genoeg
haar man er niet bij tegenwoordig kan
zijn, omdat hij in 't buitenland vertoeft,
maar hier is nog een goede bekende
van jullie; een bekend staatsman, die
nu de studio betreedt, groet lachend zijn
beste Indische vrienden door de micro
foon.
Hij is pas van een Indische reis terug,
en opgetogen haalt hij zijn herinneringen
op aan het schoone, dat hij in Indië
heeft gezien.
Dan komt de volgende aan de micro
foon, de jonge vrouw, die een zuster in
Indië heeft, 't Wordt een opgewekte con
versatie.
„Hoe heerlijk, zeg, dat ik je hoor, je
bent heelemaal niet veranderd, althans je
stem niet. En je komt zoo goed door
„Veel groeten van John, dien kwam ik
zoo juist op straat tegen. Ik zei, dat ik
met je spreken ging, hij sloeg bijna te
gen den 'grond van verbazing."
En als de tijd dan voor haar verstre
ken is, vraagt ze nog even aan het slot:
Heb je soms nog een boodschap in Den
Haag? Ik zal er dadelijk voor zorgen,
dag, lieverd, dagen de stem is weg.
Komt een oude dame met haar doch
ters binnen. Ontroerd spreekt de oude
vrouw met haar dochter in Indië. Be
zorgdheid klinkt uit haar bevende stem,
de dochter in Indië is blijkbaar ziek.
„Ga toch naar een ziekenhuis", dringt
de moeder zorgvol aan. Maar de stem
uit Indië antwoord: „Ik zal een verpleeg
ster nemen, ik blijf liever thuis, maar
als 'tniet anders gaat, dan zal ik naar
het ziekenhuis gaan, moedertje, u kan
heusch gerust zijn."
Ik heb je nog een brief gestuurd",
zegt de moeder.
„Heb ik juist ontvangen P' juicht de
stem aan de overzij.
En als dan het moment van afscheid
komt, dan dringt de oude vrouw haar
gezicht naar de microfoon als wilde zij
het haar zoo lieve instrument wel kussen.
Komt een heele familie de studio bin
nen, oude vader, bejaarde moeder, en
een paar dochters. Zij gaan om de tafel
zitten als waren zij in hun eigen woon
kamer, en praten en lachen met den zoon
in Indië.
En de hoffelijke ambtenaar bedient de
microfoon, gaat er mee rond van links
naar rechts, en ieder op zijn beurt kan
er wat door zeggen.
Als wij buiten komen, staat er in de
gang weer een file vol verwachting om
binnen gelaten te worden.
En de man, die hun al dit ongekende
geluk bereid, Dr Coomans zit in zijn
kantoor aan den overkant, en vertelt
eenvoudig, zonder eenige pretentie, van
het groote werk, dat hij tot stand heeft
gebracht, sinds 1925 proeven nemend om
tot een verbinding tusschen Indië en het
moederland te komen.
Nederland is het eenige land, dat dit
groote en wonderbare heeft bereikt, een
dagelijksche verbinding met, zijn koloniën.
Een Engelsche oud-minister heeft in Ba
tavia over den Haag met zijn vrouw in
Londen gesproken. In Singapore kon hij
dat niet klaar spelen.
En nu de volgende week komen En
gelsche ingenieurs naar den Haag om
het wonderwerk van D-r Coomans te be-
studeeren.
Vol trots zijn wij weer getuige geweest
van waarin een klein land als het onze
waarlijk groot kan Zijn.
Waterski-loopen. De heer Wijnstroot, uit Amsterdam, bij zijn proefnemingen op
de Amstel te Amsterdam. Indien hij met zijn proefnemingen slaagt, is de
heer Wijnstroot van plan het Kanaal over te loopen.
Meineed? Gisteren is O., het van
meineed verdachte raadslid van Haarlem, aan
een nieuw verhoor onderworpen. O. bleef
ontkennen, ooit eenige verklaring aan de
politie te hebben afgelegd. Daarop is hij
gisteravond op vrije voeten gesteld.
Een haai op de kust. Een haai
van ruim 4Va meter lengte, die de makreel-
visscherij op de kuai van Dorset sinda eeni
ge weken ernstig bedreigd had, is gisteren
door een visscher uit Weymouth na een
gevecht, gevangen en gedood.
Van den d j k gereden. - Gister
middag is Ds P. S. Pots, Herv. pred. te
Doeveren, bij de watermachine aan de Maas
to Waalwijk met zijn auto van den vfif
meter hoogen dijk in het diepe afwaterings
kanaal 's Bosch—Drongelen gereden.
Da Pots sloeg een der ruiten stuk en
wist zoo boven op de auto te klimmen. De
machinist van de watermachine wist D's Pots,
die hevig uit een vrij ernstige hoofdwond
bloedde, met een roeiboot te redden.
Een vergeten raadslid door
een gemeentebode bevrijd. Een lid
van den Culemborgschon gemeenteraad be
gaf zich dezer dagen naar de raadzaal, ten
einde de daar ter visie liggende stukken
in te zien. Ijverig in zijn onderzoekingen
verdiept, sloeg hij geen acht op de klok van
5 uur, het tijdstip, waarop de ambtenaren
hun dagtaak beëindigen en het stadhuis ver
laten, hetwelk dan sekuur wordt gesloten
Toen ons raadslid een geruimen tijd later
de raadsportefeuille sloot, werd hij zich tevens
zijn toestand bewust. Doch goede raad was
duur. De zware deuren en van stevige lui
ken voorziene vensters spotten alle met
's mans pogingen om ze te openen.
De telefoonverbinding was uitgeschakeld en
op zijn herhaald bellen kreeg hij geen ge
hoor. Gelukkig vond hij tenslotte de deur
van de burgemeesterskamer niet gesloten. Deze
kamer heeft een groot venster, dat uitzichi
heeft op de Markt, en van hieruit wisi
hij de aandacht te trekken van een pas
seerend politieagent, die ijlings een der ge
meonteboden haalde, door wien hij zijn vrj
heid terugkreeg.
Hij verklaarde, dat zijn ijver en interesse
voor gemeentezaken door dit voorval in het
minst niet is verflauwd.
Een berucht hotelrat in de
val. De beruchte geveltoerist Paul Kassner,
die vooral als ongewenscht gast in hotels
optrad, is te Berlijn in de val geloopen
De politie zocht hem al sedert 18 April
vorig jaar toen hij bij zijn vervoer uit een
gevangenwagen was ontsnapt. Voor zijn ar
re.statie had hij in Berlijnsche hotels bedra
gen van 30.000 en 43.000 mark ten na-
deele van logeergasten gestolen en was met
dat geld naar Wiesbaden getogen, waar hij
iri een hotel kostbare diamanten buit maak-
te. De oude dame, wie de steenen toebe- j
hoorde, werd juist wakker toen de dief aan j
het werk was en schrikte zoo. dat zij eer
'verlamming kreeg en overleed.
Zaterdag had Kassner met twee medeplich
tigen een tocht per huurauto door Berlijn
gedaan. Bij 't uitstappen betaalden ze den
chauffeur met de bedreiging hem te zul
len doodschieten als hij geld wou hebben.
Daarop gingen ze een huis binnen.
De chauffeur reed dadelijk naar den nabj-
zijnden politiepost en keerde dra met twee
pootige agenten naar het huis, waarin de
inbrekers verdwenen waren, terug. Ze sche
nen echter lont te hebben geroken: zij waren
er althans niet meer. Kort daarop ontmoette
de chauffeur echter het drietal weer en de
politie wist nu hen alle drie te grijpen.
Hoe een weduwe werd opge
licht. Ter gelegenheid van de ingebruik
stelling der nieuwe pont aan den Moerdijk
vervoegde zich bij een weduwe met drie
kinderen dio met haar broer hier woont,
een keurig gekleed „heer" van middelbaren
leeftijd, die vertelde ambtenaar te zijn aan
het departement yan Waterstaat en f 80 per
week te verdienen. Hij trachtte de weduwe
het hof te maken en ontvouwde haar zijn
huwelijksplannen. De weduwe uitte bij dit
aanzoek haar bezwaren, er op wijzende, dat
zij moeilijk van haar broer kon scheiden.
Doch de heer zag daarin geen bezwaar en
zeide, dat de broer best kon meegaan. Het
zou hem aan niets ontbreken. De aanzoe
ker had succes. De weduwe noodigde den
vriendelijken gast ten eten. Bij het vertrek
gaf zij hem nog vier pond paling mee, be
nevens een gulden om zijn fonkelnieuwe fiets
te bevrachten, want de bezoeker verklaarde
geen geld bij zich te hebben gestoken, daar
hij als ambtenaar van den Waterstaat toch
vrij reizen had. Op de fiets ha'd hij niet
gerekend. Hij beloofde daags daarna terug
te komen. Daar dit echter niet geschiedde,
kreeg men argwaan en uit het door de
marechaussee ingesteld onderzoek, bleek dat
de heer reeds driemaal gesignaleerd staat
in het politieblad en er bijzonder werk van
maakt, weduwen op te lichten. (Tel.)
Verdwenen bankpapier. On
langs werd bericht, dat 6r te Rio de Ja
neiro een diefstal van aan de circulatie ont
trokken bankpapier uit de amortisatiekas had
plaats gehad tot een waarde van 20.000
contos (1 conto is f 300), die wederom in
omloop gebracht waren.
Thans zijn nauwkeurige gegevens aan het
licht gekomen en blijkt dat de diefstal zich
over meerdere jaren heeft uitgestrekt en het
ontvreemde bedrag 150.000 contos bedraagt.
erscheidene arrestaties hebben plaats gëhad.
Vleeschvergiftiging. Uit Mer
ken bij Dueren wordt gemeld, dat Zondag
en Maandag uit zeven families achttien per
sonen ziek zijn geworden, waarbij zich ern
stige vergiftigingsverschijnselen voordeden.
Vastgesteld is, dat de ziekteverschijnselen op
traden na het gebruik van vleesch. Een on
derzoek wordt ingesteld.
Wie maakt de meeste winst, de boer
of de slager?
De „Haagsche Porst" bevatte kortge
leden een artikel onder het hoofd „Duur
varkensvleesch, de boeren worden mager,
de winst gaat naar den slager".
In dit artikel werd betoogd, dat het
den boeren, vooral wat het mesten van
varkens betreft, tegenwoordig slecht gaat
Daarentegen zouden -de slagers met dein
verkoop van varkensvleesch een vrij hoo-
ge winst maken. Verder volgde een soort
berekening voor den slager, waarbij als
uitgangspunt genomen werd een inkoop
van 39 cent per pond schoon. De pas-
Sage met betrekking tot de slagers luid
de als volgt:
„Bij- ons ter stede, (waar, bleek niet),
wordt de huid van het varken (zwoerd)
niet alleen medegewogen bij het spek,
maar ook bij de versche ham, terwijl in
de coteletten of carbonaden ook de been
deren medegewogen worden. Als men nu
weet, dat het vorsche spek 45 h 60, de
reuzel 45, de coteletten, al naar de plaats
waar zij zich aan het varken bevinden,
70 a 85 cent en de versche ham met
zwoerd 80 cent per pond kost, dan be
grijpt men, dat de 'spekslager bij den
aankoopsprijs van 39 cent per pond een
zoet winstje maakt. De consument betaalt
per K.G. minder dan 771/2 ct. voor poot
jes en den bovenkop, maar al het an
dere betaalt hij veel duurder. Van den
kop komen ook de „kinnebakshammen
die zeker veel meer o ibrengen dan T7
cent pe'r k.g. De slager betaalt niet de
tong, de lever, het hart en het losse
vet."
Naar aanleiding daarvan bevat het
weekblad „De Vee- en Vleeschhandel"
een betoog waaraan wij het volgende
ontleenen:
„De schrijver vermeldt wei, dat de sla
ger, die het varken „scihoon koopt, het
afval (karwei en scheilj) niet betaalt.
Daartegenover staat echter een kind
weet het dat de slager kosten moet
betalen voor drijven, slachten en rijloon,
benevens voor koelhuis. Deze onkosten
bedragen bijv. te Amsterdam f6.40 per
varken exclusief koelhuis. Indien wij de
waarde van het afval op f 2 stellen, wordt
de inkoop van den slager dus verhoogd
met f4.40 per varken of voor een varken
van 120 k.g. met 3 2 cent per k.g.
„De schrijver deelt mede, dat de sla
gers bij spek het zwoerd en bijl karbona
den de beenderen jnedewegen. De slager
krijgt toch een en ander niet cadeau, het
kost hem ook 83i1/2 cent per k.g. bij een
marktnoteering van 80 cent.
„Een leek zou bij het lezen van het be
wuste artikel den indruk kunnen krijgen,
dat een slager in Amsterdam bijv. een ge
slacht varken maar recht op en neer kan
uitwinkelen. Ieder vakman weet echter,
dat de slager op geen stukken na het spek
in zijn winkel kwijt kan. Dit spek, dat hem
versch 83 cent per K.G. kost, kan hij na
zouten en rooken aan het publiek nog niet
kwijt voor 80 cent, tenminste niet in
eonigszins belangrijk quantum. Het mee-
rendeel van het spek wordt aan den groot
handel verkocht. Kortgeleden bracht het
vette spek op die wijze nog geen 70 cent
per K.G. op!
„Hieronder volgt de calculatie van de
winst op één varken.
Inkoop 130 K.G. a f 0.80 f 104.—
Abattoirkosten, verminderd met
waarde slachtafvallen - 4.40
Verkoop:
40 K.G. rib, bil, schouder f 1.70 f 68.
63 K.G. spek (vet en ma
ger Ó.-0.80 - 50.40
6 K.G. reuzel a - 0.80 - 4.80
9 K.G. kop en pooten a - 0.40 - 3.60
7 K.G. snippers - 0.50 - 3.50
5 K.G. zwoerd, been en
inwegen - 0.
130 K.G.
f 130.30
Verkoop
Inkoop
f 130.30
- 108.80
f 108.40
Bruto winst f 21.50 of bijna 20°/o
„Deze berekening is waarlijk niet te
gunstig opgezet. De prijs, waarvoor b v.
de slager zijn overtollig spek aan den
groothandel afstaat, is lager dan 80 cent
per K.G.
„Te Amsterdam wordt ongeveer de helft
der varkens door grossiers geslacht. Dit
is een gevolg van het feit, dat een groot
deel der winkeliers-slagers zelf niet kun
nen slachten, omdat zij niet met het on
verkoopbare spek kunnen blijven zitten.
Een varken vleesch (rib, bil en schouder)
kost hun hij den grossier ongeveer f 1.22
per K.G., hiervan gaat af zwoerd en been,
dat voor een varken vleesch circa 3 K.G.
bedraagt. Indien zij het vleesch dan uit
winkelen tegen bijv. 85 cent per pond of
fl.70 per K.G., dan is het toch, ook
rekening houdend met inwegen en incou
rante deelen als schoft, enz., heusch geen
goudmijn.
„De ware toestand onder de varkens-
slagers is zóó, dat zij, die geen behoorlijk
worstdebiet hebben, niet dan met veef
moeite het hoofd boven water kunnen
houden."
(Buiten verantwoordelijkheid van de redactie)
Hooggeachte Redactie,
Naar aanleiding van het ingezonden stuk
van dhr Douma, hoofd der bijzondere school
alhier, dat geplaatst werd in Uw blad van
6 Juni j.l., vraag ik U beleefd om eenige
plaatsruimte.
Zooals genoemde heer te-echt opmerkt, werd
in een verkiezingsbiljet beweerd, dat ik be-
ict werd te bezuinigen. Dit acht ik tot hed«n
nog juist. Ieder weldenkend mensch zal dit
begrijpen, wanneer hij weet, dat de meer
derheid van onzen raad (waaronder twee
leden van het schoolbestuur) als het ware
onder hypnose van den heer D. staat, die
door zijn oratorischen aanleg een ieder onder
zijn macht weet te brengen. Laatst is dat
nog gebleken met ons raadslid Poppe, die
naar het schijnt eveneens de macht over
eigen wil verloren heeft. Hoe is het ten
minste anders te verklaren, dat hij na een
bespreking met zijn fractie (o.a. bestaande
uit schoolbestuur en den heer D.) zijn wil
om het rapport der commissie van onder
zoek te toekenen, waartoe hij zich tot twee
maal had bereid verklaard plotseling ver
andert en onwillig wordt zijn handteekening
onder dat stuk te zetten? Waarde lezer, dat
is dorpspolitiek, dat is de vrees voor het
verlies van een raadszetel. Het is een ziekte
van het overgroote deel der bevolking van
deze gemeente, dat het door de brillenglazen
van den heer D. kijkt,. Wie dat niet doet,
heusch waar, kan in dezen wel van onder
vinding spreken. Onware beschuldigingen,
waarvan de heer D. mj beschuldigt, heb ik
niet geuit. Dit getuigt het rappo t, du de
feiten aan de hand van de historie weer
geeft. Ik heb mj destijds in vragenden zin
uitgesproken en gezegd, dat door mij sterk
werd betwijfeld, of alle kinderen, die als
schoolgaande waren opgegeven, ook werke
lijk de school bezochten. Of het werkelijk
van bezuiniging getuigde, vroeg ik verder,
dat men het kinderaantal heeft weten op
te voeren, waarvoor ook straks meerdere ver
goeding zou moeten worden betaald.
Er werd dan ook niet een raadscommissie
benoemd, om te onderzoeken, of een geuite
beschuldiging al of niet gegrond was, maar
er werd een commissie ingesteld, wier taak
het was een antwoord ,op deze vragen te
geven. Het onderzoek dier commissie heeft
aan het licht gebracht, dat twee kinderen
een geheel jaar (1927) als leerling stonden
stonden ingeschreven en toch van Ap il tot
einde December 1927 in het geheel niet de
school bezochten, zelfs een van hen vanaf
I April 1927 voor goed van de school af
was. Ook zijn er op 1 April 1927 twee
kinderen tot de school toegelaten, die op
dien datum den vereischten 'leeftijd van 5V2
jaar niet hadden bereikt. Deze kinderen had
den in verband met art. 11 der Lager-onder
wijswet 1920 de school volstrekt niet mogen
bezoeken. Gelukkig, dat zij een maand later
Cl Mei) den leeftijd van 5V2 jaar wel had
den bereikt en het schoolbestuur aan de
ouders van enkele buitenkinderen wensch-
te tegemoet te komen om den cursus in-
plaats van op 1 April op 1 Mei te doen
aanvangen. Was deze laatste omstandigheid
er niet geweest, dan had het schoolbestuur
voor deze twee kinderen geen aanspraak op
gem. vergoeding kunnen maken. Vind U het
ook niet vreemd, lezer, dat door deze en
kele daad de werking van genoemd artikel
II teniet gaat en een cursusverzetting, om
welke reden dan ook, het mogelijk maakt,
dat dit artikel wordt uitgeschakeld Het is
mijn vaste overtuiging, dat deze cursusver
zetting op de wettigheid van toelating van
deze twee kinderen geen invloed heeft en
dat zij daarom voor de vergoeding niet
mogen worden medegerekend.
Als lid der commissie van onderzoek ge
voelde ik aan voorlichting door dhr D. ab
soluut geen behoefte. Op de gemeentesecre
tarie beschikte men over voldoende gegevens,
om een antwoord op de gestelde vragen
te kunnen geven. Leerplichtkaarten, staten
van in- en afgeschreven leerlingen, de school-
geldiohieren. het is alles materiaal, dat aan
de hand van de gegeveiw, die door den heer
D. worden verstrekt, wordt opgemaakt en
bijgehouden. Eerst op 13 Februari 1928 werd
onze commissie in de gelegenheid gesteld
deze stukken in te zien, ofschoon wij daar
toe op 21 November 1927 een verzoek aan
B. en W. deden. Hierdoor kon ons rapport
niet eerder gereed zijn en rust noch op
onze commissie in zijn geheel, noch op den
ondergeteekende de schuld, dat het zoo laai
den raad werd aangeboden.
Ten slotte verwijs ik den lezer dezes naar
Uw blad van 5 October 1927, waarin een
elk kan lezen, dat ik in het minst er over
heb gesproken, dat er een valschen staat
bij het gemeentebestuur door dhr D. was
ingediend. Men beschuldigt mj wederom van
iets, dat niet waar is en speculeert er tevens
op, dat de lezer „De Zeeuw" van 5 Oc
tober 1927 daarop niet zal naslaan.
Ik dank U, geachte redactie, voor de ver
leende plaatsruimte en hoop hiermede deze
aangelegenheid voor de inwoners van Grjps
kerke op een duideljke wijze te hebben be
licht.
ANDR. DE BUCK.
Lid van den raad en lid van de
commissie van onderzoek,
Grjpskerke, 18 Juni 1928.
Mijnheer de Redacteur.
Hoe ongaarne ik U ook met geschrijf lastig
val, zou het mjin de hoedanigheid van lid
van de raadscommissie tot onderzoek van de
Grjpskerksche sehoolaangelegenheden zrer aan
genaam zijn, wanneer U mj eenige plaats
ruimte in Uw blad wildet toestaan.
Zooals de heer Douma in Uw blad van
6 Juni j.l. schrjft, kwamen er op 1 April
1927 twee kinderen op zjn school, die den
bj de wet vereischten leeftijd van 5Va jaar
nog niet hadden bereikt en derhalve niet
tot do school hadden mogen worden toege
laten. 1
Ingevolge de artt. 11 en 28 der L. O.-
Wet 1920 zjn dergeljke kinderen onwettig
op school en komen z:j niet voor de ge
meenteljke vergoeding van exploitatiekosten
in aanmerking. Zj zjn niet ëén maand
zooals dhr D. sehrjft onwettig op zjn
school, maar een vol jaa-. De verzetting
van den cursus van 1 April op 1 Me
heeft 0]i deze aangelegenheid in het geheel
geen invloed. Op eerstgenoemden datum was
het niet bekend, dat' de cursus was ve-zet,
of verzet zou worden, terwjl de wetenschap,
dat de buitenkinderen, ter wille van wie de
cursusverzetting heeft plaats gehad, niemand
anders waren, dan de twee kinderen, die op
1 April den vereischten leeftijd nog niet had
den bereikt, de gedachte voedsel geeft, dat
deze verzetting alleen geschied is, om ook
voor deze kinderen, die op 1 Mei wel 5Va
jaar waren, aanspraak op vergoeding door de
gemeente te kannen maken.
De heer D. zegt. dat hij omtrent deze cur
susverzetting advies heeft ingewonnen, maar
wat hij niet zegt, is, dat hj in een voltallige
vergadering van onze Commissie heeft be
weerd, dat hj voor deze twee kinderen nog
op zjn kop kon worden getikt, omdat de
inspecteur daarvan niets wist. Is dat soms
die gulweg erkende fout van dhr D.
Ik ben het volkomen met dhr de Buck eens,
waar deze maanden, voordat de staat met
het gemiddeld aantal leerlingen werd inge
diend, heeft gezegd, dat dit aantal tot onge
veer 150 was opgevoerd, want op de telling
van 16 Juni kwamen 151 leerlingen op den
staat voor, dus twee onwettig opgevoerd.
1 e wjze van handelen van mjn mede
commissielid Poppe is voor mj een raadsel.
Na de bezoeken, die wj bj dhr D. heboen
gebracht, hebben we er niet met elkaar over
gesproken, of hetgeen genoemde heer betoogd
had, juist was. We wisten toen zelf niet,
wat we er van moesten denken. Nadien heb
ik aan de hand van het onderzoek mjn -
meening gevormd en heb mj daarbj door
geen enkel persoon doen beïnvloeden. Met
dhr Poppe is dat anders gesteld; die bracht
elk woord, dat door de andere commissie
leden gesproken was, aan den heer D. over
en moest ten laatste nog aan zjn fractie
vragen, of hj het rapport al dan niet onder
teekenen mocht.
Handelt dhr Poppe hiermede als een echt
Anti-revolutionnair Was het niet beter dat
woordje „anti" weg te laten en hem als
een revolutionnair persoon te kenschetsen
IIj handelde tenminste in die richting, toen
hj weigerde het rapport te teekenen, daar
hj vooraf ook nadat daaraan een ver
klaring was gehecht, die vermeldde, waar
mede hj niet accoord ging toch verklaard
had dit wel te doen.
Is het niet treurig, dat wanneer er te
Grjpskerke een raadscommissie van onderzoek
wordt ingesteld, een commissie die boven
alle partjen moet staan, om een eerljk rap
port te kunnen uitbrengen, er personen zjn,
die aldus handelen en is het niet nog be-
droevender, dat de meerderheid van onzen
raad een motie aanneemt, waarin dhr de
Buck wordt uilgenoodigl zjn beschuld gingen
in te trekken, wanneer die motie reeds is
opgesteld, als het rapport nog niet eens ter
kennis van de raadsleden is gekomen? Was
het niet oprechter geweest, te erkennen, dat
het rapport de waarheid bevat?
Het rapport berust niet op onofficiëele in
formaties, al geeft dhr D. daaraan dien
schjn. Het is daarentegen opgemaakt aan
de hand van de officiëele stukken, die op
de secretarie aanwezig waren en door dhr
D. aan B. en W. worden verstrekt.
Ik handhaaf dan ook mjn meening, dat
het rapport den stand van zaken juist weer
geeft, en twee leerlingen onwettig op de
school zjn gekomen ook nog andere leer
lingen onwettig zjn geteld en dhr de Buck
in dezen dus volkomen geljk heeft.
Ik hoop niet verder meer op deze zaak
in te gaan, daar ik deze volkomen juist
en eerljk heb weergegeven.
U, mjnheer de redacteur, breng ik voor
de verleende ruimte mjn harteljken dank,
J. C- CE VA AL, Commissielid.
Grjpskerke, 18 Juni 1928.